De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 31 maart pagina 5

31 maart 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 614 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 -strenge academische smaak nog troont. Nu willen deze jongeren eene eigen tentoonstelling organiseeren, ter eere van het intentionnisme. Het zal natuurlek den nieuwen salon ook aan «potters niet ontbreken. Men zegt b.v. al is het geschilder ook slecht, men moet de intentie prij zen; of: men zal de medailles in den salon niet aan' de schilders toekennen, maar aan diegenen onder de bezoekers, die de intentiën van de schilders raden. Uit Madrid meldt men: Het stoffelijk overschot van groote mannen wordt zelden met rust gelaten. Dit is tegenwoordig weer het geval met het stof felijk overschot van den in het jaar 1828 te Bor deaux gestorven Spaanschen schilder Francisco ?Goya. Deze wordt beschouwd als de stichter van de moderne realistische Spaansche schilderschool. Zijn werk is in het koninklijk museum te Madrid ?door talrijke schilderstukken, vooral portretten van leden der koninklyke familie vertegenwoor digd, die, op enkele uitzonderingen na, wel is waar.elk spoor van genialiteit derven, meestal slechts banale kostuumfiguren met een koud koloriet, eenvoudig afbeeldingen van den nationalen dracht dier dagen zijn, en niettemin toch een niet te miskennen invloed op zijn tijdgenooten uitgeoefend hebben. Dezer dagen nu wordt Goya's naam weer herhaaldelijk in de Madridsche bladen genoemd. De Fransche regeering heeft op een daartoe strekkend ?verzoek de toestemming verleend, om het stoffe lijk overschot van den schilder uit Bordeaux naar ?diens vaderland over te brengen. Nu het er ech ter op aankomt, dit plan tot uitvoering te bren gen, is men op niet voorziene bezwaren gestooten. Goya werd indertyd in den grafkelder der Spaan fiche familie Goicoechea begraven. Nu is dit graf in tegenwoordigheid van den Spaanschen consul geopend en bleek het, dat de kisten geheel ver gaan en in het holle gewelf nog slechts eenige beenderen aanwezig waren, waarvan het onmogelijk te zeggen valt, of zij aan Goya dan wel aan een Goicoechea hebben toebehoord. Wat nu te doen? TOONEEL EN MUZIEK. Te Weenen is een nieuw blijspel, van een onbe kend auteur, Die Wüddiebe, opgevoerd. Het is redelyk goed ontvangen. Het lachlustigste deel van tet publiek scheen zich bij de eerste drie acten vrij wel te amuseeren, schrijft men aan de Frankfurter; eeist in het laatste bedrijf kwam men door eene onwaarschijnlijke, maar uiterst komische spène tot werkelijke vroolijkheid." De wilddieven zyn drie Don Juan's, die te Ostende aankomen, waar zij zich aan hun Don Juan's bedrijf willen wyden, en in een hotel reeds ken nissen aanknoopen, maar zeer bijzondere. De heer von Sorau vindt zyn gescheiden vrouw weer, ?en zijn dochter Emmy, die intusschen een huw bare Backfisch is geworden. Max von Thürmer, ?die uiet weet dat von Sorau Emmy's vader is, tracht het meisje te veroveren en dit gelukt hem; terwyl de derde Don Juna Knöpke, verliett op mevrouw von Sorau, die haar meisjesnaam draagt. Eerst in het laatste bedrijf verneemt Emmy, wie haar vader is, en vraagt hem terstond, haar te schaken, om aan een gehaat huwelijk te ont komen. Zij laat brieven aan hare moeder en den onweerstaanbaren von Thürmer achter. Deze weet, in plaats ven den vader, schaker te worden; de schaking wordt door een Amerikaan verijdeld en Thürmer trouwt het meisje dan maar. Het geheele stuk hangt aan elkaar van zeer losse trekjes en losse gegevens; alle toestanden worden even aangeroerd en dan weer losgelaten, men komt niet tot rust' en blijft onverschillig. Nu eens is het stuk Posse, dan weer blijspel; men kon zien, ?dat het den acteurs zelf moeielijk was, nu eens den toon van verstandige menschen aan te slaan ?en dan weer in .de karikatuur en de charge te vallen. De gebroeders de Goncourt hebben slechts twee tooneelstukken geschreven. Het eerste, Henriette Maréchal, is indertijd, in 1867, in het Théatre Francais luidruchtig gevallen, maar werd voor en paar jaren door het Odéon weer opgenomen en had zeer veel succes. Het andere, La Patrie en ?danger, werd in 1868 aan het Théatre Francais aangeboden, maar niet opgevoerd; het is deze week door de acteurs van het Théatre Libre ver toond. Het stuk is door de kritiek slecht ontvangen, door het publiek een weinig beter. De kritiek -vindt het ver verwijderd van de stoutmoedigheid, de nieuwe denkbeelden en beginselen, die de De Goncourts aankondigden; het is een revolutie-drama met al de elementen van zulk een drama, een aristocratische jonge heldin met haar familie, een revolutionnair jong held met zijne vrienden en partijgenooten, en verschillende personen als typen van de verschillende partijen onder de Republiek. Het stuk is propvol met details uit de mémoires van dien tijd, eigen woorden, bijzonderheden van zeden en denkbeelden, curiositeiten van mode en taal, maar werkelijk dramatisch leven is er niet in. Het decoratief was ditmaal uitmuntend, vol histo rische waarheid en schilderachtig. De Bastille, de inneming van Verdun en de zaal in de Conciergerie waren zeer indrukwekkend. Ar.toine had beproefd, de groepeering op de wijze der Meiningers met eene groote acteerende volksmassa temaken. Dit heeft intusschen weinig succes gehad, omdat de schrijvers, niet daarop rekenend, hun helden groote tooneelen laten spelen en lange tirades laten uitspreken in tegenwoordigheid dier volksmenigte, wier behoorlijk stilzwijgen na zulk een levendig deelnemen aan de handeling, te onnatuurlijker wordt. Henri Tamberlick, de koning der tenoren" is, zooals reeds gemeld werd. onlangs te Parijs ten huize van zijn schoonzoon, den oogarts Galezowski, overleden. Hij was den 16n Maart 1820 te Rome geboren en zou in het seminarie van Monte Fiascone voor den geestelyken stand op geleid worden. Hij legde zich echter met meer ijver op zangstudiën dan op de lectuur der kerk vaders toe, en op 21-jarigen leeftijd debuteerde hy°reeds in het Theatro del Fondo te Napels. De jonge tenor maakte een buitengewonen opgang en was twee jaren later reeds aan de opera te Lissabon verbonden; hij zong vervolgens met steeds toenemend succes te Santa Cruz, Barcelona, Madrid, in Couvent Garden en bet liefst te Petersburg. Hij was de heraut van Meyerbeer, die nauwlijks n opera geschreven heeft, waarin Tamber lick niet optrad. Maar toch kon Meyerbeer hem niet bewegen te Parijs in de Opera op te treden, daar hij het niet aandurfde in het Fransch te zingen en de uitvinding van voorstellingen in verschillende talen eerst van lateren tijd dagteekent. Op een kunstreis door Amerika ontving hij een maandelyksch honorarium van 30.000 francs, voor dien tijd een ongehoorde som. Eindelijk stelde de Italiaansche opera de Parijzenaars in de ge legenheid, hem te hooren en werden deze in ver rukking gebracht door zijn «tem, maar meer nog door zijn hooge noten. Na het jaar 1870 vertoef de hij meestal in Spanje en kreeg men hem in | Parijs zelden meer te hooren. Sedert meer dan . tien jaar had hij zich uit het openbare leven teruggetrokken en liet zich nog slechts nmaal l te Parijs hooren op een. weldadigheidsfeest ten i behoeve van hen, die zooveel schade geleden j hadden door de overstroomingen in het Zuiden j van Frankryk. Uit Petersburg wordt gemeld: Er is nu defini tief besloten, .dat de nieuwe groote schouwburg op het Marsveld gebouwd zal worden. Het zal drie jaar duren voordat het gebouw geheel vol tooid zal zijn. In dit kolossale gebouw zal plaats zijn voor 1500 personen. Natuurlijk zal het electrisch verlicht worden en zullen alle mogelijke voorzorgsmaatregelen tegen brandgevaar genomen worden. Aan het buffet, waar slechts thee, wijn en gebak verkrijgbaar zal zijn, mag niet gerookt worden, maar ten behoeve der rookers zullen daarvoor afzonderly'ke zalen beschikbaar gesteld worden. Ken zonderlinge ontdekking. Uit Parijs bericht men: In het particuliere krankzinnigengesticht van dr. Dupuis bevindt zich sedert anderhalfjaar een jonge Russin, die tengevolge eener ongeluk kige liefde krankzinnig geworden is Het meisje, wier spraak volkomen onverstaanbaar is, zingt zoo mooi, dat het volgens deskundigen, aan het wonderbaarlijke grenst. Men is van plan,' de onge lukkige, wier geestestoestand bepaald hopeloos is, voor een weldadig doel op een concert te laten optreden, maar moet daartoe eerst nog de toe stemming der familie afwachten. Het arme meisje is de rollen van Ophelia", Julia" en Margarethe" reeds volkomen meester. Onze vroegere stadgenoot, en nog medewerker aan het WeeMad, de heer Jack T. Grein, te Lon den, geeft een nieuw tooneeltijdschrift uit, Comedy, waarvan elke veertien dagen een nummer, zestien bladzijden groot, a l penny zal uitkomen. Het eerste nummer bevat o. a. eene bespreking van de opvoeringen van Mr. Barnes te Amsterdam, en een belangrijk artikel van den heer Taco. H. de Beer, over de vier perioden van Shakespearevertaling in Nederland. Het artikel is van een portret van Dr. Burgersdijk vergezeld, en geda teerd op Burgersdijk's GOsten verjaardag. LETTEREN EN WETENSCHAP. Naar aanleiding van het overlijden van den Franschen senator Edraond Schérer, wordt uit Parijs het volgende medegedeeld: Het zal uwen lezers misschien belang inboezemen, bij deze ge legenheid iets meer omtrent den overledene te vernemen, die in het geestelijk leven der Fran schen zulk een groote rol gespeeld heeft. Schérer was van Zwitsersche afkomst en werd den Ssten April 1815 te Parys geboren. Hy studeerde te Straats burg en te .Oxford in de Protestantsche theologie. Als professor in de theologie te Genève beroepen, was hij daar de knapste, geleerdste en meest overtuigde voorvechter van de steilste orthodoxie. Maar ook voor hem brak de tijd aan, waarin hy van meening zou veranderen; zijn kritisch ver stand ontdekte vele gapingen in het door hem tot nu toe verkondigde dogma en onder voortdurenden inwendigen stry'd, ging hy op het gebied van het vrije onderzoek over. Het was vooral Schérer, die in voortduring voeling met de Duitsche evangeliekritiek, de vrijere beweging van het Protestantisme in Frankrijk bevorderde. Hij had voor zijn betrekking in Genève bedankt en zich naar Parijs begeven, waar hij alle uitin gen van het geestelijk leven gadesloeg en in aantrekkelijken vorm verwerkte. De eind-uitslag van zijn godsdienstigen strijd legde hij in 1860 neer in zijn Mélanges de critique feligieuse", waarvoor hem door Sainte-Beuve, don groot meester der fransche kritiek, groote lof werd toegezwaaid; dit werk teekent de richting der kerkelijke partijen in scherpe karakteristieken van hare voornaamste leiders, Lammenais, Veuillot, Renan, enz. Daarop deed Schérer in den Revue des deux mondes een merkwaardige studie over de wijsbegeerte van Hegel verschijnen en behoorde sinds dien tijd tot de meest geziene medewerkers van dit beroemde tijdschrift. In het jaar 1861 noodigde zijn vriend en geestverwant Nefftzer hem uit, met hem den Temps op te richten, aan welks redactie hij tot aan zyn dood verbonden bleef Hij schreef daarin zoowel over binnen- als buitenlandsche politiek, maar zijn eigenlijke taak was de litteratuur, en de voornaamste verschijningen op dat gebied besprak hij duidelijk en grondig, elegant en onderhoudend in zijn bekende, prachtige essays. In 1886 is een verzameling van die essays onder den titel Etudes sur la littérature contemporaine" bij Calmann Lévy. verschenen. Schérer behoorde tot de liberale school; als zoodanig bestreed hij het imperialisme en hielp hij Thiers de republiek stichten. Versailles, waar hij zich al sedert lang gevestigd had, koos hem tot afgevaardigde ter nationale vergadering en deze benoemde hem, toen zy uiteen moest gaan, tot senator voor zijn leven. Gedurende de laatste jaren verhief hij herhaaldelijk waarschuwend zijn stem tegen de radicalen en daar de binnenlandsche politiek hem hoe langer hoe meer ging tegenstaan, begon hij zich weer bijna uit sluitend aan de buitenlandsche politiek de merk waardige brieven over de buitenlandsche politiek" in den Temps zijn van zijn hand en aan litte raire studieën te wijden; het resultaat hiervan waren zijn werken over Diderot en Grimm. Schérer was tot aan zijn dood toe steeds dezelfde werkzame man; nog gedurende zijn laatste levens dagen heeft hij een uitvoerige studie over de Fransche revolutie het licht doen zien. Schérer was geen lid der Académie; wanneer hij dit ge wild had, had hij het kunnen worden. Twaalfhonderd gulden voor n liladzyde. De Methodist Times deelt mede, dat Gladstone, ten gevolge zijner ziekte, zoozeer ten achter is met zijn correspondentie en zijn andere letterkundige bezigheden, dat hij zich verplicht heeft gezien, een aanbod van pd. st. 100 voor n enkele blad zijde van zijn hand van het formaat vau den Contemporary Reoiew, dat een Amerikaansch uitgever hem deed, van de hand te wijzen. Deze bladzijde moest een aanbeveling van de lektuur van eenige kinderboeken bevatten. De burgerlijke rechtbank te Parijs sprak dezer dagen eene beslissing uit in zake letterkundig eigendomsrecht, die als antecedent van veel belang kan zijn. In 1886 verscheen bij gebroeders Garnier een werk van don heer Dick de Lonlay, ge titeld Francais et Allemands. Tegen den schrijver is nu door den advocaat Alfred Duguet, die veel studie van den oorlog van 1870 gemaakt en daar over een werk, Froeschwiller?Clialons?Sedan geschreven heeft, eene actie tot schadevergoeding ingediend, wegens een al te ruim gebruik maken van dit werk als bron. De advocaat van Dick de Lonlay heeft vergeefs beweerd, dat bij historische werken eenige herhalingen en aanhalingen on vermijdelijk zijn, en dat de schrijver aan het begin van het boek de militaire werken had oplste Jaargang, ar gang, Eindstelling eener partij tusschen Blackbrune, wil en Winawer, zwart. ZWART Schaakspel. 24 Maart 1889. abcde fgh Zwart wint. Morphy, zwart en Barnes, wit. ZWART m abcdetgh Zwart wint na de zetten c8 X eG c^ X Rosenthal, zwart. Loyd, wit. ZWART a bcdefgh WIT Wit wint na fl X fög4 X fö. genoemd die hy als bronnen gebruikt had; d» rechtbank heeft, in aansluiting bij de conclusie van het openbaar ministerie, geoordeeld dat al bedroegen de aanhalingen niet meer dan 5(X> regels, zooals de heer Dick de Lonlay beweert, zg toch een werkelijke aantasting van den letterkundi gen eigendom vormen", dat de schrijver eigenaar wordt van den vorm waarin hij eene gedachte uit spreekt", en de heer Dick de Lonlay, door belang rijke gedeelten zonder speciale aanduiding over te nemen, zich aan contrefafon heeft schuldig gemaakt. Het vonnis luidde: weglating van de aangewezen gedeelten uit het werk Franyais «t Allemands, 1000 francs schadevergoeding aan den uitgever en opneming van het vonnis in een zestal dagbladen''. De laatste oogenblikken van den genialen en losbandigen Amerikaanschen dichter Edgar Allan Poe ( wie kent niet The Raven en The bells? ) zijn steeds nog in geheimzinnige duisternis ge huld gebleven. Men wist, dat Edgar Poe dronk, opium schoof en morphine innam; men vermoedde dat zijn einde, 7 October 1849, al zeer treurig had moeten zijn. Thans heeft de Amerikaansche schryver Didier den sluier opgelicht en in het New-Yorksch blad Ihe Sun de volgende bijzon derheden medegedeeld. Sedert twee of drie jaren," vertelt Didier, zwierf Poe zonder vaste woonplaats tusschen New-York, Baltimore en Philadelphia rond; te Baltimore vond men hem meestal in den oester* kelder der weduwe Meagher. Eenige weken lang zag men hem daar niet, tot hij op een avond weer verscheen en zeide dat hij al dien ty'd in Richmond geweest was. Het was op den avond voor eene verkiezing en er werd flink gedronken. De kleine kroeg was overvol. Ik weet niet hoe laat het was, toen Poe, ik en nog twee anderen samen vertrokken. Al wat ik mij er nog zeer goed van herinner, is, dat wy nog geen honderd pas geloopen hadden, toen wij op den hoek eener straat door eene bende mannen omringd werden, die ons gevangen namen. Het waren verkiezingsagenten. Het was in dien tijd de gewoonte, 's nachts voor eene ver kiezing alle dronken lieden van de straat op te van gen, ze zorgvuldig achter slot en grendel te houden, hun alles te geven, wat hen in een toestand van opgewektheid kon houden, hen dan op den dag der stemming van het eene stembureau naar het andere te sleepen, en hen daar in den geest der roovers te laten stemmen. In den bewusten nacht nu bevonden wij ons plotseling in een kamer naast eene stoommachine, achter Calvert-street. Het ontbrak natuurlijk niet aan dranken, en om die krachtiger te maken, werden er allerlei middelen, alcohol, opium, laudanum en dergelijke bijgevoegd. Den volgenden dag werden wy achtereenvolgens naar drie-en-dertig stembureaux gesleept, en in ieder moesten wij onze stem geven. Wij mochten niet weigeren, men zou ons neergeveld hebben. Bij het derde of vierde stembureau kon Poe zich niet meer voortslepen; hij had ongetwijfeld de grootste dosis binnengekregen. Hij zag er zoo ellendig uit, dat zelts onze pijnigers het zagen, en een hunner opmerkte, dat men evengoed een doode kon laten stemmen. Ten slotte kregen z\j daarover twist met de politie, waarop zij f oe in een vigilante laadden en hem naar het hospitaal lieten brengen, om hem kwijt te zijn. In het hos pitaal stierf hij, veertig jaar oud. Dat is de geheele geschiedenis. Ik sta voor de waarheid er van in." Dit verhaal is wellicht nog van meer beteekenis voor de Amerikaansche zeden, dan voor de Amerikaansche litteratuur. De heer Theodore L. de Vinne, van New-York, die enkele malen en niet ten onrechte de eerste drukker dezer eeuw genoemd werd, heeft onlangs twee uitgaven het licht doen zien, die de aan dacht van alle typophilen zullen trekken en dit zeer zeker in hooge mate verdienen. De eerste is een overdruk van zijn artikel over het Museum Plantijn te Antwerpen, dat het eerst verscheen in het Century Magazine van Juni jl. Het werd toen ten zeerste bewonderd en geprezen, zoowel om den uitstekenden tekst, als om de nauwkeu rige en schilderachtige illustraties. De schryver evenwel, was niet geheel voldaan over de wijze van verschijning zelfs in dit eerste van alle tijdschritten en revues en nu geeft hij het ten geschenke, niet aan de wereld", maar aan 300 leden van en andere personen, die in betrekking staan tot de Grolier" club van New-York en dat wel op zulk uitstekend papier, met zulk een scherpe letter en op zulk een uitmuntende wijze afgedrukt, als dit aan z\jn inrichting slechts eenigszins mogelijk is. Iets geheel nieuws echter is het bij hem ver schenen 234 (Eng.) duimen lange en 134 duim breede deeltje, getiteld Brilliants'\ of, zooals het in een tweeden titel nader omschreven is A setting of Humorous Poetry in Brilliant Types". De verzameling van geestige verzen is oorspronkelyk en vermakelijk, maar zij die hot boek het best kunnen waardeeren, zullen zich voornamelijk aan getrokken gevoelen tot de voorrede, waarin de heer de Vinne een kort overzicht geeft van het drukken met miniatuurletter, van ai'de kerkelijke uitgaven, die in 1498 te Venetiëbij de Gregoriis het licht zagen, tot het parel-type der Fransche drukkers in de zestiende en zeventiende eeuw en do microscopische uitvoering in onze eeuw van Henri Didot, Pickering en Bellows. Een welver diende lof wordt daarin toegezwaaid aan de heeren Miller en Richard, te Edinburg, die de letters, waarmede dit kleine deeltje gedrukt is, leverden. Zij zijn op dezelfde wijze geslagen als die welke Bellows voor zijn onsterfelijk woordenboek heeft gebruikt en men kan zich een denkbeeld vormen van hare uiterst kleine afmetingen, wanneer men weet, dat er 1200 verschillende stukjes metaal noodig zijn voor een vierkante ("Eng.) duim plat ten druk. De uitdrukkingen plat" en gespatiëerd" worden in het onderhavige deeltje uitgelegd en door voor beelden duidelijk gemaakt; de poëzie is gespa tiëerd, dat wil zeggen, dat er tusschen elke twee letters een stukje metaal is ingevoegd. Voor den oningewijde heeft dit tengevolge, dat de druk der voorrede het oog misleidt en men denkt, dat er voor het proza een kleiner letter gebruikt is, dan voor de poëzie, hoewel het geheel met dezelfde brillantletter gedrukt is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl