Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.015
Naar het schijnt heeft de Fransche chemicus
- Fouquéhet verloren Egyptische blauw weer ontdekt.
De fresco's te Pompeji, oude grafmonumenten en
andere gehouwen, toonen voorbeelden van deze
uiterst sterke kleur, die tegen licht en lucht, vocht
en chemische werkingen bestand was. Het geheim
der vervaardiging was verloren; de heer Fouqu
.leweert het teruggevonden te hebben in eene
verbinding van kiezelzure kalk en kiezelzuur koper,
beide zeer goedkoope s.offën, zoodat de kleur
spoedig weer veel gebruikt zal kunnen worden.
Het beroemde museum te Boulaq in Egypte is
verrijkt met vijf belangrijke koningsbeeldon van
5000 a 7000 jaar oud. Zij werden gevonden in
de nabijheid van den tempel te Memphis, en men
ziet er de afbeeldingen in van de koningen
Chephren, Mycerinus, Sisirus, Manyahor en Pepi.
Eenigen tijd geleden werd een aanklacht inge
diend tegen Franz Pulszky, den directeur van het
museum te Buda-Pest. Men beweerde niet meer
of minder dan dat hij sommige stukken uit de
aan hem toevertrouwde collectie zich had toege
igend en er copieën voor in de plaats in de lijsten
had gezet. Een onderzoek stelde de volkomen
betrouwbaarheid van den directeur in het licht,
maar bracht tegelijkertijd het verbazende leit aan
den dag, dat verscheiden van de hoogst geschatte
nationale" eigendommen van het Hongaarsch
Museum inderdaad namaaksels waren, terwijl de
origineelen in de handen van het Gouvernement
te \\eenen berusten.
Nu stelt de Kegeering voor, den directeur in
den adelstand te verheffen, niet als een compen
satie voor geleden onrecht, maar om zijne onfeil
bare eer te bevestigen".
Men denke zich, zegt de Pall Mail, de bewa
kers van musea en galerijen inden adelstand ver
heven, omdat zij de aan hen toevertrouwde schat
ten niet stalen.
TOONEEL EN MUZIEK.
In het Stadttheater te Leipzig is den 27sten
Maart eene nieuwe opera van Richard Heuberger,
Ma.mel Venegas, opgevoerd. De componist werd
zeer toegejuicht; de muziek is rijk aan melodie,
kleurig georchestreerd, en berust ep een flink
libretto.
Uit Madrid schrijft men: Spanje begroef dezer
dagen een zijner meest geliefde en populaire
schrijvers, Antonio Trueba, den dichter en zanger
uit het land der Basken, die evenals de meer
in het buitenland bekende Fernan Caballero, de
spaansche litteratuur niet slechts met menig on
sterfelijk werk verrijkt heeft, maar haar ook
op een ander, meer realistisch pad geleid heeft.
De nationale eenheid is voor den Spanjaard
nog lang geen fait accompli, de lokale vaderlands
liefde bloeit er nog steeds. Deze neiging om
zich van het geheel af te zonderen, doet zich
vooral bij dichters en kunstenaars het meest voor.
Zoo wordt er b.v. bij gelegenheid van .de voorbe
reiding der kroning van Zorilla, die binnen kort
in het Alhambra zal plaats vinden, met nadruk
op gewezen, dat deze de zanger van Andalusiëis
en toen de Madriclsche couranten dezer dagen
artikelen wijdden aan de nagedachtenis van Trueba,
werd er voortdurend op gedrukt, dat deze de
dichter van zijn vaderland, van de Baskische
provinciën was. De bekendste en meest ge
prezen werken van Trueba zijn, zijn Libro de
Cantares" (boek der liederen) de Cuentos
campesinos" en Cuentos de color de roza"
(landolyke en rooskleurige vertellingen), El Cid
campeador", Las hijas (dochters) del Cid" en las
leyendas geneologicas", die niet sle.chts in geheel
Spanje, maar ook overal in het buitenland, en
vooral in Spaansch-Amerika, waarheen vele
Basken emigreeren, met bewondering ontvangen zijn
en met graagte gelezen worden.
De liefde tot zijn geboorteland, tot Biscaye straalt
in al Trueba's werken door, en de Baskische pro
vinciën beloonden hem voor deze liefde met den
eeretitel van Padre de las Provincias, alsmede
daardoor, dat de volksraad van zijn vaderland
hem tot archivaris en kroniekschrijver der Bas
kische provinciën benoemde. Antonio Trueba
werd in 1819 of 1820, dat wist hij zelf niet pre
cies, te Montellano in Biscaye geboren; op vijf
tienjarigen leeftijd kwam hij als leerling op een
kantoor te Madrid, waar hij zich verder vormde
en al zeer spoedig een rol als schrijver begon te
spelen. Aan de politieke twisten in zijn geboorte
land nam hij geen werkzaam aandeel. De dood
overviel den 70-jarigen grijsaard den lOn Maart
te midden zijner letterkundige werkzaamheden.
H^j laat een geschiedenis van Biscaye en de voor
naamste families dezer provincie onvoltooid achter.
Te Weenen is een romantisch-komische opera
in drie bedrijven opgevoerd, Die Köningsliraut.
tekst van J. Schnitzer, muziek van RobertFuchs.
Zij behandelt de geschiedenis van Koning Edgar
en de schoone Eliriede, in de annalen van den
monnik William» van Malmesbury vermeld. De
lichtzinnige koning Edgar had door zijne hove
lingen de schoonheid van Elfriede, de dochter
van graaf Olgar van Devonshire, hooren prijzen,
en zond, vol gloed, zijn gunsteling Etholwold om
het meisje voor hem te vragen. Maar Ethelwold,
het meisje ziende, ontstak zelf in liefde voor
haar; hij bracht des konings boodschap niet over,
maar wist haar zelf tot bruid te verkrijgen. Den
koning echter zeide hij, dat Elfriede wel regel
matig van trekken, maar gewoon, boersch, en niet
voor den troon geschikt was. Hij zelf vroeg daar
om verlof, haar, wegens haren rijkdom te
troutyèn en op het land met haar te leven. De ko
ning stond dit toe.
Weldra brachten Ethelwold's vijanden den koning
bericht van het bedrog en van Elfriede's verruk
kende schoonheid. De koning liet niets bemerken,
maar kondigde zijn voornemen aan, om op
Ethel?wold's goederen te gaan jagen. Verschrikt ijlde
deze vooruit en smeekte zijne gemalin, zich te
verkleeden en hare schoonheid te verbergen, om
hem te redden. Maar Elfriede, behaagziek en
\jdel, ontving den koning in al de pracht harer
schoonheid en was oorzaak, dat Edgar in het
bosch van Werewille zijn gunsteling Ethelwold
met een speer doorboorde, ten einde diens weduwe
te trouwen. Later bouwde Elfriede op de plaats
van den moord een klooster, waarin zij zelve hare
dagen in gebeden en boetedoeningen eindigde."
Het onderwerp is door Engelsche, Fransche en
Spaansche dramaturgen tot tal van tragediën be
werkt, in Duitschland in de vorige eeuw door
Bertuch en Klinger, in deze door Markgraff en
Paul Heyse; ook Schiller had er plan op. Als
groote opera is het door Paesiello in 1773 bewerkt,
later niet. Men kon er geen bevredigend slot
aan vinden. De heer Schnitzer heeft het nu op
komische wijze doen eindigen. Elfriede's man is
aan den moord ontkomen, en, als Elfriede met
den koning trouwen zal, vindt zij hern te Dover
als matroos weer. Zij verleidt dan een karika
tuur, graaf Gurth, om met haar naar Frankrijk te
vluchten; hun schipper zal Ethelwold zijn. Van
den koning weet men intusschen vergeving te
krijgen, terwijl hij tevens op Elfriode's zuster,
die nog d prendre is, verlieft. Dit slot is puur
operette, maar althans eeno oplossing.
De muziek van Fuchs is feinsinnig", lief, niet
zeer gevarieerd en vooral niet dramatisch, maar
vol wetenschap en toch aangenaam; meer muziek
voor kenners dan voor het publiek, boscbaafd en
beminnelijk en nooit triviaal. Het meest worden
door bet publiek do nummers toegejuicht, die het
dichtst do operette naderen, een nachtegaalduet
tiu, tiu !", een meilied Liebo, Liebe", een wals
met koor en dans. Een zwakke zijde der opera is
zeker, dat de librettist en componist uit het onder
werp en de hoofdpersonen zeil niet veel muziek
hebben weten te halen, cu daarom de episode- en
vulcoupletten het grootste deel der opera uitmaken.
Het nieuwe drama van Alexander Kjelland,
de Professor, is dezer dagen te Christiania met
groot succes opgevoerd. Het behandelt het ge
schil tusschen een vader,den conservatief-religicusen
professor, en een schoonzoon, den radicalen docent.
Het werk is scherp on bitter geschreven, en
eindigt daarmede, dat de jonge held na een
stormachtig tooneel met zijn vader de straat op
loopt, om voor do vrijheid te strijden " Deze
rol speelde de jonge Björnson, gegrimeerd als
zijn vader toen die jong was.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Het is de moeite waard onze lezers attent te
maken op den inhoud van den catalogus der
aanstaande verkooping van de H H. G. Theod.
Bom en Zoon, waarin do Nederlandsche geschie
denis en plaatsbeschrijving, do topographie van
Amsterdam en de werken over indiëbijna 1000
koopen omvatten. De rechtsgeleerdheid, het staats
recht, woordenboeken, plaat- en prachtwerken
vullen het overige gedeelte van den catalogus, die
ruim 100 bladzijden telt, waardig aan en toonen dat
zoowel wijlen Dr. J. W. Cramer, de vroegere hoofd
redacteur van De Tijd als de Heer A. H. Walter
ira ie en belangrijke werken wisten te verzamelen.
Het verkooplokaal der lirma G. Theod. Bom en
Zoon is Spuistraat, 135, naast die Port van Clove'1.
De kijkdagen zijn Zaterdag, Zondag en Maandag.
In Het Belfort, een maandschhrift aan !st
ieren, wetenschap en kunst gewijd, dat to Gout
uitkomt, wijdt Mr. Julius Obrio eenige bladzijden
aan Prof. J. A. Alberdingk Thijm. De volgende
karakteristiek komt daarin voor:
Strijdlustig on onafhankelijk tevens van natuur,
aarzelde hij nooit den toegeworpen handschoen
op te rapen en stond hij immer op de bres voor
zijn geloof en voor zijne kunstopvatting.
Zelfdenker als hij was. en wars van alle navolging,
ging hij steeds zijn eigen weg en nooit was iets
in staat hem een handbreed vau zijne overtuiging
te doen afwijken.
Maar ook bij zijn felsten strijd tegen beginselen
of denkbeelden, bleef hij altijd verdraagzaam
tegenover personen. Zoo kwam het dat hij niet
enkel de harten won van hen, die zich met zijne
opvatting vereenigden, maar ook van hen, wier
meening hij het hardnekkigst had bestreden. Het
Fortiter in re, suaviter in modo werd dus ook
door hem gehuldigd.
Veel schreef hij op het gebied van kunst en
letteren; uit al zijne schriften spreekt steeds de
fijnste smaak gepaard met do grondigste taalkennis.
Hem danken wij het, dat wij zulk een diepen blik
mochten slaan in het huiselijk leven der
zevontiende-eeuwsche poorters van Amsterdam; zoo
treffend en aanschouwelijk maalde hij de
grootsche figuren van Vondel, Hooft, het zusterpaar
Roemers Visscher, enz. enz., zoo voortreffelijk
wist hij zich in den geest huns tijds te verplaat
sen, dat wij, als ik het zoo heeten mag, op een
vertrouwelijken voet met hen geraakten. Aan die
voorliefde voor hot bloeitijdperk der
Nederlandsche letteren is het wellicht grootedeels te wijten
dat zijn stijl iets plechtstatigs vorkreeg, hetgeen
overigens bij 's mans uiterlijk volkomen paste.
Toch verviel hij daarom niet tot stroefheid:
de bezoekers van taaicongressen zullen het zich
nog herinneren, hoe vaak die schijnbaar
hoogernstige man door een geestig, pittig woord, soms
door een enkele uitroeping, der vergadering een
vroolijk oogcnblik bezorgde. Zoo heugt me nog
wat op het congres te Breda in 1881 gebeurde,
toen door eene dame de verdiensten van een
nieuw middel tot nabootsing van kunstwerken zeer
breed werden uitgemeten. Toen zij daarbij ver
haalde hoe een Belgisch schilder zijn eigen werk
niet meer van de copie had weten te onder
scheiden, werd haar door Prof. Thijm ondeugend
gevraagd van wien zij die mededeeling had be
komen : van den schilder of van den uitvinder."
Het antwoord luidde: van den uitvinder".
Het Ou!" dat nu hierop volgde, bracht al de
aanwezigen in eene vroolijke stemming en daar
mede was ook het pleit voldongen."
VISCH STUDIËN.
DE SCUELVISCH.
De schelvisch behoort evenals de kabeljauw tot
de kabeljauwachtige visschen, maar zij worden
nooit zoo groot als do kabeljauw. Hij is, om zoo
ie zeggen, het kleine broertje vau de familie,
Hoe het dier aan zijnen naam komt weei men
zelfs in Scheveningen niet in Scheveningen,
waar men, wegens de nabijheid van de residentie,
geacht zou kunnen worden, beter dan elders op
de hoogte van dergelijke aangelegenheden te zijn.
In het latiji-i vertaald heet een schelvisch Gadus
aegleftnus onder welke naam hij vóór Christus
geboorte onder de marktberichten voorkwam.
Reeds in dien tijd werd de Gadus aegleftnus,
als tegenwoordig nog de schelvisch, onderschei
den in twee soorten, namelijk: vette en
krimpvisch! De vette schelvisch is diegene, welke al
sedert eenigen tijd het tijdelijke met het eeuwige
of in den visschentaal gesproken, het water
mot het land verwisseld heeft; terwijl de
krimpvisch zoo pasjes gestorven is, als hij niet nog
leeft.
Deze laatste soort staat bij het menschdom
zeer hoog aangeschreven, ofschoon ik toch ook
menschen gekend heb, die zeer veel verstand van
visch heetten te hebben en daarom ter pleiziere
van vrienden en bekenden des morgens zelf op
de vischmarkt inkoopen gengen doen, en die be
weerden dat vette visch veel smakelijker was dan
krimpvisch. waarom ze dan ook stelselmatig de
zen laatstcn voor zich zelf uitzochten en de vette
uit pure vriendschap aan hunne lastgovers zonden.
Om vette visch van krimpvisch te kunnen on
derscheiden moet men dat natuurlijk geleerd
hebben, want zonder voorlichting ondekt een leek
er niet het minste verschil tusschen. Beide soorten
liggen even lusteloos en lang uitgestrekt op de
markt of in den winkel en staren den belangstel
lenden toeschouwer even weemoedig aan en met
even wijd geopende oogen (sommige deskundigen
voeren als een bewijs, hoe onveilig het in de
Noordzee is, aan, dat de schelvisch daardoor ge
noopt is altijd, ook in den slaap, de oogeu open
te houden. Daardoor is hij er zoo aan gewend,
dat hij ze zelfs in den dood niet dicht kan doen)
De meeste vischkoopers leeren het onderscheid
tusschen de beide soorten natuurlijk niet aan
hunne klanten. Integendeel, deze brengen zij zoo
veel mogelijk in de war, om niet altijd gehouden
te zijn to leveren wat verlangd wordt 011 wat zij
misschien niet voorradig hebbon. Maar de bedien
den der vischkoopers leeren het natuurlijk wel
en die doen dat spelenderwijs. De oudere knechts
loeren het de jongens en zoo komt het er al van
kindsbeen in. Komt er bijvoorbeeld een keuken
meid in den winkel met blozend gelaat en blozende
armen, die tot boven den elleboog uit haar opge
stroopte paarsche mouwen steken, dan nadert de
knecht voorzichtig de frissche deerne en terwijl
hij, met de lippen smakkende, duim en vinger in
haren molligcn arm zet, roept hij den jongen toe :
zie je, jongen, da's nou kiimp! En met deze ne
vivisectie op de keukenmeid brengt zoo'n jongen
hot onnoemelijk veel verder dan met honderd
vivisecties op den schelvisch zelve. De visch moet
zijn als de jeugdige keukenmeid: hard, stevig en
toch mollig, welke drie edele hoedanigheden mot
dat ne korte, maar voelbetcckenendo woord:
krimp, worden uitgedrukt.
Behalve dat eon schelvisch krimp is, kan hij
ook nog krimp gesneden worden, en dit is lang
allemans werk niet. Die krimp gesneden visch
zijn de dieren, die go bij Te Mijtelaar, Van Laar
of Saur op de marmeren platen der wiukelkasten
kunt bewonderen, waar zij met haar schilfcrig
vlcesch uwe tong in opstand brengen.
Van de levenswijze der scholvisschcn vóór hun
nen dood is zeer weinig bekend. Met zekerheid
weet men alleen dat zij alles opeten wat hun
29 d3 bl a5 hu
Zie diagram.
.'!() f2 f3 i) c4 c:3
31 bl _ a2 e3 c4 f
32 f3 g4 do g8
33 b7 X l)*'j) a7 X L>G
34 g4 h4 g(i i'G
35 a'2 o2 go gG
3G c2 h5 <:4 e3
«) Zoo f 5 XP J volgt f 13 g5, 8 cS f5, u Al u 2 f5
g4, 1(1 02?e2 en wint de pion met voordeel terug. Niet
goed was in dit geval als fse zet voor \vit.
f3 c5, dan volgt d,s c-I,
«e cl f4 TO Ah,
10e dl dl f (i hó,
lle a-i - g3 K7 - g5,
12e cl 02 h.5 {-7,
on zwart wint oen stuk.
//) Hierdoor gaat een pion verloren, dl c2 was de zet.
c) Op el f2 volgt natuurlijk e7 c5
t</) Vit geeft dezen pieii op met de bedoeling, door c!t j
d5 een aanval te krijgen, die onweerstaanbaar seliijnt, als j
zwart zich niet op geheel onverwachte wijze wist te ver- j
dedigen.
c) Zwart offert hier de dame tegen twee officieren. Een
geniaal ea diep doordacht oifer.
/') Slecht ware e3Xó'2t- l«e zet el c2. hS - d8. 17c j
d;l (U.
g) Ecu fout, die de partij beslist. Wit moest ei d.">
spelen, om op bS c6 d5 tegen cl', te ruilen en alzoo den |
toren prijs geven. j
//} Hier moest el f 2 gespeeld worden.
?i) Op bl gl t zou zwart do witte dame winnen door
c3 gl t.
j} Er dreigt h7 hof met daaropvolgen d niat doorbG?ds.
'l)e kritiek is van den heer J. Dufresne.
IETS OVER SPKLOPEMNGEN.
Vei'i'oig van GU.
Op den 5den zet c2 c3 1)4 a5
Gden O O maakt zwart de va
riant g8 f6.
7dcn d2 (14 O O
sten d4 X e5 l'G X c4
geeft Morlimer als Uden zet c4 do aan, terwijl
Salvioli cl (13 laat spelen, welken zet zeker
beter on sterker te achten is, waarop zwart als
beste zet dan d7 d5 spelen nioet, dan ver
volgt wit
lOden zet dl c2 c8 f5
Uden f3 (14 f5 gG
12den f2 14 (18 d7
loden cl c3 a7 aG
14den (14 X c(> l>? X cG
15den c3 ('4 a5 bG
l Gden c4 c5 enz. enz.
Terwijl Richardson in plaats van als 8ste zet
d4 X o5 te spelen, aangeeft f'3 X c'r>, waarop
zwart met fG X c'^ voortgaat cn op den 9den
zet van wit c4 do, zwart cG x, e5 spelen
moet. Bij deze positie beweert Mortimer dat hij
wit in het voordeel brengt, door als l()de zet
(15 X 4 te spelen, waarop zwart c5 gG ant
woord. Maar Salvioli meent dat zwart in het
voordeel komt door d7 d5.
11 den zet c4 d3 a5 bG
voor den bek komt en eetbaar is, en dat zij, door
de netten der visschers opgehaald, met alle kracht,
die in hun staart is, protesteeren tegen het ont
ruimen vau hun element. Dan echter wordt hun
lot meer wereldkundig en het is wel een tragisch lot!
In het schip heeft hij het al verschrikkelijk
benauwd hij, die gewoon was zich door de
golven der onmetelijke zee te laten wiegen of in
hare onpeilbare diepte voort te schieten als een
vogel door de lucht. Maar dat is nog maar een
begin van hot bitter lijden. Straks aan land
gekomen, daar staan de liefhebbers al te wachten.
Daar wordt hij gemeten en gesleept en geknepen,
alsof 't een voorn was in plaats van een schelvisch.
Ijlings wordt hij verkocht en voort snellen de
kooplui de stad in, als hij nog groen is van
verschheid. Anderen worden dicht op elkaar gepakt in
kleine mandjes met stukken ijs er tusschen in
('t is om te bevriezen bij de gedachte alleen) en
verzonden naar alle oorden der
schelvisch-verslindcnde wereld.
Zijne bestemming is de keuken, zijn hoogere
bestemming do vischpan met kokend water, zijn
hoogste bestemming de maag van don mensch.
Onder al die bestemmingen blijft de uitdrukking
zijner oogen geheel dezelfde: altijd weemoedig,
altijd gelaten berustend, zelfs wanneer hem een
bandje door den neus wordt getrokken en dit aan.
zijnen staart bevestigd, als wanneer het oogenblik
is aangebroken dat hij in het kokend water zal.
worden afgelaten, zelfs dan is er geene de minste
verandering bij hem te bespeuren Ook niet als
de keukenmeid hem aan de vinnen trekt, en,
wanneer deze loslaten", constateert dat hij gaar
is. En als hij dan wordt opgedischt en het eerst
wat de wreedaardige mensch doet is, dat hij hem
de oogen uit den kop haalt en die door een sterk
gcmobterdc botersaus sleept, zelfs dan leest men
nog geen verwijt in dien spiegel zijner ziel.
Vóór dat het echter zoover met hem gekomen
is, heeft de schelvisch nog heel wat avonturen
doorgemaakt. Op kruiwagens, op platte karren,
op de markt, naar winkels, overal wordt het heest
heengesleept, en in de straten klinkt het met
luid geschreeuw dat er lekkere schelvisch is.
De op de straat verhandelde soort is nu eens
mager en dan plotseling weer dik, en toch is het
altijd dezelfde visch. Dat bewerkt zijn koopman,
die daartoe voortdurend een blikken huisje, als
een sigarenpijpje, tusschen de tanden geklemd
houdt en zich van tijd tot tijd voorover buigt om
zijn lieve diertjes door een gaatje in den buik op
te blazen. Deze gewoonte wordt zoo zonder eenige
heimclijkheicl gevolgd ten aaiischouwe van ieder
die zien kan, dat de Amsterdammers daaraan
niets vies schijnen te vinden, ook al zien de
verkoopcrs er niet altijd even appetijtelijk uit.
Intusschen, dit opblazen ziet men nimmer door
Christenen doen, zoodat het nos; een eerwaardig
overblijfsel schijnt te zijn uit de dagen toon men nog
niet langs de straten riep: lekkere schellevisch!"
maar lekkere gadus a'glefinus!"
Zeer jeugdige schelvisschen ontmoet men altijd,
en staarten van volwassen schelvisschen soms in
gebakken toestand. Maar het ware is gekookte
schelvisch ! In dien staat mag hij zoo groot zijn.
als hem zelf goeddunkt, maar als er een echte
liefhebber achter zit. dan verdwijnt hij in zijn geheel
in diens maag.
Zoo'n echte liefhebber verorbert ook, ik heb
het reeds aangestipt, de oogen van den visch. Wat
daar voor lekkers aan is, heeft men mij nog niet
aan 't verstand kunnen brengen, al heb ik het
ook zelf een paar maal trachten te ontdekken.
Maar uit de omstandigheid dat de oogen altijd
iict eerste zijn dat wordt opgegeten, leid ik af,
dat de mensch zijnen blik niet goed kan verdra
gen, die kalmen, bsrustonden blik, die niets zegt
en niets verwijt wat ook den visch mag wedervaren.
Zoo heb ik eens een schaap en zijnen slachter
beide te gelijker tijil in tranen zien losbarsten.
Voor kinderen biedt een schelvisch niet vee!
verinaak. De pupil zijner oogen begint spoedig
af to schilfcrcn en dan blijft er niets over dan een
klein half doorschijnend balletje naar welks inwen
dige de jonkheid zoo nieuwsgierig, is dat er binnen
weinig tijds niets meer van te vinden is.
Dan levert zijn kop nog eenige kleine, gebogen,
witte beentjes, door do jeugd hersentjes genoemd,.
die als iiches dienst kunnen doen maar verder
niets.
Een hazensprong heeft een schelvisch niet.
v. R.
VOOR DAMES.
Pianolessen. Uit Amerika. Spreek
woorden. IlandxcJiocncn.
frfiulein Hucerlandt. Hondenen linten,
Prof. Dr. Waetzoldt, directeur van de
Elisabethsschool te Berlijn, bespreekt in zijn jaarverslag den
invloed van de pianolessen op de gezondheid dor
12don
13den
14den
15ileu
IGden
dl hó
h5 hG
f2 f4
hG hl
il f3
(18 iti
fG g7
c8 cG
f7 fó enz.
Intusschen is er een andere variant gevonden,
die wij toch even nagaan willen. Zwart speelt op
den iklcn zet van wit C2 C3. B4 A5, dan
gaan vvij voort met:
Gden zet
7dcn
8sten
fldcn
lOden
Uden
12den
laden
14den
15 de n
IGden
O
(12
dl
dl
cl
c4
b5
do
f3
fl
e5
Wit.
O
(14
X e5
(15
a3
1)5
e5
el
f 3
Zwart.
(17 dG
c8 - d7!
dG X c''
d8
e7
a5
(17
cG
f7
g8
d7
f7
bG
X c7
X e5
1)5
- i'G
hG
en de partij staat zoowat gelijk.
13UITEXLAXDSC1I NIEUWS.
Per kabel wordt gemeld dat Dinsdag de stand van
het Concours te Xcw-York als volgt was :
Hcliigorin 5' 'o vun do 7 partijen, Gunsberg, Max Weiss
en Blackburne 5 .; vau de 8, Taubenhaun 5 van de 8,
JBurn 4 1 '2 van de 7, Mason 4 van de 8, Bird 3''* vau
de 8 en Pollock 2ij van do 8 partijen.
Hteinitz en Mackenzie doen niet mede, daar eerst
genoemde met de reglementen niet tevreden, cn dc
laastgeuoemde ongesteld geworden ia.