Historisch Archief 1877-1940
t
DB AM6TBBDAMMEE, WEEKBLAD YOOB NEDERLAND.
No.«09
.te brengen. Daar er 14 stenografen zijn, volgt
7/~ hieruit, dat hij telkens 26 minuten tyd heeft om
. ajn aanteekeningeu voor de pers gereed te maken.
'.' Haar het is gemakkelijk te begrepen, dat de
mogelijkheid bestaat, dat er onnauwkeurigheden
' > in «ijjn aanteekeningen sluipen en dat er dus
/ ? controle noodig is. Deze houden de réviseurs, die
? ateMb 15 minuten achtereen het gesprokene
ste- - nografeeren en daarna hunne aanteekeningen met
? diéder gedurende dien tijd werkzaam geweest
-' v, z^ftde rouleurs vergelijken, de zinnen afronden,
i?1 verbeteringen aanbrengen enz.
'? ' _ Bert dan is nog maar het eerste toilet der
redevoering gemaakt. Gewoonlijk vraagt de spreker
daarop inzage van dien tekst en brengt hij zijn
bezwaren tegen de zuiverheid van den styl en
? de wijze, waarop zijn denkbeelden zyn weergegeven,
te berde. Na zijn correctie gaat het verslag naar
de drukker^, 's Avonds hebhen de stenografen dan
nog de proeven na te zien en het gebeurt zelden,
dat zg niet lastig gevallen en opgehouden worden
door een of anderen spreker, die zijn redevoering
? nog eens wenacht te herzien. Dikwijls duurt dit
. nazien der proeven tot laat in den nacht en op
;?> bet laatst van het jaar, wanneer de zittingen
. elkaar snel opvolgen en er soms zelfs drie op een
'dag gehouden worden, gebeurt het niet zelden,
dat de stenografen 20 uren van de 24 in het
toaw zjjn.
Hoe is het mogelijk, dat de stenograaf, die
*" steeds met zjjn neus op het papier ligt, de namen
van hen kan opgeven, die een spreker in de rede
.- vallen? Op deze vraag antwoordde een stenograaf
den heer Leroux ongeveer het volgende: Wy
verdoelen de leden in drie categorieën en wol in
lo. de sprekers, die een ander nooit in de rede
vallen, in de hoop wederkeerig met dezelfde
f egards behandeld te worden, 2o. de
in-de-rede* vaUers, menschen van een volbloedig gestel, die
?""".'.'- ge*» koelbloedigheid genoeg bezitten om zelf de
tribune te beklimmen en aan wie plotseling, zon
der dat zij er eerst over nadenken, bijna ondanks
? hun zelf, een of andere uitroep ontvalt. Deze
z\jn echter weinig in getal en wij kennen ze allen
; i aan den klank hunner stem; 3o. de
afgevaardig1 den van het platteland, die nooit spreken, maar
evenmin een ander in de rede vallen.
Uit dezelfde bron vernam Le Roux, dat de ge
middelde tijd, die noodig is, om een gesproken
xin in schrift weer te geven, ongeveer tienmaal
grooter is dan de tijd, die gebezigd is om hem
uit te spreken. Maar dat is ook slechts een ge
middelde, want voor vele sprekers zijn de gren
zen veel ruimer of enger. De sprekers uit het
Zuiden spreken aanmerkelijk veel radder dan die
? uit het Noorden. Een der senatoren uit het Zuiden
' is bepaald een nachtmerrie voor de rouleurs.
/ Wat hij in n minuut zegt, vult achtentwintig
regels van het Journal officiel. Tirard en de
Veycinet zijn ook zeer radde sprekers, vijfen
twintig regels van het Journal officiel per mi
nuut. De gemiddelde snelheid is tweeëntwintig
regels per minuut, maar er zy'n ook zeurkousen,
die het niet verder dan tot zestien of zeventien
kunnen brengen.
Ten slotte deelt Le Roux nog een anecdote van
Ludovic Halévy mede. Indertijd was deze secre
taris-redacteur van het wetgevend lichaam. Onder
het aantal in-de-rede-vallers had vooral een zekere
mijnheer de Pirézijn aandacht getrokken.
Wel duivel," zeide op zekeren dag de jonge
secretaris-redacteur bij zich zelf, men kan den
«ijken gerust wat leenen."
En wanneer hem in den loop der zitting een
vermakelyk gezegde te binnen schoot, laschte hij
dit in zijn verslag in en stelde het op rekening
van mijnheer de Piré.
In den beginne deed de in-de-rede-valler, alsof
hij dit niet merkte.
Misschien gelooft hij werkelijk, dat hij dat
alles zelf gevonden heeft," dacht Halévy. Wij
zullen hem dus maar eens een poosje aan zich
zelf overlaten."
Een maand later ontmoet mijnheer de Piréden
jongen secretaris. Hij houdt hem zeer beleefd
staande:
??Mijnheer Halévy," zegt hij, vindt ge niet,
dat ik sedert lang niets geestigs gezegd heb?"
GEOFFREY HARDEGG, DE VREK.
(Een Amerikaansche Kerstvertelling).
m. (Slot.)
Er ?ijn toch nog goede menschen," zeide juf
frouw Goodenough aan den avond van dien Kerst
dag, toen Susie en Willie en Maudie naar bed
gebracht waren, en zij met Mamie en den wel
doener Tommie alleen bleef. Wie had dat van
den ouden Hardegg gedacht? Rijk is hij, maar
voor gul heb ik hem nooit aangezien."
Tommie keek haar verbaasd aan; wat Mamie
betreft, zij was in de wereldsche zaken weinig
ingewijd en digereerde eenigzins slaperig de
plumpudding met bessenvla.
Gul? nu zooals men 't nemen wil," antwoordde
Tommie eindelijk, oolijk lachend.
Het moet wel een kostbaar horloge geweest
zijn," vervolgde de weduwe, dat ge alleen voor
het terugbrengen honderd dollars van hem ge
kregen hebt."
Die heb ik van den ouden Fagin gekregen,"
«ei Tommie.
Wie is dat, zijn boekhouder? of de portier?
Het is immers een paleis, waar hij woont?"
Waar de oude Hardegg woont is het een pa
leis; waar de oude Fagin woont is het zoo royaal
niet, en toch zit die er ook goed in. Fagin is de
pandjeshouder, daar ginds in de straat bij de
Methodist enkerk.''
De weduwe was niet buitengewoon vlug van
bevatting, jaren lang van hard tobben met het
kleine vijftal hadden haar wat versuft; vandaar
ook het overwicht dat de zelfstandige Tommie
?weldra op haar verkregen had. Maar nu scho
'merde toch langzamerhand de waarheid voor hare
oogen op, en zij wist van ontzetting nauwelijks
?woorden te vinden.
Tommie, mijn kind.... je heb toch niet...
gestolen ?...." bracht zij met moeite uit.
Zij hield de handen voor de oogen.
Nu ?" zeide Tommie, on word plotseling nog
?welbespraakter in zijn rechtvaardiging, dan hij
te midden van de broertjes en zusjes bij de vette
kalkoen aan tafel geweest was. Nu ?.... en
dan ? .... U moest toch geholpen worden ? Wie
doet grooter kwaad, die schatrijke vrek, die een
weduwe met vijf kinderen op Kerstdag op straat
zet, en daarvoor gebruik maakt van het toeval
dat hem een van de arme kinderen deed ontmoe
ten, of ik, die voor een van de overtollige prullen
die hij bij zich heeft, de weduwe met haar hon
gerige kinderen een goed maal bezorg? 't Was
natuurlijk mijn horloge niet, dat weet ik wel;
maar hoe is hy er aan gekomen? Door het uit
zuigen van ons en honderd andere gezinnen, die
hem hooge huur opbrengen, die hij door zijn
wreedheid ongelukkig maakt, die misschien ziek
zullen worden of sterven door zijn slechtheid!
Hoe zou u het vinden, als de kleine Maudie, met
haar aardige blauwe oogjes, eens den nacht in
de sneeuw had moeten doorbrengen, en u haar
morgenochtend dood in uw armen hadt gevonden?
Nu slaapt ze lekker."
Dit was zeker een krachtig argument voor het
moederhart; maar de weduwe Goodenough weer
stond het.
Zij stond op.
Waar hebt ge mijn hoed gelaten?" zeide
zij. Ik weet hier den weg nog niet, en zal hem
wel niet leeren ook, want zoolang blijven we niet
hier."
Uw hoed? Waar wilt ge heen?"
Naar den ouden Hardegg."
Naar hem? Om wat te doen? Om my in
de gevangenis te brengen?"
Beter dan te leven van de opbrengst van
diefstal."
Ik zou alles maar laten zooals het is.
Hardegg weet nu niet, waar hy zijn horloge heeft
gekten; hij zoekt en zoekt, en zet zich langza
merhand over het verlies heen. Hij koopt mor
gen een nieuw horloge, en weet over een paar
dagen niet eens meer dat hij een ander gehad
heeft."
Hoeveel dollars hebt ge nog over?"
Zeventig."
Geef mij mijn hoed en de dollars."
Wat wilt ge dat ik doen zal, moeder?
Voordat ge terug zijt. is de politie misschien hier
geweest om mij te halen. Ge inoogt me wel har
telijk goeden dag zeggen voordat ge heengaat.
Ik ben nog jong ; misschien stoppen ze me in een
verbeterhuis, en ziet ge me in geen jaren terug."
De weduwe weifelde. Zij steunde zich tegen de
tafel om niet te wankelen.
Geef mij een kus, Tommie", zeide zij.
Hij kwam naar haar toe. Zij streek hem mp.t
de hand door het korte bruine haar, kuste hem
slechts even op het smalle verstandige gezicht,
en sprak geen woord meer,
Toen zij den hoed opgezet en de kamer verlaten
had en op straat stond, keek zij nog even naar
boven. Het was nog even koud als des morgens,
maar de sneeuw had opgehouden te vallen Zij
zag de verlichte ramen, het was alsof een
afschijnsel van de warmte en gezelligheid daar binnen
naar buiten straalde ; morgen zouden de kleintjes,
die nu zoo genoegelijk in hun bedjes lagen, die
warmte missen. De hemel wist waar zij dan be
landen zouden.
Maar eerlijk duurt het langst," dacht zij, en
spoedde voort door de sneeuw.
Het was een lange weg naar de rijke buurt
waar het paleis van Geoffrey Hardegg stond. De
huur werd altoos aan het kantoor betaald, maar
dit was nu gesloten, zij moest aan de huisdeur
wezen. Zij kende het nummer, en naderde weldra
de huisdeur, die naar de gewoonte der aanzien
lijkste New-Yorksche woningen openstond; een
stroom van licht viel door glazen tochtdeuren uit
de verwarmde vestibule. Juffrouw Go_odenough was
verbaasd over zich zelve, dat zij niet meer be
schroomd was nu zij de treden van de stoep
opstapte, en de prachtige hooge candelabres en
marmeren beelden tusschen de tropische planten
zag oprijzen. Zij gevoelde dat hare eerlijkheid en
het offer dat zij kwam brengen, tegen al die weelde
ruimschoots opwoog
Zij vroeg den heer Geoffrey Hardegg te spreken.
Hij is niet te spreken. Het is Kerstdag;
kom overmorgen aan het kantoor."
Ik kom spreken over het horloge van mijn
heer Hardegg."
Hebt gij het gevonden ?"
Misschien wel."
Geef maar hier!"
Ik zou gaarne den heer Hardegg zelf
spreken."
Zooals gij wilt."
De bediende ging naar binnen en kwam spoe
dig met den heer Hardegg terug.
Zoo juffrouw Goodenough?" zeide Hardegg.
Ik hoor, dat je mijn horloge gevonden hebt. Een
advertentie is toch altoos maar het beste, dan
krijgt men het verlorene wel terug. Waar hebt
ge het horloge?"
De weduwe begon te vertellen. Met tranen en
snikken kwam het verhaal er uit. Toen zij ge
daan had, keek zij den financier aan. Deze peins
de en scheen iets uit te rekenen.
Hoeveel geld hebt ge nog over van het lom
bardbriefje?"
Zeventig dollars".
Geef mij die".
Juffrouw Goodenough haalde ze voor den dag.
Hier hebt ge er dertig van", zeide Geoffrey;
bezorg mij het lombardbriefje weer en ik zal de
politie er niet in moeien."
De weduwe wilde zijn handen kussen.
Laat dat maar; beloof' dat ge niemand over
het horloge spreken zult, en haal nu onmiddelyk
het briefje".
De weduwe haastte zich de deur uit; Geoffrey
geleidde haar zelf tot aan de deur der vestibule.
Tommie had intusschen nagedacht en wist zon
der veel moeite den knaap op te schommelen,
wien hij voor vijf-en-twintig dollars het briefje
verkocht had; de kooper liet zich met de zekere
winst van vijf dollars tegenover het gevaarlijk
bezit van een horloge, welks herkomst hij ver
moedde, tevreden stellen. Binnen een uur was
juffrouw Goodenough bij den ouden Geoffrey terug;
nog een uur later zat zij, van dankbaarheid en aan
doening schreiende, bij Tommie in de kamer.
De kamer had een maand vooruit moeten betaald
worden, men kon er dus blyven en gebruiken
wat er was.
Torn was naar de straat geweest toen de avond
bladen weiden rondgebchreeuwd. Toen hij terug
kwam, vloekte hij.
Nu wat is er?" vroeg zijn moeder.
De oude vrek heeft ons toch nog beet ge
had," zeide Tommie. Lees de Eeening I'opgun,
moeder! Geoffrey looft voor den vinder van zijn
horloge een belooning van honderd dollars uit;
nu, hij heeft het van ons voor vijfenzestig terug
gehad!"
Hoe bedoel je dat?" zeide de weduwe.
Hij moet honderd dollars en misschien vijf
dollars winst aan den ouden Fagin betalen. U
hebt hem zeventig dollars teruggegeven, en daar
van weer dertig voor het lombardbriefje ge
kregen! Reken maar uit. De oude vrek verdient
vijf en dertig dollars aan ons!"
De belooning was bestemd voor den eer
lijken vinder," zeide de moeder; de dief mag
blij zijn, dunkt mij, dat hij er zoo afkomt."
VOOR DAMES.
Een Enyelsch huwelijk. Nog cent; de
draiving-room. Marquise. Mode, De
naaimachine.
Eene huwelijksplechtigheid, die met uiterst veel
prachtvertoon is vergezeld geweest, houdt op dit
oogenblik de Londensche wereld bezig. Zij betreft
het huwelijk van Lord William Beauchamp Nevill,
vierde zoon van den Markies van Abergavenny van
Eridge Castle, met Mlle Luisa Cannen de
Mnrrietta, oudste dochter van den Markies de
Santurce, van Wadhurst Park in Surrex. De bruidegom
is 28 jaar oud en was adjudant van den Hertog
van Maiiborougb tosn deze Lord-Luitenant van
Ierland was, thans echter is hij wijukooper in de
City. Hij werd eonige jaren geleden katholiek,
zeer tot verbittering zijner familie; de oude mar
kies dacht er over, hem te onterven, maar werd
door den Prins van Wales met zijn zoon verzoend;
thans is Lord William Nevill van geldelijke zorgen
ontheven, want de Markies Murrietta is een schat
rijk Spaansch grande.
Do kerk in Broughton-Road was in een bosch
van bloeiende witte seringen, witte caniellia's,
Aaronskelken, witte madelieven en leliën-van-dalcu
herschapen; gouden kommen, met witte rozen ge
vuld, omringden het altaar, de gansche kerk was
met seringen en leliën-van-dalen doorgeurd. Zij
vulde zich langzamerhand met nieuwsgierigen en
genoodigden; eindelijk kwamen ook verscheidene
leden der koninklijke familie, de hertog en her
togin van Teek, de prins en prinses van Wales
(donkergrijs fluweel, hoed met heliotrope), hunne
drie dochters (rose costuum en hoed, met korte
jacquetto van donkerbruin laken) en hun zoon
prins George. Bij hen merkte men ook de
Spaansche en Russische gezanten op, de hertoginnen
van Manchester, Waterford, Marlborough, de
markiezin Conyngham, Lady Sandhurst, graaf en
gravin Denbigh, graaf Chesterfield enz. Te twaalf
uur verscheen do familie en de bruid. De markiezin
van Abergavenny droeg donkerblauw fluweel met
langen sleep, hoed in de kleur en bouquet van
Aaronskelken en theerozen; de markiezin de
Santurce bleek grijs fluweel, omzoomd met chinchilla,
met bouquet van leliën-van-dalen; Lady Henry
Novill, schoonzuster van den bruidegom, kleed en
mantel van bleu-éle-ctrique, met bouquet van witte
en rose anjelieren en leliën. Een der fraaiste
toiletten was dat van Lady Cicely Gathorne-IIardy,
wit en lichtgrijs fluweel, met stalen kralen
gebordnurd, haar bouquet was van witte en groene
orchideeën; Lady George Nevill droeg rood fluweel
met donker bont, lady Rose Leigh groen en zwart
saty'n, Lady Alice Moreland groen fluweel
De bruid trad onder de zachte introductie der
Marche religieuse naar het altaar. Haar rijzige
figuur en donker haar waren verborgen onder een
langen sluier; het bruidskleed was enkel wit
brokaat, een groot patroon van magnolia s,
blin-kend op een matzijden grond. Langs de voorzyde
lag een geheele guirlande van oranjebloesems, om
den hals droeg zy een fichu Joshua Reynolds"
van wit mousseline de soie, waarvan de lange
einden tot op den grond afhingen. Eenige dia
manten spelden en oranjebloesems bevestigden den
tulle sluier in het kapsel; zij droeg een lossen
bouquet van orchideeën, oranjebloesems en
gardenia's.
De zes bruidsmeisjes waren in wit Sicilienne
met wit castor, witte cravate Empire van mous
seline de soie, en groote sjerpen van wit moiré.
Hare bouquetten waren van roode en rose rozen;
de cadeaux van den bruidegom waren kleine
horloges van blauw email met een diamanten
naamcijfer, die met een kleine gouden chdtelaine
aan haar linker schouder bevestigd waren.
De muziek bij het huwelijk bestond uit
Mendelssohns Nocturne in E; Beethoven'» AUegretto
uit de 8ste symphonie, Wagners Bruidsmarsch,
Gounod's Ave Maria en Messe Solennelle, Rossini'a
Salutaris en Mendelssohns Hochzeiismarsch.
Van de zeshonderd stuks huwelijksgeschenken,
zullen wij er niet veel vermelden. Keizerin
Eugenie zond aan de bruid een verguld zilveren.
kom uit den tijd van George I; het echtpaar van
Wales een broche in den vorm van een hoefijzer
van oeils-de-chat en diamanten; prinses Louise
een groot geborduurd kamerschut; de bruidegom
allerlei moois alles van robijnen en diamanten,
met een waaier van zwarte kant, gemonteerd met
schildpad, waarop een monogram van dezelfde
edele steenen; de ouders van de bruid een diadeem
van diamanten en paarlen. Voorts komen tal vaa
diamanten ringen, broches, oorringen, armbanden,
spelden, epauletten, gespen; zilveren koffie- en
theeserviezen, Chineesch eierschaal" theeservies;
parasol met steel en knop van albast en goud;
bonbonriières en antieke snuifdoozen; cabinets.
Louis XV; allerlei zilverwerk voor bet huishou
den. De bruidegom ontving van de zeshonderd
cadeaux er vierhonderd: van zijn vader een rijtuig,
van zijn moeder allerlei zilverwerk, van zijne
schoonmoeder ook een rijtuig: verder wandel
stokken met gouden knoppen, allerlei zilverwerk,
kostbare kistjes en kastjes, vloeiboeken en
meubeltjes, kamerschutten en vuurschermen, Saksisch
en Chineesch porselein, bekers en vazen, klokken,
pendules en lantarens pennen en vouwbeenen, enz.
*
* *
De koningin van Engeland zal met den
drawing-room van 2G Februari nog een andere nieu
wigheid inwijden, dan die van het hooge corsage,
en eene van meer beteekenis. Zij zal tot de
drawing-room ook gescheiden vrouwen toelaten,
maar alleen wanneer de rechtbank bij het
echtscheidings-proces de vrouw in het gelijk heeft
gesteld. Tot nogtoo boette de vrouw in deze
voor haren man, terwijl de heeran niet uitgesloten,
waren. De maatregel is genomen ten gunste van
een bepaald persoon, de markiezin van Blandford,
dochter van den hertog van Abercorn; zij is een
werkelijk slachtoffer, haar gewezen man, lord
Marlborough, een broeder van lord Randolph
Churchill, had al de schuld van het schandelijk
proces.
*
* *
Heeft Sardou's nieuw drama Marquise ook in
de oogen der kritiek geen genade gevonden, de
toiletten van Mlle. Réjano zijn onverdeeld be
wonderd.
Zij droeg, als Lydia Garousse, in het eerste
bedrijf een huistoilet, in het tweede een balcostuum,
in het derde een peignoir, alle drie meesterstukken.
Het huistoilet was eenvoudig, ivoorwit, met langen
sleep van licht mauve sicüienne. De rechterkant
van het oorsago was, evenals de ceinture en een
breedo revers op de lichte roktraperie, bedekt
met goudborduursel op blauwsatijnen grond.
Het baltoilet had bij de première die uitwerking
op de verwende Parijzenaars, dat men een
oogcublik stom was van bewondering, vóórdat het hand
geklap de actrice of liever de naaister beloonde.
Smaak, vinding en uitvoering waren alle even
uitmuntend. De stof was lichtgroen fluweel met
langen, gladden, groenen sleep. De voor- en zijba
nen van den rok waren licht rose, bijna
zalmkleurig satijn, met groote donkere bloemranken
geborduurd. Den onderkant van dozen lichtkleurigen
rok sierde een rand van zwarte struisvederen.
De voorzijde van het corsage bestond ook uit
groen fluweel, in den vorm van een Spaansche
jaquette, waarvan de plooien met eene broche
a. Noemt het paard don pion dan volgt d8 o7 dreigend hot
paard te winnen. Echter is dit niet zoo hetgeen de volgende
belangrijke variant aantoont bijv.: g5- el> ('8 e7 e^Xh
a7 X 1)6' (2 f4 eTXefl i'4 i'5 en wint het paard weder
met betere stelling. Ook c3 da redt het stuk, zooals
e«XW> a7XW> c3 do nu moet fC X <Ï5 volgen el X d5
maar met iets of wat mindere stelling.
b. Deze zet is zeer diep doordacht, men kan wel zeggen
beslist bijna de geheele partij, in de hoop dat wit e;i X htf
zal spelen. De volgende zetten in do partij bewijzen ons
duidelijk hoe meesterlijk zwart daar in alle veranderingen
gebruik van wist te maken.
c. Wit laat zich inderdaad verleiden don pion te nemen,
maar zwart neemt den looper nu niet terug, dat komt
later. Hij beslist eenvoudig door het antwoord
i'SX1^(/. De eenigstc zet. Op alle andere zetten verliest wit
een stuk of loopt mat.
c. Deze zet is noodig al schijnt ze overbodig daar nu de
looper toren gl nemen kan en de kracht der torens breekt.
/'. Neemt nn het paard den looper dan volgt t'3 g3t
h2 hl g7 X hC met oen stuk en pion meer.
ij. Nu blijkt don 19n zot meesterlijk gespeeld. Had wit
nu nog zijne beide torens, dan kon hij veilig gl g2 ant
woorden, terwijl het nu onmogelijk is als f2 l'lf e2 gl
de eenigste zet t'3 X d2 en wint.
De Séance van den blindolingspeler Mr. LOMA.N
in de London Chess Clubs of London.
In een der Engelsche bladen lezen wij het vol
gende, omtrent de séeance door den heer Loman
gegeven.
Van de zes tegelijkertijd blindelings gespeelde
partijen won hij vier, maakte een remise, en ver
loor hij een.
Zijn tegenspelers waren allen welbekende
schaakspelers, leden van do Cityclub.
Bord No. l was bezet door den weleerw. heer
J. E. Watson, No. 2 door den heer F. Brown,
No. H door den heer J. Kershaw, No. 4 door den
heer E. Silas, No. 5 door den heer A. Kapteyn
en No. G door den heer E. M Richford. Even
over halt' zeven werd begonnen. De heer Herbert
Jacobs, had de taak op zich genomen de zetten
over te brengen.
De openingszetten liepen gemakkelijk van sta
pel; maar toen de positiën op de verschillende
borden, meer en meer ingewikkeld werden, ging
het iets minder vlug, eer de blindspelcr zijn
zetten gaf, maar zelden waren er meer dan twee
minuten noodig om zijn tegenzet te geven; en
het was duidelijk, dat hot hem geen moeite kostte,
zich de positie voor te stellen, maar dat hij over
leggen moest, wat zijn beste tegenzet moest zijn.
Op die \vijze vervlogen een paar uren, en werd
besloten een weinig te verpoozen. Toen het spel
wederom werd opgenomen, deelde de overbrenger
mede dat No. 6 de partij opgaf. Er was nocb wel
veel te spelen in deze partij, maar de heer Rich
ford meende, dat er toch niets goeds van te ma
ken was. De voldoening van den heer Loman was
echter van korten duur, want kort daarop ge
raakte bij in het nauw mot deti heer Silas, en
na een korten strijd was de blindspcler genood
zaakt die partij op te geven, Dit was het eerste
en eenigste ongeval gedurende den geheelen avond
Een weinig later stelde de heer Watson, voor die
de geheele partij vrij wel gelijk was gebleven,
remise te maken, wat aangenomen wordt Daarop
geraakte de heer Brown (bord No 2) in moeilijk
heden, en zich er niet uit kunnende redden, gaf'hij de
partij op. Er bleven nu noch twee tegenstanders
over. en de blindelingspcler trachtte er kort en
bondig mede te werk te gaan, maar dat was geen
gemakkelijke taak. Die beide overblijvende, de
heer Kapteyn en de heer Kershaw waren erg
strijdlustig en hielden hem gedurende een uur
bezig. Ten slotte echter won de jonge kampioen,
en, zooals wij reeds mededeelen, was de uitslag:
vier partijen gewonnen, een remise en een verloren.
De aankondiging van dien uitslag werd met luid
gejuich ontvangen, en de heer H. F. Gnstine:-u,
vice-president der City-Club, bracht den heer
Loman hartelijk dank voor zijn interessante seance.
Deze gaf niet do minste blijk van vermoeienis.
Wij maken deze bijzonderheden met des te
meer genoegen bekend, omdat de heer Loman een
jong Hollander, die niet lang geleden zich aldaar
hoeft gevestigd, en toch in zoo korten tijd zich
een weg heeft weten te banen tot de meesters
en dat wel in Engeland waar ze zoo doorknced
zijn in hot schaakspel. Aardig is het te lezen
hoe de andere Engelsche vakbladen alle bijzon
derheden aangeven.