Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A". 1889
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 3 Maart.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p f i.£7s
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.4QL
I N H O V D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON : Monsieur George, I. Brieven uit
GrootMokum. door Dandoly. KUNST EN LETTE
REN: Het tooneel te Amsterdam, door A. Th.
Joh. M. Coenen. Muziek in de hoofdstad, door
F. Muziekaal Overzicht, door V. Doode of
levende talen? Een weekschrift uit de achttiende
eeuw, H, door R. Stellwagen. De familie
Hendriks, beoordeeld door E. VARIA.
SCHAAKSPEL. Een vrjjery onder moeielijke
omstandigheden, Novellette van H. von Kemagen
Voor Dames door E-e. ALLERLEI. IN
GEZONDEN. _ RECLAMES. BEURSOVER
ZICHT. ADVERTENTIEN.
Van verre en van naby.
Toen op den 16den Mei 1882 Lord
Frederick Cavendish en de heer Thomas Burke
door de hand van lafhartige moordenaars
waren gevallen, richtten de heeren Parnell,
Dillon en Davitt, de stichters der Landliga,
een _ manifest _ tot het lersche volk, waarin
zij in krachtige woorden deze misdaad ver
oordeelden. »Aan den vooravond van een
gelukkiger toekomst" zoo werd in dit ma
nifest gezegd Hreft het noodlot, dat Ier
land sinds eeuwen vervolgt, onze verwachtin
gen op de noodlottigste wijze. De liga betuigt
nare warme sympathie aan het lersche volk
en aan hen, die nog pas hadden besloten,
een conciliante politiek toe te passen. Zij
hoopt, dat het geheele lersche volk, door zijne
houding en zijne handelingen, zal bewijzen,
dat het een afkeer heeft van moord, en dat
liet op alle mogelijke wijzen zal toonen hoe
veel afschuw het gevoelt voor deze
wreedaardigheid en hoeveel sympathie voor de rouw
dragende betrekkingen. De naam van het
gastvrije Ierland is bezoedeld door deze laag
hartige daad, en zal bezoedeld blijven zoo
lang de moordenaars niet aan de gerechtig
heid zijn overgeleverd."
Vijf jaren later, in Maart 1887, publiceerde
de Times, het eerzame City-blad, eene reeks
van sensatiemakende artikelen, onder den
titel Parnellism and Crime. Het blad beschul
digde den heer Parnell en de andere leiders
der lersche partij dat zij van de aanslagen,
die tusschen 1880 en 1884 in Ierland op het
leven van politieke personen waren gepleegd,
kennis hadden gedragen, zoo zij al niet de
aanstokers daarvan waren geweest. Ten be
wijze hiervan gaf de Times een tiental fac
simile's van brieven, die voor het meerendeel
door den heer Parnell of door diens secretaris
zouden zijn geschreven, en die voor de schrij
vers in hooge mate compromitteerend waren.
De heer Parnell
verklaaidenatuurlijkonmid
Feuilleton.
MONSIEUR GEORGE.
»Wat l Kent u Arthur Knowles niet ?
Ei! dat is een gebrek in uw opvoeding.
mevrouwtje! Hoe is het mogelijk, dat iemand
jaren lang in Londensche kringen kan
verkeeren, zonder Arthur Knowles te ontmoeten?"
>Maar mijn beste mevrouw Graham, mijn
opvoeding is in dat opzicht nog veel meer
verwaarloosd, dan u schijnt te vermoeden.
Niet alleen dat de bewuste mijnheer Knowles
mij geheel onbekend is ik heb zelfs zijn
naam nog nooit hooren noemen ja, het is
zoo, helaas! al slaat ge uw handen ook nog
zoo verbaasd ineen!"
»Nu! dat is meer dan een Londensch
christenkind begrijpen kan", meende de jonge,
bekoorlijke vrouw naïef, terwijl zij mij door
de *parlour" in de aangrenzende »dramngroom"
voerde, waar zij voor den stoel van een grij
zen, ouden heer stilhield, met de woorden :
«?Mijnheer Knowles, deze zwartoogige dame
woont reeds twee jaren in Brompton-square
zonder u ooit te hebben aangetroffen
Oomment est-ce possible ?"
Mr. Arthur Knowles richtte zich op; ik
stond voor een origineel, van meer dan ge
wone grootte; hii was slank van gestalte,
maar ongeëvenredigd tot in het bespottelijke
't leek een girafienhals, die uit zijn hemels
blauwe das en reusachtige vadermoorders
omhoog stak. Toch had hij, trots zijn leelijkheid,
interessante, sprekende trekken, en zijn
matgriize oogen verhaalden een geheel boekdeel
vol pikante opmerkingen, als commentaar op
de introductie mijner naïeve vriendin
_ Beleefd bood hij mij een stoel aan en schoof
zijn zetel naast den mijnen, terwijl Mevrouw
Graham met een: >Zoo, ge past uitstekend
dellijk, dat de brieven valsch waren. Maar het
was voor hem niet gemakkelijk zijn goeden naam
te zuiveren. Volgens Engelsch reent toch stond
het den uitgever van de Times, den heer
Macdonald, vrij, iedere inlichting te weigeren
over de wijze waarop hij aan de artikelen en
de brieven was gekomen, zoodat de bewijzen
der onechtheid door den heer Parnell moesten
worden geleverd, en niet de bewijzen der
echtheid door de Times, die in koelen bloede
den leider der lersche nationalisten van eene
ongehoorde laaghartigheid had beschuldigd.
Met groote moeite gelukte het den heer Par
nell, die niet over de honderdduizenden kon
beschikken, welke een proces met de Times
zou kosten, door het parlement eene speciale
commissie te doen benoemen van drie rech
ters, die de door het City-blad tegen hem inge
brachte beschuldigingen zouden onderzoeken.
Toen het zoover was gekomen (Juni 1888)
schreef de Times:
»Wij weten zeer goed, wat op het spel staat.
Wij hebben met voorbedachten rade, na een
nauwgezet onderzoek en met volledige kennis
van zaken, tegen den heer Parnell eene zware
beschuldiging ingebracht. Indien de heer
Parnell zijne onschuld niet kan bewijzen
en wij zijn er van overtuigd, dat hij dit niet
kan indien hij de schrijver is der brieven,
waarvan wij het facsimile hebben openbaar
gemaakt, dan moet hij de gansche verant
woordelijkheid dragen. Indien wij ongelijk
hebben, indien de heer Parnell vreemd is aan
de samenstelling dezer brieven, dan zullen wij
de verantwoordelijkheid dragen. Dan zal ons,
na een honderdjarig bestaan, dat niet oneer
vol is geweest, niets anders overblijven dan
te verdwijnen."
Eerst nadat ruim vijftig zittingen aan dit
geruchtmakend rechtsgeding waren gewijd,
waren de advokaten van de Times te bewegen,
om de hoofdquaestie, de aan den heer Par
nell toegeschreven brieven, ter sprake te
brengen. Het bleek toen, dat de Times, die
stukken, door tusschenkomst van zekeren
Houston, had verkregen van een te slechter
naam en faam bekend staand persoon, Pigott
geheeten, die aan Houston tal van
compromitteerende brieven had bezorgd, onder voor
waarde, dat geen onderzoek zou worden ge
daan naar de wijze, waarop die stukken in
het bezit van Pigott waren gekomen. Houston
had den leverancier der brieven grof betaald,
maar scheen zelf te begrijpen, dat de zaak
niet in den haak was, want hij had, toen
Pigott werd gedagvaard, zijne geheele corres
pondentie met Pigott verbrand.
De eenige vraag was dus, op welke wijze
Pigott zich de bedoelde stukken had verschaft.
De verdediger van de Parnellisten,Sir Char
les Russell, toonde eerst aan, dat Pigott zich
vele malen aan bedrog, oplichterij en
valschheid in geschrifte had schuldig gemaakt,
daarna, dat hij in het bezit was geweest van
eenige echte, maar volkomen onschuldige brie
bij elkaar veel genoegen samen; ik weet
ten minste dat ge voortreffelijk bezorgd zijt,
ma belle," heen trippelde en ons alleen liet.
Had deze kleine dame mij dadelijk gezegd,
dat de kluizenaar in de drawing-room den bij
naam van »de Fransche Engelschman" droeg,
dan zou mijn nieuwsgierigheid, om met Mr.
Arthur Knowles kennis te maken, nog meer
geprikkeld zijn geweest, daar in de gesprekken
mijner vrienden en bekenden *the French
Englishman" niet zelden een hoofdrol speelde.
Hij had de geheele wereld gezien, maar
altijd bij voorkeur gewoond in Parijs, waar
hij zelfs nu nog met alle vezelen van zijn
ongewoon groot hart was vastgewprteld.
Wij spraken over de moderne literatuur.
George Eliot's nieuwste roman lag op de
tafel en ik maakte de opmerking, dat hare
veelzijdigheid en grondige bespreking van alle
zoowel wijsgeerige, godsdienstige als maat
schappelijke vraagstukken, mij in zekeren
zin aan een anderen pseudoniemen George,
aan George Sand, deden denken.
De Fransche Engelschman sprong bijna
uit zijn boord, toen ik dien naam uitsprak,
en antwoordde levendig:
»Ach! noem in vergelijking met die eenige
ne geen andere aardsche vrouw. Ik heb
allen eerbied voor de geleerde Eliot zij
is, terloops aangemerkt, reeds een oude vrouw
maar Aurora heb ik gekend in den bloei
harer jeugdige schoonheid en in den gloed
harer bezieling. Niemand kan verlangen, dat
men, na haar, een tweede vrouw goddelijk
vindt!"
»Aha! hebt u Aurora gekend en bemind?"
vroeg onze hupsche gastvrouw, die weder was
binnengekomen en zich naast den opgewon
den ouden heer in een stoel liet vallen, »dat
moet u ons eens vertellen, Mr. Arthur, maar
gauw, als 't u blieft, heel gauw; ik kan u maar
een paar minuten gehoor schenken "
>Dan spijt het mij, u te moeten teleurstellen,
mevrouw", lachte de aangesprokene ironisch,
>maar de inhoud van iemands omgang met
ven van den heer Parnell, die zinsneden be
vatten welke, met eenige wijziging, ook ik
de compromitteerende brieven waren te vin
den ; eindelijk, dat Pigott geregeld zekere
spelfouten maakte, die ook in de aan den
heer Parnell toegeschreven brieven voor
kwamen. De conclusie lag voor de hand, maar
Pigott wachtte haar niet af. Hij verdween
plotseling, na eerst schriftelijk en mondeling,
in tegenwoordigheid van getuigen, de beken
tenis te hebben afgelegd, dat hijzelf al de be
doelde brieven had geschreven en de
handteekening van den heer Parnell had nage
maakt.
Voor de Times is deze afloop verpletterend.
De heer Parnell en zijn vrienden zijn vol
komen gerehabiliteerd en aan de zaak der
lersche nationalisten is een onberekenbare
dienst bewezen.
Het nieuwe Fransche ministerie, aangevuld
door de benoeming van den heer Spuller tot
minister van buitenlandsche zaken, heeft al
spoedig de gelegenheid gevonden om energiek
op te treden. De levenmakers van de Liguc,
des Patriotes, die in het vorige jaar met pak
en zak naar generaal Boulanger zijn
overgeloopen, hadden weer een merkwaardig staaltje
gegeven van hun gemis aan takt. Men weet,
dat de zoogenoemde «vrije kozak" Atchinoft,
aan het hoofd eener Russische expeditie, in
de Tadsjoera-baai op Fransch grondgebied
aan wal was gegaan, naar het heette, om be
trekkingen aan te knoopen tusschen de
Griekscn-orthodoxe en de Abyssinische Kerk.
Atchinoff had zich voorloopig gevestigd in
het onder Fransch protectoraat staande
Sangallo. en daar de Russische handelsvlag
geheschen. De Fransche regeering, zich over
tuigd hebbende dat Atchinoft'te St. Petersburg
werd gedesavoueerd, stelde hem den eisch
zich weder in te schepen, of zijn belangrijken
voorraad van wapenen of ammunitie af' te
geven. Atchinoft' weigerde_ op hoogen toon,
en nu liet de Fransche admiraal Aubrv eenige
granaten in zijn kamp werpen. Dit hielp: do
«vrije kozak" gaf zich onmiddellijk over, en
wordt nu als krijgsgevangene aan de Rus
sische regeering uitgeleverd. Deze laatste heeft
het incident zeer goed opgenomen, en erkent,
dat de Fransche autoriteiten slechts hebben
gedaan wat hun recht en hun plicht was
Doch de heer Deroulède en zijn luidruch
tige consorten waren niet zoo spoedig te
vreden. Zij stelden een manifest op aan de
groote Russische natie, waarin zij protesteer
den tegen het vergieten van Russisch bloed
door de «parlementaire regeering" van Frank
rijk. Tegelijkertijd openden zij eene inschrij
ving ten behoeve van de nagelaten betrek
kingen der bij Sangallo gevallen slachtoffers
van Fransche willekeur. Dit nu ging der
regeering al te ver. Zij liet eene huiszoeking
Aurora Dudevant laat zich niet hi enkele
minuten vertellen".
Pruilend en rnet een dartel tikje van haar
bekoorlijke vingertoppen op zijn groote, bleeke
hand, snelde zij weder heen, waarna ik hem
verzocht mijn opgewekte weetgierigheid te
bevredigen, met de verzekering, d at zelf s uren
mij als minuten zouden voorkomen.
Mr. Knowles opende zijn portefeuille en
nam daaruit een oud, geel geworden briefje
en een portret, een krijtteekeningetje, die hij
mij beide voorhield.
»Zie en lees, mevrouw."
»Ik las: Aujourd'hui d midi. CaféD....
novembre 8. »Dat zegt mij tegelijk te weinig
en te veel, Monsieur gauw, zonder verwijl
met uw roman begonnen; wat gebeurde op
dien Ssten November?"
«Vraag liever, wat den avond daarvoor
gebeurde, want de kennismaking begon reeds
op den zevenden... maar laat ik u liever
geregeld vertellen.
»Op een zekeren naargeestigen November
dag ontvlood ik de onverdraaglijke spieen
atmosfeer van Londen, en na God Neptunus
benevens alle kanaalnimfen een rijkelijk zoen
offer te hebben geplengd, bereikte ik, totaal
van streek in hoofd en maag, de Seine-hoofd
stad, Babel.
Als gewoonlijk scapte ik in mijn vast hotel
af, verfrischte den in- en uitwendigen mensch
en slenterde toen langzaam, in de vroege
schemering van den natten Novemberavond
het Thédtre Francais binnen. Ik kwam een
weinig te laat; alle plaatsen waren bezet,
slechts in de allerlaatste loge was nog een
stoel in de achterste rij open, die ik aannam.
Er werd een afschuwelijk vervelende première
opgevoerd, die aanleiding gaf tot een boosaar
dige kritiek van de zijde mijner buren, drie
jongelui, onmiskenbare bewoners van het
Quartier Latin.
Een hunner vooral zijn vrienden noem
den hem Jules liet zich telkens allerlei
puntige opmerkingen ontvallen, die in hooge
doen in de bureaux der liga, stelde eene ver
volging in tegen de drie onderteekenaars van
het protest, de heeren Deroulède, Laguerre
en Richard, en verklaarde de Liga voor ont
bonden
Men kan zich over dit besluit slechts ver
heugen. Het uitdagend en geraasmakend pa
triottisme van Deroulède en diens vrienden.
is sedert lang een gevaar voor Frankrijk ge
weest en heeft de buitenlandsche betrekkin
gen van dien staat dikwijls bemoeielijkt.
Aan het aanmatigend optreden der liga is het
vooral toe te schrijven, dat de beweringen der
Duitsche bladen, volgens welke een chauvi
nistische revanchelust de normale gemoeds
toestand is van iederen Franschman, bij
zoovelen geloof vinden. De opheffing der liga zal
mogelijk weinig baten; zij bewijst althans, dat
de regeering niet voornemens is, den vrede
op balddadige wijze door een troep schreeuwers
te laten verstoren.
BRIEVEN UIT GROOT MOKTJM.
Amice!
Behalve de blauwe bloemen, waarover ik in
mijn vorigen sprak, groeien hier in de stad ook
gevaarlijke, giftige woekerplantcn waarin onerva
ren voeten dikwijls verward raken, om daarna
overal waar ze gaan de gevaarlijke zaden met zich
medetedragen.
Noen, kerel, sla je oogen maar niet naar het
ouderlijk plafond zooals ik denk dat je doen
zult laat geen afgezaagd ook gij mijn zoon !"
uw kuischo lippen ontrollen, laat mijn aanhef je
niet in den waan brengen, dat ik op het nooit
afgetreden veld der gevallen bloemen zal gaan
modderen.
Helaas, ik tel noch een onderzocklievenden
morgenster", noch een geharnasten nachtwerker
onder mijn eerzame voorvaderen, de erfelijkheid
is er dus niet en het genie evenmin om een
faiseur de saletés te worden.
Willen we eens naar zoo'n orakel toegaan,
Dandoly. Je bent er misschien nog nooit geweest?"
zei verleden week mijn vriend Jonas, terwijl Ijij
op een advertentie in een dagblad wees.
Ik keek over zijn schouder heen en las: Mej.
Pier. Is dag. te sprek. mn 's mor. 10 tot 's aso.
10 uur, Uoomstr. 690.
Ik erkende nederig mijn onbekendheid mot
dergelijke feeën en daarom spraken we af, dat ik dit
gebrek in mijn wereldsche opvoeding zou bijspij
keren, door zoo spoedig mogelijk kennis temaken
met dezen gcheimzinnigen aardworm.
Mej. Pier was waarschijnlijk een nieuwe ster
aan den waarzeggenden hemel, ik had haar naam
ten minste nog nooit gezien, war.t ieder
dagelijksch lezer weet zeer goed, dat deze onschul
dige, lakonieke advertenties de uitnoodiging be
vatten van de een of andere moderne Sphinx die,
gevaarlijker dan haar Egyptische zusters, geen
mate den lachlust zijner metgezellen gaande
maakten en ook mijn lachspieren in voortdu
rende beweging hielden.
Na afloop der voorstelling verlieten wij ge
lijktijdig den schouwburg, en ik zou, onlekker
als ik mij nog gevoelde, zeker terstond naar
mijn hotel zijn teruggekeerd, indien niet de
heer Jules, in het licht der lantarens aan den
ingang, een blik op mij geworpen had en
daarbij met komischen schrik was terugge
deinsd.
»George, kijk eens! een menschelijke giraffe!"
George, een klein, tenger jongmensch, sloeg
de oogen naar mijn monumentale hoogte op
en lachte; waarna het drietal zich onverschillig
afwendde en arm in arm de straat in wandelde.
Ik volgde hen, vast besloten den heer Jules
te vragen, aan welke hoogeschool hij natuur
kunde had gestudeerd en hem tevens te onder
richten, dat er ook menschelijke ezels be
stonden.
De wandeling duurde niet lang; reeds bij
de derde of vierde dwarsstraat traden zij het
caféD?binnen- Door de helder verlichte
vensters turend, wachtte ik totdat zij plaats
hadden genomen, liep daarna ook de kofnezaal
in en ging vlak tegenover hen, aan hetzelfde
tafeltje, zitten.
Zij _ hadden warmen wijn besteld, die in
glaasjes voor hen stond; ik liet mij een ge
heele bowl daarvan brengen en dronk, naar
mijn gewoonte, voornaam.
Wel was over het gelaat der heeren Jules
en George een vluchtig blosje van verlegen
heid gegleden, toen zij hun langen vis-a-vis
herkenden, maar het had spoedig weer voor
hun gewonen overmoedigen glimlach plaats
gemaakt. Daar ik hoegenaamd niets
provoceerends liet blijken, geloofden zij, dat hun flauwe
scherts onopgemerkt was gebleven en het toe
val alleen ons hier weer te samen had gebracht.
Jules wendde zich daarop tot George en
Anatole met de vraag, of zij ook een bowl
zouden drinken, en toen de laatste hierop
toestemmend en de eerste schouderophalend