Historisch Archief 1877-1940
&f°. 615
DE AMSTERDAMMER
A°. 1889
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 7 April.
Abonnement per 3 maanden ? 1.125, fr. p. p- ? 1.276
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10;
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
INHOUD:
VAN VEEKE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Vóór en na middernacht, Amsterd. schet
sen door J. v. Maurik Jr. I. Is Nederland in
gevaar? Brieven uit Groot-Mokum, door
Dandoly. KUNST EN LETTEREN:
Nora,Belachfljke hoofsche juffers. Truytgen van
d'Noordermarckt. Muziek in de "hoofdstad, door F.
Muziekaal Overzicht, door V. De tentoon
stellingen van Ameublementen.
Duitsch-Nederlandsch of hoe men te Berlijn onze moedertaal
schrijft, door F. Z. M. VARIA. SCHAAK
SPEL. Vischstudiën. door v. R. Voor
Dames door E-e. ALLERLEI. INGE
ZONDEN. RECLAMES. BEURSOVER
ZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van naby.
De Eiffeltoren is voltooid en generaal Bou
langer is op de vlucht gegaan.
Ziedaar twee feiten, die in nauwer verband
met elkander staan, dan men misschien zou
meenen. Generaal Boulanger is in vele op
zichten een populair man geweest; hij was
een der great attractions van Parijs; men vond
hem eene kranige guur; men had er schik
in, als hij het parlement uitmaakte voor al
wat leelijk was; men zond hem zelfs naarde
Kamer, niet zoozeer omdat men van hem iets
bijzonders verwachtte, als wel pour embéter
Ie gouvernement; men las met genoegen, hoe
de generaal des morgens al de leden van
eene arbeidersdeputatie de hand had gedrukt
en des avonds als lion optrad in de salons
der hertoginnen en markiezinnen van den
faubourg St. Germain: men vertelde elkaar
glimlachend van zijne porties fines en zijne
bonnes fortunes, en men vond, dat de banale
maar vroolijke wijsjes van »En revenant de
la Revue" en van de «Pioupious d'Auvergne"
de wel wat al te dikwijls gehoorde tonen der
Marseillaise op aangename wijze afwisselden.
Maar men vond, niettegenstaande dat alles
de groote tentoonstelling nog veel interessan
ter dan den generaal en men wilde zich zelfs
ten genoegen van hem geen streep door de
rekening laten halen.
Dit laatste heeft het kabinet-Tirard begre
pen, toen het besloot, tegen generaal Bou
langer handelend op te treden. De aanval
op de Ligue des Patriotes was slechts een
voorspel en moest dienen om het terrein te
verkennen. Het resultaat was niet onbevre
digend. Ofschoon de heer Deroulède en zijne
vrienden geweldige fichetteraars zijn en in den
tijd van Jozua zeker niet weinig tot den
val van Jericho zouden hebben bijgedragen,
bleef' het Fransche publiek doodkalm en het
proces tegen de liga gaf niet tot het gering
ste oploopje aanleiding. De vreugde in het
kamp der opportunisten was groot, en hun
aandrang, om thans ook tegen het hoof d der
geheele tegen de parlementaire republiek
ge
Feuilleton.
(Auteursrecht voorbehouden).
VÓÓR EN NA MIDDERNACHT.
Amsterdamsche Schetsen
DOOK
JUSTÜS VAN MAURIK JUNIOR.
I.
DE SLAAPSTEE VAN KOO.
Een van de merkwaardigste en meest typi
sche logementen van den oen of Gen rang?'t
komt niet op een paar rangen hooger aan
was zonder twijfel de slaapstee of 't zooge
naamde «hotel van Koo" bijgenaamd »de kok"
omdat hij vroeger als scheepskok ter koop
vaardij had gevaren.
Tot uithangbord had hij, getrouw aan de
herinnering van zijn vroeger beroep, een
schip met volle zeilen gekozen en daaronder
door dezelfde kunstvaardige hand, die met
kobaltblauw en Spaansch groen lucht en wa
ter, en met zwart, vermillioen en wit, schip
en zeilen maalde, laten schrijven:
«IN 'l Z IJ LENDE FEIGAT
Goed nagtlosies."
Ik heb herhaalde malen, na het klokje van
gehoorzaamheid, met Koo of zijn gasten zitten
praten en in die oogenblikken meer «nacht
vogels" gezien of van en over hen gehoord,
dan menigeen zich wel voorstellen kan.
Het _ «Zijlende Frigat" was in een smalle
straat in -'t hartje der stad gelegen en had al
het uiterlijke van een gewone kroeg; alleen
richte beweging op te treden, vond bij de
radicalen steun.
Toch stonden de kansen voor generaal
Boulanger niet slecht. Niet dat het
opgenblik voor een coup d'Hat gunstig zou zijn ge
weest; iedereen kon zien, dat daaraan niet
te denken viel. Maar het was voor den gene
raal eene schoone gelegenheid om de rol te
spelen van de verdrukte onschuld, om het
proces, waarmede men hem bedreigde, voor
te stellen als een hatelijk ostracisme, en om
zijn eigen prestige te verhoogen ten koste van
dat der regeering; die het recht geweld moest
aandoen om de hand naar hem te kunnen
uitstrekken.
Liep de generaal ernstig gevaar? Immers
neen. De weigering van den procureur-gene
raal Bouchez om tegen hem op te treden
moge grootendeels het gevolg zijn geweest
van het feit, dat deze rechterlijke ambtenaar
meer sympathie gevoelde voor den heer Bou
langer dan voor zijn chef, den minister van
justitie, maar zij oewees toch pok, dat de
argumenten der regeering niet bijzonder sterk
waren en dat men in elk geval niet te doen
had met een cos pendable. Het verhaal van
de boulangisten. dat men den generaal »bij
ongeluk" wilde laten doodschieten of hem in
de gevangenis wilde vergiftigen, was wel wat
al te zot. Van de patriotten liga was de
generaal geen lid en in het tegen haar ge
richte proces kon hij niet worden betrokken.
Wegens een complot zou men hem stellig niet
vervolgen, want net was eenigszins bedenke
lijk, hem te Parijs voor een jury te stellen.
Het eenige wat dus overbleef, was de aan
klacht wegens hoogverraad bij den Senaat.
Eene schoonere gelegenheid om reclame te
maken kon men zich niet denken. Zeker, de
generaal zou veroordeeld zijn, waarschijnlijk
tot vestingstraf, maar der regeering zou men
verwijten, dat zij tot uitzonderingsmaatregelen
de toevlucht had genomen. En daarenboven,
hoe lang zou die vestingstraf duren? «Het
volk zou mijn kerker bestormen!" placht
de generaal te zeggen. Maar zooveel inspan
ning zou niet eens noodig zijn geweest. Het
algemeen stemrecht, als welks gezalfde de
generaal bij voorkeur optreedt, zou als men
hem mocht gelooven, bij de eerste de beste
verkiezing de deuren van dien kerker voor
hem hebben opengezet.
Het schijnt, dat de generaal het vertrouwen
op zijn geluk plotseling heelt verloren, toen
het hem duidelijk werd, dat binnen enkele
dagen, misschien binnen enkele uren, de aan
vraag tot machtiging om hem in staat van
beschuldiging te stellen bij de Kamer zou
worden ingediend. De schrik is den grooten
man om het hart geslagen; hij heeft zijn heil
gezocht in eene smadelijke vlucht. Zoodra
hij de grens achter zich had, zijn de gewone
manoeuvres met proclamatiën en manifesten
en receptiën en interviews weer begonnen.
Brussel, waarheen hij een paar jaren geleden
den hertog van Aumale zond, is thans het
tooneel van 's mans groote daden. De bou
langisten trachten bonne mine d mauvais jeu
met dit onderscheid, dat achter het vrij breede
venster, onder een wit papier met't opschrift:
»ffier debuteerd men in de Staatsloterij" steeds
eenige schalen met gebakken visch of gepelde
garnalen waren uitgestald, geflankeerd door
een aantal stopflesschen vol ingelegde kom
kommers en roode bieten, een en ander om
geven en beschermd door een groen gordijntje,
dat van een glad geschuurde koperen roe
afhing. Wanneer iemand de deur opendeed,
wolkte hem dadelijk een warme, gemengde
reuk van jenever, gebakken yisch en tabak
te gemoet: geen wonder dus, dat de meeste
nachtvogels het hotel van Koo niet dan noode
voorbijvlogen. Wanneer de deur toevallig open
was, zou 't voor hen een onmogelijkheid zijn
geweest, niet op dien reuk af te komen.
Allerlei menschen kwamen er binnen: van
af den gewonen polderjongen die, met een
paar beklonterde laarzen, een zak en houweel
op den rug, bespat en zanderig, met den voet
de deur openduwend, inkwam tot den
verloopen telg van een aristocratisch geslacht
toe, die huiverend en schurkend in rijn
dun, versleten jasje, door een restje van fatsoen
gedreven, den slappen rand van zijn hoed
aanraakte, als hij op heeschen toon een borrel
en een bed bestelde.
Dikwijls had ik de eer om daar bekende
straatvirtuosen of kermiskunstenaars te zien
zitten eten en drinken als gewone stervelin
gen, en menigmaal ontmoette ik er ook men
schen, wie de ellende, 't verdriet en de wan
hoop pp 't gelaat lag.
>Lui, waar 'n hummetje an was en die met
meheertje wat te doen hadde", werden door
Kop zooveel mogelijk geweerd, want »zijn
losiement was deur en deur f'arsoenlijk" en met
't gerecht had hij «nooit niet wat uitstaande".
«Zie je, meheer," zei hij zeer gemoedelijk,
toen ik hem voor 't eerst bezocht, «U is hier
nou vreemd; anders zou je wete, dat ik 'n
te maken, en vertellen, dat zij zelven den
generaal gedwongen hebben zich naar het
buitenland te begeven, omdat als hij in de
gevangenis zat, de «nationale partij" van
haren leider zou zijn beroofd Wat men
van dit leugentje om bestwil moet denken,
blijkt uit het feit, dat verscheidene van
de invloedrijkste boulangisten reeds nu in
arren moede verklaard hebben, dat zij niets
meer willen te doen hebben met eene be
weging, waarvan het hoofd zulk eene ellendige
en zelfzuchtige rol speelt en terugdeinst voor
het eerste offer, dat van hem wordt gevraagd.
Het is te hopen, dat dit voorbeeld navolging
zal vinden, en dat ook zij die tot nu toe,
niet uit vertrouwen op Boulanger maar uit
afkeer van de bestaande instellingen het
boulangisme hebben gesteund, zullen begrijpen,
dat de beeltenis van dezen poveren pretendent
nooit op de Fransche munt mag prijken, al ver
dient zijne buste achter de vensters der
haarkunstenaars te worden tentoongesteld.
De Duitsche Rijksdag is de geheele week
bezig geweest met het ontwerp tot verzeke
ring van arbeiders tegen ouderdom en inva
liditeit. Het gronddenkbeeld van dit ontwerp
verdient alle aanbeveling, maar de wijze
waarop dit is uitgewerkt, is in menig opzicht
onbevredigend. Radicale verbeteringen zijn
totnutoe eigenlijk alleen door de
sociaaldemocratische fractie voorgesteld; de voor
stellen van de Duitsch-vrijzinnigen en de
natipnaal-liberalen kunnen slechts als
transactiën worden beschouwd, en een deel van
het Centrum heeft door zijn amendemen
ten het nuttig effect der wet nog trach
ten te verminderen. Het verdient opmerking,
dat de regeering zich tegen geene enkele der
door de sociaal-democraten voorgestelde ver
beteringen principieel heeft verzet, maar daar
van zelfs de wenschelijkheid heeft erkend,
en zich alleen op technische of financieele
gronden daartegen heeft verzet.
De heer Windthorst heeft tot nu toe bij
elke zitting medegedeeld, dat hij het tot stand
komen der wet gedurende deze
legislatuurperiode niet voor waarschijnlijk en ook niet
voor wenschelijk hield. Volgens hem is de
geheele zaak nog niet rijp voor beslissing.
Gelukt het der regeering, haar ontwerp ook
in derde lezing te doen aannemen, dan zal
zij, wat ook de gedienstige heer Von
Bennigsen moge beweren, niet op een mees
terstuk van wetgevenden arbeid kunnen wij
zen. In elk geval zal de te nemen proef
hoogst belangrijk zijn en zal de ondervinding
met deze wet, hoe onvolkomen ook, opge
daan, een belangrijk statistisch materiaal
voor eene latere, verbeterde wetgeving kun
nen opleveren.
IS NEDERLAND IN GEVAAR?
Onder dezen titel heeft de heer A. A. Beek
man, naar aanleiding der brochures van den
ronde jonge ben, die altijd op de hand van
de polisie is. Kan ik ze helpe om een boef of
'n geweldenaar te snappe, dan zal ik me niet
retereere, dan steek ik m'n handen uit; maar
om stiekum een verraaier van m'n klante te
worde, kan ik niet met me gewete
overeenbrenge, en daarom hou ik liefst 't schuim
m'n deur uit.
«Je verdient er toch geen zout an ? je an
dere klandisie hou je vaster, en verders heb
je geen dinsighede met de heere. Met de
overheid mot je maatjes blijve. Vat u?"
Toen Koo dat zei, trok hij zijn breeden
mond in een genoeglijke plooi, schoof het
stukje negrohead, waar hij altijd op kauwde,
op de punt van zijn tong, streek er
sybaritisch mee langs zijn lippen en liet het lang
zaam weer in de holte van zijn rechterwang
verzinken, terwijl hij met zijn groote, gespierde
hand het lange, krullende, zwarte haar uit
zijn oogen streek en zachtjes er bijvoegde:
»Je mot uit d'r hande blijve, begrijpt u ? Als
losiementhouwer van zulk soort hij wees
met een hoofdknik naar de klanten, die er
zaten heb je weerlichts gauw last van de
smerissen" (Dienders).
Koo »de kok" was een stevig gebouwd man;
zooals zijn klanten het noemden: »een
ribbemoos, 'n mannetjesputter, die vermogens in z'n
hande had," en waarlijk, hij zag er uit alsof
het niet geraden was om ruzie met hem te
zoeken. Zijn kleine, schitterende, donkere
oogen keken brutaal en _ vastberaden uit hun
diepe kassen en in het fronsen van zijn zware
zwarte wenkbrauwen lag zulk een krachtige
aanmaning tot rust, dat zelfs de oproerigste
klanten er eerbied voor bleken te hebben en
Koo meestal niet veel woorden en slechts
zelden zijne handen noodig had om de
gewenschte kalmte in zijn gelagkamer te doen
ontstaan.
Was de tusschenkomst van zijn vuisten
heer Henry Tindal", óók een brochure uitge
geven, (1) welke hij zoo welwillend was ons
toe te zenden.
Het boekje van den heer Beekman bevat eene
dubbele lijdensgeschiedenis: die van ons defensie
wezen, en die van den schrijver zelf.
Wat de eerste betreft, kunnen wij den heer
Beekman slechts dankbaar zyn voor de bijdrage,
die hu heeft geleverd, tot de kennis Vc.n den
treurigen toestand onzer verdedigingsmiddelen.
Wat hij geeft, is in menig opzicht eene aan
vulling van hetgeen de heer Tiridal heeft gezegd:
.Ik heb in hoofdzaak met vele zijner meeningen
ingestemd, eene enkele in 't kort bestreden,
zegt de heer Beekman. Maar ontegenzeggelijk is
hij veel beleefder dan de heer Tindal. Hij vindt,
dat sints 1870 veel verbeterd is, ofschoon het
geen geschiedde nog geheel onvoldoende" is en
ons defensicwezen thans, evenmin als toen,
den naam van een geheel verdient"; ofschoon
in militaire zaken alles zóó ineengrijpt, dat
het nalaten, misplaatsen enz. van n on
derdeel het geheel in gevaar kan brengen",
ofschoon hij erkent: er is geen stelsel. Men
peutert!" Hij vat den handschoen op voor de
knappe mannen", met welke de heer Tindal,
op zijn zachtst uitgedrukt, een loopje neemt.
Hij is van oordeel, dat men niet moet op
stuiven tegen de Regeering en de Heeren m
den Haag en op de Witte Sociëteit, gelijk de heer
Tindal doet", maar dat in de eerste plaats het
zelfverwijt het volk moet treffen, dat niets deed".
HU geeft toe, dat een ongunstige indruk is ge
maakt door de mededeeling van den Minister
van Oorlog in de Tweede Kamer, dat men niet
voorbereid kan zijn op eene bezetting hij ver
rassing; dit kan wél", zegt hy, maar dadelyk
klinkt het vergoelijkend: rik heb alleen nog hoop,
dat de onvoorbereide minister op dit punt minder
geweten heeft, dan men er aan zijn eigen minis
terie van wist. Dat Z. Ex. in de Eerste Kamer
niet eene meer geruststellende verzekering gaf,
is wellicht een gevolg daarvan, dat de Minister
moeilijk zich zelven kon loge: straffen".
De heer Beekman constateert, dat de toestand
onzer levende strijdkrachten onvoldoende is;
dit zal niemand, zelfs geen rustend schutter,
tegenspreken. Maar hij constateert óók gemis
aan eenheid in onze weermiddelen en (in) alles
wat daarmede in verband staat, als het gevolg
van het ontbreken eener leidende hoofdgedachte,
zoowel by de inrichting van het geheel, als bg
die der onderdeden. Men is vaak stelselloos
te werk gegaan, men heeft vooraf niet plannen
voor het geheel en voor de groote ont'ei'deelen
gemaakt, maar de détails nu en dan volgens
verschillende inzichten tot stand gebracht, om
zich eerst daarna af te vragen, hoe men deze
telle-quelle tot een systeem zou verbinden."
Tot staving dezer bewering wijst de heer Beek
man op de volgende feiten.
lo. In do plannen van mobilisatie, enz. bij opko
mend oorlogsgevaar of oorlogsverklaring bestaan
leemten voor gevallen, die zich toch wel kunnen
voordoen.
1) Bij W. J. Thiemo & Co. te Zutfen.
echter onvermijdelijk geworden, dan stroopte
hij, als laatste, voorafgaande waarschuwing,
zijn hemdsmouwen op, wreef met de handen
eenige malen over zijn zwaar gespierde, be
haarde armen, deed met den aan zeelieden
eigen wiegelenden gang eenige stappen heen
en weer en zei kalm: »Mot 't dan nou toch
gebeuren? Allo! dan maar vooruit!"
Gewoonlijk kwam degeen die hem tot dat
»vooruit!" noodzaakte, van een zeer slechte
kermis 't huis en bleek Koo's geoefendheid
in »'t uitsmijten" meer dan buitengewoon te
zijn.
Kwaad was hij evenwel niet, eerder goedig
van aard; zooals hij zelf zei: »roncl van na
tuur en een vader voor zijn klante."
Als men hem zag staan, altijd in zijn hemds
mouwen, met een zwartzijden vest aan, waarop
een dikke, vergulde horlogeketting schom
melde, had hij werkelijk iets eerwaardigs. De
lage omgeslagen boord en de op zeemanswijze
geknoopte zwarte das deden z\jn bruinen
hals, die een erg stevig aanzien had,
vpordeelig uitkomen en de gouden ringetjes in zijn
ooren schitterden vroolijk in 't schijnsel van
't licht, als hij op zijn geborduurde roode pan
toffels door de gelagkamer heen en weer liep,
altijd gereed met een vriendelijk: «Aannemen ?"
»Ja dadelijk hoor!" of'een vroolijk: «Wou je
nog een kikkertje, maat? 'k Zal je helpen!"
Hij was «eigen met z'n volk", hij kende de
meeste bezoekers bij naam en toenaam, en «de
vreempies" heetten bij hem «kameraad, knaap,
ouwe jongen of' snuiter"; 't woord «meheer"
gebruikte hij zelden.
Mjsschien wel vermeed hij dien titel om den
eerbied, dien hij voor »meheertje" koesterde.
Wanneer Koo aan 't vertellen ging over zijn
reizen of »zijn verblijf op Curacao,toen ie nog in
de groote vaart was", bleek hij een gezellige
baas te zijn, zóó gezellig dat de klantjes
soms lang na het bij de wet bepaalde uur