De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 24 februari pagina 1

24 februari 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMEE WEEKBLAD VOOR NEDEELAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 24 Februari. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p. ?1.27* Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...» O.IQ. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer ...» 0.29. Reclames per regel n 0.40. I H H O V »« VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON : Londensche Avonturen, beleefd en beschre ven door Jack T. Grein. (Slot). Gemeente zaken, door Nemo. - UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door A. Th. Sardou's Marquise. Muziek in de hoofdstad, door F. Muziekaal Overzicht, door V. Robert Elsmere, (Slof). Een weekschrift uit de achttiende eeuw, I, door R. Stellwagen. VARIA. SCHAAK SPEL. MILITAIRE ZAKEN. De steno grafen in de Fransche Kamer. -Geoffrey Hardegg, de vrek. (Slot). Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. BEURS OVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. De heer Crispi heeft van de methode van zijn voorganger Depretis wel niet veel, maar toch iets overgenomen. Hij vraagt verbazend dikwijls een votum van vertrouwen. Zoo ook de laatste week, toen het Kabinet, naar aan leiding van de ongeregeldheden te Home, een ernstig woord had moeten hooren over zijn gebreE aan voorzorg En hij kreeg het votum inderdaad. Doch zeer schitterend was de uit slag niet. Ofschoon de motie zeer behoedzaam was gesteld, en eigenlijk niets anders zeide dan: »Wij vertrouwen, dat de regeering een volgenden keer beter zal oppassen", waren van de 398 leden, die het Parlement op den Monte Citorio telt slechts 247 bereid, om deze ver klaring te onderschrijven. Nauwelijks was het onweer van de lucht, of' nieuwe wolken pak ten zich samen. De financiëele ontwerpen der regeering_ kwamen aan de orde. Met loffelijke openhartigheid had de nieuwe minister van de schatkist, de heer Perazzi, den toestand bloot gelegd, maar wat hij. had te zeggen was verre yan bemoedigend. Het deficit was in de laatste jaren voortdurend toegenomen,?dat komt van de alliantie-politiek! zeggen de tegenstanders der regeering j de economische toestand is verre van bevredigend dat komt van uwe on vriendelijke houding tegenover Frankrijk en van het opzeggen van het handelstraktaat! zeggende tegenstanders wederom. En daar de minister het, waarschijnlijk om zeer goede redenen, niet geraden acht eene nieuwe lee ning uit te schrijven, moeten nieuwe belas tingen worden ingevoerd en bestaande worden verhoogd. Het aantal landverhuizers wordt elk jaar grooter, en de regeering, die overigens den diensten eerbied voor den heer Von Bismarck koestert, heeft de navolging (de meest hoffelijke wijze van vleien) nog niet zoover gedreven, dat zij de emigratie als een teeken van welvaart durft voorstellen, omdat de allerarmsten zich niet naar de overzijde van den Oceaan kunnen verplaatsen. Toch zijn de jaarlijksche ontvangsten toe genomen, zegt de minister. Ongetwijfeld, en wel met 28 percent. Maar in diezelfde periode Feuilleton. Londensche Avonturen, Beleefd en beschreven DOOR JACK T. GREIN. II. CO-RESPONDENT. Le Facheux troisièmel" (Slot). Wat ik voor Ethel voelde, was aanvankelijk bewondering, spoedig vriendschap, eindelijk liefde; reine, platonische liefde, die nimmer door eenige bijkomende gedachte werd bezoe deld. Ethel was _een vrouw te nobel om haar eer aan haar liefde ten offer te_ brengen en een blijvende, gewettigde verbintenis werd door de kloof van het verschil in leeftijd onmogelijk gemaakt. Helaas, het naijyerig noodlot zou weldra het waas van poëzie, dat over onze vriend schap gespreid was, verscheuren; in de oogen der wet was onze vriendschap een misdaad. Eens op een avond, maanden na onze ken nismaking, vond ik thel met roodbeechreide oogen; snikkend greep ze mijn beide handen en zonder mijn vraag af te wachten wees ze mij een brief, die op tafel lag. Hij kwam uit Pittsburg en begon zonder aanhef. Ik vloog over de eerste bladzijde, zonder te lezen; ein delijk trof' me de volgende zinsnede: »men zegt, dat ge u afficheert met een jongmensch, een soort artist of journalist; ik feliciteer er mezelve mede, ga zoo voort, en weldra zal ik namen de uitgaven toe met 48 percent, hoofd zakelijk tengevolge yan de reusachtige som men, die voor de uitbreiding van leger en vloot zijn besteed. Dat dit laatste eene conditio sine qua non van de triple alliantie is, betwijfelt niemand; dat Italiëvoor zich zelf aan zulk eene kolossale strijdmacht be hoefte zou hebben, heeft echter nog nooit iemand bewezen. Een Fransch blad noemde dezer dagen den heer Von Bismarck Ie mauvais génie de FItalie, en de heer Crispi noemt hem Italië's besten vriend. De eerste bewering schijnt heel wat nader bij de waarheid te komen, dan de tweede Is de heer Von Bismarck werkelijk een vriend, dan is die vriend schap zér veeleischend. Daarvan weet men ook in Oostenrijk-Hongarije mede te spreken. Niet zonder groote moeite is in het Cisleithaansche deel der mo narchie het Wehrgesetz aangenomen, maar in Hongarije gaat dat zoo gemakkelijk niet. Men beschouwt daar de banden, die het oude Magyaarsche koninkrijk met Oostenrijk ver binden als de gevolgen van een misschien noodzakelijk, maar zeer zeker hoogst _onaanfenaam compromis, en men verzet zich met and en tand tegen alles, wat die banden nauwer, en dus knellender zou kunnen ma ken. Bijzonder aanstootelijk zijn daarom de bepalingen van het Wehrgesetz, die eigenlijk voor het eerst de voorschriften betreffende het gebruik der Duitsche taal als taal voor het leger tot iets meer dan eene doode letter zullen maken. Dat het Wehrgeset^ voor de beide helften des rijks weer met nieuwe en aanzienlijke geldelijke offers gepaard gaat, maakt de zaak natuurlijk niet beter. Maar de heer Tisza, die nu reeds veertien jaar trots alle stormen, zich als Minister president heeft weten staande te houden, staat vaster in zijn schoenen dan zijn Italiaansche collega. Te Berlijn begint men zich dan ook vooral ongerust te maken over het lot dat den laatsten wellicht wacht. Natuur lijk worden daarentegen im Frankrijk de moeielijkheden, waarmede de Italiaansche premier te worstelen heeft, met onverholen leedvermaak waargenomen. In Frankrijk is de ministeriëele crisis ge indigd, ofschoon op het oogenblik waarop wij schrijven, de portefeuille van buitenlaadsche zaken nog niet bezet is. De heer Tirard, eene grande utilitévan den tweeden rang, zal als premier en als minister van koop handel optreden. Deze eenigszins zonder linge combinatie laat zich verklaren met het oog op_ de aanstaande groote tentoonstelling. Politici van beteekenis zijn in het nieuwe kabinet vooreerst de heer de Freycinet, en in de tweede plaats de heer Rouvier. De heer Constans krijgt binnenlandsche zaken, de heer Thévenot justitie, de heer Fallières on derwijs en eeredienst, admiraal Jaurès, ma rine. De senator Fayes gaat naar het depar tement van landbouw, terwijl dat van open bare werken wordt toevertrouwd aan den heer mijn zoo vurig verlangde vrijheid kunnen herwinnen. Intusschen groet ik u en ben voorloopig nog uw waakiame echtgenoot Harry." Echtgenoot l dat woord, dat ne woord, zei alles. Ethel was getrouwd, niet weduwe waar voor ze zich uitgaf, en ik was reeds verdacht haar minnaar te zijn. Een oogenblik welde een golf van toorn in me op omdat ze mij misleid had, maar toen ik het diep verdriet in haar trekken las, was die opw_ellmg snel beteugeld en brak het medelijden zich baan. Zonder mijn verzoek af te wachten verhaalde zij mij de treurige geschie denis van haar tweede huwelijk. Op acht-entwintig jarigen leeftijd was ze weduwe, jong, mooi, rijk, bewonderd ze had geen idee te hertrouwen, want het langzame, pijnlijke lij den, dat haar echtgenoot ten grave sleepte, had het huwelijksleven vergald. Toen ontmoette ze Harry, een avonturier, zonder fortuin, zonder positie, maar welopgevoed en knap en met een paar van die donkere, ge heimzinnig starende oogen, die op sommige vrouwen een magnetischen invloed schijnen uit te oefenen. Men waarschuwde haar, men bracht haar onder het oog, dat van het vorig leven van dien man niets bekend was, dat net op haar vermogen was afgezien, niets baatte; de Times" berichtte weldra, dat het huwelijk voltrokken was in gemeenschap van goede ren. Zes maanden leefden ze gelukkig te zamen, toen verdween hij met de noorderzon, onder 't voorwendsel voor zaken op reis te moeten gaan; van haar vermogen had hij drie vierde in de bank gestort en uit een toevallig achtergelaten briefje yan een vrou wenhand vernam Ethel, dat hij haar slechts getrouwd had om in het bezit van haar vermogen gekomen, van_ haar te kunnen scheiden en een vriendin zijner jeugd te Yvea Guyot, die de eenige volbloed-radicaal van de combinatie is en zeker van zich zal doen spreken, al heeft hij zich tot nu toe meer door goeden wil en luidruchtigheid, dan door talent en zaakkennis onderscheiden. Het ministerie is dus grootendeels uit opportu nisten samengesteld, hetgeen te rechtvaardifen is, omdat het deze zijn, die het ministerie ebben doen vallen, en wel in combinatie met de rechterzijde, die volgens de parle mentaire traditie _in _ Frankrijk voor ministe riëele zetels nooit in aanmerking komt, en alleen bij het omverwerpen, maar dan ook gaarne, hare hulp verleent. Het dient ter eere van de opportunisten te worden opgemerkt, dat zij, wanneer zij met de _rechterzijde samenwerkten om eene minis teriëele cricis te doen ontstaan, dit om zeer geldige redenen deden. Den eersten keer was het, om generaal Boulanger uit het ministerie te verwijderen, den tweeden om eene grond wetsherziening tegen te houden, waaromtrent de meeningen zoo verdeeld waren, dat geen sterveling aan het welslagen van den maat regel geloofde. Zulke geldige redenen hebben de radicalen- in Frankrijk vo_or hun samen gaan met de rechterzijde nooit gehad. Hun voorwendsel was steeds, dat de opportunistische kabinetten niet de door het land gewenschte hervormingen invoerden, maar het radicale mi nisterie Floquet, dat tien maanden aan hetroer is geweest, heeft evenmin iets in dien geest ge daan. Om ingrijpende hervormingen door te voeren heeft men eene meerderheid in de Ka mer nopdig, en wel eene vaste en betrouw bare, niet eene, die van dag tot dag wisselt. De laatste Fransche minister, die zulk eene vaste meerderheid had en haar aaneengesloten wist te houden is Jules Ferry geweest. Of het nieuwe ministerie met de tegen woordige Kamer iets zal kunnen uitrichten, betwijfelen wij zeer. Gegeven ongeveer 170 Thonarchisten en bonapartisten, ISboulangisten, 200 «gematigd" republikeinen en ongeveer evenveel republikeinen; gegeven verder de omstandigheid, dat de beide groote fractiën der republikein sche partij het nooit met elkaar eens zijn, zelfs niet wanneer het geen quaestie van beginselen geldt, dan is er maar n middel om tot een zuiverder toestand te geraken, en dat middel is Kamerontbinding. De overtui ging, dat de tegenwoordige vertegenwoordiging tot _onmacht is gedoemd, is bij de geheele natie zoo diep gevestigd, dat algemeene ver kiezingen zeer zeker eene verandering en zeer waarschijnlijk eene verbetering zouden brenfen. Maar de vrees voor Boulanger en diens eterogenen nasleep schijnt den president der republiek en diens raadslieden van zulk een maatregel terug te houden. Als het maar niet blijkt, dat ook hier de vrees een slechte raadsman is geweest. GEMEENTEZAKEN. Twee commiezen-redacteurs, zes stedelijke ste nografen en een. dozijn journalisten zijn des Woensdags veelal ingespannen bezig, om de wijs heid, die van de lippen onzer vroede mannen vloeit, trouwen. Als men zoo iets in een roman leest gelooft men het niet. Het huwelijk in Engeland voltrokken, kon dddr slechts op grond van ^echtbreuk of wreedheid" ontoonden worden. Voor beide ontbrak het minste bewijs, schoon Ethel, in dien ze niet publiek schandaal had willen vermijden, ampel redenen had een scheiding van hem te verkrijgen. Harry dook intusschen, gelijk uit den brief bleek, in Amerika op, de geslepen avonturier wist, datdeAmerikaansche wet op,_ het punt van scheiding, zooveel minder lastig is, dan de Engelsche. »Die brief meent oorlog!" zeide ik, toen het verhaal geëindigd was. »En zult gij mijn bondgenoot zijn?" »Ik beloof het u!" zwoer ik. Onzalige belofte! Buiten vroor 't steen en been; de stille straat der voorstad scheen een kerkhof, de echo van mijn passen allén klonk dof in mijn oor; gedoken in mijn ulster ijlde ik voort. Plotseling hoorde ik stappen achter me dat was de echo niet meer dat waren andere late wandelaars. Ze naderden, ik voelde hoe ze zich aan mijn schreden hechtten, weldra was hun tred en de mijne n gelijkmatige bewefing. Ik versnelde mijn loop mijn volgers eden 't zelfde; ik liep een straat om zij de den dat ook. ik begon te draven zij achter me heen. Daar herinnerde ik mij de woorden: »Uw waakzame echtgenoot," geen twijfel 't wa ren «private detectives" die me op de hielen zaten. Men was_er op uit mij tot Co-respon dent, medeplichtige aan echtbreuk, temaken, en uit te vinden waar ik woonde, wie ik was. Eindelijk besloot ik maar huiswaarts te keeren ; ik was koud en moe. Dien nacht droomde ik van gerechtshoven, pleidooien en echtbrekers. te noteeren en daardoor aan de vergetelheid te ontrukken. Twintig schrijvende menschen voor meestal nog niet de helft sprekende , ditos had ik haast gezegd, als ik het niet bijtijds de vermetelheid had ingezien om een raadslid den dito van een verslaggever te noemen. Toch moet ik zeggen, dat, als men hoort welke wijsheid daar soms door de vroede sprekers ten beste gegeven wordt, men onwillekeurig bewondering voelt voor de twintig verslagmakers, van welke er slechts enkele van tijd tot tijd aan het geeuwen raken. Het maximum van wijsheid werd ongetwijfeld jl. Woensdag verkondigd ter zake van de voorge stelde wijzigingen in de Politieverordering, ten einde paal en perk te stellen aan de gedragingen op den openbaren weg van prostituees. Voor dat we die wijsheid te genieten kregen, hadden we eerst nog iets anders, eene soort van ouverture. Eerst de installatie van het nieuwe lid, den heer L. Serrurier. Deze had plaats met eene kleine afwijking van den gewonen regel: de burgemeester verzocht namelijk den patiënt niet om zijn eeden te zweren onder het opsteken der beide voorste vingers van de rechterhand, maar noodigde hem uit die vingers op te heffen. Voor zoo'n jong lid als de heer Serrurier vond ik het nogal vermetel dat hij ze toch opstak. Dat kan een lastige klant worden, als hij zich zoo weinig aan den voorzitter stoort. Daarna gaf de voordracht om de bewaarplaats van opgevangen honden over te brengen naar de Nieuwe Belt, aanleiding tot de opmerking vau Mr. van Nierop, dat er zoo vele honden zonder muilbandeo liepen. Als de politie onmachtig was om de verordening te handhaven, was het maar beter de verordening in te trekken. De groote meerderheid der honden liep, zoo verzekerde Mr. v. N., met open vizier langs den weg. De groote meerderheid, zei de burgemeester, dat was nu toch wel wat.... En, ja, riep de heer ten Brummelen, alleen op den Nicuwendijk en de N. Z. Voorburgwal ben ik een oneindig groot aantal ongemuilkorfde honden tegen gekomen. Wel zeker! Praat toch niet, bevestigde Mr. De Vries. Onder de oogen der politie, vlak voor haar bureau op het Leidscheplein en in de Leidschestraat, daar kunt ge dagelijks dezelfde slagers met dezelfde groote honden langs dezelfde dienders frank en vrij zien heenloopen. Niet een van de drie is gemuüband. Dat de veroidening niet zoo streng gehandhaafd werd, vond de heer Hovy zoo heel erg niet. Dat deed men zelfs de Zondagswet wel niet. Maar bovendien vond hij het wenschelijk om die arme beesten, nu de Rijkswet Let dragen van den muil korf (de ministeriëele muilband, zei Mr. De Vries) niet langer gebood, nu ook niet langer te plagen met een stedelijke verordening, indertijd met zoo'n kleine meerderheid aangenomen. Och wat, protesteerde de heer Korthals Altes; zoolang er nog ingezetenen zijn, die zich niet ont zien er honden op na te houden, die levensge vaarlijk zijn voor hunnen (der ingezetenen) medemensclieu, zoolang is het maar beter voor de arme menschen te zorgen, dan voor de arme beesten. De meeningen waren, precies als aan een koffiehuistafeltje, verdeeld en bleven verdeeld. De burgemeester twijfelde, zelfs in weerwil van Des anderen daags ging ik naar de City als gewoonlijk, zonder aan mijn goede be jaarde landlady n woord van de gebeur tenissen van den vorigen avond te zeggen. Ze vond dat ik er slecht en bleekjes _uitzag ik had kou gevat, zei ik, in waarheid was ik in de hitte van een gemoedsstrijd. Aan werken was niet te denken, de cijfers dansten, en in de brieven op kantoor las ik niets dan verhalen van betrapte minnaars en schuldige vrouwen. »Een telegram voor u!" riep de kantoorlooper. 't Was van mijn landlady: »Kom om twee uur aan Fenchurchstation, ernstig." Mijn geheele carrière, al mijn hoop op een toekomst te Londen, viel in gruis dat te legram was even dreigend als de dagvaarding der »Queens Bench". Ik was een levend lijk toen ik aan 't sta tion kwam. »Je moet weg, weg uit Engeland!" hijgde mijn landlady en de arme vrouw weende. »Weg U schertst, waarom?" Alsof ik het niet wist. »Ze zijn bij me geweest." ,»Wie, ze?" *De detectives, van Slater (een bekend privaat-detectieye bureau), ze hebben me uitge-vraagd over je." j>En u hebt natuurlijk niets gezegd en hun op hun beurt gevraagd, wie hun 't recht gaf zich in mijn zaeen te mengen." »Neen, ik heb hun alles verteld, ze waren zoo indringend, dat ik niet anders kon. Ze vroegen ook over mrs. Bradley. Ik zei dat je er dikwijls heenging in eer en deugd," toen lachten ze. «Groote God, mevrouw, u hebt alles bedor ven door uw gepraat." »0, jongen, jongen," huilde ze, >is dat mijn loon, ik die een tweede moeder voor je ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl