Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 614
afgestompt wordt die leiden kan tot een meer
ijverig zoeken naar den laagsten rente-eisch.
Bij de bezwaren van den rentelast komen
voor den boerenstand steeds andere voor. De
landbouwer is zoowel in zijn vruchten als in
zijn veestapel, zeer onderworpen aan ongelukken.
Zijn bedrijf moet altijd als een, in zekeren zin,
E-ecair middel van bestaan worden opgevat
it nu is in den dollen tijd ganschelijk uit het
oog verloren. Men ging toen na wat kon, en
op zulk een speculatieve berekening grondde men
de pacht.
Het ligt voor de hand om te begrijpen dat
zulk een opvatting leiden moest tot teleurstelling.
En om nu een pleister op de geslagen won
den te leggen, stellen de vrienden van den
landbouw voor, de inlandsche granen in waarde
te doen rijzen door de buitenlandsche met een
inkomend recht te bezwaren.
Het is een zeer eigenaardig verschijnsel dat
men, toen deze kwestie door Brabantsche en
Limburgsche conservatieven werd opgeworpen
en voortgekaatst, de discussie direct een theo
retisch aanzien heeft gegeven. Men heeft con
currenten en producenten op allerlei wijzen
heen e» weder geworpen, men heeft conclusiën
getrokken van zeer verre strekking, men heeft
in 's Blaue liinein gefilosopheerd over de ver
moedelijke gevolgen van de heffing van graan
rechten, maar men heeft niet voet bij stuk ge
houden. Men behoefde, neen behoorde, zich
niet verre van liet uitgangspunt te verwijderen
en kon volstaan met de praktische vraag: heeft
geheel Nederland voordeel van de heffing van
invoerrechten op vreemde granen? Want
tegenover de bestaande bezwaren zou alleen
de invoering der belastingheffing op vreemde
granen dan gerechtvaardigd zyn indien de
ganscïw boerenstand voordeel trok uit deze
nieuwe belasting
De Nederlandsche boerenstand kan in drie
groepen worden ingedeeld: 1. in de kaas- en
boterboeren, die geen korrel graan verbouwen
en _dus geschaad zijn door een graanbelasting;
2 in de bouw- en grasboeren, die wel graan
verbouwen doch daarvan niels aan de markt
brengen maar integendeel nog veel inkoopen;
3 in de klei-bouwboeren die alles te gelde
maken en dus belang hebben bij meergenoemde
graanbelasting.
We moeten die drie calegorien goed in 't
oog houden, want hun belang beslist praktisch
de vraag: is de invoering der graanrechten
een dwaasheid of een weldaad voor den
Nederlandschen landbouw. Niet waar, als nu
maar redelijkerwijze kon verwezen worden naar
vele oorden van ons vaderland om aantenemen :
vrijhandel of bescherming, als nu maar met de
weegschaal in de hand kon gelet worden naar
welke zijde de balansnaald overhelt dan is op
een hoogst eenvoudige en praktische wijze uit
gemaakt: de grootste of de kleinste helft heeft
belang bij vrijhandel of bescherming, en daar
door een hoofdbezwaar geldig of niet geldig
gemaakt.
Reeds de indeeling heeft het vermoeden bij
u opgewekt dat de naald naar de zijde van
den vrijhandel zal toehellen, daar alle gras- en
zandslreken voordeel trekken uit den lagen
prijs der granen. Bovendien is graanverbouw in
vele kleistreken allengs vervangen door veevoe
der, door aardappelen, suikerbieten of
marktvruchten. Invoering van graanrechten zou dus
ten r.adeele zijn van ongeveer half Limburg
en bijna geheel Noord-Drabant. ~'a gedeelte van
Zijd-Holland, H deel van Noord-Hollancl, *»
d? van Utrecht, H gedeelte van Gelderland,
van bijna geheel Overijssel en Drenthe, van %
deel van Friesland en Vs deel van Groningen
Indien nu de zand- en veengedeelten dezer
-qvinciën even slet k bevolkt waren als de
eigedeelten, dan ware het overbodig over deze
verhouding nog een woord te spreken, maar
dat is natuurlijk zoo niet. Integendeel, de heide
en veengronden schijnen verlaten oorden ver
geleken bij kleibodem. Maar daar staal tegen
over het schrille contrast dat rnen den land
bouwer op de vette klei zoude gaan
bevoordeclen ook ten koste van den broeder op het
mestgierige zand of in het moerassige veen.
denl, waarmee hij het hoofd nog boven water
had gehouden en had medelijden met den
waardigen man. De achting, die zij hem altijd had
toegedragen, werd sympathie door een zekere
overeenstemming van beider toestand. Wat kon
hij aangenaam praten; wat had hij beschaafde
manieren; wat een frisch gelaat en innemend
uiterlijk. Het weeuwtje gevoelde zich vreemd te
moede. Eindelijk herinnerde zij zich, dat zij niet
naar Apeldoorn gekomen was om Vogelaar een
bezoek te brengen, maar om een rustplaals te
zoeken en bescherming tegen onbescheiden
mannen onder de vleugelen van tante Struis.
Zij gaf haar wensch te kennen om te vertrekken.
Nog een oogenblikje, lieve juffrouw"; zei
Vogelaar, .Henri komt aanstonds; hij is even
uit, hoor ik. Het is zoo'n aardige krullebol: hij
lijkt precies op mij". Vogelaar lette er niet op,
dat hij zich zelf een compliment maakte: hij
was door de bekoorlijkheden zijner beminne
lijke gast te zeer in verwarring gebracht, om
vooraf zijn woorden te wikken en te wegen,
gelijk hij anders als handelsman gewoon was
te doen.
Maar het is een ongelukkig kindje", ver
volgde hij
Hoe dat?" vroeg juffrouw Vink, Kromme
beentjes misschien? De Engelsche ziekte gehad?"
Gelukkig niet," was het antwoord, maar.,...
het kind heeft geen moeder. Helaas!"
Juffrouw Vink plukte aan de franjes vau het
tafelkleed en zei niets.
Er werd aan de deur geklopt en een
oogcnblik daarna trippelde de krullebol aan de hand
van een dienstmeisje de kamer binnen.
Ha, daar is onze Henri!" riep de vader, die
den kleine op zijn linkerhand zette eu boven
zijn hoofd ophief, aan het meisje een wenk ge
rende om te vertrekken. Juffrouw Vink nam
het kereltje in haar armen, keek hem in zijn
blauwe, heldere kijkers en drukte twee klin
kende kussen op zijn blozende, mollige wangen.
Dag, lieve jongen! Wat een allerliefst,
Neem uit Nederland eens weg de vette
kleistreek gelegen tusschen en nabij de rivieren Rijn,
Waal en Maas, benevens Zeeland en het noorden
der provinciën Friesland en Groningen een rijk
en vruchtbaar gedeelte derhalve, waar graanbouw
hoofdzaak is wat blijft dan nog over wat belang
bij bescherming heelt? Nu ja, Zuid-Limburg,
en een bouwstreek tusschen Gouda en 's
Gravenhage en een stuk van den
Haarlemmermeerpolder en een contrije nabij Medemhlik; maar
daarmede is dan ook alles opgenoemd, terwijl in
zeer vele dier streken het graan afstand gedaan
heeft van de hegemonie ten behoeve vau den
Jam of den Wollekammer, van de tabaksplant
en de suikerbiet. Na de enorme daling der
granen is van bijna elke hectare kleiland reken
schap gcëischt wat er nog meer op groeien
wilde dari graan en nog eens graan. Men ging
zoeken naar productiever plaatsvervangers, en
vond op niet hooge kleigronden: de aardappel,
de suikerbiet, de tabak, de klaver, het gras, het
vlas, oliezaden, chicorei, benevens allerlei
marktvruehten, als uien, kooien, erwtea, büonea,
bessen, fruit
enz(Wordt vervolgd). TAX.
GEVAL H."
(Hij de plaat.)
Men heeft op 't oogenblik bij ons aangenomen,
dat als het NeJerlandsclie leger mobiel moet
worden verklaard, zich zeven verschillende gevallen
kunnen voordoen. Aan elk van de commandeerende
officieren en aan ieder die zulks ?weten moet, is
bij geheime aanschrijving voorgeschreven hoe in
elk der zeven gevallen moet worden gehandeld.
Er wordt nu slechts van het Departement van
Oorlog getelcgrapheerd: Wij verkeeren in geval
A, B, C, D, K, F of' G, met bijvoeging van het
tijdstip, waarop de mobilisatie moet aanvangen,
en dan weet ieder wat hij te doen heeft."
Bat klinkt zeer geruststellend. Maar de lezers
der brochures en artikelen van den heer Henry
Tindal weten, dat volgens dezen
oud-artilierieofticier een achtste geval niet alleen denkbaar is,
maar misschien wél zoo waarschijnlijk als de zeven
andere te zamen Het geldt de verrassing van ons
dierbaar Vaderland, de "bezetting in volle vrede,
door eene Duitsche legermacht, gesteund door de
Duitsche vloot, welke van de reede van
Scheveningen de residentiestad met hare ministerieele
bureaux bedreigt.
Geen Sensatieroman, maar werkelijkheid",
schreef de heer Tindal boven zijne eerste bro
chure. Dit belette niet, dat de groote heeren,
die het weten moeten, gemoedelijk de schouders
hebben opgehaald, en op schamperen toon van
schromelijke overdrijving hebben gesproken, en
dat de hoogste legerautoriteit zich in de kamer
van de door den heer Tindal besproken quaestie
met een paar klinkende, doch onbeduidende fra
sen heeft afgemaakt.
Maar indien het werkelijk waar is, dat Neder
land tengevolge van zorgeloosheid en sleur in
gevaar verkeert en jaarlijks vele millioenen te
vergeefs uitgeeft; indien hetgeen de heer Tindal
schreef niet alleen voor leeken overtuigend schijnt,
maar ook voor mannen van het vak overtuigend
ii, dan raag men verwachten, dat velen van de
laatsten zich bij de ernstige waarschuwingen van
den schrijver zullen aansluiten, en dat zoo de
openbare ineemag zal worden wakker geschud en
ook de dommelende conscientiön der hoeren op
hot Binnenhof tot beter inzicht van den
bedroevenden toestand zullen ontwaken.
Voor eenige dagen schreef oene erkende
marinespecialiteit, de beer H. J. van der Mandcle, in
de Amsterdammer, Dagblad van Nederland, dat
hij de mogelijkheid van cene beschieting van den
Haag uit zee geenszins ontkende, al hechtte hij
daaraan niet zoo groote waarde als de schrijver
der brochure. Maar" zoo vervolgt de heer
van der Mandele dreigender en van grooter
gevolgen acht ik het hoofdmoment indien ik
het zoo noemeru mag in de brochure van den heer
Tindal, en ik heb de diepgevoelde overtuiging,
dat hij daar dichter bij de waarheid staat, dan
men in Nederland algemeen wel zou durven
gelooven.
snoeperig ventje!" riep zij uit; En wat poezele
handjes! Mijnheer Vogelaar, ik maak u mijn
compliment."
Geef de tante eens een kus en pak haar eens
lief," zei de vader,
Henri sloeg zijn beide armen om den hals
vau juffrouw Vink, drukte zijn mond tegen haar
wang en zei toen, terwijl hij haar met zijn
klein, dik handje streelde: Lieve Moesje."
Diep was de ontroering, die deze woorden
in het gemoed der kiuderlooze weduwe op
wekte: het was als of een zwaard haar door de
ziel ging: zij trilde over haar geheele lichaam.
Wat had zij vroeger niet vurig verlangd, dat
een lieve kinderstem haar moeder" zou noe
men, en thans klonk haar, geheel onverwacht,
de naam van moeder in de ooren. Bewogen
drukte zij den kleine aan haar boezem, terwijl
haar pogen zich met tranen vulden.
Kleine Henri keek haar heel onnoozel aan
en toen hij zag dat moesje" schreide, liet iiij
zijn lipje pruilend hangen.
Gedurende dit Looneel had Vogelaar zich
omgcwend en een traan weggevaagd, die anders
liet schoon van zijn mannelijk gelaat niet
schaadde, maar integendeel aan zijn wezen een
verhoogde uitdrukking van ernst en (liep gevoel
verleende.
Kleine Henri kon gaan: hij luidde kleine rol,
die niemand hem had opgedragen, uitmuntend
gespeeld
Toen Vogelaar weer alleen was met zijn gast,
wandelde hij, in diepe gepeinzen verzonken,
met de handen op den rug de kamer op en
neer en staarde naar de grillige lijnen van het
vloerkleed, als wilde hij dat runenschril't ont
cijferen en in de toekomst lozen. Juffrouw
Vink zat roerloos naar huilen te staren en
meende soms, dal de voorbijgangers een blik
in (Ie kamer wierpen en om haar lachten, en
dit joeg dan het rood der schaamte op haar
wangen; want zij gevoelde maar al te zeer het
onaangename en pijnlijke van den toestand,
Gedurende een tijdvak van ruim vijf jaren
bracht mijne militaire betrekking mij meermalen
in aanraking met officieren van het Duitsche leger.
Zij behoorden tot alle wapens en bekleedden van
do laagste tot bijna de hoogste rangen. Verschei
dene van hen waren belast met de waarneming
van belangrijke betrekkingen aan het
Kriegsministerium te Berlijn. De talrijke met die officieren
gevoerde gesprekkeu over de militaire verhouding
tusschen Nederland en Duitschland, hebben bij
mij een diiidolijken indruk achtergelaten omtrent
het inzicht van Duitsche zijde in deze aangele
genheid welk inzicht ik, voor zoover ter zake
dienende, in het kort als volgt kan resumeeren.
Uwe nieuwe Hollanclsche linie is, in verband
met de inundaties, verbazend sterk. Wij nemen
aan, dat bij U evenals bij ons in vredestijd
reeds al het mogelijke is gedaan om die linie in
den kortsten tijd in staat van tegenweer to kun
nen brengen, waarvoor dan toch naar onze bere
kening nog altijd minstens drie dagen noodig zullen
zijn. Bij eene goede leiding der defensie, gepaard
aan het waarschijnlijk uitbreken van ziekten
ondor de troepen en paarden van den aanvaller,
als gevolg van het dras zetten van uitgestrekte
terreinen, bestaat er veel kans. dat de oorlog in
hoofdzaak reeds beslist zal zijn (wij spreken nim
mer vau eon krijg tegen NederUnd allén) alvo
rens de linie zoude kunnen worden geforceerd.
Aan onze zijde derhalve nadeel en verlies en niet
bereiking van het doel. Orn dit te voorkomen,
moeten wij zorg dragen binnen de linie te zijn
eer die gesteld is, en dat zullen wij; twee dagen
zijn daartoe voldoondo en wij weten waar we
moeten zijn; Op onze vloot kunnen wij nog niet
bouwen. Die moet nog eerst bewijzen, wat ze ver
mag, doch daarmede is niet gezegd, dat die wer
keloos zal blijven,
Nu moge men bovenstaand resumétoeschrijven
aan den indruk door grootspraak op mij teweeg
gebracht, ten stelligste kan ik daartegenover de
verzekering geven, dat ik bij de officieren van het
Duitsche leger in militaire aangelegenheden nim
mer grootspraak aantrof, dat integendeel elk mo
gelijk te verwachten nadeel zwaar werd gewogen.
Toen ik dan ook het geschrift van den heer
Tindal bad gelezen, was mijne eerste gedachte,
dat hij het denkbeeld eener bezetting, zooals
daarin wordt beschreven, moest hebben opgedaan
in gesprekken met Duitsche stafofficieren.
Heeft men mij in 1879 juist ingelicht en de
hooge positie van den inlichter laat bij mij geen
ruimte voor twijfel daaraan over?dan heeft in
1870 een Duitsch legerkorps tot tweemalen toe
op het punt gestaan tot eene bezetting van Ne
derland over te gaan, hetgeen dan zoude geschied
zijn eenigszins op de wijze als door den heer
Tindal in zijne brochure wordt aangegeven."
De opinie van den heer Van der Mandele heeft
zeker geen geringere waarde, omdat deze
oudzeeofficier niet tot de Haagsche marine kan wor
den gerekend. Van ganscher harte vereonigen
wij ons met hem, wanneer hij, even als de heer
Tindal dit herhaaldelijk en met aandrang deed,
wijst op de nood/.akelijkheid van het opwek
ken eener belangstelling, die zich niet te
vreden stelt met eone redevoering of eene inter
pellatie met de gebruikelijke dankbetuiging, maar
die tot handelen drijft, waarbij alle consideraties
van partijbelangen of personen onverbiddelijk
worden geweerd." En van harte hopen wij, dat
de schets, waartoe Tindal's brochure onzen
toekenaar aanleiding gaf, pbantasie moge blijven en
nooit eenige gelijkenis met eene droevige werke
lijkheid moge verkrijgen.
GEMEENTEZAKEN.
Raadszitting van 27 Maart.
Veel geblaat en weinig wol!
't Was een ware verademing voor den getrouwen
gemeenteraadsbczoeker eindelijk eens een lijst van
te behandelen onderworpen onder do oogen te
krijgen, daar nu eens geen quaestie op vermeld
stond, die dreigde alle tongen los te maken en
ons te verdrinken in den woordenbandjir waaraan
we iedere veertien dagen op het stadhuis worden
blootgesteld.
waarin zij zich tegenover haar gastheer en deze
zich tegenover haar bevond.
Het scheen, dat het tooverschrift aan Voge
laar een schitterende toekomst voorspelde, want
eensklaps hief hij het hoofd op en greep met
stralenden blik de hand van juffrouw Vink, ter
wijl hij op eene knie voor haar neerzeeg
Gij verwacht een ontboezeming en gij hebt
u niet vergist. Maar verwacht geen melodra
matische liefdesverklaring als:
O, gij heerlijke zon, die aan het azuren ge
welf van mijn levenshcmel gloort eu glanst;
o, gij bloeme, schooner dan alle bloemen uit
de gaarde, verkwik mij niet uw smeltende
geuren en verheug mij met uw liefelijken
adem!"
Vogelaar was geen tooneelheld. Met zachte,
vleiende stem, die genoegzaam de ontroering
in zijn binnenste liet raden, zeide hij:
Vergeef, lieve vriendin, mijn stoutheid, maar
ik kan deze gelegenheid niet laten voorbijgaan
om u ecu gevoel kenbaar te maken, dal reeds
lang in mijn boezem opgeslolen Jigt. De achling
voor uw persoon en de eerbied, dien ik ver
schuldigd ben aan de nagedachtenis van een
braaf man, hielden mij terug om dat gevoel
vroeger te openbaren. Maar thans heb ik lang
genoeg gezwegen Wilt gij mijn vrouw
worden?-.. Wilt gij de moeder worden van
mijn kind?
JMijnheer!" bracht juffrouw Vink er op een
loon van gekwetste majesteit uil, maar Irok
toch de hand niet terug, die Vogelaar omklemd
hield.
Wees niet verstoord op mij;'' liet deze smee
kend volgen, ik weel het, hel was hier de
plaats niet om u mijn harlsgeheim te openba
ren; maar de schoone is slechts voor den
.stoutmoedige" dacht ik en die gedachte maakte
mij vermetel. Kunt gij nog geen antwoord
geven op mijn vraag, sla mij dan toe, dat ik u
mijn lieve vriendin mijn. ... lieve Herlha noem."
Gelijk de Weslerkim gloeit, wanneer het oog
Zoo zachtmoedig zag het programma onzer
werkzaamheden er voor dezen dag uit, dat zelfs
de president der publieke tribune, die oude ge
trouwe, niet, met do beide handen steunende op
zijne tusschen de knieën staande wandelstok, zat
te staroogen naar de sprekende leden van den
Kaad. Was hij ziek, onze grijze stadgenoot,
die nooit overslaat zijne belangstelling ia
des Raads handelingen te toonen, zonder dat er
ooit ook maar een spoor van die belangstelling op
zijn gelaat zichtbaar is? Of had hij zijn kop koffie
aan de leestafel van Kras ditmaal verkozen boven
hot weinig belangrijke dat de Raad hem kon aan
bieden ?
Ik hoop het laatste, maar geloof het niet! Ik
zag hem nog nooit ontbreken. Nauwelijks was de
eerste ure na den middag aangebroken of daar
trad hij de wachtkamer binnen, zette zich op een
bank tegen den muur, rustte op zijn wandelstok
en keek iedereen die binnenkwam eventjes nieuws
gierig aan en staarde dan weer vóór zich uit, alsof
niemand en niets ter wereld hem aanging. Zóó
wachtte hij geduldig tot hij den sleutel in de deur
der Raadszaal hoorde omdraaien, stond dan haastig
op en ging met onvasten tred den drempel over
om op de eerste bank een plaatsje te zoeken, waar
hij in dezelfde onbeweeglijke houding bleef zitten
tot den einde toe.
Ot' hij luisterde, of hij hoorde wat daar gezegd
werd?! Wie zal 't beslissen. Zijn gelaat bleef
onbeweeglijk, geen glimlach behalve dien die
er bijna altijd om zijnen mond zweeft geen
rimpel behalve de velen die de oude dag reeds
op zijn voorhoofd heeft geploegd toonden het
aan. Alleen aan den schalken glans zijner oogen
zou men soms meenen, dat de gedachte hem door
het hoofd schiet: jongen, jongen, wat draaft-i weer
door!
Dikwijls heb ik dien man met bewondering
gadegeslagen!
Wat een onuitputtelijk geduld moet zoo een
hebben, die zonder noodzaak zijn vrije uren daar
doorbrengt. Maar aangezien de spiegel zijner ziel
zoo verschrikkelijk dof was dat zyn ziel er heel
niet in te onderscheiden was, ben ik ook wel eens
geneigd geweest te golooven dat hij aan.
gemeenteraadsmanie leed. (Dit schijnt de burge
meester ook te hebben, want die mankeert ook
nooit.)
Hemzelven heb ik het nooit durven vragen,
waarom hij toch zoo halstarrig daar zit. Daarvoor
neemt hij de zaak blijkbaar te ernstig op. Want
als een der talrijke verslaggevers door een geeuw
of door een half luid en lang gerekt hè" er
is er maar n, die op deze wijze van zijn routine
blijk geeft toont dat de beeren" hera vervelen,
dan wendt hij zijn aanschijn naar den kant, waar
deze geroutineerde zit en zich uitrekt en kijkt
dan lang niet vriendelijk. Ook wanneer er achter
of naast hem gesproken wordt keert hij zijn hoofd
naar die richting en dit zwijgende verwijt is meestal
voldoende om de tiuisteraars te doen verstommen.
Maar op andere wijze ,'oont hij niet dat hij
deelneemt aan hetgeen er verhandeld wordt. Met
zijne geburen wisselt hij nooit een woord. En
toch is hij bij iedereen bekend, niet het minst
bij de leden van den Raad. Ik geloof, dat als de
breedc rij van stenografen en journalisten hem
niet van hen scheidde, zij hom stellig allen de
hand zouden komen drukken. Nu drukken zij hem
de band met hunne blikken", en als de voorzitter
bij het begin der vergadering het gebed heeft
uitgesproken dat hij maar nooit van buiten"
schijnt to kunnnen leeren dan is zijn eerste blik
dien hij van het papier heft als officieel stuk,
toch zeker gezegeld hoop ik gericht op onzen
ouden president, wiens lippen dan het Amen"
prevelen.
Heden was hij er niet en dit heeft mij zoo
getroffen, dat ik reeds van hem spreek alsof hij
nooit meer daar zal kunnen komen.
Dat zou een verlies zijn, een verlies vooral voor
hen, die er moeten zijn om bij al het vervelende
wat daar voorkomt, op dien ouden man een rust
punt vinden dat hen verkwikt.
Want, waarlijk, die winterachtige man veroor
zaakt een verkoolenden indruk. Met zijn grijs
hoofd, zijn eeuwigen, onafscheidelijke!! winterjas,
zijn onveranderlijke houding, zijn onboweeglyk
van den dag zich sluit, zoo gloeiden de wangen
der schoone Rerlha; gelijk de snaren van een
stradivarius trillen, wanneer een meester een
smeltend andantc aan hel speeltuig ontlokt, zoo
trilde haar hartje. En haar hoofd zonk, zonk al
meer en meer, tot het eindelijk rustte op den
schouder van den gelukkigen Vogelaar, en lis
pelend en ruischend vloeide het van haar lip
pen: Noem mij zoo."
Een vurige kus bezegelde het verbond ......
Juffrouw Vink ging niet naar tante Struis,
maar logeerde ten huize van den vriendeiijken
hospes, die zulk een schrikverwekkende hand
beweging had gemaakt en zulk een profelischen
blik bezat Zij droomde 's nachts vau
trouw,koetsen en oranjebloe-em alsof Vink haar
'man niet was geweest en hoorde liefelijke
aecoorden van kinderstemmen, die van : Moe
der, moeder!" zongen.
Vier weken later wist de gansche stad, dat
juffrouw Vink ging trouwen. Juffrouw Poitou
kreeg bijna een zenuwloeval van verbazing, toen
zij vau de Apcldoornsclie geschiedenis hoorde.
De bakkersvrouw lachte witjes eu gold in het
vervolg voor een soort van zieneres, een mo
derne Yelleda.
En tanle? Zij was woedend eu noemde
haar nicht een dom, herseuloos ding, dat de
z-iak van den braven \ink geheel in 't riel zou
sturen. Die beunhaas, die haar man xou wor
den. zou uu mooi weer spelen van de zuur ver
diende penningen van haar overleden neef en
de beenderen vau dezen /.ouden nog in de kist
rammelen op deu eigen dag, dat de tiouweiooze
vrouw zijn naam zou wegwerpen en zijn nage
dachtenis zou onleeren
Juffrouw Vink heet thans juffrouw Vogelaar
en heeft een lief dolje van bijna een jaar, dat
IJertha heet, en waarmee kleine Henri aller
ver m a k c ! ij kst s olie n k am ________
l 'i het \oliremt ui), zal verschijnen
middermu'ht, Amstenlanisi'he
\iiii Justus van Jlnarik.
l van ..Y<)i>r en
schetsen eu
portrct