De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 april pagina 1

14 april 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 616 DE AMSTEEDAMMER A'. 1889 WEEKBLAD YOOR NEDEELAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. itgeTer: Tj. YAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 14 April. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p. fl.Ü?5 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20; Reclames per regel 0.4(1 BB verandering van woonplaats wordt den Abonné's beleefd ver zocht niet alleen het nieuwe, maar ook het on d e adres op te geven. I N H O (T D: VAN VEBBE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Vóór en na middernacht, Amsterd. schet sen door J. v. Maurik Jr., II. Nederland in gevaar. UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de hoofdstad, door F. Muziekaal Overzicht, door V. Heinze over Thym. Moderne Fransche sprooksprekers, door Dr. Jan ten Brink. Kretzer's Meister Timpe", door J. van Merwesteyn. VARIA. SCHAAKSPEL. Naar aanleiding van de Poppententoonstelling te Utrecht, door Jan van 't Sticht. Afrika in het Park. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. van generaal Boulanger heeft regeering niet weerhouden om De vlucht de Fransche haar plan ten uitvoer Ie brengen, en hem te dagen voor den met dit speciale doel als Hooggerechtshof geconstitueerden Senaat. Het~komt ons voor, dat dit eene zeer groote politieke fout is Uit den afloop van het proces tegen de leiders der Ligue des Patriotes gevoerd, heeft de regeering kunnen bemerken, dat hare op vatting van het al of niet strafbare eener handeling door juristen van naam niet werd gedeeld. Deze les heeft haar niet wijzer ge maakt. Integendeel, toen zij gevolg gaf aan haar voornemen om generaal Boulanger voor den Senaat te roepen, heeft zij een nog ge vaarlijker waagstuk ondernomen, en ondersteld dat eene ingewikkelde rechtsquaestie in haren geest zou worden beslist. Het is namelijk niet alleen de vraag, of de generaal strafbaar is, maar allereerst en allermeest of de behan deling van het op zoo geruchtmakende wijze tegen hem begonnen proces wel behoort tot de bevoegdheid van den Senaat. Alles hangt hier af van de vraag, of de generaal zich, in den zin der artt. 87-89 van den Code Pénal heeft schuldig gemaakt aan attentat of aan complot, met andere woorden, of zijn samenspannen tegen de bestaande orde van zaken door eenigerlei gewelddadigen stap een begin van uitvoering heeft verkregen. Is dit laatste niet het geval, dan moet de Senaat zich onbevoegd verklaren en de zaak worden verwezen naar het hof van assises- Zulk een uitslag zou natuurlijk een zeer groot echec voor de regeering wezen. Men zal wellicht opmerken, dat dwalen menschelijk is, en dat de Duitsche regeering Feuilleton. (Auteursrecht voorbehouden). VÓÓR EN NA MIDDERNACHT. Amslerdanisehe Schetsen 2) DOOR JUSTUS VAN MAURIK JUNIOR. DE SLAAPSTEE VAN KOO. (Vervolg.) Langs beide wanden van den kelder was op den vloer een lange houten brits ge timmerd en op ongeveer driekwart meter hooger een tweede dito, zoodat het geheel zeer groote overeenkomst had met het tusschendek van een landverhuizersschip. Op de onderste brits lagen verschillende mannen, meest grond werkers en polderjongens, de meesten met het hoofd op hun laarzen of op hun zakken te slapen; sommigen lagen voorover,met het hoofd op de armen, enkelen achterover op den rug, met de handen onder 't hoofd. Niemand werd wakker, maar van de bovenste brits keek plotseling een jpngensgelaat met slaperige blikken, de verwilderde haren voor de oogen, naar beneden. »Hou je gemak, Kees; 't is niks, ga maar weer op je wel te ruste,"zeiKoo,en de jongen verdween. »Dat's 'n zwerver," zei hij verklarend; »die heb 'k maar uit barmhartigheid opgenome voor vijf cente; hij kwam hier van avond in het laatste half jaar in geruchtmakende zaken minstens een half dozijn malen door rechterlijke uitspraak in het ongelijk is ge steld, ofschoon zij zorg droeg te laten weten, dat de vervolgingen in elk van die gevallen met voorkennis en zelfs op aandrang van den keizer hadden plaats gehad. Maar bij de tegen woordige omstandigheden is het in Duitschland zoo goed als onmogelijk, een ministerie omver te werpen, zoolang de keizer den heer Von Bismarck en deze de ministers handhaaft. In Frankrijk daarentegen valt een ministerie bij de geringste aanleiding, en is dus voor zichtigheid dubbel noodzakelijk. Gesteld, dat de generaal toch wordt ver oordeeld, en dat hem daarbij zijne verkies baarheid wordt ontnomen, hetgeen zeker het hoofddoel is van de door de regeering tegen hem begonnen campagne, dan kan hij, een voudig door naar Frankrijk terug te keeren en zich ter beschikking van den. Senaat als Hooggerechtshof te stellen, het tegen hem uitgesproken vonnis nietig doen verklaren en de regeering noodzaken, het geheele geding opnieuw te beginnen. Doet hij dit vóór de verkiezingen, dan heeft hij alle kans, in een belangrijk aantal districten te worden verko zen, en dan zou een tweede vonnis het ka rakter verkrijgen van verzet tegen de uitspraak van het algemeen stemrecht. Wanneer men aanneemt en het kan moeielijk anders, dat de regeering dit alles zeer goed weet, dan is er maar ne verklaring voor hare houding mogelijk. De aandrang van de linkerzijde om tot een krassen maat regel tegen den generaal over te gaan, werd langzamerhand onwederstaanbaar ; voor een krijgsraad kon men het hoofd der «nationale partij" niet brengen; bij het hof van assises zou hij hoogstwaarschijnlijk zijn vrijgesproken, en hij zou dan de gelegenheid nebben gehad om nog voor de opening der tentoonstelling eene ministrieele crisis te doen ontstaan. De proce dure voor den Senaat is in elk geval omslachtig en tijdroovend en zal waarschijnlijk eerst tot eene uitspraak leiden als de fatale termijn van de opening der tentoonstelling lang voorbij is. Maar dan hebben de Parijzenaars wel wat anders te doen, dan zich met den heer Bou langer te bemoeien. Dan zal zelfs dezeposeur bij uitnemendheid de bevolking der hoofdstad niet in verleiding brengen om te vergeten, dat een half jaar lang naar hoofddoel moet zijn zich te amuseeren en geld te verdienen. Een poseur is de heer Boulanger altijd ge weest- Men heeft wel eens gevraagd, wat toch wel Gambetta mag hebben bewogen om hem te benoemen tot lid van het buitenge\vone gezantschap, dat in 1883 naar deVereenigde taten werd gezonden, om uit naam van Frankrijk de republiek aan de overzijde van den Oceaan met haar honderdjarig bestaan ge luk te wenschen. Ziehier de verklaring. Een ge dienstig wederzijdsch vriend had Boulanger, met wien Gambetta niet bekend was, dringend aanbevolen. Est-ce qu'il_ saitposer?" vroeg de ex-dictator. Maïs c'est son fort!" luidde het antwoord. En nog steeds poseert de generaal. Een paar dagen geleden kwam hij te Brussel op een feest ten nuize van den schatrijken Léon klesnat en met de koorts op z'n lijf. Ik heb z'n vader heel goed gekend: die was vaste klant bij me, en daarom gaf m'n vrijf die sukkel een kom koffie. Toen zei die, dat ie geen onderkomme had, en toen gaf den eene hem 'n cent en den andere een cent, en toen ie d'r vijf had, toen dacht ik: Koo, je bent toch 'n Christemensch, en ik zei: »Allo, snuiter! ga maar naar 't vooronder en schiet je daar op." Hm! ik weet niet of 'k hem houe kan, want hij is zoo ongedurig. Hij heit zeker al wat op z'n boekie; daarvan keek ie ook zoo benauwd, toen hij u zag; hij dacht misschien dat u... Afijn! 't is mijn zaak ook niet wat of ie... Hé, kijk, dat's jandorie wat nieuws! Dat heb je nou van zulk volk! Zeg! en hij schudde een slapenden poldergast bij den arm. 'Zeg, word eens gauw wakker. Waar lig jij met je hoofd op ? Ben je bed. nderd? Denk jij, dat ik er 'n kattebak op na hou voor jou?" De polderwerker ontwaakte grommend, zag knipoogend naar de vlam der kaars, die Koo in de hand hield, en zei: »Nou! daar zal jou kattebak ommers niet van bederve!" »Nee! maar m'n kat wel. 't Beest is zoo zin delijk als 'n brand. Maar als jij met je kop op z'n bak gaat ligge slape, weet 't beest niet waar ie naar toe mot." Aan 't eind van den kelder stond een kachel. Ik had die nog niet gezien ; maar mijn aan dacht werd er nu op gevestigd door een gegrinnik, dat ik plotseling in die richting hoorde. Ik keek scherper en ontwaarde achter de kachel die nog flauw brandde, een ineengehurkte menschelijke gedaante. Nogmaals klonk het grinnikend lachen, en toen Koo vroeg: »Wat mot jij daar?" antwoordde een heesche, beverige stem: »Ik zit me te warme; hij heit 't molm uit de bak verbrand, want Somzée. Dit belangrijke feit was niet vooraf medegedeeld, omdat anders de officieele wereld zeker niet bij den heer Somzée zou zijn ver schenen De generaal, die nog maar een pretendent is, Behoefde zich natuurlijk niet te houden aan de leer »Texactitude est lappliiesse des rois'. Hij kwam eerst te half tien, toen het concert, dat de gastheer had geor ganiseerd, iu vollen gang was, en zijne ver schijning verwekte zooveel opschudding, dat de violoncellist Jacobs, midden in eene cantilene, zijn strijkstok nederlegde, en toornig wachtte tot de generaal goed en wel gezeten was. En toen de solo hervat en geëindigd was, stond de generaal op en ging naar den heer Jacobs, niet om zich over de veroor zaakte storing te verontschuldigen, maar om hem zijne hooge goedkeuring over zijn spel te kennen te geven. Dat was immers alles wat een groot man als hij zich kon veroor loven, zonder aan zijne waardigheid te kort te doen! Zulke kleine trekjes teekenen. Wat echter óók teekende, was, dat voor de bij den heer Somzée aanwezige Belgische ministers de Chimay, de Bruyn en Pontus de komst van Boulanger het sein was om te vertrekken, en dat bijna al de leden van het corps diplomatique dit voorbeeld volgden. In Belgiëgaat het den generaal nog niet zeer voorspoedig. Het Journal des Débats raadt hem daarom aan, naar Londen te gaan, waar hij de lioii kan worden van de season, en minstens evenveel harten van blonde misses en hooggeboren ladws kan breken als in het vorige jaar Buftalo Bill. Maar dan moet het zwarte paard medekomen. Het Engelsche Lagerhuis heeft onlangs in eerste lezing het regeerings-ontwerp aangeno men, waardoor de vloot met niet minder dan 70 oorlogsschepen zal worden vermeerderd, hetgeen eene uitgaat' van ongeveer een-entwintig millioen pond sterling zou vereischen. De geld-quaestie schijnt bij deze uitbreiding het geringste bezwaar te zijn en de oppositie is hoofdzakelijk gekant tegen het plan der regeering om bijna al deze schepen tegelijk op stapel te zetten, terwijl de constructie en de bewapening in de jaren, die voor de vol tooiing van het geheele aantal noodig zijn, zulke ingrijpende wijzigingen kunnen onder gaan. De Engelsche natie begrijpt, dat rijke Reden niet voor het betalen eener flinke as surantiepremie moeten terugdeinzen. Het schijnt, dat deze bereidwilligheid van het Engelsche parlement den Duitschen kei zer eenige slapelooze nachten heeft bezorgd. De Berlijnsche Ywzes-correspondent verzekert, dat keizer Wilhelm nu eene nieuwe vermeer dering der Duitsche vloot dringend noodig acht. Als dat waar is, zullen de leden van den Rijksdag zeker een zeer bedenkelijk ge zicht zetten. Immers nog pas is voor den aanbouw van nieuwe schepen eene som van 116 millioen Mark toegestaan. Gaat Engeland nu 420 millioen Mark besteden, dan is ->het even wicht verbroken". Met die tooverformule kan men wonderen doen. Zij leidde tot het militair d'r was bekans geen vuur meer in de kachel en 'k mos m'n borstrok droge." »Dat's potdori 'n mooie geschiedenis ! Nou! zeg, jij mot in 't vervolg maar 'n andere slaapsteeopzoeke,hoor! Ik kan jou missen,"zei Koo tot den polderwerker, die weer was ingedut, nu met 't hoofd op de armen, en zich tot mij wendend vervolgde hij: »Ziet u, dat heb je nou voor dank! Nou behandel je zulk volk als je eige kindere, je geeft ze 'n kostelijk kop koffie eu losies voor tien cente en ze make je kat onklaar en stoken 't molm op. Is d'r nou goed an te doen, an zulke mensche ?" Koo had, door zijn verontwaardiging medegesleept, zeer luid gesproken en daardoor was een man, die op de brits, achter mij lag, ontwaakt; hij hoestte hol en lang, en toen ik mij qmwendde, schrikte ik onwillekeurig bij het zien van dat verwilderde, beenige gelaat, waaruit een paar holle, diepliggende oogen mij zonderling vragend aanstaarden; een ver warde witte baard bedekte kin en wangen en enkele vlokken grijs haar welkten no£ op den kalen groezeligen schedel. Zijn magere,knokige hand naar mij uitstekend, zei hij : «Daar komt ie weer, zie je wel meheer, dat :s de booze hij wil me hebben maar ik wil niet nee ik wil niet. Koo weet 't wel en mijn tien centen benne net zoo goed als die van 'n ander. Kijk!" hij grabbelde achter zich in een mandje,dat met een stuk wasdoek bedekt was »da.t benne de echte, ze gaan allemaal goed," en eensklaps streek hij een waslucifer af', dit: knetterend ontvlamde. »0, zoo! snap ik je daar weer met je negotie bij je? Zeg ouwe, je weet ommers wel, dat je 't niet doen mag.?Geef hier je mandje,gauw!" De oude man aarzelde en keek mij aan: »Geef 't maar," zei ik. »Mot ik ?" septennaat, tot de verhooging der legersterkbe op voet van vrede met 41-000 man, tot de ver meerdering van de bespanning der artillerie, in n woord, tot de goedkeuring van alle militaire uitgaven. Maar in de opgesomde ge vallen gold het den wedijver met Frankrijk. Moet men nu ook al met Engeland, en wel met Engeland's zeemacht concurreeren ? Zoo ja, dan zal de officieuse pers wel spoedig den weg bereiden door gloeiende artikelen over «Afbion's trouweloosheid" en over Duitschland's roeping om als koloniale mogendheid krachtig en indrukwekkend op te treden. NEDERLAND IN GEVAAR. Aan de Eedactie van de Amsterdammer''' Weekblad voor Nederland. Geachte Redactie! Vergun mij een enkel woord naar aanleiding van de bespreking mijner brochure: Is Neder land in gevaar'', in uw blad. lii verband met eene opmerking in genoemde brochure, zult u begrijpen waarom ik dit ver zoek richt tot u en niet tot het dagblad de Amsterdammer. De toon, welke dit laatste blad aanslaat, is mij te.... Tindalachtig. Gp meent, dat de toon van mijne artikelen, die ik gedurende vele jaren in het Nieuws van den Daij enz. schreef, de oorzaak is, dat men zich in Nederland weinig aangetrokken heeft van de daarin medegedeelde feiten. En uit uwe bespreking mijner brochure meen ik dan verder te moeten afleiden, dat de toon dien de heer Tiadal aansloeg, naar uwe zienswijze de ware is: immers, hij deed menigeen uit den dommel opschrikken, bracht de pers in beweging, enz. Mag ik u in de eerste plaats vragen : Waar is het bewijs, dat die toon van schrijven, de oorzaak is van dat verschil in uitwerking der geschriften van den Heer Tindal en van mij ? Ik meen daarvoor geheel andere redenen te kunnen noemen. Ik zal dit echter niet doen, maar u slechts op 't volgende wijzen: Als u mijn toon van schrijven in het Nieuws van den Uny enz. vergoelijkend" noemt, als u meent, dat ik mijn betoogen verzwakte door banale beleefdheidsfrazen" enz., dan hebt u nimmer een artikel van mijne hand gelezenOp den man af' heb ik steeds zonder ver bloemen feiten genoemd, op zóó krasse wijze en gepaard met zulke verwijten rechtstreeks aan de Rcgcering, dat men mij meer dan eens gezegd heeft, dat mijn pen te scherp was. Zeker heb ik nooit kunnen denken, dat men mij zou verwijten een Augiasstal te willen reinigen met glacé-hand.schoenen." De Redactie van het Nieuws van den Da<j zelve zal zeker wel de laatste zijn mij dat verwijt te doen. En toen vóór eenige jaren de Heer Virury met een artikel van mijne hand in het Niemvs van den Dag (24 Sept. 1882) vóór zich, naar aanleiding daarvan in de Tweede Kanier den Minister van Oorlog ter verantwoording riep, heeft hij zeker niet gedacht dat men den schrij ver van /.alk een artikel, zooals waarschijnlijk »Allo gauw, hier die rommel! Denk je, dat ik brand, door jou, wil hebbe ? Neem je cente d'r maar uit, als je ine niet vertrouwt." »Hè, hè, hè, hè," grinnikte de andere, terwijl hij uit het mandje een hoopje centen namen ze op zijn hand liet klinken. »Dat 's nou m'n heele geld; maar de booze kan 't me toch niet afnemen, en jij wel, héKoo? Daar!" Hij gaf 't mandje en liet zich met een zucht achterovervallen, pruttelde nog iets in zichzelf', wat ik niet verstond, en legde zich toen op de linkerzij om te gaan slapen. »Dat 's een ouwe suffe vent, een beetje in. z'n hersens gepikt; maar hij doet geen kwaad," verklaarde mijn geleider. <>Hij is vroeger eea gezete burgerman geweest, maar waardoor ie nou eigenlijk zoo miserabel is geworde weet niemand; hij komt hier al wel een maand of zes geregeld loseere, en als ik of m'n wijf hem zien inkome, neme we 'm z'n mand dade lijk af: nou had ze 'm zeker niet gesnapt." 't Werd mij te benau\yd daar beneden, d-e onbeschrijfelijke lucht die er heerechte deed mij bijna onwel worden, en daarom verklaar de ik, dat ik van de dubbeltjeslogés genoeg had en gaarne ook de slaapgelegenheden van, 25 ets. wou zien. »Met genoege, meheer," antwoordde Koo. »Ja! ik begrijp wel, dat u 't hier niet permenent zou kenne uitbouwen; maar u zal moeten toe stemmen, dat 't voor 'n dubbeltje toch waar achtig niet beter en zuidelijker kan. /t Is nou nog niet eens erg, maar als 't vol is Hm l dan kan ik 't zelvers temet niet harde. Afijn! de meeste lui benne niet. heelemaal kaarsschoon, als ze naar kooi gaan; ze hebbe d'r dan zoo geen benul van, vat u?" Wij klommen de trappen, weer op, en toen mijn gids het luik achter zich liet vallen, hoorde ik hoe hij er een grendel opschoof.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl