De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 31 maart pagina 4

31 maart 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 614 lière, en het banvoimis dat hij uitspreekt over de Heeubaas, Desdemonaas, Badelichs, Camilles, Atthaliaas, Célimènes en Berthaas (in het mees terstuk van Henri de Bornier) wil ik liefst onweêrsproken laten: maar het getuigt van een bo venmatig zelfvertrouwen, in strijd met de uit spraak aller eeuwen in vollen ernst te durven beweeren, dat stelsels en instellingen, die zich o.a. door beeldenstorm en orgelveroordeeling geken merkt hebben, waarin voor bouw-, beeldhouw en tooneelkunst geen plaats is, dat die zich zou den kunnen verhoovaardigen vruchtbaar voor de kunst te wezen, en aanspraak zouden durven maken om de plaats der tot heden aan het woord zijnde schoonheidsleer en kunstpraktijk in te nemen. Dr. Kuyper ziet in het Calvinisme o.a. het stelsel, dat Kerk en Staat van elkander scheidt, en dat dan ook den Godsdienst en de Kunst ieder hun eigen weg laat gaan, al mag de kunst geen zonde doen en al «moet de kunst en het schoone thuis gebracht onder het hoogere en rij kere begrip van Heerlijkheid" die ook aan God «gen is. 't Is jammer, dat de auteur, tegenover de falanxen van kunstenaars, die aan de anti-Calvinistische zijde staan, er niet eenige genoemd heeft, die als vertegenwoordigers van de Calvinistische kunst kunnen gelden. Hij noemt Rembrandt en Jan Steen; Rembrandt, omdat hij »zich verdiept in het leven achter de sombere tinten", zijn «god delijk genie zelfs zijn bijbelsche boeken midden in onze burgermaatschappij weet te toovaren" en de Hollanders hun huislijkheid aan het Calvi nisme daukvveten; Jan Steen, omdat ons «zelf genoegzaam burgerleven ook zijn drastische zijde" had, en ook bij dit drastische de geest niet rus ten kon, eer het in de tentoonstelling zijner zelfverlaging geoordeeld lag. Dr. Kuyper ziet intusschen in Jan Steen vaak «een hand die u een spiegel voorhoudt en daarbij in den toon van den humor de vraag doet: wat u dunkt ? Of er in de trekken van dien dronkaard niet iets is, dat bo ven den roes uitgaat?" Of de man van Hendrickie Jagers en of Jan Steen, die tot de Koomsche Kerk behoorde, wel als zeer geschikte banierdragers van het Calvinisme kunnen gelden, komt mij bedenkelijk voor. Onbetwistbaar is de bekende stelling, dat de kunstkrachten, die in Holland niet voor historieele werken, gewijde of mythologische, gebruikt werden, de portretkunst ten goede zijn gekomen; maar of het niet wat ver gezocht is de meesterstukken onzer van der Helsten, Flincken, Ravesteyns, Moreelsen enz. aan de Prsedestirjatie-leer te danken, dunkt mij nog al duidelijk Frans Hals, misschien de grootste onzer XVIIe-eeuwsche portretnatura listen, behoorde tot de zelfde Kerk als Antonis Mor van Dashorst, Titiaan en Van Dijck: het schijnt dus, dat er ook wel knappe roomsche portretschilders sedert de Renaissance geweest zijn. Bovendien, dat de kunst altijd den weg gaat van het algemeene tot het bizondere, blijkt uit de opvolging der genres in de verschillende tijd vakken. Na de monumentale kunst van het Partheuon, kwam de grieksch-romeinsche portretkunst; na de s^7-overheersching van de romaansche periode, kwam de fijne natuur-kunst der XlIIe en XlVe Eeuw. In het Muzeüm van Boulacq zijn fijne, individualistische statuëttjens, die Mariette beweert nog van vóór de pyramiden te dagteekenen. Dat alles heeft met het Calvinisme heel weinig te doen. Het stelsel van Dr. Kuyper zou reeds veroor deeld wezen, al liet men het tegen de richting, die het vertegenwoordigt, alleen maar getuigen, dat zij (volgends hem) geen Architektuur, geen Plastiek en geen Tooneelkunst kan genereeren. A. 18 Feb. 1889. ALB. TH. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Door het overlijden van Prof. Alberdingk Tbijm ea het wijden van het geheele vorige nummer van het Weekblad aan diens nagedachtenis, ben ik ditmaal genoodzaakt de muzikale stof van twee weken te verwerken. Die stof munt gelukkig meer door hoeveelheid dan buitengewone belangrijkheid uit, zoodat er per slot van rekening eigenlijk niet veel meer dan het Caecilia-Concert overblijft, dat de moeite vau een eenigszins uitvoerige bespre king waard is. volledigheidshalve maak ik echter buitendien nog melding van het Peestconcert op Vrijdag 15 Maart ter gelegenheid van het 40jarig jubilee van Joh. M. Coenen als Orkestdirecteur; vaneen der zoogenaamde Volksconcerten (tegen f 0.50 entree) m het Concertgebouw n.l. dat op 16 Maart met medewerking van Mej. Marie Speet en den Heer J. Mossel ; van La reine de Saba" van Gounod in de Eransche opera op Dins dag 19 Maart, en van de 9e uitvoering van Gewijde Liederen door het Zangkoor der Vrije Gemeente", Directeur: de Heer J. L. van den Broeke, op Dinsdag 26 Maart; terwijl een Soiree Musicale, gegeven door de Engelsche Club //The Union" in Maison Stroucken, op Zaterdag 23 Maart, waar voor de invitatie mij te laat bereikte, tot mijn spijt niet door mij kon bijgewoond worden. Al deze uitvoeringen hoe verdienstelijk ook zijn evenwel niet als de Caecilia-Concerten: eve nementen in ons muzikaal leven, en daarom zal ik dit verslag grootendeels wijden aan het laatste Caeeilia-Coneert ditmaal voor het eerst onder leiding van den heer Viotta dat volgens ge woonte in den Stadsschouwburg, en wel op Don derdag 21 Maart, plaats vond. (De aan het Con cert voorafgegane Donateurs-Repetitie had Dins dag 19 Maart in het Concertgebouw plaats gehad). Op dit Caecilia-Concert diende als ,/pièce de jrésistance" de Eroïca-Symphonie van Beethoven. Men kent de geschiedenis van dit onovertroffen meesterwerk, in Beethoven's besten, krachtigsteu levenstijd onder den indruk van het genie van Napoleon I geschreven; in wien Beethoven toch den stichter van een groote republiek zag, en aan wien het werk dan ook zou opgedragen worden. Men weet verder hoe Beethoven, toen Napoleon zich later tot keizer deed kronen, in woede en droefheid die opdracht verscheurde. Maar het werk zelf bleef Goddank l behouden. En zoo zal nog geslacht op geslacht zoolang er gevoel voor het schoone zal zijn en.... ons tegenwoordig toonsysteem van kracht zal blijven zich aan de verheven pracht van deze schepping blijven laven, als aan een kostelijke, natuurlijke bron, die nooit opdroogt of smakeloos wordt. Want er zijn vele bronnen, die een vocfct prodnceeren, dat op den smaak van de een of andere partij niet van den mensck is ingericht. Doch Beethoven schreef voor den meusch. Zijn voorbeeld was de natuur.... Beethoven's groote werken geven ons allen een soortgelijken indruk als de natunr, in hare har monie, hare evenmatigheid, hare volheid, hare n heid in hare contrasten. Waar vindt men in de Eroica" ne periode, die te lang, ne krachts uitstorting, die niet noodzakelijk is, ne modu latie, die het begrip van nheid stoort ? Men viudt ze niet. Er zijn geen zwakheden in dit gewrocht. (Men leert misschien een werk nog beter kennen uit hetgeen het niet is dan uit hetgeen het is). Het is een genot om kritisch de harmonie der deelen hier na te gaan. En evenwel altijd: rijk leven! geen doode architectuur, geen fraai ge bouwd lijk, geene mummie, geen geraamte allén, maar een tierige jonkvrouw, wier schooue gestalte een nog schoonere ziel huisvest. Een kracht van rythmus, een bloeien van melodie, een groeien van harmonie geheel als het bosch in zijn volle bladerenpracht. Ja. dit is natuur! Niet de natuur, die sommigen schilderen door alleen het ritselen der bladeren en andere détails met veel misbaar na te bootsen, maar de natuur in haren totaal indruk. Een groot genoegen was het mij te hooren, dat en hoe! de heer Viotta dit werk in zich genomen had. De uitvoering was monumentaal! Vooral het eerste gedeelte maakte een diepen indruk. Het ging zeer snel, maar dit hinderde niet. Slechts had ik een enkele maal nog mér kracht gewenseht, waardoor de uitvoering ??ik spreek hier in 't bijzonder van het Ie Allegro der symphonie, maar dit is ook op de symphonie in 't algemeen en ook op andere werken toepasselijk : dan ge heel aan mijn ideaal zou beantwoord hebben, die nu daar zeer nabij kwam. Ook de grootsche Marcia Tunèbre verschafte vele oogen blikken van verheven genot. Het fugatische gedeelte hadde ook in dit deel tot grootere krachtsuiting kunnen leiden, maar daarentegen werd het geheel door zulk een waardigheid geken merkt, dat ik daar gaarne over heenstap. Het zeer snel gespeelde Scherzo werd eenigermate ontsierd door een minder fraai hoorntrio, waarvan ook de stemming te wenschen overliet o. a. bij het des aan het slot van het Trio en werd het Trio van het Scherzo mij relatief te langzaam opgevat. Doch waartoe over kleine gebreken die trouwens clker menschelijke uiting aankleven uitteweiden, waar de totaalindruk zoo gunstig is geweest ?... De Heer Viotta ge rustig voort op den inge slagen weg. Niemand zal hem na dit Caecilia-Con cert de eigenschap betwisten van, behalve uitne mend Wagner-dirigent te zijn, ook een symphonie vau Beethoven te kunuen dirigeeren. Ik heb den heer Viotta met groot genoegen gadegeslagen. Hij maakt den indruk van een veld heer. Hij is energisch in de hoogste mate. De manier waarop hij een plotseling pp. aanduidt is die van een generaal, die een geheel legerkorps zou laten aanrukken. Slechts het figuur in het eerste Allegro: kwart met stip,achtste,kwart" werd wat sentimeateelaangeduid...Ditlijkt mij trouwens eengevaar bij hetdingee.en uit het hoofd; dat men altijd dezelfde aanwijzingen doet en daarin, om zoo te zeggen, vast roest, zoodat ze soms een overdreven beteeekenisgaan erlangen en gemaniëreerd worden. Het tweede gevaar is: dat de directeur zijne aanwijzingen minder inricht naar den eisch van het oogenblik dan wel naar ziju ideale voorstelling van het werk. Er kunnen n\i b.v. door onattentie van een der spelers momenten voorkomen, die bij den directeur verdiept als hij is in zijn ideaal hetzij onopge merkt voorbijgaan, of waarop hij niet bedacht is geweest, zoodat hij nu plotseling met de handen in het haar zit. Vergis ik me niet, dan kwam een dergelijk moment voor in het begin der doorwer king van het Ie Allegro, waar de achtstenfiguren in de houten blaasinstrumenten nogal ongedecideerd waren. Gelukkig evenwel, dat op het Con cert in questie het al of niet ,/raison d'être" van het dirigeeren uit het hoofd niet door vele in allen gevalle steeds disharmonische proeven mocht blijken, m. a. w. dat het concert door geen grove fouten besmet werd, maar het machtige orkest integendeel meerendeels bewonderswaardig speelde. Dat de nieuwe aera, die door Caecilia onder haren nieuwen Directeur aanbreekt, een schoone zal zijn, kan ik na dit concert niet betwijfelen. 21 Maart. E. MUZD3KAAL OVERZICHT. Rotterdam, 21 Maart 1889. Het programma van het laatste Eruditio-concert bevatte de volgende orkestsverken: Symplionie in F-mol van Riahard Strauss, ine Steppenskizze aus Mittel-Asien van A. Borodine en het voorspel van Wagner's Meistersinger. Eerstgenoemd werk heeft mij slechts matig vol daan, de thema's schijnen mij weinig belangrijk en de instrumentatie overladen; met name aan het koper is een al te groote rol toebedeeld; het zou echter onbillijk zijn na eene eerste kennis making het werk van een blijkbaar nauwgezet kunstenaar bepaald te veroordeelen en dus wil ik liever eens afwachten of ik het nog eens ergens ontmoeten zal. De Steppenskizze heb ik tot mijn groot leedwezen niet gehoord, Wagner's Meistersinger-Vorspiel echter wel; het werd even als de andere orkestwerken, onder Gernstein's bezielde leiding voortreffelijk uitgevoerd en vormde een waardig slot van de reeks der uitvoeringen van Eruditio Musica gedurende dezen winter. Als solisten traden op Mej. Pia von Sicherer (München) en de heer Adolph Fischer (violoncel, Parijs); eerstgenoemde te loven zou slechts eene herhaling zijn van wat ik in dit seizoen reeds meermalen het genoegen had te kunnen doen; genoeg zij het dus te vermelden dat zij eene Aria uit de opera II re pcwtore van Mozart, Geistliches Wiegenlied van Gernsheim, Dort in den Weiden van Brabms en Die Bekehrte van Max Stange ter uitvoering gekozen had, en ons de gewone toegift niet onthield; des heeren Dessau's vioolbcgeleiding bij eerstgenoemde aria ver dient loifelijke vermelding. De andere solist, de heer Fischer, is wellicht vroeger een uitstekend virtuoos geweest; thans is hij het stellig niet meer, althans te oordeelen naar zijne wedergave van Saint-Saëns' Concert in A mol, de Romance van Davidoff (op, 23) en de Gavotte van eigen compositie. Naar ik ver neem is een hevig zenuwlijden bij den heer Fi scher de oorzaak van de mindere zekerheid, waar mede hij zijn instrument bespeelt, en - dit een maal wetende is men geneigd een scherp oor deel terug te houden; maar dit mag ik wel zeg gen, dat een kunstenaar, die zich daarvan bewust is, zich niet meer voor concerten moest laten engageeren; hij zou daarmede het publiek en ook zich zelven pijnlijke oogenblikken besparen. Mej. Meysenheim trad hier gisteren nog als Gretchen op in Gounod's f'aust, nadat zij jl. Zaterdag bij de tweede opvoering van Carmen den reeds gemaakten gunstigen indruk had beves tigd. Mej. M. behoort onder die artisten van ras en geboorte, die de gewoonte hebben bij elk op treden alles te geven waarover zij beschikken kunnen, en voor het werk, dat zij vertolken, ge noeg achting gevoelen om het geheel te geven, en niet driekwart te smokkelen, om met de bravournoten in het overige vierde deel galerij-succes te behalen. Daardoor echter ook vergen zij dikwijls van zichzelven te veel en zijn zij spoediger ver moeid dan anderen! Mej. M's. Gretchen is eene Musterleistung -wat aangaat hot blijkbaar volko men indringen in de rol, zij is haar geheel en al meester, ook wat het muzikale deel aangaat; haar zang schiet echter door bovengenoemde oor zaken hier en daar te kort en dat is voor de kunstenares jammer, omdat het publiek vaak zoo onbillijk en zoo onbarmhartig is. Een tenor, die van de tuin-aria maar wat maakt, de laatste maten echter met alle kracht in de zaal slingert, zal bijv. stormachtig worden toegejuicht, een zan geres daarentegen, die de juweelen-aria niet alleen hoogst verdienstelijk gezongen, maar er ook uit stekend bij gespeeld heelt, zal er geen hand voor op elkaar krijgen, alleen omdat zij ten slotte te zeer vermoeid bleek te zijn om er een paar bravour-tonen bij te doen; es ist die alte Geschichte doch bleibt sie ewig neu, kan men ook hiervan zeggen. Van de overige bezetting (Walter-J^aMst, Stierlin-.Mep/M.sto, Fischer-Valentin, mej. LorenzMartha en mej. Simony-Sïe&e/) verdient slechts laatstgenoemde geprezen te worden. V. BIJ DE VOORGENOMEN SLOPING DER HAARLEMMER- OF WILLEMSPOORT. Veroordeeld is de poort, die, ingehaald ter kroning, Uw Vorst eens binnen reed! Wat drijft u, dat ge in stee van hulde en eerbetooning, Van niets dan slopen weet? Wordt WELSTAND" leuze en schild, wier schutse moet verbergen, Alwie, in euv'len zin, Historie keer op keer een offer af komt vergen, Tot goeden stnaaks" gewin? Zegt, gij, die 't voorstel deedt, wat antwoord gaaft ge uw kind'ren, Wanneer hun vrage klonk: Hoe zij der vaad'ren, ook uw roem op 't snelst vermind'ren, Opdat hun roem niet zonk'? Moet alles neérgerukt, wat spreekt van vroeger tijden, Naar rede niet gehoord? En is, om fedre plek, die daarvan tuigt, te ont wijden, De Moker steeds aan 't woord? Vernielt dan d' anderen dag wat de eene zag verrijzen. En, als Wandalen past, Noodt dan den vreemdeling, door wien ge u graag hoort prijzen, Bij al dat puin te gast. Wischt Amstels naam uit van de bladen, waar Historie Dien schreef met vaste hand, En juicht, naijverig op Herostraatsche glorie: Dat brachten wij tot stand! GlJSBEECHT VAN AEMSTEL. Ons komt de wensch, alles, ook het leelijke, te bewaren waardoor uw vorst eens binnenreed", wel wat onmatig voor, RED. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Voor de groote feesten ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der maatschappij Arti et Amicitiae", die, naar men wil, in den Parkschouw burg zeer luisterrijk zullen worden gevierd, is eon zér belangrijk bedrag bestemd. Als de maat schappij voor iets betrekkelijk zoo onnoodigs kan beschikken over zulke sommen die in enkele dagen zijn uitgegeven, zou het dan niet geschikt zijn dat zij aan hare expositiezalen eens een beschei den som te koste legde? Als het niet om de voortreffelijke ligging van Arti" was, zou toch nooit iemand aan de bruine Arti-zalen boven de smakelijke kunstzaal van het Panorama in de Plantage den voorkeur geven. En nog zelfs dat feest en het daarvoor beschik bare geld eens buiten rekening houdende, door den jongsten aristocratischen maatregel der maat schappij Arti" mag men aannemen dat wel een 50-tal schilders moeten zijn toegetreden als kunstlievend lid, zoodat het inkomen der maatschappij dus huiselijk gesproken met een f 1000 vermeer derd is. Kon hiervan niet wat worden gedaan ten meesten nutte der kunst?" Op Dinsdag en Woensdag, 2 en 3 April, zal de belangrijke verzameling moderne schilde rijen van wijlen den heer Vincent van Gogh te Princenhage, vroeger associévan het Parijsche huis Goupil en Cie, in het nieuwe gebouw van Pulchri Studio in den Haag worden geveild. In deze collectie vindt men o. a. werken van Bakker Korff, Bonnat, Bosboom, Emile Breton, John Lewis Brown, Corot. Daubigny, Decamps, Detaille, Diaz, Gabriël, Isabey, Jozef Israëls, Charles Jacque, Jacob Maris, Anton Mauve, Meissonier, Pettenkofer, Rochussen, Roelofs, Ph. Rousseau, Ary Scheffer, Stevens, Troyon. Veel ver scheidenheid dus en van het beste. Den 17den Maart is te Gent in het gebouw van den Cercle artistique een tentoonstelling ge opend van oude schilderijen uit de verzameling in die stad. Er zijn werken van Rubens, Jordaens, Van Dijck, Pourbus, Brouwer, Breughel, Jan Steen, Rigault, Rombouts, Snaeyers, Teniers, Van Baelen, Floris, Cuyp, Hals, Gonzalès, Paulus Potter, Ostade, enz. Onze vroegere landgenoot Jan Toorop heeft op de thans gesloten expositie van de XX te Brussel, waar men wel zegt dat nooit zaken" gedaan worden, drie schilderyen verkocht. Op de expositie-de Bock in Arti" die maar zoo tamelijk menschen trekt, zijn slechts enkele stukjes verkocht, wat niet pleit voor den smaak vau het koopend publiek, want er zijn verschil lende mooie studies voor niet veel te krijgen. Waarschijnlijk zullen naar een aantal schilde rijen en studies op deze tentoonstelling fotografieën worden gemaakt. Dat kan een goede uitgaaf wor den, want het werk van de Bock leent zich bij uitstek voor zulke reproductie. De tentoonstelling, die dezer dagen sluit, zal daarna ook in den Haag en Rotterdam worden gehouden. Zooals men weet zullen de Duitsche schilders niet gezamenlijk in een afzonderlijke Duitscne afdeeling op de Parijsche tentoonstelling inzenden. Nu, daar zullen de Parijzenaars wel niet zoo rouwig om wezen, als het in hun plaats die Hollandsche journalist zou zijn, die de Duitsche schil ders zoo graag verlokken wilde dezen zomer vooral bij ons ter stedelijke tentoonstelling te exposeeren ! Intusschen zullen in de Internationale afdeeling toch wel eonige werken van de weinige goede Duitsche schilders komen. Max Liebermann is er in de commissie voor benoemd en zijn bekende volgeling Fritz von Uhde zendt naar Parijs een groot Triptiek, een zeer origineele voorstelling van de geboorte Christi, dat verleden jaar ook in München geëxpozeerd was, doch dat door den artiest nog weer geheel is overgeschilderd. Tot opvolger van Cabanel als lid van het Institut is Henner gekozen. De aanwezige academiciens hebben niet minder dan 15 malen moeten overstemmen voor de strijd tusschen Lefèbre en Henner beslist was. In Bazel zal in de maanden Mei en Juni een tentoonstelling van werken door Nederlandsche schilders worden gehouden. Een kinderhand is gauw gevuld. Naar aanleiding van een tentoonstelling van Storm te 's Gravesande te New-York, waarmede onze gevierde, land genoot weder nieuwe lauweren inoogst", maakt zich de heer Ego in het Vaderland kinderlijk blij met de omstandigheid dat de heer Storm, die onlangs ook Venetiëbezocht heeft, thans naast de Hollandsche vletten de Venetiaansche gondels, naast onze dukdalven de bont beschilderde bakenpalen der lagunen zal te bewonderen krijgen." Een wondere gaaf toch die van den kunstenaar, om de liefhebber al zulk genot te mojen verschaffen door etsen die mogelijk nog niet eens gemaakt zijn. Op voorbeeld van de Franschen en Engelschen gaan ook de Duitschers zich meer met de studie van Japansche kunst bezig houden. De Directeur van het Hamburgsche museum voor kunst en nijverheid. Dr. Brinckmann heeft te Berliju een boek in het licht gegeven getiteld: Kunst und Handwerk in Japan" met 225 illustratiën die naar Japansche origineelen zijn gereproduceerd, voornamelijk naar Hokusai. De schrijver beschouwt de Japansche artiesten vooral als schilders. De stikker schrijft hij, zoowel als de lakbearbeider, de bronsgieter en de ijzercizeleur, ze zijn voor alles schilders. Tot op de negende eeuw kan men hun schilderwerk nagaan, men vindt er on der van realistische of van romantieke intentiën, zooals er behalve dierenschilders, en landschap schilders, ook genre- en historieschilders onder zijn. In Berlijn is een vereeniging tot stand gekomen van Duitsche uitgevers, wier doel het is de eerste drukken en plaatwerken te nummeren en te stem pelen, om te beletten dat hot opgegeven aantal der eerste drukken overschreden wordt, en latere drukken voor vroegere worden gegeven. Hoe zij dit doen zullen? Uit Parijs wordt geschreven: Sedert het im pressionisme in de kunstkritiek tot zekere hoogte erkend is geworden, is het reeds niet meer vol doende voor de hoog strevende fantazie van eenige schilders. Den indruk schilderen, dien de voor werpen op ons maken, in plaats van de voorwer pen zelf, is reeds vrij wel, maar zijn wij ons altoos bewust van onze indrukken? Immers neen. Vele dingen maken slechts een halven, onzekercn in druk. Hun juist beeld moet dus een soort van raadsel zijn, waarvoor de toeschouwer zich moeite moet geven om uittedenken , wat de kunste naar heeft gemaakt of heeft willen maken. De groote schilderachtige waarheid ligt dus?jusqii'a nouvel ordre in het intentionnisme"; bet beginsel daarvan is, figuren en landschappen als ontsluierd, omneveld te vertooncn, door licht en schaduw nieuwsgierigheid en spanning te wekken; zijn voornaamste middelen zijn weggewasschen omtrekken, diepe achtergronden, verrassende kleurschakeering. De profeet der nieuwste school, die indertijd ook onder de impressionisten eene groote plaats bekleedde, is de schilder Besnard, wiens decoratieve stukken om hun weeken, warmen toon gezocht zijn. Eenige stukken van jongere kunste naars van zijn richting, zijn door de jury gewei gerd geworden; men weet dat onder deze de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl