De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 7 april pagina 6

7 april 1889 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.015 Naar het schijnt heeft de Fransche chemicus - Fouquéhet verloren Egyptische blauw weer ontdekt. De fresco's te Pompeji, oude grafmonumenten en andere gehouwen, toonen voorbeelden van deze uiterst sterke kleur, die tegen licht en lucht, vocht en chemische werkingen bestand was. Het geheim der vervaardiging was verloren; de heer Fouqu .leweert het teruggevonden te hebben in eene verbinding van kiezelzure kalk en kiezelzuur koper, beide zeer goedkoope s.offën, zoodat de kleur spoedig weer veel gebruikt zal kunnen worden. Het beroemde museum te Boulaq in Egypte is verrijkt met vijf belangrijke koningsbeeldon van 5000 a 7000 jaar oud. Zij werden gevonden in de nabijheid van den tempel te Memphis, en men ziet er de afbeeldingen in van de koningen Chephren, Mycerinus, Sisirus, Manyahor en Pepi. Eenigen tijd geleden werd een aanklacht inge diend tegen Franz Pulszky, den directeur van het museum te Buda-Pest. Men beweerde niet meer of minder dan dat hij sommige stukken uit de aan hem toevertrouwde collectie zich had toege igend en er copieën voor in de plaats in de lijsten had gezet. Een onderzoek stelde de volkomen betrouwbaarheid van den directeur in het licht, maar bracht tegelijkertijd het verbazende leit aan den dag, dat verscheiden van de hoogst geschatte nationale" eigendommen van het Hongaarsch Museum inderdaad namaaksels waren, terwijl de origineelen in de handen van het Gouvernement te \\eenen berusten. Nu stelt de Kegeering voor, den directeur in den adelstand te verheffen, niet als een compen satie voor geleden onrecht, maar om zijne onfeil bare eer te bevestigen". Men denke zich, zegt de Pall Mail, de bewa kers van musea en galerijen inden adelstand ver heven, omdat zij de aan hen toevertrouwde schat ten niet stalen. TOONEEL EN MUZIEK. In het Stadttheater te Leipzig is den 27sten Maart eene nieuwe opera van Richard Heuberger, Ma.mel Venegas, opgevoerd. De componist werd zeer toegejuicht; de muziek is rijk aan melodie, kleurig georchestreerd, en berust ep een flink libretto. Uit Madrid schrijft men: Spanje begroef dezer dagen een zijner meest geliefde en populaire schrijvers, Antonio Trueba, den dichter en zanger uit het land der Basken, die evenals de meer in het buitenland bekende Fernan Caballero, de spaansche litteratuur niet slechts met menig on sterfelijk werk verrijkt heeft, maar haar ook op een ander, meer realistisch pad geleid heeft. De nationale eenheid is voor den Spanjaard nog lang geen fait accompli, de lokale vaderlands liefde bloeit er nog steeds. Deze neiging om zich van het geheel af te zonderen, doet zich vooral bij dichters en kunstenaars het meest voor. Zoo wordt er b.v. bij gelegenheid van .de voorbe reiding der kroning van Zorilla, die binnen kort in het Alhambra zal plaats vinden, met nadruk op gewezen, dat deze de zanger van Andalusiëis en toen de Madriclsche couranten dezer dagen artikelen wijdden aan de nagedachtenis van Trueba, werd er voortdurend op gedrukt, dat deze de dichter van zijn vaderland, van de Baskische provinciën was. De bekendste en meest ge prezen werken van Trueba zijn, zijn Libro de Cantares" (boek der liederen) de Cuentos campesinos" en Cuentos de color de roza" (landolyke en rooskleurige vertellingen), El Cid campeador", Las hijas (dochters) del Cid" en las leyendas geneologicas", die niet sle.chts in geheel Spanje, maar ook overal in het buitenland, en vooral in Spaansch-Amerika, waarheen vele Basken emigreeren, met bewondering ontvangen zijn en met graagte gelezen worden. De liefde tot zijn geboorteland, tot Biscaye straalt in al Trueba's werken door, en de Baskische pro vinciën beloonden hem voor deze liefde met den eeretitel van Padre de las Provincias, alsmede daardoor, dat de volksraad van zijn vaderland hem tot archivaris en kroniekschrijver der Bas kische provinciën benoemde. Antonio Trueba werd in 1819 of 1820, dat wist hij zelf niet pre cies, te Montellano in Biscaye geboren; op vijf tienjarigen leeftijd kwam hij als leerling op een kantoor te Madrid, waar hij zich verder vormde en al zeer spoedig een rol als schrijver begon te spelen. Aan de politieke twisten in zijn geboorte land nam hij geen werkzaam aandeel. De dood overviel den 70-jarigen grijsaard den lOn Maart te midden zijner letterkundige werkzaamheden. H^j laat een geschiedenis van Biscaye en de voor naamste families dezer provincie onvoltooid achter. Te Weenen is een romantisch-komische opera in drie bedrijven opgevoerd, Die Köningsliraut. tekst van J. Schnitzer, muziek van RobertFuchs. Zij behandelt de geschiedenis van Koning Edgar en de schoone Eliriede, in de annalen van den monnik William» van Malmesbury vermeld. De lichtzinnige koning Edgar had door zijne hove lingen de schoonheid van Elfriede, de dochter van graaf Olgar van Devonshire, hooren prijzen, en zond, vol gloed, zijn gunsteling Etholwold om het meisje voor hem te vragen. Maar Ethelwold, het meisje ziende, ontstak zelf in liefde voor haar; hij bracht des konings boodschap niet over, maar wist haar zelf tot bruid te verkrijgen. Den koning echter zeide hij, dat Elfriede wel regel matig van trekken, maar gewoon, boersch, en niet voor den troon geschikt was. Hij zelf vroeg daar om verlof, haar, wegens haren rijkdom te troutyèn en op het land met haar te leven. De ko ning stond dit toe. Weldra brachten Ethelwold's vijanden den koning bericht van het bedrog en van Elfriede's verruk kende schoonheid. De koning liet niets bemerken, maar kondigde zijn voornemen aan, om op Ethel?wold's goederen te gaan jagen. Verschrikt ijlde deze vooruit en smeekte zijne gemalin, zich te verkleeden en hare schoonheid te verbergen, om hem te redden. Maar Elfriede, behaagziek en \jdel, ontving den koning in al de pracht harer schoonheid en was oorzaak, dat Edgar in het bosch van Werewille zijn gunsteling Ethelwold met een speer doorboorde, ten einde diens weduwe te trouwen. Later bouwde Elfriede op de plaats van den moord een klooster, waarin zij zelve hare dagen in gebeden en boetedoeningen eindigde." Het onderwerp is door Engelsche, Fransche en Spaansche dramaturgen tot tal van tragediën be werkt, in Duitschland in de vorige eeuw door Bertuch en Klinger, in deze door Markgraff en Paul Heyse; ook Schiller had er plan op. Als groote opera is het door Paesiello in 1773 bewerkt, later niet. Men kon er geen bevredigend slot aan vinden. De heer Schnitzer heeft het nu op komische wijze doen eindigen. Elfriede's man is aan den moord ontkomen, en, als Elfriede met den koning trouwen zal, vindt zij hern te Dover als matroos weer. Zij verleidt dan een karika tuur, graaf Gurth, om met haar naar Frankrijk te vluchten; hun schipper zal Ethelwold zijn. Van den koning weet men intusschen vergeving te krijgen, terwijl hij tevens op Elfriode's zuster, die nog d prendre is, verlieft. Dit slot is puur operette, maar althans eeno oplossing. De muziek van Fuchs is feinsinnig", lief, niet zeer gevarieerd en vooral niet dramatisch, maar vol wetenschap en toch aangenaam; meer muziek voor kenners dan voor het publiek, boscbaafd en beminnelijk en nooit triviaal. Het meest worden door bet publiek do nummers toegejuicht, die het dichtst do operette naderen, een nachtegaalduet tiu, tiu !", een meilied Liebo, Liebe", een wals met koor en dans. Een zwakke zijde der opera is zeker, dat de librettist en componist uit het onder werp en de hoofdpersonen zeil niet veel muziek hebben weten te halen, cu daarom de episode- en vulcoupletten het grootste deel der opera uitmaken. Het nieuwe drama van Alexander Kjelland, de Professor, is dezer dagen te Christiania met groot succes opgevoerd. Het behandelt het ge schil tusschen een vader,den conservatief-religicusen professor, en een schoonzoon, den radicalen docent. Het werk is scherp on bitter geschreven, en eindigt daarmede, dat de jonge held na een stormachtig tooneel met zijn vader de straat op loopt, om voor do vrijheid te strijden " Deze rol speelde de jonge Björnson, gegrimeerd als zijn vader toen die jong was. LETTEREN EN WETENSCHAP. Het is de moeite waard onze lezers attent te maken op den inhoud van den catalogus der aanstaande verkooping van de H H. G. Theod. Bom en Zoon, waarin do Nederlandsche geschie denis en plaatsbeschrijving, do topographie van Amsterdam en de werken over indiëbijna 1000 koopen omvatten. De rechtsgeleerdheid, het staats recht, woordenboeken, plaat- en prachtwerken vullen het overige gedeelte van den catalogus, die ruim 100 bladzijden telt, waardig aan en toonen dat zoowel wijlen Dr. J. W. Cramer, de vroegere hoofd redacteur van De Tijd als de Heer A. H. Walter ira ie en belangrijke werken wisten te verzamelen. Het verkooplokaal der lirma G. Theod. Bom en Zoon is Spuistraat, 135, naast die Port van Clove'1. De kijkdagen zijn Zaterdag, Zondag en Maandag. In Het Belfort, een maandschhrift aan !st ieren, wetenschap en kunst gewijd, dat to Gout uitkomt, wijdt Mr. Julius Obrio eenige bladzijden aan Prof. J. A. Alberdingk Thijm. De volgende karakteristiek komt daarin voor: Strijdlustig on onafhankelijk tevens van natuur, aarzelde hij nooit den toegeworpen handschoen op te rapen en stond hij immer op de bres voor zijn geloof en voor zijne kunstopvatting. Zelfdenker als hij was. en wars van alle navolging, ging hij steeds zijn eigen weg en nooit was iets in staat hem een handbreed vau zijne overtuiging te doen afwijken. Maar ook bij zijn felsten strijd tegen beginselen of denkbeelden, bleef hij altijd verdraagzaam tegenover personen. Zoo kwam het dat hij niet enkel de harten won van hen, die zich met zijne opvatting vereenigden, maar ook van hen, wier meening hij het hardnekkigst had bestreden. Het Fortiter in re, suaviter in modo werd dus ook door hem gehuldigd. Veel schreef hij op het gebied van kunst en letteren; uit al zijne schriften spreekt steeds de fijnste smaak gepaard met do grondigste taalkennis. Hem danken wij het, dat wij zulk een diepen blik mochten slaan in het huiselijk leven der zevontiende-eeuwsche poorters van Amsterdam; zoo treffend en aanschouwelijk maalde hij de grootsche figuren van Vondel, Hooft, het zusterpaar Roemers Visscher, enz. enz., zoo voortreffelijk wist hij zich in den geest huns tijds te verplaat sen, dat wij, als ik het zoo heeten mag, op een vertrouwelijken voet met hen geraakten. Aan die voorliefde voor hot bloeitijdperk der Nederlandsche letteren is het wellicht grootedeels te wijten dat zijn stijl iets plechtstatigs vorkreeg, hetgeen overigens bij 's mans uiterlijk volkomen paste. Toch verviel hij daarom niet tot stroefheid: de bezoekers van taaicongressen zullen het zich nog herinneren, hoe vaak die schijnbaar hoogernstige man door een geestig, pittig woord, soms door een enkele uitroeping, der vergadering een vroolijk oogcnblik bezorgde. Zoo heugt me nog wat op het congres te Breda in 1881 gebeurde, toen door eene dame de verdiensten van een nieuw middel tot nabootsing van kunstwerken zeer breed werden uitgemeten. Toen zij daarbij ver haalde hoe een Belgisch schilder zijn eigen werk niet meer van de copie had weten te onder scheiden, werd haar door Prof. Thijm ondeugend gevraagd van wien zij die mededeeling had be komen : van den schilder of van den uitvinder." Het antwoord luidde: van den uitvinder". Het Ou!" dat nu hierop volgde, bracht al de aanwezigen in eene vroolijke stemming en daar mede was ook het pleit voldongen." VISCH STUDIËN. DE SCUELVISCH. De schelvisch behoort evenals de kabeljauw tot de kabeljauwachtige visschen, maar zij worden nooit zoo groot als do kabeljauw. Hij is, om zoo ie zeggen, het kleine broertje vau de familie, Hoe het dier aan zijnen naam komt weei men zelfs in Scheveningen niet in Scheveningen, waar men, wegens de nabijheid van de residentie, geacht zou kunnen worden, beter dan elders op de hoogte van dergelijke aangelegenheden te zijn. In het latiji-i vertaald heet een schelvisch Gadus aegleftnus onder welke naam hij vóór Christus geboorte onder de marktberichten voorkwam. Reeds in dien tijd werd de Gadus aegleftnus, als tegenwoordig nog de schelvisch, onderschei den in twee soorten, namelijk: vette en krimpvisch! De vette schelvisch is diegene, welke al sedert eenigen tijd het tijdelijke met het eeuwige of in den visschentaal gesproken, het water mot het land verwisseld heeft; terwijl de krimpvisch zoo pasjes gestorven is, als hij niet nog leeft. Deze laatste soort staat bij het menschdom zeer hoog aangeschreven, ofschoon ik toch ook menschen gekend heb, die zeer veel verstand van visch heetten te hebben en daarom ter pleiziere van vrienden en bekenden des morgens zelf op de vischmarkt inkoopen gengen doen, en die be weerden dat vette visch veel smakelijker was dan krimpvisch. waarom ze dan ook stelselmatig de zen laatstcn voor zich zelf uitzochten en de vette uit pure vriendschap aan hunne lastgovers zonden. Om vette visch van krimpvisch te kunnen on derscheiden moet men dat natuurlijk geleerd hebben, want zonder voorlichting ondekt een leek er niet het minste verschil tusschen. Beide soorten liggen even lusteloos en lang uitgestrekt op de markt of in den winkel en staren den belangstel lenden toeschouwer even weemoedig aan en met even wijd geopende oogen (sommige deskundigen voeren als een bewijs, hoe onveilig het in de Noordzee is, aan, dat de schelvisch daardoor ge noopt is altijd, ook in den slaap, de oogeu open te houden. Daardoor is hij er zoo aan gewend, dat hij ze zelfs in den dood niet dicht kan doen) De meeste vischkoopers leeren het onderscheid tusschen de beide soorten natuurlijk niet aan hunne klanten. Integendeel, deze brengen zij zoo veel mogelijk in de war, om niet altijd gehouden te zijn to leveren wat verlangd wordt 011 wat zij misschien niet voorradig hebbon. Maar de bedien den der vischkoopers leeren het natuurlijk wel en die doen dat spelenderwijs. De oudere knechts loeren het de jongens en zoo komt het er al van kindsbeen in. Komt er bijvoorbeeld een keuken meid in den winkel met blozend gelaat en blozende armen, die tot boven den elleboog uit haar opge stroopte paarsche mouwen steken, dan nadert de knecht voorzichtig de frissche deerne en terwijl hij, met de lippen smakkende, duim en vinger in haren molligcn arm zet, roept hij den jongen toe : zie je, jongen, da's nou kiimp! En met deze ne vivisectie op de keukenmeid brengt zoo'n jongen hot onnoemelijk veel verder dan met honderd vivisecties op den schelvisch zelve. De visch moet zijn als de jeugdige keukenmeid: hard, stevig en toch mollig, welke drie edele hoedanigheden mot dat ne korte, maar voelbetcckenendo woord: krimp, worden uitgedrukt. Behalve dat eon schelvisch krimp is, kan hij ook nog krimp gesneden worden, en dit is lang allemans werk niet. Die krimp gesneden visch zijn de dieren, die go bij Te Mijtelaar, Van Laar of Saur op de marmeren platen der wiukelkasten kunt bewonderen, waar zij met haar schilfcrig vlcesch uwe tong in opstand brengen. Van de levenswijze der scholvisschcn vóór hun nen dood is zeer weinig bekend. Met zekerheid weet men alleen dat zij alles opeten wat hun 29 d3 bl a5 hu Zie diagram. .'!() f2 f3 i) c4 c:3 31 bl _ a2 e3 c4 f 32 f3 g4 do g8 33 b7 X l)*'j) a7 X L>G 34 g4 h4 g(i i'G 35 a'2 o2 go gG 3G c2 h5 <:4 e3 «) Zoo f 5 XP J volgt f 13 g5, 8 cS f5, u Al u 2 f5 g4, 1(1 02?e2 en wint de pion met voordeel terug. Niet goed was in dit geval als fse zet voor \vit. f3 c5, dan volgt d,s c-I, «e cl f4 TO Ah, 10e dl dl f (i hó, lle a-i - g3 K7 - g5, 12e cl 02 h.5 {-7, on zwart wint oen stuk. //) Hierdoor gaat een pion verloren, dl c2 was de zet. c) Op el f2 volgt natuurlijk e7 c5 t</) Vit geeft dezen pieii op met de bedoeling, door c!t j d5 een aanval te krijgen, die onweerstaanbaar seliijnt, als j zwart zich niet op geheel onverwachte wijze wist te ver- j dedigen. c) Zwart offert hier de dame tegen twee officieren. Een geniaal ea diep doordacht oifer. /') Slecht ware e3Xó'2t- l«e zet el c2. hS - d8. 17c j d;l (U. g) Ecu fout, die de partij beslist. Wit moest ei d."> spelen, om op bS c6 d5 tegen cl', te ruilen en alzoo den | toren prijs geven. j //} Hier moest el f 2 gespeeld worden. ?i) Op bl gl t zou zwart do witte dame winnen door c3 gl t. j} Er dreigt h7 hof met daaropvolgen d niat doorbG?ds. 'l)e kritiek is van den heer J. Dufresne. IETS OVER SPKLOPEMNGEN. Vei'i'oig van GU. Op den 5den zet c2 c3 1)4 a5 Gden O O maakt zwart de va riant g8 f6. 7dcn d2 (14 O O sten d4 X e5 l'G X c4 geeft Morlimer als Uden zet c4 do aan, terwijl Salvioli cl (13 laat spelen, welken zet zeker beter on sterker te achten is, waarop zwart als beste zet dan d7 d5 spelen nioet, dan ver volgt wit lOden zet dl c2 c8 f5 Uden f3 (14 f5 gG 12den f2 14 (18 d7 loden cl c3 a7 aG 14den (14 X c(> l>? X cG 15den c3 ('4 a5 bG l Gden c4 c5 enz. enz. Terwijl Richardson in plaats van als 8ste zet d4 X o5 te spelen, aangeeft f'3 X c'r>, waarop zwart met fG X c'^ voortgaat cn op den 9den zet van wit c4 do, zwart cG x, e5 spelen moet. Bij deze positie beweert Mortimer dat hij wit in het voordeel brengt, door als l()de zet (15 X 4 te spelen, waarop zwart c5 gG ant woord. Maar Salvioli meent dat zwart in het voordeel komt door d7 d5. 11 den zet c4 d3 a5 bG voor den bek komt en eetbaar is, en dat zij, door de netten der visschers opgehaald, met alle kracht, die in hun staart is, protesteeren tegen het ont ruimen vau hun element. Dan echter wordt hun lot meer wereldkundig en het is wel een tragisch lot! In het schip heeft hij het al verschrikkelijk benauwd hij, die gewoon was zich door de golven der onmetelijke zee te laten wiegen of in hare onpeilbare diepte voort te schieten als een vogel door de lucht. Maar dat is nog maar een begin van hot bitter lijden. Straks aan land gekomen, daar staan de liefhebbers al te wachten. Daar wordt hij gemeten en gesleept en geknepen, alsof 't een voorn was in plaats van een schelvisch. Ijlings wordt hij verkocht en voort snellen de kooplui de stad in, als hij nog groen is van verschheid. Anderen worden dicht op elkaar gepakt in kleine mandjes met stukken ijs er tusschen in ('t is om te bevriezen bij de gedachte alleen) en verzonden naar alle oorden der schelvisch-verslindcnde wereld. Zijne bestemming is de keuken, zijn hoogere bestemming do vischpan met kokend water, zijn hoogste bestemming de maag van don mensch. Onder al die bestemmingen blijft de uitdrukking zijner oogen geheel dezelfde: altijd weemoedig, altijd gelaten berustend, zelfs wanneer hem een bandje door den neus wordt getrokken en dit aan. zijnen staart bevestigd, als wanneer het oogenblik is aangebroken dat hij in het kokend water zal. worden afgelaten, zelfs dan is er geene de minste verandering bij hem te bespeuren Ook niet als de keukenmeid hem aan de vinnen trekt, en, wanneer deze loslaten", constateert dat hij gaar is. En als hij dan wordt opgedischt en het eerst wat de wreedaardige mensch doet is, dat hij hem de oogen uit den kop haalt en die door een sterk gcmobterdc botersaus sleept, zelfs dan leest men nog geen verwijt in dien spiegel zijner ziel. Vóór dat het echter zoover met hem gekomen is, heeft de schelvisch nog heel wat avonturen doorgemaakt. Op kruiwagens, op platte karren, op de markt, naar winkels, overal wordt het heest heengesleept, en in de straten klinkt het met luid geschreeuw dat er lekkere schelvisch is. De op de straat verhandelde soort is nu eens mager en dan plotseling weer dik, en toch is het altijd dezelfde visch. Dat bewerkt zijn koopman, die daartoe voortdurend een blikken huisje, als een sigarenpijpje, tusschen de tanden geklemd houdt en zich van tijd tot tijd voorover buigt om zijn lieve diertjes door een gaatje in den buik op te blazen. Deze gewoonte wordt zoo zonder eenige heimclijkheicl gevolgd ten aaiischouwe van ieder die zien kan, dat de Amsterdammers daaraan niets vies schijnen te vinden, ook al zien de verkoopcrs er niet altijd even appetijtelijk uit. Intusschen, dit opblazen ziet men nimmer door Christenen doen, zoodat het nos; een eerwaardig overblijfsel schijnt te zijn uit de dagen toon men nog niet langs de straten riep: lekkere schellevisch!" maar lekkere gadus a'glefinus!" Zeer jeugdige schelvisschen ontmoet men altijd, en staarten van volwassen schelvisschen soms in gebakken toestand. Maar het ware is gekookte schelvisch ! In dien staat mag hij zoo groot zijn. als hem zelf goeddunkt, maar als er een echte liefhebber achter zit. dan verdwijnt hij in zijn geheel in diens maag. Zoo'n echte liefhebber verorbert ook, ik heb het reeds aangestipt, de oogen van den visch. Wat daar voor lekkers aan is, heeft men mij nog niet aan 't verstand kunnen brengen, al heb ik het ook zelf een paar maal trachten te ontdekken. Maar uit de omstandigheid dat de oogen altijd iict eerste zijn dat wordt opgegeten, leid ik af, dat de mensch zijnen blik niet goed kan verdra gen, die kalmen, bsrustonden blik, die niets zegt en niets verwijt wat ook den visch mag wedervaren. Zoo heb ik eens een schaap en zijnen slachter beide te gelijker tijil in tranen zien losbarsten. Voor kinderen biedt een schelvisch niet vee! verinaak. De pupil zijner oogen begint spoedig af to schilfcrcn en dan blijft er niets over dan een klein half doorschijnend balletje naar welks inwen dige de jonkheid zoo nieuwsgierig, is dat er binnen weinig tijds niets meer van te vinden is. Dan levert zijn kop nog eenige kleine, gebogen, witte beentjes, door do jeugd hersentjes genoemd,. die als iiches dienst kunnen doen maar verder niets. Een hazensprong heeft een schelvisch niet. v. R. VOOR DAMES. Pianolessen. Uit Amerika. Spreek woorden. IlandxcJiocncn. frfiulein Hucerlandt. Hondenen linten, Prof. Dr. Waetzoldt, directeur van de Elisabethsschool te Berlijn, bespreekt in zijn jaarverslag den invloed van de pianolessen op de gezondheid dor 12don 13den 14den 15ileu IGden dl hó h5 hG f2 f4 hG hl il f3 (18 iti fG g7 c8 cG f7 fó enz. Intusschen is er een andere variant gevonden, die wij toch even nagaan willen. Zwart speelt op den iklcn zet van wit C2 C3. B4 A5, dan gaan vvij voort met: Gden zet 7dcn 8sten fldcn lOden Uden 12den laden 14den 15 de n IGden O (12 dl dl cl c4 b5 do f3 fl e5 Wit. O (14 X e5 (15 a3 1)5 e5 el f 3 Zwart. (17 dG c8 - d7! dG X c'' d8 e7 a5 (17 cG f7 g8 d7 f7 bG X c7 X e5 1)5 - i'G hG en de partij staat zoowat gelijk. 13UITEXLAXDSC1I NIEUWS. Per kabel wordt gemeld dat Dinsdag de stand van het Concours te Xcw-York als volgt was : Hcliigorin 5' 'o vun do 7 partijen, Gunsberg, Max Weiss en Blackburne 5 .; vau de 8, Taubenhaun 5 van de 8, JBurn 4 1 '2 van de 7, Mason 4 van de 8, Bird 3''* vau de 8 en Pollock 2ij van do 8 partijen. Hteinitz en Mackenzie doen niet mede, daar eerst genoemde met de reglementen niet tevreden, cn dc laastgeuoemde ongesteld geworden ia.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl