De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 3 maart pagina 2

3 maart 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 630' raadsels opgeeft, maar ze soms op de noodlottigste wh'ze, zoogenaamd, oplost; Bet entree bij de juffrouw was niet schitterend en; ze tnaakt ook heel weinig omslag met haar ?bezoekers, naar het schijnt.'' Een klein dienstmeisje liet ons in een soort voorhuis met grauw steenen Tloer en witte muren en trok zich toen terug in een, 'n paar treden lager liggende, achterkamer met een raam, dat in het voorhuis uitzag. Twee zenuwachtig ginnegappende meisjes, die elkaar bij elk geluid een por in de zij gaven en eenige vrouwen met nietszeggend of bekommerd gezicht, zaten op de smalle houten banken aan den wand, terwijl het kleine olielampje boven haar hoofden zoo'n schaarsch en somber licht afstraalde, dftt de grauwe, naargeestige ruimte sterk "aan een gevangenkamer deed denken. Jonas zette zich naast een der meisjes, het .aardigste natuurlijk, en ik nam plaats naast hem. Een liorte poos heerschte er een drukkend .zwygen, im en dan even afgebroken door een sui zend gefluister, maar Jonas die nooit lang zijn mond kan houden, hakte die stilte eensklaps door en zei met zijn overluide stem tot de vrouwen: Is 't hier altyd zoo druk, dames, als van avond?" 'k Zou 't u niet kunnen .zeggen meneer?" zei stemmig zijn buurmeisje met een blik op haar vriendin, die vrij vertolkt, wilde zeggen: Die begint al uit z'n slof te schieten." Ja, meheer," zei een der vrouwen, overdag aiet, ziet uwe, dat mag tenminste geen naam hebbe, maar 's avonds dan is 't temet soms zoo druk as,b\j 'n oefening en dikkels komme d'r rijke dames in eige rijtuig ook, fijne sjiek, hoor! Nou, zij verdient er 'u aardig centje mee," hernatu 'n andere met een hoofdknik naar de zoldering, waarboven het orakel, zooals ik later merkte, troonde. Hecht u eraan, mijnheer ?" vroeg een fatsoenl\jk uitziende vrouw met bleek gelaat, terwijl haar eogen aarzelend tusschen Jonas en mij, heen en weer zwierven. Myn vriend gaf me een duw; een vriendeIjjke uitnoodiging om mijn mond te houden en .sprak toen ernstig: .Ik, juffrouw? Zeker, ik hecht er sterk aan. Onvergelijkelijke bewijzen gehad, wonderbaar, onbegrijpelijk, ontegensprekelijk,ouverklaarbaar." Is het werkelijk?" antwoordde de vraagstor twijfelend. Zij keerde haar gelaat wat meer naar het licht toe en ik zag nu duidelijk welk een vreemde trek van angst of smart over dat nog jeugdig en knap gezicht verspreid lag. Nou, as iemand z'n eigen der niet bij neer kan leggen, wat doet ie dan hier, zou ik haast zeggen!" zei een andere juffrouw, die haar klein hoofd op een uiterst dunne, lange hals ge plaatst, zoo statig heen en weer bewoog als een giraffe zijn kop en terwijl ze een veelbeteekenden blik »aar de weifelende bezoekster wierp, voegde zij er bij: men zusters nicht is er voor 'n half jaar eok geweest en die heit ze dinge gezeid, die nou nog alle dage uitkomme". Ja, maar 'n mensch mot er toch ook niet als te veel over gaan prakkezeeren," beweerde een opti mistische dikkerd, zie je, 'k heb ze nou zoowat allemaal geperbeerd, die bier in de stad wonen de mannen planneeten ook, nou daar zijn lieve jongens onder, die kan je maar halt' vertrouwen; want zooveel waars as ze je vertellen, zooveel apekool disschen ze je ook op. Maar och 'n mensch is toch altijd ergens nieuwsgierig na, is 't niet waar?" Nee," viel de giraffe" met een trotsche hoofdbuiging vinnig in de rede, ,,'n mensch geloofter an, of ie doet 'et niet, maar rnet die hallachtigheid kan ik me eigen niet vereenigen." Nou en ik hou het inet de juffrouw," zei een andere, die de geliiig scheen te hebben, mot een wenk naar de blozende dikzak. Ik heb het gezien van me zuster en zwager; ze leefden met mekaar as engelen; mensch! 't was'n perrcdijs, maar toen een kaartlegster der verteld had, dat er man 't aiet 'n naaistertje hield, toen werd dat huishouwen een hel, een hel, zeg ik je." En was dat waar?' vro^g met een gespannen, Yooriiitgestoken gelaat de bleeke vrouw, die raet had geantwoord, stond spoedig een tweelingsgroep op ons tafeltje te dampen. Met elk glas, dat de heeren studenten ledig den, vermeerderde zich hun voorliefde voor satirieke kritiek, hoofdzakelijk bij Jules, ter wijl Anatole zich vergenoegde met hem te applaudisseeren en de kleine George slechts nu en dan mede instemde. Dat was ontegenzeggelijk een kranig ventje. Koolzwarte,welige lokken omgaven zijn ovaal profiel, dat door een' paar merkwaardige zwarte - oogen werd verlevendigd. Het eene oogenblik schitterden zij vroolijk, het andere blikten zij droefgeestig rond, nu fonkelden zij spottend, dan straalden zij flmveelzacht, maar hetzij hij luisterde of in wegslepende bewoordingen zijn gevoelen uiteenzette of verdedigde, aldoor blonk uit die oogen het vuur van een onmis kenbaar genie. Het sympathieke dezer verschijning werd door een buigzame, welluidende stem en een paar kleine, blanke handen nog verhoogd. Het deed mij inwendig leed, den knappen jongen de les, die hem en zijn makkers boven het hoofd hing, niet te kunnen besparen, maar dat was onmogelijk, daar de heeren mijn be lachelijk uiterlijk ik visch naar geen com plimentje, mevrouw?zonder blikken of blozen ter ta'el brachten. Schijnbaar hoffelijk sprak de heer Jules mij aan, met de vraag: »Üis zeker geen Euro peaan, mijnheer ?" »Hoe bedoelt u dat, mijnheer?" was mijn uiterst gereserveerde wedervraag. >0mdat ik uw specie tot heden alleen als in Afrika voorkomend kende, mijnheer." «Mijn specie? Ik geloof dat ge u vergist. Er zijn ook gentlemen in Europa, in weerwil ran het voorbeeld dat u er van geeft," ant woordde ik, met een duidelijke toespeling op zijn lompheid. Jules beet zich op de lippen. Anatole hield midden in z;jn bijvalsbetuigingen op en George sperde zijn groote oogen nog iets wijder open. stijgende belangstelling had geluisterd. Was 't waar? Had ie er bedrogen?" De gele" schudde bedenkelijk het hoofd en sprak: Ja, wat zal ik je daar veel van zeggen, 't liep spaak, da's zeker, ze wisten't met mekaar, maar der waren 'n boel kennissen, die zoien dat 't er nooit toe gekomen zou zijn, as ze al niet met mekanderen gedoodverfd waren geworden vóór ze nog ie's met mekaar uitstaande hadden. Effijn! 'k weet 't niet, 'n ander z'n boeken zijn duister te lezen." Daar klonk een bel, een voetstap daalde de boventrap af, terwijl het dienstmeisje de benedentrap opwipte om een dame, met dichte voile voor, die door een zijdeur inhet voorhuis was getreden, uit te laten. Toen trad ze op de bleeke vrouw, die stil in gedachten verzonken op de bank zat, toe en haar even op den schouder tikkend, zei ze: 't is uw beurt, juffrouw!" De aangeraakte schrikte, kreeg een kleur, die dadelijk weer terugweek, stond bevend op en ging naar boven. Nou, die komt ook om ies meer dan 'n lolletje. Wat zag ze bleek!" zei een der burger vrouwen. Of ze, en ze schrok casueel toen de meid haar aanraakte". Het gesprek kwijnde weer, de buurmeisjes van Jonas hadden ons intusschen verlaten met de on zekere belofte dat ze nog wel eens terug zou den komen"; de consulten duurden dan ook tarael\jk lang, ze gaf erg veel voor de vastgestelde twee kwartjes, vond een der dames. De dikkerd beweerde dat 't niet vlugger kon, als ze ten minste behoorlijk in je planeet zou lezen en je toekom stigheid en tegenwoordigheid" moest voorspellen, en de gele voegde er bij, dat zij voorder eige nog geen overtuiging had, maar dat ze alevel toch ereis een halve gulden versnocpte, om wat voor der affaire te vrage, want daar had de juffrouw nog al een goed kijkkie op. Boven hoorden we nu en dan een stem, soms twee tegelijk, daarna een zacht dreunend, heen en weer geloop, als van iemand die pijn heeft; toen werd het weer stil. Na een klein half uur ongeveer klonk de bel opnieuw, de bleeke vrouw kwam naar beneden, on zeker stappend en op iedere trede bijna even stilstaand. Toen ze in het voorhuis was geko men, greep ze eensklaps oen der deurstijlen, als of ze bang was te vailen; ze sloot haar oogen, haar lippen worden wit. Gossiemijne, ze krijgt temet 'n overval! Geef 'es gauw 'n glaassie water, meissie!" schreeuwde de giraffe". Terwijl het gebrachte glas water tegen de tan den der vrouw kletterde, klonk boven de bel weer, luid en driftig. 't Is uw beurt, de juffrouw wacht al," zei de gedienstige geest tegen de dame met den zwanenhals. Nou, ze zal nog wel ereis moer wachten in der leven, ik wacht al zoo lang op de honderd dui zend", antwoordde deze vinnig, maar ze ging toch naar boven. Hoe gaat 'et nou, ziel?" vroeg de dikke op goedhartigen toon en zich tot ons keerend: Zie je, heeren, dat is nou 'tkwaje; mijn zal zoo'n rad van avontuur of 'n horoscoop geen hinder doen, maar heb je nou maar 'n haartje sikkeneurigheid in je tomporement, vat je? dan mot je hier niet komen. Zo heb zckor ies of wat triestigs gehoord van dat wijf boven, 't is een schandaal 'n moord misschien, want de ziol is in omstandigheden ook. As je der elf heb gehad zooas ik, dan bedrieg je je daar niet in! Nou, me lieve mensch, voel je je wat beter?" De aangesprokene had onderwijl recht voor zich uitgestaard naar den witten muur, ze was weer geheel bijgekomen, maar sprak niet, slechts een maal hoorde ik haar zacht en kreunend zeggen: Och, Jezus, och Jezus? zou ie me dan toch zij snikte zou 't dan toch waar zijn?" en de toon van die woorden ging door mijn ziel. Kunnen we ook iets voor u doen, wilt u mis schien ook een vigilante hebben ?" vroeg Jonas ridderlijk O, nee, dank u, 't is heel vriendelijk, maar ik Halfdronken echter, als hij was, maakte mijn tegenstander zich gereed tot een nieuwen uitval, die geenszins moer de bon gout was, en die ik u liever verzwijg, hoewel ik toenmaals het antwoord niet schuldig bleef. Hier mede was de student echter nog niet tevreden, en met eert diepe buiging vervolgde hij : »Zoudt u mij niet met het adres van uw boordenfabrikaut willen verplichten ? Ik heb namelijk een sjerp noodig en vind onder uw boorden wellicht een die mij past." »Met genoegen ; u wilt zeker op Dimanehe de Ptiques de hoofdrol (den paaschos) spelen ; daar kan ik u alle, zoowel bonte als ongekleurde stoffen, voor leveren." Anatole, niet minder beschonken, applaudisseerde nu afwisselend Jules en mij ; ook George lachte om mijn antwoorden en prik kelde daardoor zijn vriend tot steeds heviger uitvallen. Eindelijk, zich geheel vergetend, schreeuwde deze mij toe: »Weet u wel, dat het onbeschaamd is, zich met zulk een uiter lijk als vis-a-vis aan iemand op te dringen? Ga heen, alsjeblieft!" Nu was mijn geduld ten einde. Ik stond werkelijk op, maar alleen om het brutale heertje een woord toe te roepen, dat hem al zijn door den wijn verhit bloed naar de wan gen dreef. In hetzelfde oogenblik wierp hij mij een glas wijn in het gezicht. Ik droogde mij bedaard af en vroeg Anatole, die als dolzinnig in de handen zat te klappen, of hij het gedrag van zijn vriend billijkte. Hij antwoordde met een razend gefluit en getrommel, waardoor hij de opmerkzaamheid van alle gasten in het drukbezochte lokaal op ons hoekje vestigde. George, tot wien ik ook dezo vraag richtte, antwoordde met een verlegen lachje en een licht schouderophalen. »In dat geval laat ik u alle drie in het stof bijten, als gij niet dadelijk excuus vraagt," zeide ik kort en bondig, terwijl ik mijn jas uittrok. (Slot volyt.) kan nu wel naar huis gaan, 't is heelemaal over." Nee, mensch, niet zoo alleen direct in de kouwe avondlucht, waar je woont weet ik niet, maar ik zal ten minste 'n end met je mee gaan. Ik heb nou toch geen seniejigheid meer om naar dat mirakel te gaan,'k wou alleen maar van d'r weten waar me flacon met gouwen dop gebleven is, maar daar kom ik alevel toch wel achter genavend heeren." De twee vrouwen vertrokken en wij bleven alleen achter in het kille, spookachtige voorhuis. Juist wilde ik voorstellen om ook maar heen te gaan, toen het dienstmeisje naar beneden kwam trippelen, tot de gele zei: de juffrouw zal uwe nog helpen maar" en ze wendde zich tot ons. het spijt de juffrouw dat ze de heeren niet meer te woord kan staan, 't is al tien uur geslagen." Jonas zette hooger borst dan ik hem ooit heb zien doen en zei straf: Kindlief, zeg jij aan de juffrouw, dat we hier een heel poosje hebben ge zeten vanavond, maar dat we niet kwamen om ons wat op den mouw te laten spelden. We heb ben 'n ander zaakje met de juffrouw te bespreken, is het van deze week niet, dan is het de volgende wel. We zijn de inspecteurs Greif en Mouchard, en we weten nu juist wat we weten wilden; zeg dat maar. Goedennacht meisje!" Wat 'n zegen dat ik niet eerst gekheid met die meid gemaakt had, dan was mijn prestige naar de maan geweest; nu ging het best!" /ei Jonas toen we weer op straat stonden. Dat volk heeft den dood gezien aan politie. Ik beloof je dat die sibylle van nacht de nachtmerrie heeft!" Nu, dat heeft ze zachts verdiend," hernam ik. Verdiend! Ik wou dat ik al dat slag volk, al die voortwoekerende schimmelplanten mocht uit roeien en in een diepe gracht smijten!" ant woordde mijn vriend in extase. Nu, dan had je kans om na verloop van tijd een gezeten veenboer te worden, als die gracht van jou was, ten minste !" n jij zou eens zien hoe lekker die turf brandde," antwoordde Jonas met een smakken van zijn lippen en een glimlach, die aan een inquisi teur deed denken. DANDOLY. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg : Jolante. Falentijn's Weddingschaf. De Koninklijke Vereeniging" heeft welgedaan, dat zij dooi- den toon der voordracht, de tint van het bosch-décor eu de keus der kostumeu, getracht heeft ons in Proveuee te verplaatsen. Een lieflijke zcfyr, met zuidelijke balsemgeuron, een licht, dat bcslemd scheen de ascetische penceclwcrken van deii otigelukkigen, maar beminden Koning iu al haar schittering vau lokale kleuren, voor ons te doen glocycn, een zaelitlvlinkende lyriek, die zoo even de cither vau deu vorstelijkoii troebadoer ontplooide, bc/.ielt datgehcele betoo verende dramatafereel, dat deii naam vau Henrik Hertz oustcrflijk heeft gemaakt. Ik heb moeite te geloovcn, dat, in het Dcensch of in het Duitsch, te Kopenhagen of te Miiiiclien Yolanthe" (laten wij liet kind haar waren naam te-rug-geven, anders spreken Hecreu puristen het woord uit met de fraiische j) eeu zoo aaugeuameti, zuidelijk-liarmoiiisclien, teder-middeleeuwschen indruk kan maken als in de sehooite vaerzen van J. L. Wertheim, eu gespeeld door Mevr. R ssing en have omgeving. Het was in n woord, Woensdag 20 i''ebr., voortreffelijk. De dichter heeft slechts enkele elementen uit de geschiedenis du bon roj/ Renévoor zijne legen darische schepping gebruikt. Met eeu smaak, die iicrgcnds mistast, heeft hij zijn stoffen gegroepeerd. Het heeft voor ons natuurlijk veel meer bekoor lijkheid iu liet Zuid-Oosten van la doulce France dau in het Westen te verwijlen en wij worden geen oogenblik gestoord in de stemming, die de ee, welke 's dichters pen iu beweging heeft ge bracht, over ons uitgiet. Ziehier de fabel. De Graaf van Vaudemont heeft aan Koning Renéhet Lothariugsche erfgoed, waarop zijn vrouw Isabella hem aanspraak gaf, betwist. Zij komen tot een vergelijk, doordien de Koning zich verbindt zijn eenigc dochter Yolanthe ten huwelijk te geven aan deu zoon des verove raars. Dat doelitertjeu heeft bij eeu brand, toen zij naauwlijks een jaar oud was, het gezichtverloren. De Koning lieeft hiervan voor zijn geliefd kind een geheim weten te maken, haar ter opvoeding toevertrouwende aan Bertrand en Marthe, die een slot vari hem bewonen in ecu eenzaam bosch. Tristart de Vandenwnt, de erfzoon des Graven, leerling iii zang eu spel van deu Ridder Jaujjred d'Orange, komt, met zijn meester, naar het ver blijf van Yolanthe heeitgedwaald, op eeu oogen blik, dat zij alleen is. De joiigc-lieden ontmoeten elkaar, en wijden clkauder lieflijke liedereu. Eerst wanneer de Jonkvrouw, als haar een witte roos gevraagd wordt, deu jongen Graaf een roode geeft, ontdekt hij, dat zij blind is; en dat zorgvuldig bewaarde geheim komt ook haar nu ter oore. Met groote menschenkciinis eu diep gevoel worden de gevolgen hiervan vertoond. nclcrtusscheii had een Moorsche arts Ben Jahia den Koning gezegd, dat voor het slagen eener ondernomen kuur, de wetenschap van haar blind heid voor het meisjen noodzakelijk was. De Koning is hierover bedroefd cu nog te meer verstoord, daar hem een brief bereikt vau deu jongen Graaf, waarin deze (niet wetende wie 's Kouings dochter is) hem meldt, dat hij zich aan de over-een-komst der vaders niet gebonden rekent. De ontknoping is: dat Yolanthe 't gezicht terug-krijgt; fyziesch door de amuletten vau deu Moorschen arts, psychicsch door de liefde voor 'frislan de 1'audemont. De Heer de Jong heeft de rol van dezen jon gen troubadour met fijne distiuktie eu gracelijke soberheid gespeeld ; daarin met opgewektheid door Touriiiaire, als Jauffred d'Orange, ter zijde gestaan. Nooit zag ik zuidelijke, XVc-eeuwsehe, troebadoerkostumen, met zoo veel juistheid van kleur en snit, hier ten tooiicelc gebracht. Jammer dat het schoeisel wat laat was. De lieer Spoor had den Koning wel een wcinigjen oud opgevat. Ook zijn kostuum getuigde van uagedachte.De Heer Clous gaf ons een deftigen, hiëratiesch gestemden Arabier. De zwarte handschoenen misstonden een weiuig bij het te-recht niet koolzwarte aanschijn. De Heerlsing, als Bertrand, zag er voortreflijk uit, als zoo'n zorg zame, kalme Majordoom; Mevr. Stoetz, zijn vrouw, vervulde haar rolletjen van weinig beteekenis met den bekenden takt. De Heer vau Schoonhoven, als een Ridder, die de komst des Konings kwam aan kondigen, had waarschijnlijk te paard gezeten. Zijn tabbaart en lange mantel waren dus minder goed te verdedigen. Ook was deze kunstenaar, als meermalen in den aanvang van een stuk, een wei nig theatraal in toon en gebaar. En nu Mevr. Rössing-Sablairolles! De woor den ontbreken mij, om te zeggen, welk een be koorlijke, aandoenlijke schepping zij van de blonde, blinde Koningsdochter gemaakt heeft: hoe zij liet juiste midden heeft weten te treffen tusschen de eigenaardige bewegingen eener jonge blinde, die met haar tred en gebaar te-gemoet komt aan het afwezig gezichtsvermogen en zulke gemeenzaam heid met dien staat, dat, de toeschouwer zich niet ontrust voelt. De verschillende stadion, die haar zieleleven in dien halven dag doorloopt, werden met betooverende lijnen en tonen voor ons oog eu oor waarneembaar gemaakt, 't Is een weelde, getuige van zulk een spel te zijn. Het verblijf van Bertrand had, volgends den text, geen hut, maar een koninklijk slot moeten zijn. *** Prof. A. G. van Hamel heeft, door het werk vau Alfred de Musset, een titel te geven, afwij kend van den fransclien, onwillekeurig het zwaarte punt dezer komedie verplaatst. Il ne faut jurer de rien" slaat natuurlijk op de stellige verklaring van Valetitijn, dat hij nooit trouwen zal. De weddiugschap" van Valontijn loopt hierover, dat hij liet, bewijs voor de lichtzinnigheid aller vrouwen zal leveren. Dat is jammer: want die Weddingschap" is slechts een détail vau uitvoering, en Falentijns beschaming, iia zijn oppervlakkig en liefdeloos onden-roKe's-oordeel, is niets meer of niets minder dan het zeer interessante onderwerp van liet stuk. Wij ziju den geleerden en smaakvollen bewerker van dit tooneelwerk grooten dank schuldig voor deze verrijking van onzen dranmtischen kunst schat. Het doet zoo'n goed, in tegenstelling met den zoo vaak verouderden, stijven of slordigeii hollandschen stijl veler dramaas en komedies, tel kens den indruk te krijgen, dat er een meester aan aanbeeld en baukschroef heeft gestaan. Het onderwerp is allereenvoudigst. De te Parijs woneiide neef eu aanstaande erfgenaam van een. andwerpschen koopman wil niet trouwen; want de deugd der vrouwen is een vierkante cirkel. Zijn oom wil hem daarom onterven. Hij verbidt dezen, door te wedden, dat hij het best opgevoede meisjeu, dat zij kennen, een Barones-jen de Manies zal weten over te halen zich door hem te laten schaken. Het lief, eenvoudig, verstandig en ge voelig kind, in de wetenschap dat de oom hare haud voor den neef gevraagd heeft, staat hem, nabij een boerenherberg, in ecu bosch, een rendezvous toe. Hier geeft de omsfaudiglieid aanleiding, dat charakter, geest, en hart van Cécile zieit op het voordeeligst in alle argloosheid ontplooyeii, en Vcilenlijn van Buck is overgelukkig, dat ze zijn vrouw wil worden. Met groot talent, met even veel fijnheid van observalie als vernuft, worden die drie bedrijven ontwikkeld. Een aardig, realistische omgeving maakt den achtergrond uit: de fatsoenlijke koopman céllbatuire, of weduwnaar. Van Buck, die eenmaal ook, in Dea Haag, de friscliheid tier Hollandsche vrouwen is komen bewonderen; de Barones de Manies, die niet dacht, dat haar dochtertjen een. ontvangen brief voor haar verbergen zoii, een goede oude Pastoor, huit vriend, eeu figureerende Dans meester, en een drietal ondcrhoorigen. De Heer Sehulze, die voor Valentljn speelde, en wiens sympathieke persoonlijkheid zich overal ge lijk bleef, al kwam het, mij voor, dat hij, ia het derde bedrijf niet over zijn volle talent beschikte, cu Mej. Sophie Bos, die de rol vati Cécile met groote naïviteit, met gevoel en toch met die lichte kwijuing vervulde, welke meu bij lOjarigen van. goeden huize opmerkt, verheffen het derde bedrijf, met zijn maneschijn in het bosch, tot eene onver getelijke, diep aandoenlijke eu toch in geen opzicht ziekelijke idylle. Plitik en vrolijk kwam de Heer Moriu als Van 'Buck uit; en ook Mej. Chr. Pool man, als de Barones, de Heer Spoor, als de Pastoor en de Heer Vau Dommelen, als de Dansmeester, hebben tot de illuzie krachtig medegewerkt. La pointe morale in het 3e bedrijf, aangebracht gelijk zij is, niet onderstreept, maakt het een voudig gebouwd dramaatjen tot een tooneelwerk van bizotidere en zedelijke en ajsthetiscke beteekenis. Moge Prof. van Hamel ons op nog menige even sappige vrucht van zijne loisirs onthalen! 24 ebr. '89. A. TH. Mevrouw Sophie van Geytenbcek geeft, Maan?dag, 4 Maart e. k., eene Benefiet-voorstelling in Théatre van Lier (Plantage. Fransche Laan). De verdienstelijke vrouw, die van haar vroegste jeugd reeds, tot genoegen van velen, aan de Muzen ge offerd heeft, wier uiterlijk nog niet opgehouden heeft glans bij te zetten aan haar spel, en die nog altijd voortgaat de kunst met ijver te beoe fenen, wil de opbrengst van dien avond doen strekken tot eeu bizondcr doel. Zij zal geven. Margareta Gautier (la dame aux camélias). Wij wenschen onze lezers bizonder op te wekken deza uitlokkende voorstelling te gaan bijwonen. A. TH. JOH. M. COENEN. Wij meenen onzen lezers genoegen te doen door als plaat het portret te geven van een stadge noot, wien zij zoovele aangename avonden ver schuldigd zijn. Eene volgende week hopen wij voor eeue meer uitgebreide beschouwing over den, verdienstelijken directeur en musicus plaats te hebben; voorloopig zij het genoeg erop te wijzen, dat Joh. M. Coenen zich 40 jaar geleden te Am sterdam kwam vestigen en dat voor zyn feest,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl