De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 17 maart pagina 4

17 maart 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 612 kunde. Ge zult zeker Parslings Taalkunde ook niet gebruiken?" »Neen," zeide de meester, flauwtjes glim lachend naar oom Bens verlegen gezicht. En'hetzelide zult ge wel zeggen van de Meetkunde en Algebra van Jones? De zaken zijn veranderd. Ge hebt hier allerlei nieuws/' vervolgde hij met voorgewende zorgeloosheid, maar het oog van den .meester angstvallig vermijdend. Voor iemand die opgeleid is met Dobell en Jones schijnt er dezer dagen niet heel veel gelegenheid te zijn om voor den dag te komen." Cressy zelf is een allerliefste persoon, wat raad selachtig en niet in harmonie met haar omgeving, maar aantrekkelijk, van het oogenblik dat wij haar vluggen stap buiten het schoollokaal hooren, en liet fladderen van haar kleedje als het geluid van neerstrijkende vogels," tot haar geheimzinnig huwe lijk op het eind, met den ander." Misschien is het beste tooneeltjo in het boek dat, waarin de jonge schoolmeester, gedreven door het gevoelig geweten van lieden met vlugge ver beelding, aan Cressy's vader gaat uitleggen dat het verschijnen van zijn dochter op de school niet gepast, en haar fashionabel schoolcostuum onzin nig was. Een gele hond, die hem aarzelend had bekeken, twijfelend of hij binnen zou gaan, gaapte nu, stapte van het plaatsje op, waar hij in het zonnetje had liggen rusten, naderde den meester met kwijnende beleefdheid, en keerde zich toen tot de ijzeren deur als om hem den weg te wijzen. De heer Ford volgde hem omzichtig, in het lastig bewustzijn, dat het huichelachtig wegwijzen van den hond alleen diende om dezen in het huis te doen komen, en hij nu, als verantwoordelijk medeplichtige, daar door een ongunstige ontvangst zou vinden. Al spoedig werd zijn verwachting verwezenlijkt; een loomc klagende vrouwenstem riep: Daar is die ellendige hond al weer!'1 en uit de naaste deur kwam een vrouwengezicht, voorafgegaan door een haastig geworpen vaatdoek. De heer Ford stapte omzichtig terstond van den drempel terug. Pardon", zeide hij, zich kiesch tot den muur tegenover hem wendend, maar ik vond de deur open, en volgde den hond." Dat is iilist een van zijn venijnige streken," antwoordde . juffrouw McKinstry van binnen. Verleden week liet hij een Chinees binnen, en in de beweging die natuurlijk daarop volgde, wist hij zich uit de ton met pekelvleesch te bedienen. Er is geen gemeene streek, waartoe die hond niet in staat is." Toen de onderwijzer juffrouw McKiustry niet te bewerken vond, beproefde hij de zaak aan Cressy's vader uit te leggen, maar verneemt daar, dat hij zelf geheel verantwoordelijk is voor Cressy's gedrag, en voor het aaukomsn en afbreken van haar laatste engagement. Het was alleen omdat gij wat hebt gemerkt den eersten dag dat ge met Martin de school doorzaagt. Drommels, zei Cressy toen tot mij, de nieuwe meester kijkt erg scherp uit zijn oogen; hij heeft zoo gelet op mij en Seth, dat ge maar liever moest zeggen dat we ge ngageerd waren. En ben je dat dan? vroeg ik. Eindelijk komt het daar wel toe, zei Cressy. Maar nadat ze naar Sacramento gereisd is, en daar wat verzonnen boeken had gekocht, schreef ze ons dat ze alles nog eens overdacht had, en dat ze vond dat Seth en zij nog te jong waren om te trouwen, en dat het engagement dan maar uit moest zijn. En zoo maakte ik het dus af." En hoe V" vroeg de verbijsterde meester. Over 't geheel met dit geweer," antwoordde McKinstry met langzame deftigheid, op het geweer wijzend, dat hij bij zich droeg. Ik liet Seth's vader weten, dat als ik ooit Seth en Cressy weer met elkaar vond, ik hem zou neerschieten. Het gaf een soort van verkoeling tusschen de familieSj en een zeker ge noegen aan de Harrisons daar ginder beneden; maar zelfs de wet, meen ik, erkent het recht van een vader". Ernst AMgren. Schetsen. Uit het Zweedsch door Una. Met portret van de schrijfster. Leiden A. H. Adriani, ?1.90, geb. ?2.50 Gaarne zeggen wij aan Una een hartelijk woord van dank voor de gezellige uurtjes, die zij ons deed smaken door ons bekend te maken met de Zweedsche schryfster Ernst Ahlgren (Victoria Benedictson). Haar bundel bevat een veertiental kleine schetsen eenvoudig en waar, alle met vaste hand uit het eigenaardig Zweedsch volksleven gegrepen. Een korte levensbeschrijving en hè* portret der schrijfster gaan het boek vooraf. De eerste is zeer interessant, het tweede zeer leelijk. Wümogen echter niet nalaten, bij Una op wat meer respect voor onze schoone moedertaal aan te dringen. Of overijling in de bewerking dan wel het Noorsch zelve aanleiding gaf tot fouten als: Wat zul je met dien flesch (bl. 22), den geld kist (bl. 79), zoo dikwijls zijnen naam werd ge noemd (bl. 31) en vele andere, weten wij niet, doch zeer zeker ontsieren zij haar fraai werk. Oud en Nieuw, op het gebied van liunst en Kunstnijverheid, in Hol land en België, door C. Ed. Taurel. ??Frans Buffel & Zonen, enz. 1889. De waardige erfgenaam van de kunst en den roem des edelen plaatsnijders J. B. Taurel, de Heer C. Ed., gordt zich ander-maal aan, om de tegen woordig zoo onbillijk verdrongen Graveerkunst" gelegenheid te geven haar vlag en wimpel op de verschillende wateren der publieke gunst te blij ven vertoonen. Hij heeft daartoe een werk bestemd, waarvan het prospektus en de Eerste Afl. ons het blijde vooruitzicht openen, dat het der Nederlandsche Kunst tot eer zal strekken, in de zelfde mate als het haar in onze schoone nijverheid zal toe lichten. Het werk verschijnt in 12 fol. afleveringen, die binnen twee jaar kompleet zullen zijn. Elke af levering zal bevatten: eene gravure naar eenig beroemd, levend, Nederlandsch meester; een clichéen een ets naar een kunstwerk uit de oude Holl. of Vlaamsche school en naar een voor werp van Nederlandsche Kunstnijverheid. Een en ander toegelicht door 12 bladzijden text, van bekwame pennen. De eerste aflevering rechtvaardigt volkomen ons vertrouwen en als de volgende niet minder zijn verheugen wij ons in onze aanbeveling. Het eerste stuk is getiteld Inlandsch tijdverdryf' en werpt een duidelyk licht op het pikante vraagstuk der kunstoefening in Indië. 't Is van de geoefende hand van Prof. P. J. Veth. Een korrekte en gevoelige gravure, naar een schilderij van Marie ten Kate, luistert dit be langrijk artikel op. Het tweede stuk is van Mej. Mimi T. L. en handelt over Oud Zaanlandsch stikwerk. 't Wordt toegelicht door de teekening van een kinderlijfje die wij aan de kunstvaardige pen der schrijfster te danken hebben. Het artikel is bizonder geestig geschreven en vol van gezonde kunstbegrippen. Een ets van onzen vermaarden Ph. Zilcken voltooit de aflevering. De hierbij behoorende text zal waarschijnlijk bl. 13 (de 2e afl.) openen. Wij hopen hartelijk, dat een ruim debiet de moedige onderneming van den Heer Taurel bekroonen zal. 14 Feb. '89. A. TH. NIEUW-GUINEA. Prins Roland Bonaparte heeft het vierde zijner werken over Nieuw-Guinea doen verschijnen. Het is evenals de drie vorige (Les déniers voyages des Neerlandais a la nouvelle Guinee, 1885; Les récents voyages des Neerlandais a la nouvelle Guinee, 1SS5, en Le Fleuve Augusta, 1887) met groote zorg uitgegeven en met een aantal fraaie kaarten voorzien. Het nieuwe werk heet Le Golft Huon; het behandelt het noord-oostelijk gedeelte van Nie wGuinea, tusschen de Oostkaap en Kaap König Wilhelm. Behalve de Spanjaarden en Portugezen, wier oppervlakkige kennismakingen met de kust door den schrijver worden aangehaald, komt hier ook al weer spoedig het Hollandsche schip de Geelvink voor den dag, dat in 1705 de kust be keek, en daarna de Fransche schepen l'JEspérance en La recherche, die uitgezonden waren om Lapérouse op te sporen, en het eiland onderzochten, in 1798. Een eigelijk wetenschappelijk onderzoek van dit deel van het eiland had eerst in 1874 plaats, door het Engelsche schip Basilisk onder Moresby; op die reis volgde in 1884 de Duitsche expeditie van de Samoa, bij welke gelegenheid het noordelijk en noord-oostelijk gedeelte van Nieuw-Guinea door Duitschland ten voordeele eener Duitsche Handelscompagnie in bezit geno men werden. Een volgende reis van de Samoa in 1886, onder Von Schleinitz, deed eene volledige be schrijving opmaken, waarvan prins Roland Bona parte de bijzonderheden, in verband met de berich ten omtrent de vroegere reizen en vroegere kaarten nagaatjhet toen geconstateerde werd aangevuld door eene laatste reis, weer van de Samoa, onder ka pitein Dreger. Het resultaat van de verschillende onderzoe kingen wordt in 't licht gesteld door de reeks van kaarten, te beginnen met de onzekere van Fleurieu in 1790, en te eindigen met eene zeer uitvoerige, naar een aantal kaarten van di Duit sche expeditiën opgesteld. Het werk is. als de drie vorige, waarbij het zich aansluit, met helderheid, wetenschappelijk en zaakrijk geschreven; een volgend wordt aange kondigd: Les voyages du Tromp" en du Java" sur les cótes Nord et Nord-Orient de la Nouvelle Guinee. TESTAMENT VAN Mr. MICHIEL HINLOOPEN. Deze Regent van 't Burger Weeshuis, broeder o. a van Antjcn en Lijntgen, wier hofstede bui ten Naerden Vondel zijn allerlief sten Wiltzangk" geïnspireerd heeft, was de zoon van Tymen (of Heyman) Jacobsz. Hinlopen en, den 15 Feb. 1708, na zijn hoge jaren nog redelijk gesont van Lichaam." Zijn vader werd 6 Aug. 1637 in 't bezit gesteld van een huis en erve gestaen ende geleghen op de Clauweniers burgwal, naast 't huis van Trip, van ouds gend de Doelegraft: b.d. Boshuis Brugge". Anna, Michiels zuster, die reeds in 1654 eene bejaerde dochter" genoemd wordt, vermaakt hare kleêren aan haar zuster Lijntje (Catelijna) en aan deze, benevens haar broeders Michiel en Tijmen, ieder een derde part in 't halve huis. Zij laat hare zuster kosteloos in het huis wonen en haar broeders ter Hofsteede gelegen op 't Groot Bussem1'. Zij spreekt van nog een broeder: Jacob Thijmensz., die misschien tegenstribbelen zal. In 1673, 13 April, komt zij niet meer voor, maar Catalijne, Michiel en Tijmen maken testamenten op elkaar; terwijl slechts in 't uiterste geval Jacob aan 't erven komt. Mr. Michiel overleeft die anderen, en testeert zelfstandig, den 15n Feb. 1708. .Zijne beschik kingen komen ons belangrijk genoeg voor, om ge drukt te worden. Op nieuw disponerende", verklaart hij dan te bespreken aan dese Stad, om op de konstkamer in het Stadhuys te blijven al s ij n heer Testateurs Papiere prent en tekenkonst, benevens een koper gegoten paard en een schilderije uytbeeldende een porcelyne Lampet en kan (V), geschildcrt door Raphael Fortbien ; aan d' Hr Hoogschoot Mr Gerbrand Pancras Michielsz. syn heer Testateurs Neeff een schilderije, verbeeldende het Manna, door van Balen geschildert... aanden Eed. grootachtb. Heer d'Hr. Mr. Nicolaas Witsen, oud Burgemeester en Raad deser stad, syn Testateurs orgel met vier Registers en een Trembland, daar onder de harp, en een clavecymbaal, alle gemaakt te Neurenburgh, midsgaders twee groote porcelyne kannen, die in de groote kamer staan, met: twee groote Lampet schotels tot keuze van sijn WelEedt. aan D' Petrus Schaak, Predicant alhier, de boeken genaamt de werken Historio (sic) Livii Merensio Italiano en alle andere Italiaansche boeken van den Testateur. Aan Willem Vonk, suppoost van het weeshuys, voor menigvuldige diensten van tijd tot tijd aan hem Heer Testateur gedaan, alle syne kleederen.... mitsgaders syn Heer Testateurs gedrukte fransche en duytsche" (hollandsche) boeken. Was verders des Testateurs wille, dat aan d e Schou-burgh alhier zal blyven alle zoodanige papierkonst" (prenten) als op des Testateurs overlijden van hem aldaar noch zoude mogen berusten, aan het Weeshuys .... alle de bollen, planten en boomgewassen dewelke op 't overlijden van den Testateur zynentwegen gevonden zullen worden in zeker tuyntje in het Noordsche Bosch, het W'eeshuys toebehorende, geweest onder de directie en het bestier van ,,d' hr Michiel Wildschut en den Hr Testateur." Zyn universeele erfgenamen zijn: Jacob Hin lopen, soon van d' Hr Frans Jacobs H. (Pen ningmeester van de Admiraliteit) en zoon van den tegenstribbelaar bovengenoemd, voor de eene helft, en voor de andere helft: de Eerste Soon, dewelke de Heer Mr. Joannes Jacobsz. H. (broeder van Frans), extraord. Raad in O. I., in wettigh huwelijk sal komen te gewinnen." Onze voorzichtige (en edelmoedige) Michiel woont in het aangeduide perceel ten Zuiden van het Trippenhuis; hij heeft aandeel in de Groenlandsche Pakhuyzen" enz. en in het testament is sprake van Syne Testateurs landeryen en plantagiën en Vaste goederen staande en gelegen omtrent Oude Bussum''. De verzameling Papiere prent...konst" is van de Amsterdamse Teeken-Academie" overgegaan in de bibliotheek van de tegenwoordige Rijks Academie van Beeldende Kunsten". Zij bestaat uit veertien juchtlederen kunstboeken en 7 portefeuilles. Het getal prenten uit de Italiaan sche, Nederlandsche en Duitsche scholen reikt over de 2200 stuks. Of de prenten, aan den Schouwburg vermaakt, aldaar nog berusten, of wel in het archief der Godshuizen te zoeken zijn, die in vennootschap met den Schouwburg stonden, is mij niet bekend. Febr. '89. A. TH. Men zal op onze plaat een der belangrijkste tooneelen uit de Hugenoten herkennen. De rol van Valentine wordt door mej. van Besten, die van Kaoul de iïangis door den heer Orelio, die van den graaf de Saint-Sris door den heer Albers vervuld. Het monteeren dezer belangrijke en veeleischende opera strekt den wakkeren directeur, den heer J. G. de Groot, tot eer. V A R I A. TOONEEL EN MUZIEK. De heer Moreneville, die thans het théatre Beaumarchais te Parijs dirigeert, veroorloofde zich tijdens het tweede keizerrijk, met zijn vriend Thiron, eene brutaliteit tegen de keizerin, die hun een paar maanden gevangenis kostte. Men speelde Le mur mitoyen. De keizerin kwam, hoe wel riet dikwijls, toch een enkele maal in de kleinere theaters. Wie zijt ge?" vroeg Thiron aan Moreneville. Ik ben de neef van mijn oom.'" antwoordde de acteur en het publiek barstte in schaterend gelach uit Maar het schandaal nam toe, toen Thiron op den voorgrond trad, en, zich tot de keizerlijke loge wendend, met de woorden uit het liedje van den Sire de Frandioisy, zeide: Pardon, madame, que faites-vous ici?" Het publiek zelfs, hoe geneigd om een ondeu gend woord toe te juichen, vond nu dat de acteur tegenover een vrouw wel wat ver gegaan was. Men weet dat prof. Joachim, de Koning der violisten", dezer dagen het vijftigjarig jubileum van zijn eerste optreden viert. Een banket, de gouden medaille voor kunsten en wetenschappen, die vroeger in Duitschland nog aan geen musicus werd verleend, en allerlei andere eerbewijzen maken dit feest tot iets zeer opmerklijks. Joachim is dan ook veel geïnterviewd, onder anderen dezer dagen door een reporter van de Pull Mall-Gazette. Na de gewone vragen Joachim is geboren in een klein stadje, Kittsee, in Hongarije, zyne ouders vertrokken naar Pesth toen hij twee jaar oud was, en op zijn achtste trad hij voor het publiek op, volgde het een en ander over Joachim's kunstreizen. En ge hebt door geheel Europa kunstrei zen gemaakt?" Ja, ik ben heel wat op reis geweest. Ik speelde te St. Petersburg on te Moskou; in De nemarken en in Nederland en Frankrijk, overal werd ik hartelijk verwelkomd en had het meest waardeerend publiek." Hoe? In Nederland ook?" vroeg de Engel sche reporter. Werkelijk. En ik heb bevonden, dat de Hollanders buitengewoon muzikaal zijn. Zij hebben in bijna iedere stad afdeelingen van een groote en goed georganiseerde maatschappij tot bevordering van toonkunst en hun smaak is beter ontwikkeld, dan die van vele andere volken. Hun geestdrift voor goede muziek en de kennis, die zij er van hebben, is buitengewoon groot." In Frankrijk heeft Joachim dikwijls gespeeld en steeds met het meeste succes; dcnzelfden avond, dat Saint-Saëns door de Berlijnsche chauvinisten slecht ontvangen werd, ontving Joachim van het Parijsche publiek de meeste waardeering. De Noordsche litteraturen hebben deze laatste veertien dagen geen geluk. De flora, van Ibsen, heeft de Brusselaars koud gelaten; L'Orage, een beroemd stuk van den Rus Ostrowski, door de hh. Paulowski en Métenier voor het Théatrc Beaumarchais te Parijs bewerkt, heeft niet voldaan, en een ander stuk van Ibsen, te Berlijn opgevoerd, die Frau vom Meere, ontmoette slechts een matig succes. Van dit laatste stuk komt, onder den titel Die Frau von Mehreren, een geestige parodie door Schmidt-Cabanis in den Ulk voor. LETTEREN EN WETENSCHAP. Zola is weer bezig met documents humains" op te sporen voor het volgende deel zijner bekende serie. Dit deel z:al hoofdzakelijk handelen over het leven op den spoorweg" en tevens de ge schiedenis van een in een spoorwegcoup gepleegden moord bevatten. Om feiten te verza melen en meerdere ondervinding op dat gebied op te doen, maakt de schrijver langs verschillende lynen reizen mee op de locomotief De vorige week ging hij naar Havre en ondervroeg verschil lende machinisten, stokers en andere treinbeambtcn omtrent hun werkkring. Het is wel te verwachten, dat dit nieuwe werk weer een storm van verontwaardiging zal verwekken, daar de schrijver ook voornemens moet zijn de manier, waarop tegenwoordig het gerechtelijk onderzoek geleid wordt te behandelen en de zwakke punten van de wijze van instructie aan te wijzen. Boven dien zullen in dit deel verschillende rechterlyke ambtenaren naar het leven geschetst worden. Te Eisene-Brussel stierf 23 Februari jl. in den ouderdom van 87 jaar de numismaticus Rcinhard Chalon. Zijn muntenvcrzameling wordt hoog geroemd. Naar aanleiding van zijn dood wordt de herinnering weer verlevendigd aan een wereldberoemden streek, dien hij voor ongeveer veertig jaar heeft uitgehaald. Chalon was toen lid van .een zoogen. «Vereeniging van Agathopacden", welke zich de met haar naam (goede knapen) weinig in overeenstemming zijnde taak gesteld had, de wereld der geleerden te foppen. Dit was een echt Brusselsche vereeniging, want be halve als eerste liefhebbers van poulardes" staan de inwoners der hoofdstad van Braband ook be kend als eerste Pieten op het gebied van fopperjj. Chalon had met een air van buitengewone ge leerdheid een catalogus gemaakt van de biblio theek van den markies de Fortsas, die op een bepaalden dag in het stadje Binche in Hene gouwen door een notaris publiek verkocht zou worden. De catalogus bevatte de merkwaardigste zeldzaamheden; uitgaven die men sedert lang verloren waande, verzamelingen die anders ner gens compleet werden aangetroffen enz. Werke lijk begaven zich geleerden en boekenliefhebbers uit alle mogelijke landen, zelfs uit Rusland, op den bewusten dag naar het vroolijke Binche, waar de Rozenmaandag nog steeds op de van oudsher gebruikelijke wijze gevierd werd. Daar bleek het hun, dat er geen notaris van den op gegeven naam bekend was, dat de bibliotheek niet bestond en dat de markies de Fortsas alleen maar in de verbeelding van den Agathopaed bestaan had. Deze behoefde er geen berouw over te ge voelen, dat hij ter beooging van zijn grappig doel monnikenwerk gedaan had, want zijn catalogus" werd beroemd en beleefde nog vele drukken. De doctores in de 19de eeuw. is de titel van do dissertatie cener,, doctores", en wel van Karolina Schultze, een Poolsche van afkomst, die nu on langs op 22-jarigen leeftijd te Parijs in de medi cijnen gepromoveerd is. Mejuffrouw dr. Schultze heeft daarin alles saamgevat, wat zij over vrou welijke doctoren, haar werkkring en ontwik kelingsgang gelezen en gehoord heeft. Daaronder is veel, vrat nog weinig bekend is. Zoo verneemt men dat in 1868 Keizerin Eugénie van Frankrijk haar best deed, dat ook vrouwen tot de studie van de heelkunde zouden worden toegelaten. Ge durende de laatste jaren heeft Koningin Victoria er zorg voor gedragen, dat men voor Indië, waar de vrouwen weigeren, de hulp van een mannelijken geneesheer in te roepen, vrouwelijke doc toren opleidt. Onder de geleerden, die in Engeland hun stem verhieven ten gunste der vrouwelijke doctoren, behoorden volgens juffrouw Schultze ook Darwin en Tyndall. De eerste wettelijk gepromoveerde doctores in onze eeuw was Elisabeth Blackwell, een Amerikaansche jonge dame, die in 1847 haar doctorale loopbaan begon. In Amerika vindt men verreweg de meeste doc toressen, ongeveer 2000. waaronder zoowat 100 professoren ; dan volgt Rusland Daar hebben de doctoressen vooral in den Russisch-Turkschen oorlog uitmuntende diensten bewezen. Bijzondere hoogcscholcn voor doctoressen zijn er te Londen, New-York en Philadelphia. In Europa worden in Frankrijk, Engeland, Italië, Zwitserland, Spanje, Zweden, Noorwegen en ons land vrouwen tot do academische lessen in de heel- en geneeskunde toegelaten; in Duitschland, Oostenrijk en Rus land nog steeds niet. Beklimming van den Fiffcltoren. Onder leiding van den ingenieur Eiff'el, den bouwer en ontwer per van den naar hem genoemden Eift'eltoren te Parijs, heeft cenige dagen geleden, een uit vijf tien personen bestaand gezelschap de beklimming van dit reusachtige gebouw ondernomen. Een feuilletonist van den Parijschen Figaro, die mede van de partij was, deelt in zijn blad de volgende belangwekkende bijzonderheden van deze beklimming mede. Om 2 uur des namiddags begon de tocht. Eiffel ried den deelnemers aan dit inspannende tochtje aan, zijn voorbeeld te volgen en uiterst langzaam den voet van de eene trede op de andere te zet ten. Do ingenieur had de ondervinding opgedaan, dat een eigenaardige schommelende beweging van het lichaam de moeilijkheid van het klimmen be paald verminderde. Om 3 uur 15 minuten be reikte het gezelschap het eerste platform (350 treden ter gezamenlijke hoogte van 58 m.). Hier bevinden zich de vier restaurants, die te samen ruimte aanbieden voor 4200 personen. Daar de koude op de ijzeren trappen zeer aanzienlijk is, moesten onze touristcn pelshandschocnen aan trekken en mutsen met oorkleppen opzetten. Na wederom anderhalf' uur klimmens bereikte men het tweede platform (200 M. hoog). Om vijf uur betraa het tot 10 personen ingekrom pen gezelschap (de overigen bleven uitgeput ach ter) een trap, die van boven aan niets bevestigd schijnt te zijn. Deze heen en weer gaande ijzerconstructie joeg nog eenige angstige medeleden van het gezelschap op de vlucht. Een half uur later bereiken de overgebleven vier hoeren het derde platform. Van hier af gaat men langs touwladders verder tot een hoogte van 250 Met er. Op dit platform waren tien werklieden bezig. Deze

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl