Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMEE
WEEKBLAD VOOR NEDEELAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 24 Februari.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p. ?1.27*
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...» O.IQ.
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer ...» 0.29.
Reclames per regel n 0.40.
I H H O V »«
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON : Londensche Avonturen, beleefd en beschre
ven door Jack T. Grein. (Slot). Gemeente
zaken, door Nemo. - UIT HET HAAGJE, door
Z. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te
Amsterdam, door A. Th. Sardou's Marquise.
Muziek in de hoofdstad, door F.
Muziekaal Overzicht, door V. Robert Elsmere, (Slof).
Een weekschrift uit de achttiende eeuw, I,
door R. Stellwagen. VARIA. SCHAAK
SPEL. MILITAIRE ZAKEN. De steno
grafen in de Fransche Kamer. -Geoffrey
Hardegg, de vrek. (Slot). Voor Dames, door E-e.
ALLERLEI. RECLAMES. BEURS
OVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van naby.
De heer Crispi heeft van de methode van
zijn voorganger Depretis wel niet veel, maar
toch iets overgenomen. Hij vraagt verbazend
dikwijls een votum van vertrouwen. Zoo ook
de laatste week, toen het Kabinet, naar aan
leiding van de ongeregeldheden te Home, een
ernstig woord had moeten hooren over zijn
gebreE aan voorzorg En hij kreeg het votum
inderdaad. Doch zeer schitterend was de uit
slag niet. Ofschoon de motie zeer behoedzaam
was gesteld, en eigenlijk niets anders zeide
dan: »Wij vertrouwen, dat de regeering een
volgenden keer beter zal oppassen", waren van
de 398 leden, die het Parlement op den Monte
Citorio telt slechts 247 bereid, om deze ver
klaring te onderschrijven. Nauwelijks was het
onweer van de lucht, of' nieuwe wolken pak
ten zich samen. De financiëele ontwerpen der
regeering_ kwamen aan de orde. Met loffelijke
openhartigheid had de nieuwe minister van de
schatkist, de heer Perazzi, den toestand bloot
gelegd, maar wat hij. had te zeggen was verre
yan bemoedigend. Het deficit was in de laatste
jaren voortdurend toegenomen,?dat komt van
de alliantie-politiek! zeggen de tegenstanders
der regeering j de economische toestand is
verre van bevredigend dat komt van uwe on
vriendelijke houding tegenover Frankrijk en
van het opzeggen van het handelstraktaat!
zeggende tegenstanders wederom. En daar
de minister het, waarschijnlijk om zeer goede
redenen, niet geraden acht eene nieuwe lee
ning uit te schrijven, moeten nieuwe belas
tingen worden ingevoerd en bestaande worden
verhoogd. Het aantal landverhuizers wordt
elk jaar grooter, en de regeering, die overigens
den diensten eerbied voor den heer Von
Bismarck koestert, heeft de navolging (de meest
hoffelijke wijze van vleien) nog niet zoover
gedreven, dat zij de emigratie als een teeken
van welvaart durft voorstellen, omdat de
allerarmsten zich niet naar de overzijde van
den Oceaan kunnen verplaatsen.
Toch zijn de jaarlijksche ontvangsten toe
genomen, zegt de minister. Ongetwijfeld, en
wel met 28 percent. Maar in diezelfde periode
Feuilleton.
Londensche Avonturen,
Beleefd en beschreven
DOOR
JACK T. GREIN.
II.
CO-RESPONDENT.
Le Facheux troisièmel"
(Slot).
Wat ik voor Ethel voelde, was aanvankelijk
bewondering, spoedig vriendschap, eindelijk
liefde; reine, platonische liefde, die nimmer
door eenige bijkomende gedachte werd bezoe
deld. Ethel was _een vrouw te nobel om haar
eer aan haar liefde ten offer te_ brengen en
een blijvende, gewettigde verbintenis werd
door de kloof van het verschil in leeftijd
onmogelijk gemaakt.
Helaas, het naijyerig noodlot zou weldra
het waas van poëzie, dat over onze vriend
schap gespreid was, verscheuren; in de oogen
der wet was onze vriendschap een misdaad.
Eens op een avond, maanden na onze ken
nismaking, vond ik thel met roodbeechreide
oogen; snikkend greep ze mijn beide handen
en zonder mijn vraag af te wachten wees ze
mij een brief, die op tafel lag. Hij kwam uit
Pittsburg en begon zonder aanhef. Ik vloog
over de eerste bladzijde, zonder te lezen; ein
delijk trof' me de volgende zinsnede: »men
zegt, dat ge u afficheert met een jongmensch,
een soort artist of journalist; ik feliciteer er
mezelve mede, ga zoo voort, en weldra zal ik
namen de uitgaven toe met 48 percent, hoofd
zakelijk tengevolge yan de reusachtige som
men, die voor de uitbreiding van leger en
vloot zijn besteed. Dat dit laatste eene
conditio sine qua non van de triple alliantie
is, betwijfelt niemand; dat Italiëvoor zich
zelf aan zulk eene kolossale strijdmacht be
hoefte zou hebben, heeft echter nog nooit
iemand bewezen. Een Fransch blad noemde
dezer dagen den heer Von Bismarck Ie
mauvais génie de FItalie, en de heer Crispi noemt
hem Italië's besten vriend. De eerste bewering
schijnt heel wat nader bij de waarheid te
komen, dan de tweede Is de heer Von
Bismarck werkelijk een vriend, dan is die vriend
schap zér veeleischend.
Daarvan weet men ook in
Oostenrijk-Hongarije mede te spreken. Niet zonder groote
moeite is in het Cisleithaansche deel der mo
narchie het Wehrgesetz aangenomen, maar in
Hongarije gaat dat zoo gemakkelijk niet.
Men beschouwt daar de banden, die het oude
Magyaarsche koninkrijk met Oostenrijk ver
binden als de gevolgen van een misschien
noodzakelijk, maar zeer zeker hoogst
_onaanfenaam compromis, en men verzet zich met
and en tand tegen alles, wat die banden
nauwer, en dus knellender zou kunnen ma
ken. Bijzonder aanstootelijk zijn daarom de
bepalingen van het Wehrgesetz, die eigenlijk
voor het eerst de voorschriften betreffende
het gebruik der Duitsche taal als taal voor
het leger tot iets meer dan eene doode letter
zullen maken. Dat het Wehrgeset^ voor de
beide helften des rijks weer met nieuwe en
aanzienlijke geldelijke offers gepaard gaat,
maakt de zaak natuurlijk niet beter.
Maar de heer Tisza, die nu reeds veertien
jaar trots alle stormen, zich als Minister
president heeft weten staande te houden,
staat vaster in zijn schoenen dan zijn
Italiaansche collega. Te Berlijn begint men zich
dan ook vooral ongerust te maken over het
lot dat den laatsten wellicht wacht. Natuur
lijk worden daarentegen im Frankrijk de
moeielijkheden, waarmede de Italiaansche
premier te worstelen heeft, met onverholen
leedvermaak waargenomen.
In Frankrijk is de ministeriëele crisis ge
indigd, ofschoon op het oogenblik waarop
wij schrijven, de portefeuille van
buitenlaadsche zaken nog niet bezet is. De heer Tirard,
eene grande utilitévan den tweeden rang,
zal als premier en als minister van koop
handel optreden. Deze eenigszins zonder
linge combinatie laat zich verklaren met het
oog op_ de aanstaande groote tentoonstelling.
Politici van beteekenis zijn in het nieuwe
kabinet vooreerst de heer de Freycinet, en in
de tweede plaats de heer Rouvier. De heer
Constans krijgt binnenlandsche zaken, de
heer Thévenot justitie, de heer Fallières on
derwijs en eeredienst, admiraal Jaurès, ma
rine. De senator Fayes gaat naar het depar
tement van landbouw, terwijl dat van open
bare werken wordt toevertrouwd aan den heer
mijn zoo vurig verlangde vrijheid kunnen
herwinnen. Intusschen groet ik u en ben
voorloopig nog uw waakiame echtgenoot Harry."
Echtgenoot l dat woord, dat ne woord, zei
alles. Ethel was getrouwd, niet weduwe waar
voor ze zich uitgaf, en ik was reeds verdacht
haar minnaar te zijn.
Een oogenblik welde een golf van toorn
in me op omdat ze mij misleid had, maar
toen ik het diep verdriet in haar trekken las,
was die opw_ellmg snel beteugeld en brak het
medelijden zich baan. Zonder mijn verzoek af te
wachten verhaalde zij mij de treurige geschie
denis van haar tweede huwelijk. Op
acht-entwintig jarigen leeftijd was ze weduwe, jong,
mooi, rijk, bewonderd ze had geen idee te
hertrouwen, want het langzame, pijnlijke lij
den, dat haar echtgenoot ten grave sleepte,
had het huwelijksleven vergald. Toen
ontmoette ze Harry, een avonturier, zonder
fortuin, zonder positie, maar welopgevoed en
knap en met een paar van die donkere, ge
heimzinnig starende oogen, die op sommige
vrouwen een magnetischen invloed schijnen
uit te oefenen.
Men waarschuwde haar, men bracht haar
onder het oog, dat van het vorig leven van
dien man niets bekend was, dat net op haar
vermogen was afgezien, niets baatte; de
Times" berichtte weldra, dat het huwelijk
voltrokken was in gemeenschap van goede
ren. Zes maanden leefden ze gelukkig te
zamen, toen verdween hij met de noorderzon,
onder 't voorwendsel voor zaken op reis te
moeten gaan; van haar vermogen had hij
drie vierde in de bank gestort en uit een
toevallig achtergelaten briefje yan een vrou
wenhand vernam Ethel, dat hij haar slechts
getrouwd had om in het bezit van haar
vermogen gekomen, van_ haar te kunnen
scheiden en een vriendin zijner jeugd te
Yvea Guyot, die de eenige volbloed-radicaal
van de combinatie is en zeker van zich zal doen
spreken, al heeft hij zich tot nu toe meer
door goeden wil en luidruchtigheid, dan door
talent en zaakkennis onderscheiden. Het
ministerie is dus grootendeels uit opportu
nisten samengesteld, hetgeen te
rechtvaardifen is, omdat het deze zijn, die het ministerie
ebben doen vallen, en wel in combinatie
met de rechterzijde, die volgens de parle
mentaire traditie _in _ Frankrijk voor ministe
riëele zetels nooit in aanmerking komt, en
alleen bij het omverwerpen, maar dan ook
gaarne, hare hulp verleent.
Het dient ter eere van de opportunisten te
worden opgemerkt, dat zij, wanneer zij met
de _rechterzijde samenwerkten om eene minis
teriëele cricis te doen ontstaan, dit om zeer
geldige redenen deden. Den eersten keer was
het, om generaal Boulanger uit het ministerie
te verwijderen, den tweeden om eene grond
wetsherziening tegen te houden, waaromtrent
de meeningen zoo verdeeld waren, dat geen
sterveling aan het welslagen van den maat
regel geloofde. Zulke geldige redenen hebben
de radicalen- in Frankrijk vo_or hun samen
gaan met de rechterzijde nooit gehad. Hun
voorwendsel was steeds, dat de opportunistische
kabinetten niet de door het land gewenschte
hervormingen invoerden, maar het radicale mi
nisterie Floquet, dat tien maanden aan hetroer
is geweest, heeft evenmin iets in dien geest ge
daan. Om ingrijpende hervormingen door te
voeren heeft men eene meerderheid in de Ka
mer nopdig, en wel eene vaste en betrouw
bare, niet eene, die van dag tot dag wisselt.
De laatste Fransche minister, die zulk eene
vaste meerderheid had en haar aaneengesloten
wist te houden is Jules Ferry geweest.
Of het nieuwe ministerie met de tegen
woordige Kamer iets zal kunnen uitrichten,
betwijfelen wij zeer. Gegeven ongeveer 170
Thonarchisten en bonapartisten,
ISboulangisten, 200 «gematigd" republikeinen en ongeveer
evenveel republikeinen; gegeven verder de
omstandigheid, dat de beide groote fractiën
der republikein sche partij het nooit met elkaar
eens zijn, zelfs niet wanneer het geen quaestie
van beginselen geldt, dan is er maar n middel
om tot een zuiverder toestand te geraken, en
dat middel is Kamerontbinding. De overtui
ging, dat de tegenwoordige vertegenwoordiging
tot _onmacht is gedoemd, is bij de geheele
natie zoo diep gevestigd, dat algemeene ver
kiezingen zeer zeker eene verandering en zeer
waarschijnlijk eene verbetering zouden
brenfen. Maar de vrees voor Boulanger en diens
eterogenen nasleep schijnt den president der
republiek en diens raadslieden van zulk een
maatregel terug te houden.
Als het maar niet blijkt, dat ook hier de
vrees een slechte raadsman is geweest.
GEMEENTEZAKEN.
Twee commiezen-redacteurs, zes stedelijke ste
nografen en een. dozijn journalisten zijn des
Woensdags veelal ingespannen bezig, om de wijs
heid, die van de lippen onzer vroede mannen vloeit,
trouwen. Als men zoo iets in een roman leest
gelooft men het niet.
Het huwelijk in Engeland voltrokken, kon
dddr slechts op grond van ^echtbreuk of
wreedheid" ontoonden worden. Voor beide
ontbrak het minste bewijs, schoon Ethel, in
dien ze niet publiek schandaal had willen
vermijden, ampel redenen had een scheiding
van hem te verkrijgen. Harry dook
intusschen, gelijk uit den brief bleek, in Amerika
op, de geslepen avonturier wist,
datdeAmerikaansche wet op,_ het punt van scheiding,
zooveel minder lastig is, dan de Engelsche.
»Die brief meent oorlog!" zeide ik, toen het
verhaal geëindigd was.
»En zult gij mijn bondgenoot zijn?"
»Ik beloof het u!" zwoer ik.
Onzalige belofte!
Buiten vroor 't steen en been; de stille
straat der voorstad scheen een kerkhof, de
echo van mijn passen allén klonk dof in
mijn oor; gedoken in mijn ulster ijlde ik
voort. Plotseling hoorde ik stappen achter
me dat was de echo niet meer dat waren
andere late wandelaars. Ze naderden, ik voelde
hoe ze zich aan mijn schreden hechtten, weldra
was hun tred en de mijne n gelijkmatige
bewefing. Ik versnelde mijn loop mijn volgers
eden 't zelfde; ik liep een straat om zij de
den dat ook. ik begon te draven zij achter
me heen. Daar herinnerde ik mij de woorden:
»Uw waakzame echtgenoot," geen twijfel 't wa
ren «private detectives" die me op de hielen
zaten. Men was_er op uit mij tot Co-respon
dent, medeplichtige aan echtbreuk, temaken,
en uit te vinden waar ik woonde, wie ik
was. Eindelijk besloot ik maar huiswaarts te
keeren ; ik was koud en moe. Dien nacht
droomde ik van gerechtshoven, pleidooien en
echtbrekers.
te noteeren en daardoor aan de vergetelheid te
ontrukken. Twintig schrijvende menschen voor
meestal nog niet de helft sprekende , ditos
had ik haast gezegd, als ik het niet bijtijds de
vermetelheid had ingezien om een raadslid den
dito van een verslaggever te noemen. Toch moet
ik zeggen, dat, als men hoort welke wijsheid daar
soms door de vroede sprekers ten beste gegeven
wordt, men onwillekeurig bewondering voelt voor
de twintig verslagmakers, van welke er slechts
enkele van tijd tot tijd aan het geeuwen raken.
Het maximum van wijsheid werd ongetwijfeld
jl. Woensdag verkondigd ter zake van de voorge
stelde wijzigingen in de Politieverordering, ten einde
paal en perk te stellen aan de gedragingen op den
openbaren weg van prostituees.
Voor dat we die wijsheid te genieten kregen,
hadden we eerst nog iets anders, eene soort van
ouverture.
Eerst de installatie van het nieuwe lid, den heer
L. Serrurier. Deze had plaats met eene kleine
afwijking van den gewonen regel: de burgemeester
verzocht namelijk den patiënt niet om zijn eeden
te zweren onder het opsteken der beide voorste
vingers van de rechterhand, maar noodigde hem
uit die vingers op te heffen. Voor zoo'n jong lid
als de heer Serrurier vond ik het nogal vermetel
dat hij ze toch opstak. Dat kan een lastige
klant worden, als hij zich zoo weinig aan den
voorzitter stoort.
Daarna gaf de voordracht om de bewaarplaats
van opgevangen honden over te brengen naar de
Nieuwe Belt, aanleiding tot de opmerking vau
Mr. van Nierop, dat er zoo vele honden zonder
muilbandeo liepen. Als de politie onmachtig was
om de verordening te handhaven, was het maar
beter de verordening in te trekken. De groote
meerderheid der honden liep, zoo verzekerde Mr.
v. N., met open vizier langs den weg.
De groote meerderheid, zei de burgemeester,
dat was nu toch wel wat....
En, ja, riep de heer ten Brummelen, alleen op
den Nicuwendijk en de N. Z. Voorburgwal ben
ik een oneindig groot aantal ongemuilkorfde honden
tegen gekomen.
Wel zeker! Praat toch niet, bevestigde Mr. De
Vries. Onder de oogen der politie, vlak voor haar
bureau op het Leidscheplein en in de
Leidschestraat, daar kunt ge dagelijks dezelfde slagers met
dezelfde groote honden langs dezelfde dienders
frank en vrij zien heenloopen. Niet een van de
drie is gemuüband.
Dat de veroidening niet zoo streng gehandhaafd
werd, vond de heer Hovy zoo heel erg niet. Dat
deed men zelfs de Zondagswet wel niet. Maar
bovendien vond hij het wenschelijk om die arme
beesten, nu de Rijkswet Let dragen van den muil
korf (de ministeriëele muilband, zei Mr. De Vries)
niet langer gebood, nu ook niet langer te plagen
met een stedelijke verordening, indertijd met zoo'n
kleine meerderheid aangenomen.
Och wat, protesteerde de heer Korthals Altes;
zoolang er nog ingezetenen zijn, die zich niet ont
zien er honden op na te houden, die levensge
vaarlijk zijn voor hunnen (der ingezetenen)
medemensclieu, zoolang is het maar beter voor de arme
menschen te zorgen, dan voor de arme beesten.
De meeningen waren, precies als aan een
koffiehuistafeltje, verdeeld en bleven verdeeld.
De burgemeester twijfelde, zelfs in weerwil van
Des anderen daags ging ik naar de City
als gewoonlijk, zonder aan mijn goede be
jaarde landlady n woord van de gebeur
tenissen van den vorigen avond te zeggen.
Ze vond dat ik er slecht en bleekjes _uitzag
ik had kou gevat, zei ik, in waarheid was ik
in de hitte van een gemoedsstrijd.
Aan werken was niet te denken, de cijfers
dansten, en in de brieven op kantoor las ik
niets dan verhalen van betrapte minnaars
en schuldige vrouwen.
»Een telegram voor u!" riep de kantoorlooper.
't Was van mijn landlady: »Kom om twee
uur aan Fenchurchstation, ernstig."
Mijn geheele carrière, al mijn hoop op een
toekomst te Londen, viel in gruis dat te
legram was even dreigend als de dagvaarding
der »Queens Bench".
Ik was een levend lijk toen ik aan 't sta
tion kwam.
»Je moet weg, weg uit Engeland!" hijgde
mijn landlady en de arme vrouw weende.
»Weg U schertst, waarom?" Alsof ik het
niet wist.
»Ze zijn bij me geweest."
,»Wie, ze?"
*De detectives, van Slater (een bekend
privaat-detectieye bureau), ze hebben me
uitge-vraagd over je."
j>En u hebt natuurlijk niets gezegd en hun
op hun beurt gevraagd, wie hun 't recht gaf
zich in mijn zaeen te mengen."
»Neen, ik heb hun alles verteld, ze waren
zoo indringend, dat ik niet anders kon. Ze
vroegen ook over mrs. Bradley. Ik zei dat
je er dikwijls heenging in eer en deugd,"
toen lachten ze.
«Groote God, mevrouw, u hebt alles bedor
ven door uw gepraat."
»0, jongen, jongen," huilde ze, >is dat mijn
loon, ik die een tweede moeder voor je
ge