De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 april pagina 3

14 april 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 616 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. overen, kwamen ook ouderen van dagen nieuws gierig een kijkje nemen! Menige zwarte neus toonde duidelijk aan, dat men door reten en spleten geloerd had tussehen versch geteerde of geverfde planken. Dichte drommen volks wandelden onophoudelijk rondom de met zeilen en planken potdicht gesloten barakken. Met volle teugen ademden zij de piere?waai-bakterie in, die evenals de gevreesde beri-bcri, weldra de hoofden en beeuen zouden op hol 'oreneen. Het was gemakkelijk vooruit te zien dat de besmettelijke pierewaai-ziekte met onbeteugelbare woede zou uitbreken, en vele barakken te klein zouden zijn om al de lijders te kunnen opnemen. Als ten slotte de gedienstige couranten den volke kond deden dat de kermis geopend was, mocht dit vrij overbodig heeten. Men merkte dat toch wel. 's Morgens vroeg in bed werd men reeds opgeschrikt door serenades op straat, soms van twee draaior gels te gelijk, waarvan het eeue speelde : Quand on couspire et saus frayeur'', en het andere : ,Eéleonore, adieu!!' Op de maat van een militaire marseli, geblazen door een corps Duitschc muzikanten, afgewisseld door het klagende gekerm van doedelzakken, stond men op. Bij het scheren sneed men zich geregeld in de kin, omdat vlak naast het scheerspiegeltje aan het raam, soms op het, meest onverwachts, een echt apcngezieht te voorschijn kwam, dat niet verdween voordat men het venster opengeschoven, en den jongenheer Darwin een cent in het behaarde vuistje gedrukt had. Ging men over tot het insteken van de knoopjes in zijn overhemd dan deed men dat met de meeste zorg, want 's middags tussehen de kramen in het Voorhout ontmoette men letterlijk iedereen. Men ziet het nog voordat men een voet op straat gezet had, was men behoorlijk door de besmette lijke kcrmis-beri-beri aangetast. De smaken verschillen; de eon ging naar den coupletten-dokter Judels, de ander verkoos het paardenmiddel van den heer Oscar Carré, een derde liet zicli opnemen in het derde-klas hospitaal van den heer Blanus, een vierde zocht het in de Gezoude Apotheek"', weer anderen gaven de voorkeur aan de promenade de 2 heures" in het Voorhout bij allen zonder onderscheid was de porte-monnaie overleden en het zoeken naar herstellingsoor den epidemisch geworden. De nicht van Mees had in die dagen hoe ongelooflijk het ook moge schijnen niet minder reputatie clan tegenwoordig bijvoorbeeld Zola. In hare nederige wafelkraam in het Voorhout werden hare werken in gewoon octavo-formaat bij duizende exemplaren afgedrukt en met graagte verslonden. De kamertjes ter zijde van de drukkerij zaten altijd stampvol met menschen, die geduldig uren lang wachtten, totdat het aan de koningin der wafelen behaagde, een zestal deelen, met suiker bestrooid, zoo warm uit de pers op een bord aan te bieden. Weg zijn thans al die heerlijkheden. Voor goed uit de residentie weggevaagd zijn ook de hanswor sten niet de politieke of de letterkundige maar de gewone, die vóór de spellen met den eigenaar, die duidelijk te onderkennen was aan een hoogen hoed en stok met zilveren knop, geestige gesprekken hielden, of elkander op de estrade ach ter na zaten, om op eens in kastjes ter rechter en linker zijde aangebracht, spoorloos te verdwijnen. Voor goed heen gegaan is ook de straat-kunsten maker met ziju drie gedresseerde kauarievogels, die zeker van het harde studeeren hunne staarten verloren hadden. Men begrijpt welk een grootsch schouwspel het opleverde als die drie geplukte vinken midden op straat gezet werden. Op het commando : Voorwaarts, marsch !" stelden zij zich werkelijk met kleine sprongetjes in beweging; en grappig knipte de vertooner met de oogen, als hij den omstanders toeriep: past op je teenen, heercn!" In plaats van al die onschuldige, vronlijke en opwekkende straatdrnkte hebben wij tegenwoordig voortdurend hatelijke standjes tussehen socialen en anti-socialen, die elkaar al even liefelijk aangrijiizen, als indertijd de Hoeksohen en de Kabeljauwfchen, De politie-dienaren moeten elk oogeublik de rol van Filips van Bourgoudiëspalen om er een eind aan te maken. Men ziet ook geen borden meer door de stad dragen, waarop in alle onschuld te lezen staat: Gaat dat zien! De dikste dame der wereld' Zij is achttien jaar oud, en weegt 250 pond." In onze eeuw van gelijkheid van allen en alles scheren over ne kam, zou zulk een buitemnodels jonge juffrouw niet eens meer geduld worden. Wel wordt er druk rondgeloopeu met dezelfde borden, maar het goedige dikke natuur-wonder is er afsescheurd en heeft plaats gemaakt voor het nijdige schrale Recht voor Allen. Gelukkige huisvaders hadden vroeger nog tijd om met hunne kinderen poffertjes of plaatkoeken te gaan eten, en door de stralende gezichten van het opgewonden jonge volkje zelf weer onbezorgd en vrij te worden, mede te dansen en te hossen. Die mannen zijn letterlijk niet meer te herkennen. Tegenwoordig gaan zij geheel alleen met lange lippen, waarop een diep burgerplichtsbesef te lezen staat.... naar liet stem bureau. Zij kennen hun eandidaat op-end-op, na melijk uit het natuurgetrouw, niets partijdig of overdreven conterfeitsel van dien nen uit velen in hunne courant geschilderd, dat zoo wat neer komt op het bekende: zilveren bediening, veel boter en suiker, kamertje leeg." Als men maar niet denkt dat deze kiezers zich verbeelden dat hun eandidaat direct het raadseltje zal oplossen om den Haagsclieu Augiasstal te zuiveren en tevens de Herculische waterwerken in hun al te grooten ijver te breidelen om de badplaats Scheveningen te bederven. Daarvoor hebben zij in hun leven, ondanks de sterke aanprijzingen van de juffrouwen vóór de kramen, te veel sterke boter en platte, taaie broedertjes gegeten. Z. Kunst en Letteren. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het is heden de eerste lentedag. Mijn thermo meter wijst buiten in de schaduw 57°Fahrenhcit, een dit jaar nog niet bereikte temperatuur. Ik zit voor een open raam te schrijven nu is het waar, dat ik niet erg kouwelijk ben uitgevallen , mij in goeden ernst verbeeldende, dat de buitenlucht verrukkelijk is. En de schoonheid van dien nen zachten dag verzoent me met de zes maanden van ellende, die elke goede Hollandsche winter vast en stellig met zicli mede brengt. Zou deze mooie dag (waarvoor een Zoeloe overigens zijn neus zou ophalen) zoo redeneer ik ons een ticndepart zooveel genoegen verschaften, als wij altijddóór zulk weer hadden? Immers neen! Welnu laten we dan tevreden zijn en niet de Zoeloe's' of hoe al die uiterst nonchalant gekleede wandelaars verder mogen heeten benijden, die de schoon heid van den zomer niet kunnen afmeten naar de de leelijkheid van den winter, of m. a. w. die schoonheid in 't geheel nier, kunnen opmerken. Hoe het zij, onze middel-Europcesche leute is voor mij altijd iets heerlijks. Waar zij ook ooit voor mij ontwaakte als zij maar kwam, was ik geluk kig; 't zij ik in eenige heerlijke bo.scii- of bergstreek van het buitenland vertoefde, 't zij ik in liet Zeeuwsche polderland, ingesloten door lau"e en rechte dijken, het waterachtig bestaan van een kikvorsch leidde. Ik was tevreden quand mêine." En dat ben ik nu ook, met mijn 57" Fahreiiheit en mijn open raam. Ik kan zelfs het Vondelpark mooi vinden en zou mr; weer gaarjic in de muziek van muscli en merel verdiepen, als ik het daarover al niet reeds eens gehad had. Ach! ik zie zelfs uit de verte geen kans om het gevoel, dat de lente mij inboezemt met de eischen van de rubriek: Muziek iu de hoofdstad" te vcreenigeii en moet dus nu dat gevoel iu miju boezem gaan verstikken. Komaan dan maar weer, inn/irfc in de hoofdstad ! rijs opnieuw voor mijn geestelijke ooruu or>; zoete tonen van liederiafel en fanfarekorpsen ! weerklinkt nog eens iu mijne herinnering, en dwingt me mij nauwkeurig rekenschap te geven van den indruk dien uw geschctter op mij gemaakt heeft Want, o wee ! als men den toon, die leelijk ( tont court") was, eens bij ongeluk bijzonder" of "eer" leelijk durft noemen! Aanstonds komt de voort brenger van dien toon tegen deze overdrijving op, en zegt verontwaardigd: Mijnheer, miju toon Was eenvoudig leelijk, en gij maakt er zeer" leelijk van. Hoe durft gij!'1 Omgekeerd moet gij niet mecnen, dat men van een toon, die mooi was, en dien men ook bij vergissing bijzonder" mooi genoemd heeft, ooit eens een bedankje krijgt. Want elke aframmelaar van muziekstukken be schouwt het als sous-eiitendu", dat meu liern in de wolken verheft, maar schijnt het niet mogelijk te achten, dat in iemands hersens kan opkomen ook maar het minste in zijn gerammel at' te keu ren ! Elk zoodanig aframmelaar heeft vrienden op de manier van dien vriend van den duizendkunsteuaar" uit Beets' Caiaem en nu begrijpt men welke machtige coalitie men tegen zicli krijgt, door ongelukkigerwijze eens te schrijven: Het spel van den Heer A. maakt op mij niet geheel zoo'n grooten indruk als dat van Rubinstein" ? of: De Heer B. dirigeert niet zoo energiek als von Bülow". Het is ongelooflijk, hoe lang de goede lieden, die zich door dergelijk geschrijf in hun eer getast wanen, den schrijver daarvan irÉt leede oogen kunnen 'ulijven aanzien. Alen zon oppervlakkig denken: dat moet hen toeh eenmaal gaan vervelen ! Maar dit is niet zoo. Men moet bedenken: deze lieden hebben omtrent vermaak nog bijzonder primitieve begrippen, gelijkerwijs meu bij de wilden aantreft. n zoo ziju er voor beelden van, dat een dirigent,, die niet bij von Bülow was vergeleken, zijn gehecle leven wijdde aan het op zijne wijze taquineereu van den onver laat, die dit had durven uitspreken, bestaande in het onvermoeid achter diens rug- om debiteeren van geestitrhedcu ten zijnen koste, waarvan het alleen jammer was, dat zrj door zijne toehoorders niet op den rechten prijs scLeneu te kunnen wor den geschat ...... De Concerten, waarover ik me ditmaal zal heb ben uittelaten, bestaan hoofdzakelijk in ceu Concert van Mcjuff. Seegers, met medewerking van de HU. Timmner en Tibbe, en ceue opvoering van Les Huguenots" iu de Eransche Opera. Aangezien de HH. Timmner en Tibbe hier genoeg zaam bekend zijn, zal ik mij, wat het eerste Con cert betreft, bepalen tot een loffelijke vermelding vau den zang van Mejuffr. Stegere. Deze goed ont wikkelde altzangeres zal zich bij vestiging ter dezer stede zouder twijfel een aangcnameu en hoogst nuttigen werkkring kunnen verschaffen. Zij heeft er alle middelen voor, in 't bij/.onder in qualiteit van liederenzangeres. Misschien mag ik haar in zooverre men na een enkele auditie iemand mag beoordeelen den raad geven niet te vél toon te willen voortbrengen: het scheen mij toe, dat zij haar toon soms forceerde, hetgeen aan haar timbre niet ten goede kwam en iets gemaniëreerds aan haar voordracht gaf. Niets anders dan lof kan ik echter veil hebben voor de uitstekende en zeer passende wijze waarop zij: Ouvre tes yeux bleus" van Massenet gezongen heeft, en dat werkelijk een praestatie van den eersten rang was. Ik hoop, dat men hier dikwijls het genoegen zal mogen l'ebben deze zangeres op soortgelijke wijze liederen te hooren zingen. De opvoering van Les Huguenots" iu de iYaiische Opera is mij niet meegevallen. Het komt mij voor, dat de instudeeriug met niet veel zorg heeft plaats gehad. De ensemble-nummers lieten ditmaal veel te weuschen over, buiten en behalve de bezetting van sommige ondergeschikte partijen, die eveneens zeer gebrekkig was, maar waarvoor misschien gceuc geschikte personen te vinden waren. Hoc liet zij, in de Hollandsche Opera heeft men dezen winter De Hugenoten", als geheel genomen, veel beter gegeven dan Les Huguenots" iu de Frauschc, Ik zeg als geheel'', want tegen Mme Laville-i'ermiuet, als Valentine, en den heer Van Loo, als Kaoul, en vooral tegen Mlle Hollebeke, als Marguerite, kouden de Hollaudsehe artisteu, die respectievelijk deze rollen vervulden, niet aan. Maar daar was zeer zorgvuldige voorbereiding geweest, en dit doet veel door de vingers zien, terwijl die voorbereiding in de Fransche Opera er iu 't geheel niet scheen geweest te zijn. Zoo maakte het begin vau het 4o bedrijf, waar meu uit de samenwerking van zooveel verschillende elementen zoo groot effect kan verkrijgen, ditmaal bijzonder weinig effect. Dit lag gedeeltelijk aan de heer Daruaud, die als Comte de St. Bris niet mot de noodige over tuiging en geestdrift, beter gezegd: fanatisme, zong en speelde, dat aan deze rol een zoo bijzonder karakter verleent (en dat iii de Holl. Opera uit stekend weergegeven werd door den Heer Albcrs), maar hoofdzakelijk aan de gebrekkige mise cu set'uc, waardoor hier alles lamlendig en zouder de miuste eenheid geschiedde. Ik stem toe, dat het personeel van de Fransche Opera te klein is om hiermede groot.e resultaten te kunnen bereiken, maar men hacl tocli iets beters mogen verwachten dan dit. Ook het soldatenkoor in het begin van de derJe acte was letterlijk schreeuwen. De groote liefdes scène tusschen Kaoul en Valentine in de vierde acte herstelde echter veel, lioor de zeer gepassiouneerdc voordracht van Mme Laville-Fermiuet en den Heer Van Loo beiden. Mme Laville-Ferminet is hier zeer gunstig ontvangen en heeft, behalve in luid en langdurig applaus, ook de hulde vau 't publiek in deu meer vasten vorm van kransen enz. mogen tot, zich nemen. Ik wil dit verslag niet eindigen, zonder ook nog met een woord te gewagen van Mlle Hollebeke in wie de meesten althans ik niet niet de colaratuur-zangercs zullen hebben vermoed, die zij bij deze gelegenheid toch gebleken is te zijn. Toon en uitdrukking vau Mlle Hollebeke Iconen zich meer tot liefelijke rollen, als die van Rozenu in Le Roi d'Ys", dan wel tot koninklijke, als die van Margaretha van V'alois in Les Huguenots" zij was hiervoor niet geheel waardig, verheven genoeg maar overigens is de ontwikkeling van Mlle Hollebeke zoo grondig (ook, zooals nu bleek, de technische zijde daarvan), dat ik mij gaarne bij het zeer langdurige applaus aangesloten heb, hetj welk men dezer lieve zangeres in ln;t brgiu van de 2e acte, als hulde aan hare vlekkelooze cu ge parelde voordracht, toegezonden heeft. En dus leverde, alles w M beschouwd, ook deze laatste Aboiinementsvoorstellmg van de Fransche Opera weer veel goeds op. 11 April. F. MUZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 11 April 1889. Het seizoen loopt ten einde; als men het niet tusschenbeiden aan do warmte van het zonnetje voelde, zou het toch in 't oog springen door de aankondiging van laatste concerten", voorlaatste uitvoeringen", afscheidssoirées", enz. Voor den referent zijn dit tot zekere hoogte aangename advertenticn, want zelfs mot de innigste liefde en de meeste ontvankelijkheid voor hetgeen de toon kunst bieden kan, krijgt men langzamerhand te veel in zich op to nemen, om nog van werkelijk genieten te kunnen spreken ! Eene soiree met medewerking van de heeren F. Gernsheirn, Joh. H. Sikemeier, B. Dessau, M. Meerloo en O. Eberle, en van Mej. J. S. (in plaats van Moj. Amanda Eberle, die ongesteld was) werd Donderdag 4 dezer gegeven rnet het menscblievende doel, den heer D. BÜtz Lzn. (on pianist van veel aanleg en belofte, die eveneens medewerkte) een plaatsvervanger te bezorgen. Er werd dien avond veel genoten, allen kweten zich eon amore van hun taak, en ofschoon het liefdadige doel deze uitvoering aan kritiek ont trekt zal men uit de namen der executanten wel kunnen zien dat er oneindig veel meer te loven dan attekeuren was. De heer Conrad Behrens had op jl. Maandag eene soiree georganiseerd met medewerking vau den heer Max van der Sandt; het was niet vol en dat was zeer jammer voor de afwezigen, waut zóó schoon heb ik de heer Behrens nog nooit houreu zingen. Hij gat een tiental liederen en een toegift, vooral de drie Zweedscbe liedjes trofien door eenvoud en iraaie melodie; deze avond zal voor hen, die het voorrecht hadden er tegenwoordig te zijn, onvergetelijk blijven. Onze talentvolle stadgenoot Max v. d. Sandt bewees op nieuw tot welk een verbazingwekkende hoogte zijn techniek ontwikkeld is; bij oogstte eveneens warme en welverdiende toejuichingen. Do door hem bespeelde Blüthner-vleugel uit het magazijn van Geb. Kijken en de Lange stelde de voortreffelijkheid dezer instrumenten op nieuw in bet licht; zij donderen als Zeus en zingen als een nachtegaal! In de opera hadden wejl. Zaterdag de première van Hérold's Xampu; het werk is reeds ecnigzins verouderd; de muziek is nic6 van een onvergan kelijke bekoorlijkheid als b.v. die van Boieldieu's Weiwe Dunte, maar valt dikwijls in het banale. De ouverture zal zich echter op zicli zelf nog lang staande houden; dit was en is nog steeds een uiterst geliefd stuk muziek. De uitvoering was middelmatig; elk der optredenden had eenige verdienstelijke oogen blikken, maar hot geheel was geen geheel. De bezetting was als volgt: Camillu Mevr. Gross, Ritta Mevr. Jaide, Zuinpu de heer von Bongardt, Al/ons de heerWertheim; de heereu Stieriin en Bolle waren in hunne kleine partijen recht goed, koor en orkest verdienen lof. V. HEINZE OVER THIJM. De heer G. A. Heinze, wiens gezondheidstoe stand sedert de verontrustende berichten van dezen winter gelukkig weer veel verbeterd is, schrijft ons van Muiderberg een bartelijken en belangwekkenden brief, dien wij in zijn geheel opnemen. Die anleiteudc Ursache meines Schreibens ist hervorgerufen durch das Lesen Ibrerletzten Num mer des Wochenblattes, welche Sic an die Erinnerung des viel zu früh uus ontfallcnen grossen Mannes Prof. Alberdingk Thijm gewidmet haben. Es hat rnich lange Zeit keine Lectüro so gefesselt als diose allgemeinc Würdigung des Eutschlafenen. Ein altes Sprichwort sagt Von was das Ilcrz voll ist, gent der Mund ber". Auch ich befinde mich in einer solchen Lage, halten Sic es dcmnacn mir zu Gute. wemi ich meine bescheidene Feder darum ergreife. Ich war in meiner langjahrigen musikalischen Laufbahn in Amsterdam zwoimalin verschiedenen Richtungen in der Gelegenheit, mit dem Eutschla fenen in Beziehung zu kommen, sornit fand ich alle die gerühmteu Eigenschaften seines ehrlichen, offenen, ritterlichen und nur i'iir alles Schóno in Kunst und Literator empfünglichen Characters, für mich vollkommen bewahrheitet. Die im Jahre 1844 errichtetc Rederijkerskammer Bilderdijk" in Amsterdam, feierte im September 1856 des Dichters hundertjahrigen Geburtstag; Herr H. J. Schimmel batte dafiir ein ausgebreitetes Festgedicht gcschrieben unter dein Titel Bilderdijks Eero ' weiehes man mir zur Composition bergab. Bei dieser Gelegenheit lernte ich den Herrn Alberdingk Thijm das erstemal naher kennen und sehatzen. Die Warme und Begeisterung mit welcher er ber Bilderdijks Werke urtheilte, war treffend, urn so mebr, da bier der Uuterschied des katholiken und protestanten, durchaus nicht auf sein Urtueil influendrte. Mit runden Worten bezeiehnete er mir ihm, als den ausgezeichnetesteu Dichter der neueren Zeit von den Nieder'andern, dossen Talent in alle Richtungen der Poesio, als Lyrik, Epos und Drama vor seinen Zeitgenossen den Preis davon trug, indern er lebendige und bühne Phantasie, Reichthum der Gedanken und Bilder, Correctheit der Zeichnung und vorall Wóhllaut der Sprache in seinen Werken vorherrschen lies. Ebenso gedachte er der Verdienste seiner thooretiscben Studiën der hollaudischen Sprache. Für mich war diese Unterredung von bleibenden! Werth, denn bei eincm Mann als Alberdingk, der auf so humane Weise, Talente von Glauben zu trennen wusste, kaun man nur auf einen edlen, hochherzigen und uohlen Character schliessen. Wie treffend beantwortet sein letzter Brief an Nicolaas Beets, wenige Tage vor seinem Tode, meine, vor i53 Jahren enipfangonen Eindrücke bor ihri! Prof. Alberdingk Thijm war auch in seiner consequonten Auschauung ein ungewöhulicher Mann! In den darauf folgenden Jahren begegntten wir uns nur im gesclischaftlicten Leben. Erst im September 18ó'7 brachten uns die ausgebreitetea Vondei-F'este wieder auf dem artistischen Gebiete zusanimen. Für die Enthüllung des Monuments (im Voridelpaik, October 1867,) batte Herr Binger (ais Verleger der Voudehverke), ein sebr schwungvolles Festgedicht gcschrieben, welches man mir zur Composition bergab. Einige Tage spiiter war das bcrühmte Fest auf dom Schloss zu Muiden, für welches Alberdingk Thijm eine historisch theatrale Scène gedichtet batte, auf welche ich wiederum die Musik setzen musstc Er, sovvie sein Schwager Architekt Cuijpers" waren berhaupt die Seele der Amster dammer Voiulelleste Die besagte Scène verschaffte mir das Vergnügen eines fterun Bcsuches des Herrn Alberdingk in meiner bescheidenen Wohnung auf der Reguiiersgracht; die^e waren nnn iür mich und Frau Heinze wahre Feststnridon. Wir bewunderten den liebenswürdi>en Mann nicht allein in seiner tieten wissenschafUiclion Begeisterung für die Vondelschen Werke, sondern er liess uns auch. mit Bezug auf dio von ihm gedichtete theatrale Scène, einen Bliek iu seine reienen, vinlfaltigen und doch nur immer practischen Konntnisse des Theaters thim. Er nahm an, das diese Scène, nicht blos in dem u chtcrnen ^Concertzaal, sondern mit allen dienstbaren liültsmitteln der Decorationeii und verschiedenen Lichteffecten, auf eincni grossen Theater in Scène gehen solite. Seine Ansichten und Scenerieu waren so bcraus treffend, effectvoll und doch ausführbar, das ich lebbatt das Bedaucrn aussprach. dass er sich nicht als Intendant odcr Oberregisseur an einem grossen königlichcn Theater hattc fesseln lassen. Meine langjiihrige Beschiiftigung als Dirigent der grossen Oper in Deutscliland und Holland, gab mir hinreichend ein Recht, die viclseitigen Kenatnisse dieses Mannes ber das Theater zu bewundcrn. In ibm war sowobl das poëtische und warm pulsiereiide Geiühl des Katholiken als auch der nüchterne, rnehr kalt berecbnende Verstand des Protestanten vcreinigt. Der Inhalt der Scène bestand aus 6 historischen Personen, welche sich zufallig in dem gastlichen Sculosse von Hooft in Muiden bcgegneten urn dem Dichterkönig Vondel'; ihre Huldo zu bringen. Das Gedicht athmete ganz den grazióseri ritter lichen Siiin seiner Zeit. Die Personen waren: Francisca Duarte (Sopran, Mej. Froschart); Maria Tessekehade Visser, (Alt Mevr. Cuijpers?Alberdingk Thijm); Coiistantin Huijgens, (Tenor, llerr Küster); Pieter Cornelisz. Hooit, (Baryton, llerr Erve Dorens); Caspar Barlaeus, (Bas, Herr Thcunissen); Dirk Jansz. welingli, (der Componist). In der genanen Angabe unsrer historischen Costüme war Alberdin°k uuermüdet. Das per Darapfschitf von Amsterdam kommende lublik, welches vorzüglich aus den hervorragendsten Miinneru dor holiandiseaeii und beigischen Literatur bestand, war zu gross um eszugleicher Zeit in den kleinen Saai des Schlosses aufzunchmen, darum wtirde die Scène mal wiederholt Für Alberdingk Thym waren die Vondelfest erircuhehe Tage, denn sie waren doch nur wirkiich Kinder seines Geistes, umsomehr daausser eines zu starken und contrairen Windes am Enthüungstage des Monumentes, wodurch die Musik der Cantate eigentlich am rechten Piatze nicht gut gehort werden konnte, alles andere vortrefflich gelang. Noch eines uuvergesslichen Tages muss ich erwahncn, an welchem ich Ilofdijks persönliche Hochachtung für Alberdingk Thijm kennen lernte Im Somincr 1880 erhieit ich eine Einladung von dem Abt, Herrn Prof. Brouwers in Bovenkerk, für ein laudliches Fest, welches als einen Schlussder Vondelfestéund sich daran anschliesenden historischen Ausstulluiig (welcher ich jedoch nicht beiwolmtc) gelten nmsste. Die Abfahrt des Dampfbootes war von Amsterdam morgens elf Uhr angesetzt. Hier cutwickelte sich nun langsam der Zusammentiuss der vornehmsten Mauner unserer Li teratur, unter welenen auch Hofdijk war Unter der humanen und tactvollen Manier unsres Gastherrn entwickelte sich sehr schnell unter den verschie denen Elementen, ein beraus geistiges Leben der Conversation, so dass wir uns beinah ungemerkt m Muiden belanden. N ach einem Besuch auf dem Schlosse, mussten wir jedoch das uns angebotene Fruhstuck auf dein Schiffe gebrauchen Der damahge Bürgenieister von Muiden gestattete es nicht anders: das Warum? ist mir bis auf den heutigeu Tag noch dunkel geblieben. Dieses kleine Intermezzo versetze uns nur in heitere Laune, in einer solchen fuhren wir zurtick m das Wasser der Amstel und weiter herauf bis an der Ufer von ? j> Unser Gastherr sorgte immer Iür die gcistige Unterhaltung und brachte manches interessante Gedicht aus früheren Tagen zum Gehör.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl