De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 3 maart pagina 5

3 maart 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 610 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 8 : -dserde deze aan de Petersburger academie. Zyn -eerste stuk van eenige beteekenis stelt de bestorming van Warschau voor. Nadat hij zich tot aan het uitbreken der revolutie te Parijs had opge houden, bereisde hy Nederland en Italiëen ves tigde zich vervolgens te München. Zijn schilderyen van veldslagen bieden ons niet slechts onderdeelen van een of ander gevecht, maar zyn tevens land schappen van het schitterendste cploriet, waarin zich de handeling steeds op de duidelijkste wijze ? ontwikkelt. Tot zijn voornaamste werken behooren de bestorming van Schlüsselberg, de slag by Pultawa, de bestorming van Narwa enz. Op last van -den Czar, wiens hofscbilder de kunstenaar was, vervaardigde b.y' schilderyen, die de veldslagen der Kussen in den zevenjarigen oorlog en de veld tochten van Suwaroff in Zwitserland en BovenItaliëtot onderwerp hebben. Voor het Maximilianeum te München schilderde Kotzebue de stichting van Petersburg door Peter den Groote. TOONEEL EN MUZIEK. Te St. Petersburg is de beroemde violoncellist Davydoff aan hartkramp gestorven. Hij was vroeger eerste violoncellist aan het Gewandhausorkest te Leipzig en leeraar aan het Conserva torium; sedert 1862 was hij keizerlijk kamer virtuoos en leeraar aan het Conservatorium te St. Petersburg; sedert 1876 directeur aldaar. Hoe applaudisseerden de Romeinen? In den -beginne, toen Rome nog ruw was, ging dit onge regeld toe, gelijk bij ons. Later brachten de be schaafden er maat en orde in en de acteur wist precies waaraan hij zich te houden had. De ge ringste graad van tevredenheid, bijna voldoende", werd te kennen gegeven, door duim en middelsten vinger tegen elkaar te klappen; de tweede voldoende"door de uitgestrekte vingers der rechterhand «p die der linker te slaan, dit gafeen geluid als van scherven testae, die men op elkaar sloeg en het droeg ook dien naam. Voor den derden graad, imprices, goed", klapte men als by'ons, de vlakke banden tegen elkaar; voor den vierden, zeer goed'', de holle handen, bombus. Het vijide en grootste gunstbetoon, uitmuntend", bestond daarin, dat men met den slip der toga, als een waaier, den acteur toewuifde; Keizer Aurelianus liet zelfs met dit doel aan de armere burgers, die geen toga droegen, kleine stukken linnen uitdeelen. Men bediende soms zich ook wel van de stem, om by'val te kennen te geven, maar zorgde dan, dat deze een soort van melodie vormde; Tacitus en Propertius klagen een enkele maal over de ongeordende, onharmonische toejuichingen van een minder soort publiek. LETTEKEN EN WETENSCHAP. Een zeer waardeerende levensbeschrijving van Dickens, van de hand des heeren du Pontavice -de Heussey is te Parijs verschenen onder den titel van de onnavolgbare Boz." Engeland," zegt der Fansche criticus, heeft een groot gedeelte van zijn zedelijken vooruitgang op elk gebied gedurende de laatste halve eeuw, aan Dickens te ?danken, wiens romans er meer toe hebben bijge dragen om de Engelsche maatschappij, in den ruimsten zin van het woord, te beschaven, dan alle redevoeringen, die ooit in Engeland zijn uitge sproken." De bekende, ook in ons land zeer gewaardeerde schrijver Friedrich Spielhagen vierde jl. Zondag .zijn zestigsten verjaardag, en ter viering van dat heugelijke feest hadden de leden der Berliner literarische Gesellschaft" en talrijke gasten zich in het Kaisershof" vereenigd. Nadat de voorzitter Friedrich Stephany, den aanwezigen het welkom had toegeroepen, bracht Karl Frenzel den dichter hulde in een toast, waarin hy Spielhagen's ver diensten ten opzichte van de Duitsche letterkunde schilderde en hem een man noemde, die wat hy is en wat hy heeft, alleen te danken heeft aan .zijn moed en aan zijn werkkracht. Spielhagen beantwoordde deze hoogstwaardeerende woorden op humoristische wijze en zeide o. a. dat een der voornaamste oorzaken van zijn slagen daarin ge legen was, dat hy steeds vlijtig geweest was. Hij zeide dit niet om zichzelf te roemen, neen, het had nu eenmaal in zijn karakter en aanleg gele gen; hy had niet anders gekund. Vervolgens schetste hij zijn verhouding tot de jonge natura listische richting in de literatuur, om ongeveer ?aldus te besluiten: Laat toch ons, ouden, ook de ruimte, om onze droomen verder te spinnen! Gun toch een ieder, zijn plicht naar zijn beste weten «n kunnen te vervullen, en laat de rest over aan den genius van het Duitsche volk, wiens taak het immers ook is, de beschermheer der Duitsche poëzie te zijn, dien sappigen en krachtigen eik. die eeuwen geleden reeds zoo dikwijls gestorven en verdord scheen, om dan plotseling weer in den prachtigsten, ryksten bladertooi te staan." De van geest overvloeiende teestcourant Das Spielhagener Kreis-Blatt", droeg er ook in hooge mate toe bij, de gasten in een voortdurend op gewekte, vroolyke stemming te houden. Ter verklaring van den titel Spielhagener Kreis-Blatt, literarische Beilage zum 6ün Geburtstage des Herrn Landrat's Friedrich Spielhagen", diende het volgende slotcouplet van een ge dichtje van Schmidt-Cabanis: Und hüllst auch in phantastische Gewande Des Sehers erste Wahrheitslehren du: Du wirkst ein weiser Kat im Vaterlande, Drumkommtals?Land-Rat" DireinKreisblatt zu. F. Spielhagen werd 24 Febr. 1829 te Magdeburg geboren, maar ging al op jeugdigen leeftijd naar Stralsund, waarheen zijn vader verplaatst werd. In Stralsund bezocht hij het gymnasium en kreeg daar tevens bij zijn omdolingen door de velden en bosschen den eersten diepen indruk van de schoone natuur, dien hij later in zijn ro man, Die Sturmfluth" tot zulke dichterlijke beel den wist uit te werken. Spielhagen bezocht de hoogescholen te Berlijn, Bonn en Greifswald. In de keuze van een studievak was hij nog al wis pelturig. Nu eens studeerde hy in de medicijnen, dan weer in de rechten, om later een betrekking als gouverneur aan te nemen; zelfs was hij ook eenigen tijd tooneelspeler. Als officier van de landweer heeft hy deel uitgemaakt van het leger. Eindelijk werd hij leeraar aan het gymnasium te Leipzig. Maar ook in dezen werkkring gevoelde hij zich niet thuis. Hij besloot van zijn pen te leven en in 1857 en 1858 gaf hij te Leipzig zijn eerste novellen Clara Vere' en Auf der Düne" uit en nu volgden elkander achtereenvolgens al zijn bekende romans In Reih und Glied", Ham mer und Ambosz", enz. op. Spielhagen mag zich nog steeds in een bloeiende gezondheid en een krachtigen geest verheugen, zoodat zijn vereer ders en vrienden nog veel van hem mogen ver wachten. In Augustus van dit jaar viert het Journal des Débats zijn eeuwfeest. Er zijn weinig bladen die zulk een lang verleden kunnen aanwijzen, en zeker nog minder, die zich er op kunnen beroemen steeds van zooveel beteekenis te zijn geweest als het, Journal des Débats Het blad was nu eens stoutmoediger en gewaagder, dan weer een weinig meer teruggetrokken, maar het heeft steeds, even als nu nog, uitmuntend geschreven artikelen gehad, en zijn medewerkers met veel geluk weten te kiezen. Het eeuwfeest zal worden gevierd met eene uitgave Le livre du Centenaire du Journal des Débats, waarvoor bydragen van allerlei illustre medewerkers van het blad zullen worden opge nomen Van de académiciens noemt de aankondiging reeds den hertog van Aumale, Victor Cherbuliez, Alexandre Dumas, O. Gréard, E. Legouvé, John Lemoinne, Léon Say, Jules Simon, H. Taine, E. M. de Voguë, over 't geheel de beste helft van l'esprit franfais in onze eeuw vertegenwoordigend. Illustratiën, gegraveerd naar Ingres, Paul Delaroche, Guillaume, Chaplin, etsen van Le Rat en Sadoux enz., zullen het werk opluisteren. EEN VRIJERIJ ONDER MOEIELIJKE OMSTANDIGHEDEN. Novellette van II VON REMAGEN. Ik was nog niet lang officier, toen mijn divisie naar het stadje Z. overgeplaatst werd. Deze overplaatsing ontlokte mij menig Ach" en O". Wij hielden er veel van in de wandelparken der residentie rond te slenteren en mooie oogen in alle kleuren en in elke schakeering van het pikzwart eener onweersnacht tot het zachte heldere hemelsblauw van een lieflijken Meimor gen te bewonderen. Het stadje Z. was een echt nest; het eenige koffiehuis een ellendig hol, waar in plaats van koffie een aftreksel van cichorei en een muf brouw sel van een of ander inlandsch kruid voor thee geschonken werd. De landadel uit den omtrek, waarop wij voornamelijk onze hoop gevestigd had den, bleef op zijn bezittingen hokken als een slak in haar huisje en moest omzichtig en ge duldig van daar gelokt worden voordat hij zijn veelhorens uitstak wantrouwig en steeds ge reed, zich bij de eerste aanraking terug te trek ken. Onze visites in de buurt waren om deze en dergelijke redenen verre van opwekkend, maar niettemin brachten sommigen onzer het hier en daar toch zoo ver, dat er over en weer zoo nu en dan bezoeken werden afgelegd. Mij wilde dit alles volstrekt niet bevallen en al spoedig stond ik zoo goed als alleen en gaf elke poging op, om tegen de doffe verveling te strijden, die zich van my had meester gemaakt Op zekeren dag gebeurde het, dat ik een mijner meer ingeburgerde kameraden in het koffiehuis ontmoette. Verheugd, eindelijk weer eens een mijner kennissen voor mij alleen te hebben, ging ik bij hem zitten en liet my in plaats van de vuilgele koffie een kop thee geven, welker kleur en aroma veel overeenkomst hadden met een aftreksel van kamille. Geheel ontmoedigd, zette ik het kopje, dat ik juist aan mijn lippen wilde brengen, weer neer. Afschuwelijk tuig," bromde ik verdrietig. Be paald niet te drinken!" Waarde vriend", zeide mijn kameraad op onverschilligen toon, terwijl hy een klein glaasje kleverige vanillelikeur in een groot glas water goot met koppigheid kom je niet verder l Wanneer ge wildot doon, zooals wij anderen, dan kondet ge ten minste na den middag menschelijk leven. Het komt er maar op aan het aanvankelijke wantrouwen der overigens bepaald beminnelijke plattelandsbewoners te overwinnen dan kan inen het werkelijk zeer goed met hen stellen." Ik dank daarvoor. Waar ik niet terstond gaarne ontvangen, word, ga ik liever in liet ge heel niet heen. Het overwinnen van de vooroordeelen uwer vrienden schijnt my de moeite van den strijd niet waard te zyu." Wanneer gij opgewektheid gevoelt om te stryden, weet ik ook raad!'1 Zoo, dat zou mij toch verwonderen", antwoord de ik onverschillig. Luister eerst en oordeel dan! Ongeveer een uur van hier woont een oude, gepensioneerde overste met zy'n dochtertje. Deze laatste is een engel van schoonheid en goedheid, maar de oude Vandaal moet zoo kribbig zijn, dat er niets met hem valt te beginnen. Hij sluit zijn kind op en onttrekt haar aan de oogen der wereld en van mogelijke vrijers en verbergt haar, evenals waar schijnlijk het bosch en de struiken het mooie Doornroosje verborgen hielden. Hy verdrijft allen, die hem trachten te naderen, eenvoudig door zijn voortdurend tegenspreken." Nu, tegenspreken is wel een onaangename gewoonte, maar dat een verstandig mensen zich daardoor schrik aanjagen en zelfs op de vlucht drijven laat, schijnt mij toch zeer onwaarschijn lijk toe." Er is hier echter geen sprake van een zich, nu en dan voordoend verschil van meening, maar van een stelselmatig tegenspreken door dik en dun, zonder zich in net minst om logische rede neeringen te bekommeren." Maar met zoo iemand redetwist men eenvou dig niet." Ja maar dat bevalt hem ook niet. Hij wil twisten en zijn tegenstander door de onzinnigste beweringen van zijn stuk brengen." En wat gebeurt er dan V" Dan gaat bet aldus. Als de tegenstander niets meer antwoorden kan of wil, zoekt hij een voorwendsel om hem weg te krijgen. Wanneer zijn tegenpartij niet toegeeft, ontwikkelt zich na tuurlijker wijze een ernstige twist; men zegt elkaar wederkeerig de grofste hatelijkheden en dienten gevolge wordt alle omgang afgebroken. De zon derling wil, geloof ik, zijn meester nog zien te vinden." Maar uit alles, wat gij mij vertelt, blijkt, dat hij geen zonderling, maar een gek i»!" O, volstrekt niet. Hij is alleen maar een eigenzinnig oud man, die er nu eenmaal zijn ge noegen in vindt, andere menschen te ergeren." Dan doet men het verstandigst, zich op een afstand te houden," antwoordde ik met het on verschilligste gezicht ter wereld, maar bij my zelf had ik al besloten, het avontuur te wagen en wel geheel in stilte, om den spot te ontgaan, die op een nederlaag zou volgen. Reeds den volgenden dag reed ik met gekun stelde onverschilligheid de openstaande poort van het betooverde slot binnen. Een knecht nam mijn paard van my over en zag mij daarby met een glimlachje vol leedvermaak aan; de man ver wachtte blijkbaar met een boosaardig genoegen een haastigen en onvrijwilligeu aftocht. Ik begon reeds berouw te gevoelen over mijn onoverlegd plan, dat mij zeker aan beleedigingen zou bloot stellen en een onaangenaam gevoel van beklemdheid maakte zich van mij meester, dat mij anders geheel vreemd was. Maar nu was het te laat, er viel niets meer aan de zaak te veranderen. Een andere knecht had mijn kaartje aangenomen en was spoedig heengegaan, om mij aan te dienen, en eer ik nog goed wist, wat er gebeurde, bevond ik mij reeds tegenover den overste. Met het bewustzijn, dat het oogenblik van han delen was aangebroken, keerde ook mijn kalmte terug Terwijl ik eenige beleefdheidspiirases uit sprak, sloeg ik zeer bedaard mijn overbuur gade lste Jaargang, Schaakspel. 3 Maart 1889. PROBLEEM No. 7 van den heer A. Bechger te Alost (België). ZWABT a b c d e f Wit geeft in 3 zetten mat. De volgende partij is uit de Match Steinitz Tschigorin. Evans Gambiet. Tscbigorin. Wit. l e2 e4 2 gl _ f3 fl 4 b2 5 c2 6 O d2 f3 f2 7 8 9 c4 b4 c3 O d4 f4 10 c3 X d4 11 cl e3 12 c4 13 e4 14 bl 15 g5 16 e3 17 fl 18 e4 - - c5 19 dl X el 20 el e3 21 c5 X d7 22 c3 X d5 23 d5 Xb6 24 al el 25 déd5 c3 e4 f2 el Steinitz. Zwart e7 e5 b8 _ C6 f'8 c5 c5 X b4 b4 _a5 a d8 f6 b g8 _e7 cöd8 c e5 X d4 a5 _ b6 d7 _ d5 Xd5 O e8 f6 _g6 c,7 c6 e c8 d7 e8 X el f g6 d6 c6 X d5 do X d7 d8 c6 a7 X b6 h7 h c6 b4 e7 O f8 26 el dl 27 e3 e5 28 dl X d5 29 e5 X al 30 f2 X b6 b4 X do a8 X a2 f a2 al f d7 X d5 opgegeven. Stand der Partij na den 16den zet van wit. ZWAP.T abcde fgh WIT en kwam daardoor tot het bewustzijn, dat uiterlijk tenminste volstrekt niets afstootends had. Integendeel hij was een knap, oud man, met stijve militaire houding; hij droeg zy'n edel, met korte zilverwitte haren bezet hoofd flink rechtop. en de uitdrukking zijner grijze oogen wisselde telkens af; ik meende daarin meer vroolyken moedwil, dan boosaardige list te lezen. Na de eerste begroetingsformules de heer des huizes had mij inmiddels verzocht plaats te nemen viel ons gesprek op het maatschappelijk verkeer daar ter plaatse, waarbij ik my' afkeurend uitliet over de ontoegankelijkheid van den landadel. De aangename indruk, dien de knappe, oude man op mij gemaakt had, deed mij alle vooraf ontvangen waarschuwingen zoo geheel en al vergeten, dat ik haast van schrik van mijn stoel viel, toen de oude heer plotseling zijn ruige wenkbrauwen samen trok en toornig antwoordde : Gij gelooft, naar het schijnt, dat men bij my maar naar believen in en uit kan loopen zeker omdat ik niet tot den hoogsten adel behoor, hé?" Volstrekt niet, overste", stamelde ik in mijn eersten schrik. Maar het gelukte mij spoedig uuja bedaardheid te herwinnen en er zoo kalm moge lijk aan toe te voegen : Om u de waarheid te zeggen, kwam ik zelfs in de vaste overtuiging, dat mijn eerste bezoek ook het laatste zou znn." Waarom, als men vragen mag? Wat zal u beletten, terug te komen V" Men zeide mij, dat gij geen vriend van be zoeken waart". Waarom kwaamt gy' dan?" Omdat ik wenschte u te leeren kennen". Onzin. Om my, ouden man, te leeren kennen. Ha, ha! Of', voegde hij er wantrouwend aan toe en trok daarbij zyu wenkbrauwen n«g dreigender samen, zeide men u misschien ook, dat er be halve ik, nog iemand anders hier in huis woont V" Zuker ! Gij hebt een dochter!" En V" En niets! Wat gaat my dat aan ?" Aha! mijn dochter wekt niet in het minst uwe belangstelling op ?" spotte hij, gij hebt nauw keurige inlichtingen omtrent my, ouden man, in gewonnen, maar dat mijn docnter jong en mooi is, daarvan weet gij natuurlijk niets!" Ja, maar overste, ik heb een vreemden smaak, Wat anderen mooi noemen, bevalt my gewooulnk volstrekt niet! Overigens zal ik wel geen gelegen heid hebben, hier een proef omtrent rnyn meening over mooi" of niet mooi" af te leggen". Hoe bedoelt gij dat?" Omdat inen my gezegd heeft, dat gij niet be leefd kunt zyn. Gij zult mij dat niet kwalyk nemen, maar het beüoort tot mijn eigennaardiglieden, altijd oprecht te zyn!" Dwaasheid! Ik kan zoo beleefd zijn als de beste, wanneer ik dit wil, maar laat ik u in de eerste plaats zeggen, dat zulk een jong mensch. a's gij; geen reent heeft, er eigenaardigheden op na te houden." Ik dacht, dat dit recht iedereen toekwam, jong of oud; maar dat verandert niets aan de zaak; gy zult mij niet uitnoodigen, mijn bezoek te her halen, en ik zal dus ook zeer zeker niet terug komen." En ik zeg u, dat gij wel terug zult komen, ten minste, ik verzoek het u. Gij hebt een eigen meeuing en komt daar rond voor uit. Er is niets vervelender dan een mensch, die niets dan ja en neen zegt, zoo als men liet hem in den mond legt." Na deze woorden mocht ik er mij zeker wel mee vleien, een kleine overwinning op hem be haald te hebben. Ik nam dan ook afscheid en reed welgemoed huiswaarts, nadat ik den knecht, die mij met haastige bereidwilligheid en met een van leedvermaak stralend gezicht myn paard bracht, een vroolyke fanfare had voorgetiaten, ten gevolge waarvan hij mij uiterst verbaasd na staarde. Veertien dagen lang beteugelde ik mijn onge duld en sloeg daarop weer den weg naar Doornroosje's slot in. De oude heer ontving my met een bewolkt voorhoofd. Hij was boos, dat in zyn uitnoodiging, waarmede hij een ongehoorde con cessie meende gedaan te hebben, zoo koel had opgenomen. Ik verontschuldigde mij met de uit vlucht dat ik niet lastig wilde vallen. Wanneer gij mij lastig waart, zou ik u niet uitgeiioodigd hebben." Maar toch zou ik u tot last zy'n, wanneer ik vaker kwam." Donnerwetter!" Hij sloeg met zijn vuist op de tafel. Wat is mij dat een eigenzinnige kerel! NuwUhij, waarachtig zelfs myn gedachten beter kennen dan ik zelf! .... Ik zeg u, dat gij eiken dag kunt komen, wanneer gy wilt. Ik heb opwekkend ge zelschap noodig!" Kn gij wyst dit de deur wanneer het u niet meer opwekkend toeschijnt!" Dat zal ik. zeer zeker niet doen, jongmensch! Hoe kunt gy toch zoo stellig beweren, dat ik dit of' dat doen zaf! Aan mij zal het niet liggen, wanneer ik u in onzen dagelijkschen omgang die onaangename eigenzinnigheid niet afwen; anders is immers een gezellig gesprek geheel en al oumogelyk." Van. toen aan werden mijn bezoeken zeer druk, ja het scheen van zelf te spreken, dat ik al mijn vrijen tijd en dien had ik genoeg in het huis van den overste doorbracht. Myn invloed op. den ouden zonderling was van het eerste oogen blik af een zeer merkwaardige; ik had niets te doen, dan het einde van den draad, waaraan hij mij dacht te leiden, vast te houden, en dit vol gens mijn wensen heen en weer te bewegen, en al spoedig raakte ik daaraan gewoon, hoewel het mij iu den beginne dikwijls zwaar genoeg viel. Natuurlijk ging ik als dagelijksche gast ook met juffrouw Lisbeth, de dochter des huizes om, en, ondanks de waakzaamheid van den overste waren wij het binnen zeer korten tijd met elkaar eens, zooals dit dikwyls genoeg, als vanzelf gebeurt, wanneer twee jonge meuscuen voortdurend om en bij elkaar zyn. Met de diplomatieke gaven, die in iedere vrouw zelfs in de allerbeste tegelijk met de liefde tot ontwikkeling komen, had Lisbeth het doel mijner geheime aanslagen ingezien en zich in myn voorgewende onverschil ligheid als middel ter bereiking van myn doel verheugd, maar zooals zij mij by een onzer toe vallige samenkomsten onder vier oogen bekende*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl