Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 614
lière, en het banvoimis dat hij uitspreekt over de
Heeubaas, Desdemonaas, Badelichs, Camilles,
Atthaliaas, Célimènes en Berthaas (in het mees
terstuk van Henri de Bornier) wil ik liefst
onweêrsproken laten: maar het getuigt van een bo
venmatig zelfvertrouwen, in strijd met de uit
spraak aller eeuwen in vollen ernst te durven
beweeren, dat stelsels en instellingen, die zich o.a.
door beeldenstorm en orgelveroordeeling geken
merkt hebben, waarin voor bouw-, beeldhouw
en tooneelkunst geen plaats is, dat die zich zou
den kunnen verhoovaardigen vruchtbaar voor de
kunst te wezen, en aanspraak zouden durven
maken om de plaats der tot heden aan het
woord zijnde schoonheidsleer en kunstpraktijk in
te nemen.
Dr. Kuyper ziet in het Calvinisme o.a. het
stelsel, dat Kerk en Staat van elkander scheidt,
en dat dan ook den Godsdienst en de Kunst
ieder hun eigen weg laat gaan, al mag de kunst
geen zonde doen en al «moet de kunst en het
schoone thuis gebracht onder het hoogere en rij
kere begrip van Heerlijkheid" die ook aan God
«gen is.
't Is jammer, dat de auteur, tegenover de
falanxen van kunstenaars, die aan de
anti-Calvinistische zijde staan, er niet eenige genoemd heeft,
die als vertegenwoordigers van de Calvinistische
kunst kunnen gelden. Hij noemt Rembrandt en
Jan Steen; Rembrandt, omdat hij »zich verdiept
in het leven achter de sombere tinten", zijn «god
delijk genie zelfs zijn bijbelsche boeken midden
in onze burgermaatschappij weet te toovaren" en
de Hollanders hun huislijkheid aan het Calvi
nisme daukvveten; Jan Steen, omdat ons «zelf
genoegzaam burgerleven ook zijn drastische zijde"
had, en ook bij dit drastische de geest niet rus
ten kon, eer het in de tentoonstelling zijner
zelfverlaging geoordeeld lag. Dr. Kuyper ziet
intusschen in Jan Steen vaak «een hand die u een
spiegel voorhoudt en daarbij in den toon van den
humor de vraag doet: wat u dunkt ? Of er in de
trekken van dien dronkaard niet iets is, dat bo
ven den roes uitgaat?"
Of de man van Hendrickie Jagers en of Jan
Steen, die tot de Koomsche Kerk behoorde, wel
als zeer geschikte banierdragers van het Calvinisme
kunnen gelden, komt mij bedenkelijk voor.
Onbetwistbaar is de bekende stelling, dat de
kunstkrachten, die in Holland niet voor historieele
werken, gewijde of mythologische, gebruikt werden,
de portretkunst ten goede zijn gekomen; maar of
het niet wat ver gezocht is de meesterstukken
onzer van der Helsten, Flincken, Ravesteyns,
Moreelsen enz. aan de Prsedestirjatie-leer te danken,
dunkt mij nog al duidelijk Frans Hals, misschien
de grootste onzer XVIIe-eeuwsche portretnatura
listen, behoorde tot de zelfde Kerk als Antonis
Mor van Dashorst, Titiaan en Van Dijck: het
schijnt dus, dat er ook wel knappe roomsche
portretschilders sedert de Renaissance geweest zijn.
Bovendien, dat de kunst altijd den weg gaat
van het algemeene tot het bizondere, blijkt uit
de opvolging der genres in de verschillende tijd
vakken. Na de monumentale kunst van het
Partheuon, kwam de grieksch-romeinsche portretkunst;
na de s^7-overheersching van de romaansche
periode, kwam de fijne natuur-kunst der XlIIe
en XlVe Eeuw. In het Muzeüm van Boulacq zijn
fijne, individualistische statuëttjens, die Mariette
beweert nog van vóór de pyramiden te
dagteekenen. Dat alles heeft met het Calvinisme heel
weinig te doen.
Het stelsel van Dr. Kuyper zou reeds veroor
deeld wezen, al liet men het tegen de richting,
die het vertegenwoordigt, alleen maar getuigen,
dat zij (volgends hem) geen Architektuur, geen
Plastiek en geen Tooneelkunst kan genereeren.
A. 18 Feb. 1889. ALB. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Door het overlijden van Prof. Alberdingk Tbijm
ea het wijden van het geheele vorige nummer van
het Weekblad aan diens nagedachtenis, ben ik
ditmaal genoodzaakt de muzikale stof van twee
weken te verwerken. Die stof munt gelukkig meer
door hoeveelheid dan buitengewone belangrijkheid
uit, zoodat er per slot van rekening eigenlijk niet
veel meer dan het Caecilia-Concert overblijft, dat
de moeite vau een eenigszins uitvoerige bespre
king waard is.
volledigheidshalve maak ik echter buitendien
nog melding van het Peestconcert op Vrijdag
15 Maart ter gelegenheid van het 40jarig jubilee
van Joh. M. Coenen als Orkestdirecteur; vaneen
der zoogenaamde Volksconcerten (tegen f 0.50
entree) m het Concertgebouw n.l. dat op
16 Maart met medewerking van Mej. Marie Speet
en den Heer J. Mossel ; van La reine de
Saba" van Gounod in de Eransche opera op Dins
dag 19 Maart, en van de 9e uitvoering van Gewijde
Liederen door het Zangkoor der Vrije Gemeente",
Directeur: de Heer J. L. van den Broeke, op
Dinsdag 26 Maart; terwijl een Soiree Musicale,
gegeven door de Engelsche Club //The Union" in
Maison Stroucken, op Zaterdag 23 Maart, waar
voor de invitatie mij te laat bereikte, tot mijn
spijt niet door mij kon bijgewoond worden.
Al deze uitvoeringen hoe verdienstelijk ook
zijn evenwel niet als de Caecilia-Concerten: eve
nementen in ons muzikaal leven, en daarom zal
ik dit verslag grootendeels wijden aan het laatste
Caeeilia-Coneert ditmaal voor het eerst onder
leiding van den heer Viotta dat volgens ge
woonte in den Stadsschouwburg, en wel op Don
derdag 21 Maart, plaats vond. (De aan het Con
cert voorafgegane Donateurs-Repetitie had Dins
dag 19 Maart in het Concertgebouw plaats gehad).
Op dit Caecilia-Concert diende als ,/pièce de
jrésistance" de Eroïca-Symphonie van Beethoven.
Men kent de geschiedenis van dit onovertroffen
meesterwerk, in Beethoven's besten, krachtigsteu
levenstijd onder den indruk van het genie van
Napoleon I geschreven; in wien Beethoven toch
den stichter van een groote republiek zag, en aan
wien het werk dan ook zou opgedragen worden.
Men weet verder hoe Beethoven, toen Napoleon
zich later tot keizer deed kronen, in woede en
droefheid die opdracht verscheurde. Maar het werk
zelf bleef Goddank l behouden. En zoo zal
nog geslacht op geslacht zoolang er gevoel voor
het schoone zal zijn en.... ons tegenwoordig
toonsysteem van kracht zal blijven zich aan
de verheven pracht van deze schepping blijven
laven, als aan een kostelijke, natuurlijke bron, die
nooit opdroogt of smakeloos wordt. Want er zijn
vele bronnen, die een vocfct prodnceeren, dat op
den smaak van de een of andere partij niet
van den mensck is ingericht. Doch Beethoven
schreef voor den meusch. Zijn voorbeeld was de
natuur....
Beethoven's groote werken geven ons allen een
soortgelijken indruk als de natunr, in hare har
monie, hare evenmatigheid, hare volheid, hare n
heid in hare contrasten. Waar vindt men in de
Eroica" ne periode, die te lang, ne krachts
uitstorting, die niet noodzakelijk is, ne modu
latie, die het begrip van nheid stoort ? Men viudt
ze niet. Er zijn geen zwakheden in dit gewrocht.
(Men leert misschien een werk nog beter kennen
uit hetgeen het niet is dan uit hetgeen het is).
Het is een genot om kritisch de harmonie der
deelen hier na te gaan. En evenwel altijd: rijk
leven! geen doode architectuur, geen fraai ge
bouwd lijk, geene mummie, geen geraamte allén,
maar een tierige jonkvrouw, wier schooue gestalte
een nog schoonere ziel huisvest. Een kracht van
rythmus, een bloeien van melodie, een groeien van
harmonie geheel als het bosch in zijn volle
bladerenpracht. Ja. dit is natuur! Niet de natuur,
die sommigen schilderen door alleen het ritselen
der bladeren en andere détails met veel misbaar
na te bootsen, maar de natuur in haren totaal
indruk.
Een groot genoegen was het mij te hooren,
dat en hoe! de heer Viotta dit werk in
zich genomen had.
De uitvoering was monumentaal! Vooral het
eerste gedeelte maakte een diepen indruk. Het
ging zeer snel, maar dit hinderde niet. Slechts
had ik een enkele maal nog mér kracht
gewenseht, waardoor de uitvoering ??ik spreek hier
in 't bijzonder van het Ie Allegro der symphonie,
maar dit is ook op de symphonie in 't algemeen
en ook op andere werken toepasselijk : dan ge
heel aan mijn ideaal zou beantwoord hebben, die
nu daar zeer nabij kwam.
Ook de grootsche Marcia Tunèbre verschafte
vele oogen blikken van verheven genot. Het
fugatische gedeelte hadde ook in dit deel tot grootere
krachtsuiting kunnen leiden, maar daarentegen
werd het geheel door zulk een waardigheid geken
merkt, dat ik daar gaarne over heenstap.
Het zeer snel gespeelde Scherzo werd eenigermate
ontsierd door een minder fraai hoorntrio, waarvan
ook de stemming te wenschen overliet o. a.
bij het des aan het slot van het Trio en werd
het Trio van het Scherzo mij relatief te langzaam
opgevat. Doch waartoe over kleine gebreken
die trouwens clker menschelijke uiting aankleven
uitteweiden, waar de totaalindruk zoo gunstig
is geweest ?...
De Heer Viotta ge rustig voort op den inge
slagen weg. Niemand zal hem na dit Caecilia-Con
cert de eigenschap betwisten van, behalve uitne
mend Wagner-dirigent te zijn, ook een symphonie
vau Beethoven te kunuen dirigeeren.
Ik heb den heer Viotta met groot genoegen
gadegeslagen. Hij maakt den indruk van een veld
heer. Hij is energisch in de hoogste mate. De
manier waarop hij een plotseling pp. aanduidt is
die van een generaal, die een geheel legerkorps
zou laten aanrukken. Slechts het figuur in het eerste
Allegro: kwart met stip,achtste,kwart" werd wat
sentimeateelaangeduid...Ditlijkt mij trouwens eengevaar
bij hetdingee.en uit het hoofd; dat men altijd dezelfde
aanwijzingen doet en daarin, om zoo te zeggen, vast
roest, zoodat ze soms een overdreven beteeekenisgaan
erlangen en gemaniëreerd worden. Het tweede gevaar
is: dat de directeur zijne aanwijzingen minder inricht
naar den eisch van het oogenblik dan wel naar
ziju ideale voorstelling van het werk. Er kunnen
n\i b.v. door onattentie van een der spelers
momenten voorkomen, die bij den directeur
verdiept als hij is in zijn ideaal hetzij onopge
merkt voorbijgaan, of waarop hij niet bedacht is
geweest, zoodat hij nu plotseling met de handen
in het haar zit. Vergis ik me niet, dan kwam een
dergelijk moment voor in het begin der doorwer
king van het Ie Allegro, waar de achtstenfiguren
in de houten blaasinstrumenten nogal
ongedecideerd waren. Gelukkig evenwel, dat op het Con
cert in questie het al of niet ,/raison d'être"
van het dirigeeren uit het hoofd niet door vele
in allen gevalle steeds disharmonische proeven
mocht blijken, m. a. w. dat het concert door geen
grove fouten besmet werd, maar het machtige
orkest integendeel meerendeels bewonderswaardig
speelde.
Dat de nieuwe aera, die door Caecilia onder
haren nieuwen Directeur aanbreekt, een schoone
zal zijn, kan ik na dit concert niet betwijfelen.
21 Maart. E.
MUZD3KAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 21 Maart 1889.
Het programma van het laatste
Eruditio-concert bevatte de volgende orkestsverken:
Symplionie in F-mol van Riahard Strauss, ine
Steppenskizze aus Mittel-Asien van A. Borodine
en het voorspel van Wagner's Meistersinger.
Eerstgenoemd werk heeft mij slechts matig vol
daan, de thema's schijnen mij weinig belangrijk
en de instrumentatie overladen; met name aan
het koper is een al te groote rol toebedeeld; het
zou echter onbillijk zijn na eene eerste kennis
making het werk van een blijkbaar nauwgezet
kunstenaar bepaald te veroordeelen en dus wil
ik liever eens afwachten of ik het nog eens ergens
ontmoeten zal. De Steppenskizze heb ik tot mijn
groot leedwezen niet gehoord, Wagner's
Meistersinger-Vorspiel echter wel; het werd even als de
andere orkestwerken, onder Gernstein's bezielde
leiding voortreffelijk uitgevoerd en vormde een
waardig slot van de reeks der uitvoeringen van
Eruditio Musica gedurende dezen winter.
Als solisten traden op Mej. Pia von Sicherer
(München) en de heer Adolph Fischer (violoncel,
Parijs); eerstgenoemde te loven zou slechts eene
herhaling zijn van wat ik in dit seizoen reeds
meermalen het genoegen had te kunnen doen;
genoeg zij het dus te vermelden dat zij eene
Aria uit de opera II re pcwtore van Mozart,
Geistliches Wiegenlied van Gernsheim, Dort in den
Weiden van Brabms en Die Bekehrte van Max
Stange ter uitvoering gekozen had, en ons de
gewone toegift niet onthield; des heeren
Dessau's vioolbcgeleiding bij eerstgenoemde aria ver
dient loifelijke vermelding.
De andere solist, de heer Fischer, is wellicht
vroeger een uitstekend virtuoos geweest; thans
is hij het stellig niet meer, althans te oordeelen
naar zijne wedergave van Saint-Saëns' Concert
in A mol, de Romance van Davidoff (op, 23) en
de Gavotte van eigen compositie. Naar ik ver
neem is een hevig zenuwlijden bij den heer Fi
scher de oorzaak van de mindere zekerheid, waar
mede hij zijn instrument bespeelt, en - dit een
maal wetende is men geneigd een scherp oor
deel terug te houden; maar dit mag ik wel zeg
gen, dat een kunstenaar, die zich daarvan bewust
is, zich niet meer voor concerten moest laten
engageeren; hij zou daarmede het publiek en ook
zich zelven pijnlijke oogenblikken besparen.
Mej. Meysenheim trad hier gisteren nog als
Gretchen op in Gounod's f'aust, nadat zij jl.
Zaterdag bij de tweede opvoering van Carmen
den reeds gemaakten gunstigen indruk had beves
tigd. Mej. M. behoort onder die artisten van ras
en geboorte, die de gewoonte hebben bij elk op
treden alles te geven waarover zij beschikken
kunnen, en voor het werk, dat zij vertolken, ge
noeg achting gevoelen om het geheel te geven, en
niet driekwart te smokkelen, om met de
bravournoten in het overige vierde deel galerij-succes te
behalen. Daardoor echter ook vergen zij dikwijls
van zichzelven te veel en zijn zij spoediger ver
moeid dan anderen! Mej. M's. Gretchen is eene
Musterleistung -wat aangaat hot blijkbaar volko
men indringen in de rol, zij is haar geheel en
al meester, ook wat het muzikale deel aangaat;
haar zang schiet echter door bovengenoemde oor
zaken hier en daar te kort en dat is voor de
kunstenares jammer, omdat het publiek vaak
zoo onbillijk en zoo onbarmhartig is. Een tenor,
die van de tuin-aria maar wat maakt, de laatste
maten echter met alle kracht in de zaal slingert,
zal bijv. stormachtig worden toegejuicht, een zan
geres daarentegen, die de juweelen-aria niet alleen
hoogst verdienstelijk gezongen, maar er ook uit
stekend bij gespeeld heelt, zal er geen hand voor
op elkaar krijgen, alleen omdat zij ten slotte te
zeer vermoeid bleek te zijn om er een paar
bravour-tonen bij te doen; es ist die alte Geschichte
doch bleibt sie ewig neu, kan men ook hiervan
zeggen. Van de overige bezetting (Walter-J^aMst,
Stierlin-.Mep/M.sto, Fischer-Valentin, mej.
LorenzMartha en mej. Simony-Sïe&e/) verdient slechts
laatstgenoemde geprezen te worden.
V.
BIJ DE VOORGENOMEN SLOPING DER
HAARLEMMER- OF WILLEMSPOORT.
Veroordeeld is de poort, die, ingehaald ter kroning,
Uw Vorst eens binnen reed!
Wat drijft u, dat ge in stee van hulde en
eerbetooning,
Van niets dan slopen weet?
Wordt WELSTAND" leuze en schild, wier schutse
moet verbergen,
Alwie, in euv'len zin,
Historie keer op keer een offer af komt vergen,
Tot goeden stnaaks" gewin?
Zegt, gij, die 't voorstel deedt, wat antwoord
gaaft ge uw kind'ren,
Wanneer hun vrage klonk:
Hoe zij der vaad'ren, ook uw roem op 't snelst
vermind'ren,
Opdat hun roem niet zonk'?
Moet alles neérgerukt, wat spreekt van vroeger
tijden,
Naar rede niet gehoord?
En is, om fedre plek, die daarvan tuigt, te ont
wijden,
De Moker steeds aan 't woord?
Vernielt dan d' anderen dag wat de eene zag
verrijzen.
En, als Wandalen past,
Noodt dan den vreemdeling, door wien ge u graag
hoort prijzen,
Bij al dat puin te gast.
Wischt Amstels naam uit van de bladen, waar
Historie
Dien schreef met vaste hand,
En juicht, naijverig op Herostraatsche glorie:
Dat brachten wij tot stand!
GlJSBEECHT VAN AEMSTEL.
Ons komt de wensch, alles, ook het leelijke, te
bewaren waardoor uw vorst eens binnenreed",
wel wat onmatig voor,
RED.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Voor de groote feesten ter gelegenheid van het
50-jarig bestaan der maatschappij Arti et
Amicitiae", die, naar men wil, in den Parkschouw
burg zeer luisterrijk zullen worden gevierd, is eon
zér belangrijk bedrag bestemd. Als de maat
schappij voor iets betrekkelijk zoo onnoodigs kan
beschikken over zulke sommen die in enkele dagen
zijn uitgegeven, zou het dan niet geschikt zijn
dat zij aan hare expositiezalen eens een beschei
den som te koste legde? Als het niet om de
voortreffelijke ligging van Arti" was, zou toch
nooit iemand aan de bruine Arti-zalen boven de
smakelijke kunstzaal van het Panorama in de
Plantage den voorkeur geven.
En nog zelfs dat feest en het daarvoor beschik
bare geld eens buiten rekening houdende, door
den jongsten aristocratischen maatregel der maat
schappij Arti" mag men aannemen dat wel een
50-tal schilders moeten zijn toegetreden als
kunstlievend lid, zoodat het inkomen der maatschappij
dus huiselijk gesproken met een f 1000 vermeer
derd is.
Kon hiervan niet wat worden gedaan ten
meesten nutte der kunst?"
Op Dinsdag en Woensdag, 2 en 3 April, zal
de belangrijke verzameling moderne schilde
rijen van wijlen den heer Vincent van Gogh
te Princenhage, vroeger associévan het Parijsche
huis Goupil en Cie, in het nieuwe gebouw van
Pulchri Studio in den Haag worden geveild.
In deze collectie vindt men o. a. werken van
Bakker Korff, Bonnat, Bosboom, Emile Breton,
John Lewis Brown, Corot. Daubigny, Decamps,
Detaille, Diaz, Gabriël, Isabey, Jozef Israëls,
Charles Jacque, Jacob Maris, Anton Mauve,
Meissonier, Pettenkofer, Rochussen, Roelofs, Ph.
Rousseau, Ary Scheffer, Stevens, Troyon. Veel ver
scheidenheid dus en van het beste.
Den 17den Maart is te Gent in het gebouw
van den Cercle artistique een tentoonstelling ge
opend van oude schilderijen uit de verzameling
in die stad. Er zijn werken van Rubens, Jordaens,
Van Dijck, Pourbus, Brouwer, Breughel, Jan Steen,
Rigault, Rombouts, Snaeyers, Teniers, Van Baelen,
Floris, Cuyp, Hals, Gonzalès, Paulus Potter,
Ostade, enz.
Onze vroegere landgenoot Jan Toorop heeft
op de thans gesloten expositie van de XX te
Brussel, waar men wel zegt dat nooit zaken"
gedaan worden, drie schilderyen verkocht.
Op de expositie-de Bock in Arti" die maar
zoo tamelijk menschen trekt, zijn slechts enkele
stukjes verkocht, wat niet pleit voor den smaak
vau het koopend publiek, want er zijn verschil
lende mooie studies voor niet veel te krijgen.
Waarschijnlijk zullen naar een aantal schilde
rijen en studies op deze tentoonstelling fotografieën
worden gemaakt. Dat kan een goede uitgaaf wor
den, want het werk van de Bock leent zich bij
uitstek voor zulke reproductie.
De tentoonstelling, die dezer dagen sluit, zal
daarna ook in den Haag en Rotterdam worden
gehouden.
Zooals men weet zullen de Duitsche schilders
niet gezamenlijk in een afzonderlijke Duitscne
afdeeling op de Parijsche tentoonstelling inzenden.
Nu, daar zullen de Parijzenaars wel niet zoo
rouwig om wezen, als het in hun plaats die
Hollandsche journalist zou zijn, die de Duitsche schil
ders zoo graag verlokken wilde dezen zomer vooral
bij ons ter stedelijke tentoonstelling te exposeeren !
Intusschen zullen in de Internationale afdeeling
toch wel eonige werken van de weinige goede
Duitsche schilders komen. Max Liebermann is er
in de commissie voor benoemd en zijn bekende
volgeling Fritz von Uhde zendt naar Parijs een
groot Triptiek, een zeer origineele voorstelling
van de geboorte Christi, dat verleden jaar ook in
München geëxpozeerd was, doch dat door den
artiest nog weer geheel is overgeschilderd.
Tot opvolger van Cabanel als lid van het
Institut is Henner gekozen. De aanwezige
academiciens hebben niet minder dan 15 malen moeten
overstemmen voor de strijd tusschen Lefèbre en
Henner beslist was.
In Bazel zal in de maanden Mei en Juni een
tentoonstelling van werken door Nederlandsche
schilders worden gehouden.
Een kinderhand is gauw gevuld. Naar aanleiding
van een tentoonstelling van Storm te 's Gravesande
te New-York, waarmede onze gevierde, land
genoot weder nieuwe lauweren inoogst", maakt
zich de heer Ego in het Vaderland kinderlijk blij
met de omstandigheid dat de heer Storm, die
onlangs ook Venetiëbezocht heeft, thans naast
de Hollandsche vletten de Venetiaansche gondels,
naast onze dukdalven de bont beschilderde
bakenpalen der lagunen zal te bewonderen krijgen." Een
wondere gaaf toch die van den kunstenaar, om
de liefhebber al zulk genot te mojen verschaffen
door etsen die mogelijk nog niet eens gemaakt zijn.
Op voorbeeld van de Franschen en Engelschen
gaan ook de Duitschers zich meer met de studie
van Japansche kunst bezig houden. De Directeur
van het Hamburgsche museum voor kunst en
nijverheid. Dr. Brinckmann heeft te Berliju een
boek in het licht gegeven getiteld: Kunst und
Handwerk in Japan" met 225 illustratiën die
naar Japansche origineelen zijn gereproduceerd,
voornamelijk naar Hokusai. De schrijver beschouwt
de Japansche artiesten vooral als schilders. De
stikker schrijft hij, zoowel als de lakbearbeider,
de bronsgieter en de ijzercizeleur, ze zijn voor
alles schilders. Tot op de negende eeuw kan
men hun schilderwerk nagaan, men vindt er on
der van realistische of van romantieke intentiën,
zooals er behalve dierenschilders, en landschap
schilders, ook genre- en historieschilders onder zijn.
In Berlijn is een vereeniging tot stand gekomen
van Duitsche uitgevers, wier doel het is de eerste
drukken en plaatwerken te nummeren en te stem
pelen, om te beletten dat hot opgegeven aantal
der eerste drukken overschreden wordt, en latere
drukken voor vroegere worden gegeven.
Hoe zij dit doen zullen?
Uit Parijs wordt geschreven: Sedert het im
pressionisme in de kunstkritiek tot zekere hoogte
erkend is geworden, is het reeds niet meer vol
doende voor de hoog strevende fantazie van eenige
schilders. Den indruk schilderen, dien de voor
werpen op ons maken, in plaats van de voorwer
pen zelf, is reeds vrij wel, maar zijn wij ons altoos
bewust van onze indrukken? Immers neen. Vele
dingen maken slechts een halven, onzekercn in
druk. Hun juist beeld moet dus een soort van
raadsel zijn, waarvoor de toeschouwer zich moeite
moet geven om uittedenken , wat de kunste
naar heeft gemaakt of heeft willen maken. De
groote schilderachtige waarheid ligt dus?jusqii'a
nouvel ordre in het intentionnisme"; bet
beginsel daarvan is, figuren en landschappen als
ontsluierd, omneveld te vertooncn, door licht en
schaduw nieuwsgierigheid en spanning te wekken;
zijn voornaamste middelen zijn weggewasschen
omtrekken, diepe achtergronden, verrassende
kleurschakeering. De profeet der nieuwste school, die
indertijd ook onder de impressionisten eene groote
plaats bekleedde, is de schilder Besnard, wiens
decoratieve stukken om hun weeken, warmen toon
gezocht zijn. Eenige stukken van jongere kunste
naars van zijn richting, zijn door de jury gewei
gerd geworden; men weet dat onder deze de