Historisch Archief 1877-1940
No. 612
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
volgen een bedelaar en eene oude vrouw, door
?welke Zoëin het geheim der plaats wordt inge
wijd; zij willen verlenging van het leven vragen,
maar hun verschijnt, in plaats van den Heer des
levens, de zwarte geest, die Jen dood aankondigt.
Dezen vreest Zoëniet; zij is van Damaseus geko
men, om de heidenen tot het Christendom te
bekeeren en is niet verschrikt, als de verschijning
haar verkondigt, dat zij daar in het vervolgen
harer zending het leven laten zal. Dan hoort
men trompetgeschal; Apelles, de beroemde en door
het volk vereerde bouwmeester en krijgsheld,
komt hier, van zijn zegevierenden krijgstocht tegen
de Perzen naar huis keerend, in het volle ge
voel zijner kracht en levensvreugd, bevrijding zoe
ken van de banden der sterflijkheid. Zijn wensch
wordt hem toegestaan, eeuwig leven wordt hem
beloofd, met de waarschuwing:
.... von dieses Segens Fluch
Wirst du nicht Erlösung finden,
Bis die Seele
Verder reikt de profecie niet; de verschijning,
die haar heeft uitgesproken, wendt zich nu tot
Zoë, en verkondigt haar, dat zij na den dood zal
terugkeeren en in ieder harer vormen den onstand
vastige zal ontmoeten, om hem te geleiden en
te onderwijzen", tot Gods werk voleind is.
Reeds in het tweede tableau, te Palmyra, ontmoet
Apelles haar. Hij heeft, door het volk bij zijn
intocht jubelend' begroet, het meisje in zijne
bescherming genomen, maar geelt haar, als het
volk door Zoë's boetpredikatie is verbitterd, prijs,
en het meisje wordt gedood, terwijl Apelles van
den Romeinschen landvoogd Saturninus verlof ont
vangt, een tempel voor Fortuna te bouwen.
Het tweede bedrijf speelt in Apelles' pronkvertrek,
ten tijde van Diocletianus. Zoëis thans de blonde
Phoebe, Apelles' geliefde. Als bij tusschen chris
tendom en heidendom besluiteloos is, verlaten
hem zijne vrienden, en ook de blonde Phoebe;
zij wil naar Rome terug, maar ontmoet op den
drempel Pausanias, dien zij als den Heer des
Doods" erkent. Zij zal niet terugkeeren.
Het derde bedrijf, vele jaren later, vertoont
Apelles als Christen. Tegenover den vroegeren
tempel van Fortuna heeft hij een christelijke ba
siliek gebouwd; Zoëis thans zijn christelijke
gemalin, Persida. In het vierde, onder Julianus
den Afvallige, is er weer reactie, en een kleinzoon
van Apelles valt als slachtoffer van den godsdienst
oorlog, het is Zoëin hare vierde gestalte. In het
vijfde valt Apelles, levensmoede, van alles verla
ten, een levende doode, eindelijk op eigen ver
zoek als slachtoffer van den Heer des Doods";
Zoëheet nu Zenobia en de moraal is:
Nur der kann leben, der in andern lebt,
An andern wachst, mit andern zich erneut!
De actrice die Zoëspeelde, Fraulein Bland,
wordt het meest geroemd; overigens hadden, ge
lijk hot in een stuk als dit te verwachten was,
regisseur, musicus en decorateur het grootste aan
deel aan het welslagen.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Goddank ! spoedig breekt de tijd weer aan,
waarin we ook buiten de hoofdstad muziek kunnen
gaan hooren. Die muziek is wel is waar niet zoo
kunstig als gene, maar zij is zooveel te begrijpe
lijker. Menigeen toch, die zijn levenlang ongeschokt
bleef, ook bij de langste syinphonie en de hardste
opera, voelt de liefelijkste aandoeningen opwellen
bij het gesjilp van een doodgewoon paar musschcn,
in den zonneschijn daarbuiten. Welke cantate zal
ons ooit zoo machtig roeren als de ode van het
vogelenkoor in het woud, dat prijkt in zijn eersten
voorjaarsdos ? Voorzeker, er moet ook concert
muziek zijn zooals groenten in blikjes, gedu
rende den tijd, dat er geen versche te krijgen
zijn .... maar de verscho zijn toch lekkerder ....
De toonkunst is niet anders dan een verduur
zaamd stuk dikwijls ook een nagemaakt stuk
natuur. Wat is een modern orkest anders dan
een verzameling instrumenten, die ieder een an
deren natuurklank nabootsen, hetzij 't gekweel
van den naclit egaal, 't gebrul van den leeuw, 't
gerommel van deri donder en misschien ook 't
gezang van den mensch V En wat doet een stuk
voor dit orkest anders dan do natuur weergeven,
dan den indruk weergeven, dien een stuk van do
natuur in zijn geheel en niet in elk zijner
afzonderlijke bestanddeelen op ons maakt'?
Want wij schilderen gevoelens goed. maar door mid
del van natuurklanken, die op zichzelf reeds eene
uitdrukking van de meest verschillende gevoelens
zijn, en niet uitdrukking worden door middel van
allerlei geleerde combinaticn. Gezonde smaak en
opmerkingsgave hebben weder de muziek verder
gemaakt tot dat, wat zij nu is; de harmonie in
de natuur ook in hare geluiden heeft tot
herhalingen en uitwerkingen van motieven en
thema's, kortom tot al do beginselen geleid, die
in een modern Europeesch kunstwerk van toepas
sing zijn, maar die niets anders ten doel hebben
dan der natuurharmonie nabij te komen. Verder
is in de toonkunst alles onderlinge overeenkomst.
En wie zal overal de grens bepalen tusschen wat
nabootsing van de natuur en toevallige overeen
komst is? Bij ons geldt b. v. het dur-akkoord
als een uitdrukking van opgewektheid en hot
mol-akkoord als eene van smart maar hoe is
men hieraan gekomen? In de natuur zijn toch
geen dur- en mol-akkoorden ? Evengoed had men
dus het mol-akkoord tot opgewekte doeleinden
kunnen bezigen, en het dur-akkoord tot smarte
lijke. (Handel trouwens schrijft in den Samson"
een treurmarsch in C dur.) Ik wil met dit alles
slechts zeggen, dat de uitingen van den mensch
slechts zoo betrekkelijk zoo weinig absoluut
waar zijn. Indien ik ondereen andere zon geboren
ware, zou ik nu melodieën schrijven in toonaarden
met slechts 4 tonen, die mij nu barbaarsch toe
schijnen. Terwijl ik nu op een piano tokkel, zou
ik dan op trommels kloppen en met schelletjes
rammelen en zou toch niet minder wezen daTi ik
nu ben, nl. niets, of wil men liever een uiterst
gebrekkig vertolker van de natuur. Bij de onein
dige waarheid en schoonheid van de natuur ver
geleken, wat zijn dan onze ook de meest
verheven kunstwerken? Wordt ons n'et door
de beperking, die ons de materie oplegt (o.a. door
den geringen omvang van ons toonsysteem, het
geringe aantal tonen, dat ons ten dienste staat
enz. enz. enz.) elke waarlijk vrije uiting onmo
gelijk gemaakt?
Daarom ik merkte het al eens op be
wonderen wij in den voortrefl'elijken kunstenaar
eigenlijk den naar schoonheid zoekenden mensch
en niet den bekwamen technicus en óók niet den
schepper van iets want de mensch schept niet.
Maar daarom ook zal de natuurmuziek, waaruit
ieder dorstend gemoed juist dat put, waaraan hij
behoefte heeft, altijd de meerdere van de kunst
muziek blijven. Hoor eens een symphonie in de
open lucht spelen - - 't hoeft niet eens in 't bosch
(met of zonder hoofdletter) eenvoudig maar in
de open lucht. Zóó groot en overweldigend is de
indruk van de natuur, zelfs waar zij zich nog zoo
armoedig voordoet, dat er onder die omstandig
heden niets van die symphonie overblijft
Maar het is nu nog te koud om de muziek al
in natura te gaan hooren, vergenoegen we ons
dus voorloopig met de nagemaakte natuur van de
concertlocaltn der hoofdstad.
Er hadden in de afgeloopen week (mijne week
blad-weken loopen van Vrijdag tot Vrijdag) plaats:
een concert, gegeven door mej. Marie \Vijbrandi,
piano, met medewerking van mej. Henriette
Murkens, viool, en mej. II. W. M. Kempees, leerlinge
van het Conservatorium alhier, zang, op Vrijdag
8 Maart; de 6e soiree voor kamermuziek en een
uitvoering van de Nationale Zangschool en
Zangvereeniging, directeur de heer W. R. van de Vliet,
beide op Zaterdag 9 Maart en een
gastvoorstelling van den heer Paul Haase in Der Trompeter
von -akkingen."
Ik begin met een enkel woord te wijden aan
laatgenoemde opvoering van de Duitsche Opera,
die ditmaal onder leiding van den heer Paul
Prill stof tot meer dan gewone tevredenheid
gaf. Er lag iets frischs over deze opvoering, dat
na de onverkwikkelijke Meistersinger" en
Tannhauser" opvoeringen van dezen winter
buitengewoon verkwikte. De meeste personen in
deze Opera gaven reden tot zeer dankbare ver
melding. Zooal niet in de eerste plaats (die ik
ditmaal aan den heer Behrens moet toekennen),
mag de heer Haase (de Trompeter) toch in de
tweede plaats genoemd worden. De heer Haase
is een zeer nauwgezet kunstenaar en zoo was
alles zoo goed als men bij hem maar verlangen
kon. Verlangen mag men niet, dat deze zanger
(die immers weinig op het tooneel verschijnt?)
buitengewoon gemakkelijk speelt; vooral was dit
het geval in de eerste scène van de Opera. Maar
overigens was bij een niet zeer groote, soms
ietwat schorre stem zijn voordracht welgevoeld
en zeer gedistingueerd, hetgeen, in vereeniging
met een zeer gunstige uitwendige verschijning.
den heer Haase een groot succes deed behalen,
vooral in het welbekende:
Behüt' dich Gott, es war zu schön gewesen,
Behüt' dich Gott, es hat nicht sollen sein".
De hoer Behrens was, zooals reeds gezegd,
voortreffelijk, en gaf ons een uiterst jovialen
Freiherr von Schönau te zien. Verder noem ik
Frl. Kronold, die dezen avond uitmuntend bij stem
was, maar wier Maria zich (voor den Trompeter)
nog al weggooide. De heer Stierlin (Conradin)
voldeed zeer goed, zoowel in zijn spel als in zijne
zeer fraaie middeltonen; de hoogere zijn bij hem
van mindere qualiteit. Eindelijk was de heer
Bolle als Damian zeer potsierlijk, en zoo zal rueu
uit een en ander kunnen opmaken, dat deze
operavoorstelling een grooten en welverdienden
bijval vand.
Met een enkel woord kan ik hier nog gewagen
van de Sonate (op 2 D?dur) voor Piano en Viool
van den Heer A. Averkarnp, die op de laatste
Kamermuzieksoirée ten uitvoering kwam (door de
HH. Röntgen en Cramer). Het is een zeer ver
dienstelijk werk, dat wel is waar nogal duidelijke
sporen van Brahms 'schen invloed vertoont (G?dur
Vioolsonate), doch ook voel van den Heer Aver
karnp zelf bevat. De laatste twee gedeelten hebben
wat veel onderlinge overeenkomst en zijn wat
lang, maar daarentegen zeer fijn van toon. Ik
weet niet aan welk der drie omlerdeelen den
eerepalm te moeten toekennen ik geloof aan
het Adagio. Genoeg, dat het werk overal zeer
goede en schoone momenten bevat, en een warme
aanbeveling aan H.II. pianisten en violisten waar
dig is. Een opus 2, als dit, doet hij een nog jong
componist, als de Heer A. Averkamp is, veel voor
de toekomst verwachten.
14 Maart. F.
P.S. Twee weken geleden heeft de drukker in
mijn verslag van een concert, waarop mej. Speet
medewerkte, mij doen zeggen, dat die zangeres
een diepen indruk zou gemaakt hebben met twee
liedjes, een van Nicolai en een van Coster. Ik
heb in mijn lof niet zoo ver willen gaan als de
drukker en had gesproken van sympathieken in
druk. Van een diepen indruk door deze twee
eenvoudige liederen kan trouwens maar weinig
sprake zijn.
MUZ1EKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 14 Maart 1889.
In de Opera traden sedert mijn laatste verslag
over deze instelling twee gasten op: do heer Wolft'
uit Hamburg, lyrisch tenor, en Mej Corn.
Meysenheim uit München. Eerstgenoemde beschikt over
een niet groot, maar nog goed klinkend geluid,
zingt beschaafd en toonde zich in Die weisse
Dame meer dan in Martha vrij goed acteur;
zijn optreden als gast werd dan ook gewaardeerd,
ofschoon hij niet iets bijzonders leverde. Mej.
Meysenheira, wier optreden op grond van vroegere
verslagen met eenig wantrouwen werd
tegemoetgezien, veroverde als Carmen publiek en kritiek
in n slag; eene zoo volmaakte vertolking dezer
partij werd hier nog niet gezien, noch van Fransche,
nèch van Duitsche zangeressen en men moet
eerbied gevoelen voor een zóó diep on volkomen
doordringen in een rol, waarbij iedere noot en
iedere beweging zóó grondig is bestudeerd, dat
men meent niets dan natuur te zien. En
daarbij werkte hare omgeving niet mede om haar
in geestdrift te brengen; Don José(Walter) en
Escamillo (von Bongardt) waren onvoldoende, de
wijze van optreden van den heer Stierlin (Luite
nant) behoorde in de operette thuis, en de heer
Mastorff (Sergeant) was niet bij stem. Slechts mej.
Kronold (Mieaëla) was als gewoonlijk voortreffelijk
en ook de heer Bolle als smokkelaar recht goed.
De dames Simony en Lorenz (Ifrasqiiita eu Mercedes)
bevestigden den goeden indruk, dien zij bij vroe
gere opvoeringen van Carmen maakten.
Aanstaanden Zaterdag treedt Mej. Meysenheim
nogmaals als Carmen op met den heer Wolft' als
Don José; ik vermoed dat het een vol huis zal
zijn. V.
NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED.
Ter beoordeeling werden mij toegezonden : de
eerste aflevering van Orgel en Harmonium, ver
zameling van meerendeels oorspronkelijke en ge
makkelijke stukken voor orgel of harmonium, met
of zonder pedaal, gecomponeerd en verzameld
door Jan W. F. Brandts Buijs (op 3), en ver
volgens : Sonate voor Piano en Viool van H. van
der Eijken" (op 9). De eerste aflevering van
het werk van den Heer Br. Buys bevat eene
Fantaisie", een Avondgebed", eene Pastorale"
en het begin van een stuk, getiteld: Meinllerz
erhebet Gott den Herrn", alle van den Heer Buijs
en nog een arrangement van het Brautlied" uit
Lohengrin".
Van de eerstgenoemde 4 stukken acht ik de
Pastorale", een kort, maar gemoedelijk werkje
het best. Ook de andere werkjes evenwel zijn
goed gecomponeerd, al heeft de componist het
zich hier en daar wat gemakkelijk gemaakt, zoo
als in het Avondgebed" waarin de letterlijke
herhaling van het hoofdthema in bes een
eenigszins armoedigen indruk maakt. Over Mein
Herz erhebet Gott den Herrn" mag men
nog niet oordeelen, daar het stuk nog
nipt af is, doch het fugathema is eenigszins
onbelangrijk, te onbelangrijk althans om er per
moto retrogrado of coittruno mede te gaan experi
menteeren. In 't algemeen getuigen deze muziek
stukjes vaneen gezonden muzikalen zin en de dege
lijke studies van den componist, al zou men ze hier
en daar wat dieper en hartstochtelijker wenschen. De
harmonische bouw van deze stukjes laat voor mij nog
te wenschen over, ook is de stemvoering nog niet
vrij genoeg zoo is no. l in 't geheel wat stijt
met zijn zwaren bas in 't begin en de eenigszins
ouderwetsche sequenzen op pag. 2. De componist
trachtc wat inniger, wat rijker te zijn dan hij
zich in deze stukjes voordoet. Zoo op pag. 14,
waar in maat 6, 7, 8 en 9 de harmonie te lang
dezelfde blijft dit is armoedig. Verbetert de
componist zich in dit opzicht, dan kan hij, met
zijn gezonden muzikalen zin en zijn talent voor
vorm, iets schoons voortbrengen. Met het oog op
de goede eigenschappen, die in dit werk echter
alreeds aanwezig zijn, durf ik het gerust aanbevelen.
De Sonate van den heer van der Eijken is eendoor
en door gezond muziekwerk, met behoorlijke ken
nis van alle middelen geschreven en dat van den
muzikalen zin van den componist een allergun
stigst getuigenis aflegt. Maar .... dit is eene
Sonate van Beethoven uit zijne eerste periode,
of liever nog eene van Mozart, maar geene van
den heer v. d. Eijken. De componist strove toch
naar meerdere originaliteit! Hij vrage zich bij
het ? construeoren van zijne thema's af: is bet
nieuw of niet? Is het niet nieuw, dan werpe hij
het overboord of geve althans het hierop ge
bouwde werk niet uit, maar beware het als studie.
Het is jammer van dit werk, want met name
het Adagio is een zeer muzikaal stuk, waarin
leven klopt en dat frisch en afgerond is, als ....
nu ja. weer als een Adagio van Mozart.
Ook het laatste Allegro is frisch, al had ik op
pag. '26, boven, het hoofdmotief nu graag eens
wat meer ontwikkeld gezien, waartoe het zich
rhytmisch zoo goed leent. Het eerste Allegro
vind ik het minst; motieven eu bewerking zijn
hier te veel uiterlijk, te concertant. Van ceiie
eigenlijke doorwerking is ook in dit deel weinig
sprake. Ondanks dit alles, heb ik met groot ge
noegen met het werk van den zonder twijfel nog
jongen componist kennis gemaakt, daar ik liever
een niet origineel, maar gezond werk dan een
nog zoo origineel prul hoor. Als nu de heer v.
d. E. in 't vervolg aan grootere originaliteit ook
nog grootere intentie weet te paren, mag men
met belangstelling verdere werken van hem te
gemoet zien.
lu de eerste 2 maten van het begin van de
Sonate eri op de analoge plaatsen verderop zon
ik in de plaats van den componist don hier
inoeielijk leesbaron bas anders genoteerd hebben.
Ik voeg hier nog bij. dat het eerst besproken
werk netjes bij de firma Thieme te Zutphen en
het tweede eveneens keurig bij de Algemeene
Muziekhandel" verschenen is. F.
DE NED. BOUWKUNST TE PARIJS.
In het gebouw der Maatschappij, Marnixstraat
402, is de inzending van de Nederlamlsche
afdeeling Bouwkunst" voor de Parijsche Tentoonstel
ling bestemd, te bezichtigen. De niet groote, maar
zeer nette collectie maakt een aangenamen indruk.
Het meest trekken de aandacht twee zeer fraaie
plannen, die niet tot uitvoering gekomen zijn:
een ontwerp voor de restauratie van den dom
van Milaan, van den hoer Evers, dat met een der
eerste prijzen bekroond, maar niet ter uitvoering
werd aangewezen, en oen grootsch litusoleuin,
van den heer H. P. Berlage Jzn., waarbij een
gchcele uitleg behoort. Volgens het bijschrift is
het bestemd om, honderd jaren na den laatsten
oorlog, als monument van het aanbreken van den
wereldvrede te dienen.
Reeds worden op de heuvelenrij die de
reuzenstad, het middcnpunt der groote Enropceschc
republiek omringt, de stccnen aangevoerd. Een
mausoleum zal verrijzen, herinnering aan al het
grootsche dat de menschheid in de dagen van strijd
heeft gewrocht, herinnering tevens, als tempel
des doods, aan de eeuwigdurende tragedie van
den mensch.
Een pyramidale tempel als middelbouw, in zich
vercenigeiule gebouwen uit alle stijlperioden, vanaf
de egyptische tot do renaissance, eindigende in den
koepel van de St. Pieterskerk, het grootste gods
huis der christenheid; de atlas heeft als bekrooning
de plaats van hot kruis ingenomen. De torens vau
Rheims, Straatsburg, van Antwerpen ca Weenen
verheffen zich aan de vier zijdon van den midden
bouw, als vertegenwoordigers van de edelste uitin
gen der gothiek in verschillende landen. De
galerijen strekken zich in een wijden cirkelboog
uit; hier is, evenals in het pantheon der groote
mannen van het land, van staatslieden, geleerden,
artiesten en technici, de renaissance het symbool
der wedergeboorte van het menschelijk geslacht,
in zijn opvolgende tijdperken van bloei.
Door een triomfpoort betreedt men dit paleis
des doods; in den dood toch triomfeert de onster
felijkheid der menschelijke gedachte. Boven den
ingang verrijst een beeldengroep, een man ea
vrouw bij het kruis, symbool van het eeuwige
lijden der menschheid; nog hooger een tympanon,
met de verbroedering der rassen en volkeren; nog
hooger de ster van het menschelijk genie.
Dan treedt men in den grooten Dom; de
lijkdienst zal er plaats hebben in een afzonderlijke
kapel, getrouw evenbeeld van de Ste. Chapelle te
Parijs. Daarachter verrijst de reusachtige schoor
steen van het Crematorium, zich verheffende tot
in de wolken, evenals do geest van hot menschelijk
geslacht zich verliest in de oneindige ruimte."
Tot uitvoering zijn gekomen do ontwerpen van
het St.-Elisabetsgasthuis en de St.-Nikolaaskerk
te Amsterdam, van den heer Bleys, waarvan prach
tig afgewerkte teekeningeu zijn tentoongesteld;
voorts tal van aardige villa's, scholen, woon- en
winkelhuizen en gebouwen vau allerlei aard, van
de bh. Margry, Gosschalk, Van Arkel, Staal en
Haalmeijer en L/amlré, (het landgoed Hydepark met
allerlei bijgebouwen), Frowein (het stationsgebouw
in den Haag), Veriieul (de nieuwe
s.adsschouwburg te Rotterdam), en anderen. Een goed denk
beeld was het ook van den heer Van Arkel, eene
reeks teckeningon vau torens, geveltjes en merk
waardige gebouwen van Hollandsche steden, o. a.
te Amsterdam eu te Hoorn, in te zenden; zij
zullen op de Expositie de belangstelling gaande
maken. Over 't geheel zal, ofschoon de collectie
naar ons dunkt, met even belangrijke bijdragen
wel tien- of twintigmaal grooter kon gemaakt
worden, want er is toch in Nederland heel
wat gebouwd en artistiek gebouwd in de laatste
tien jaren, de indruk niet ongunstig zijn.
CRESSY.
Bret Hurle's nie.tmste roman.
Cressy is een echte Bret Harte-roman, met zijn
aautrekkelijken stijl, zijn oogeublikkcii van
onvergelijkelijkeu humor, zijn oorspronkelijk dichterlijk
inzicht in luciischcu eu zaken, ma;ir ook echt Bret
Harte i 11 zijn steeds erger wordend gemis aan
intrige cu de ongeregelde familiebetrekkingen van
zijn hoofdpersonen. ,, Ik ben zoo'u soort vau wees,"
vertelt oom Beu aan den schoolmeester, dat is
te zeggen, ziet ge, het, is geheel in orde voor zoo
ver den ouden man betreft., die is dood; daar ginds
in Missouri. Maar wat mijn moeder betreft is het
zoo tusscheu in, zoowat onzeker, '/iet ge, mijn
heer Ford, /.e liep weg met, een kerel uit de stad,
voor mij geheel een vreemde, vóórdat de
oude man stierf, en dat hoeft mijn schoolgaan iu
de war gebracht."Oom lien's huwelijk lijkt een beetje
op zijn staat als wees, onzeker en onbepaald",
en toch, met zijn onoverwinnelijk gccd humeur,
zijn onhandig voorkomen, zijn natuurlijken aanleg
voor humor, en zijn gelukkig vinden van ecu
vruchtbare goudadcr, is oom Ben ceu karakteristieke
iiguur. Met liet doel om de, gebreken in zijn
eeiiigszins mythisch «eerste onderricht" aan te vul
len, zoekt hij den jongen schoolmeester vau Iiidiau
Spring op.
Toen hij 's meesters lessenaar bereikt had en
den titularis die er door heen keek, bleef hij ver
legen staan eu beproefde hij met den rand vau zijn
slappen vilten hoed het zachtzinnig glimlachje weg
te vegen, dat zijn gezicht droeg toen hij binnen
kwam?Ik rekende er op," begon hij, met de
eene band met geveinsde onbevangenheid op den
lessenaar leunend, en met deu hoed in de ander
bet stof vau zijn broek siaaudc, ik rekende dat
wil zeggen ik dacht wel, moest ik zeggen,
dat ik u nu alleen zon vinden, m dezen tijdziji
ge dat meestal. Het is een aardige, rustige, leer
zame tijd, waarin iemand, om zoo te zeggen, zijne
opleiding nog eens kan nagaan en eens nadenken
over al wat hij ooit geleerd heeft. Ge zij t juist
zooals ik, eu ge ziet dat, ik om zoo te zeggen uw
pad heb nagegaan." Waarom kwaamt ge dan
van morgen de school in opschudding brengen?"
vroeg de schoolmeester vinnig. Dat is zoo, ik
kwam daar, zoo omstreeks, eens in kijken, ziet ge,
niet waar r" zeide Oom Ben met berouwvolle toe
stemming. Ziet ge, mijn bedoeling was toen niet,
er binnen te komen, maar alleen er zoo'n beetje
rond te slenteren, en er zoowat aan gewend te
raken, en dat, het aan mij gewende.... Ge ge
bruikt zeker Dobell's rekenboek daar niet?"
Neen" zeide de meester. Dat, is jam
mer. Hij schijnt dus te hebben afgedaan, die
Dobel!, Ik werkte uit Dobell. Eu Parslings
Taal