Historisch Archief 1877-1940
No. 616
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
overen, kwamen ook ouderen van dagen nieuws
gierig een kijkje nemen!
Menige zwarte neus toonde duidelijk aan, dat
men door reten en spleten geloerd had tussehen
versch geteerde of geverfde planken.
Dichte drommen volks wandelden onophoudelijk
rondom de met zeilen en planken potdicht gesloten
barakken. Met volle teugen ademden zij de
piere?waai-bakterie in, die evenals de gevreesde beri-bcri,
weldra de hoofden en beeuen zouden op hol
'oreneen. Het was gemakkelijk vooruit te zien dat de
besmettelijke pierewaai-ziekte met onbeteugelbare
woede zou uitbreken, en vele barakken te klein
zouden zijn om al de lijders te kunnen opnemen.
Als ten slotte de gedienstige couranten den volke
kond deden dat de kermis geopend was, mocht dit
vrij overbodig heeten. Men merkte dat toch wel.
's Morgens vroeg in bed werd men reeds opgeschrikt
door serenades op straat, soms van twee draaior
gels te gelijk, waarvan het eeue speelde : Quand
on couspire et saus frayeur'', en het andere :
,Eéleonore, adieu!!' Op de maat van een
militaire marseli, geblazen door een corps Duitschc
muzikanten, afgewisseld door het klagende gekerm
van doedelzakken, stond men op. Bij het scheren
sneed men zich geregeld in de kin, omdat vlak
naast het scheerspiegeltje aan het raam, soms op
het, meest onverwachts, een echt apcngezieht te
voorschijn kwam, dat niet verdween voordat men
het venster opengeschoven, en den jongenheer
Darwin een cent in het behaarde vuistje gedrukt had.
Ging men over tot het insteken van de knoopjes
in zijn overhemd dan deed men dat met de meeste
zorg, want 's middags tussehen de kramen in het
Voorhout ontmoette men letterlijk iedereen. Men
ziet het nog voordat men een voet op straat
gezet had, was men behoorlijk door de besmette
lijke kcrmis-beri-beri aangetast.
De smaken verschillen; de eon ging naar den
coupletten-dokter Judels, de ander verkoos het
paardenmiddel van den heer Oscar Carré, een derde
liet zicli opnemen in het derde-klas hospitaal van
den heer Blanus, een vierde zocht het in de
Gezoude Apotheek"', weer anderen gaven de voorkeur
aan de promenade de 2 heures" in het Voorhout
bij allen zonder onderscheid was de
porte-monnaie overleden en het zoeken naar herstellingsoor
den epidemisch geworden. De nicht van Mees had
in die dagen hoe ongelooflijk het ook moge
schijnen niet minder reputatie clan tegenwoordig
bijvoorbeeld Zola. In hare nederige wafelkraam in
het Voorhout werden hare werken in gewoon
octavo-formaat bij duizende exemplaren afgedrukt en
met graagte verslonden. De kamertjes ter zijde van
de drukkerij zaten altijd stampvol met menschen,
die geduldig uren lang wachtten, totdat het aan de
koningin der wafelen behaagde, een zestal deelen,
met suiker bestrooid, zoo warm uit de pers op een
bord aan te bieden.
Weg zijn thans al die heerlijkheden. Voor goed
uit de residentie weggevaagd zijn ook de hanswor
sten niet de politieke of de letterkundige
maar de gewone, die vóór de spellen met den
eigenaar, die duidelijk te onderkennen was aan een
hoogen hoed en stok met zilveren knop, geestige
gesprekken hielden, of elkander op de estrade ach
ter na zaten, om op eens in kastjes ter rechter en
linker zijde aangebracht, spoorloos te verdwijnen.
Voor goed heen gegaan is ook de straat-kunsten
maker met ziju drie gedresseerde kauarievogels,
die zeker van het harde studeeren hunne staarten
verloren hadden. Men begrijpt welk een grootsch
schouwspel het opleverde als die drie geplukte
vinken midden op straat gezet werden. Op het
commando : Voorwaarts, marsch !" stelden zij zich
werkelijk met kleine sprongetjes in beweging; en
grappig knipte de vertooner met de oogen, als hij
den omstanders toeriep: past op je teenen, heercn!"
In plaats van al die onschuldige, vronlijke en
opwekkende straatdrnkte hebben wij tegenwoordig
voortdurend hatelijke standjes tussehen socialen en
anti-socialen, die elkaar al even liefelijk
aangrijiizen, als indertijd de Hoeksohen en de
Kabeljauwfchen, De politie-dienaren moeten elk oogeublik
de rol van Filips van Bourgoudiëspalen om er
een eind aan te maken. Men ziet ook geen borden
meer door de stad dragen, waarop in alle onschuld
te lezen staat: Gaat dat zien! De dikste dame
der wereld' Zij is achttien jaar oud, en weegt 250
pond."
In onze eeuw van gelijkheid van allen en alles
scheren over ne kam, zou zulk een buitemnodels
jonge juffrouw niet eens meer geduld worden. Wel
wordt er druk rondgeloopeu met dezelfde borden,
maar het goedige dikke natuur-wonder is er
afsescheurd en heeft plaats gemaakt voor het nijdige
schrale Recht voor Allen. Gelukkige huisvaders
hadden vroeger nog tijd om met hunne kinderen
poffertjes of plaatkoeken te gaan eten, en door de
stralende gezichten van het opgewonden jonge
volkje zelf weer onbezorgd en vrij te worden, mede
te dansen en te hossen. Die mannen zijn letterlijk
niet meer te herkennen. Tegenwoordig gaan zij
geheel alleen met lange lippen, waarop een diep
burgerplichtsbesef te lezen staat.... naar liet stem
bureau. Zij kennen hun eandidaat op-end-op, na
melijk uit het natuurgetrouw, niets partijdig of
overdreven conterfeitsel van dien nen uit velen
in hunne courant geschilderd, dat zoo wat neer
komt op het bekende: zilveren bediening, veel
boter en suiker, kamertje leeg." Als men maar niet
denkt dat deze kiezers zich verbeelden dat hun
eandidaat direct het raadseltje zal oplossen om den
Haagsclieu Augiasstal te zuiveren en tevens de
Herculische waterwerken in hun al te grooten
ijver te breidelen om de badplaats Scheveningen
te bederven. Daarvoor hebben zij in hun leven,
ondanks de sterke aanprijzingen van de juffrouwen
vóór de kramen, te veel sterke boter en platte,
taaie broedertjes gegeten. Z.
Kunst en Letteren.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het is heden de eerste lentedag. Mijn thermo
meter wijst buiten in de schaduw 57°Fahrenhcit,
een dit jaar nog niet bereikte temperatuur. Ik zit
voor een open raam te schrijven nu is het waar,
dat ik niet erg kouwelijk ben uitgevallen , mij
in goeden ernst verbeeldende, dat de buitenlucht
verrukkelijk is. En de schoonheid van dien nen
zachten dag verzoent me met de zes maanden van
ellende, die elke goede Hollandsche winter vast en
stellig met zicli mede brengt. Zou deze mooie dag
(waarvoor een Zoeloe overigens zijn neus zou
ophalen) zoo redeneer ik ons een ticndepart
zooveel genoegen verschaften, als wij altijddóór
zulk weer hadden? Immers neen! Welnu laten
we dan tevreden zijn en niet de Zoeloe's' of
hoe al die uiterst nonchalant gekleede wandelaars
verder mogen heeten benijden, die de schoon
heid van den zomer niet kunnen afmeten naar de
de leelijkheid van den winter, of m. a. w. die
schoonheid in 't geheel nier, kunnen opmerken.
Hoe het zij, onze middel-Europcesche leute is
voor mij altijd iets heerlijks. Waar zij ook ooit voor
mij ontwaakte als zij maar kwam, was ik geluk
kig; 't zij ik in eenige heerlijke bo.scii- of
bergstreek van het buitenland vertoefde, 't zij ik in liet
Zeeuwsche polderland, ingesloten door lau"e en
rechte dijken, het waterachtig bestaan van een
kikvorsch leidde. Ik was tevreden quand mêine."
En dat ben ik nu ook, met mijn 57" Fahreiiheit en
mijn open raam. Ik kan zelfs het Vondelpark mooi
vinden en zou mr; weer gaarjic in de muziek van
muscli en merel verdiepen, als ik het daarover al
niet reeds eens gehad had. Ach! ik zie zelfs
uit de verte geen kans om het gevoel, dat de lente
mij inboezemt met de eischen van de rubriek:
Muziek iu de hoofdstad" te vcreenigeii en moet
dus nu dat gevoel iu miju boezem gaan verstikken.
Komaan dan maar weer, inn/irfc in de hoofdstad !
rijs opnieuw voor mijn geestelijke ooruu or>; zoete
tonen van liederiafel en fanfarekorpsen ! weerklinkt
nog eens iu mijne herinnering, en dwingt me mij
nauwkeurig rekenschap te geven van den indruk
dien uw geschctter op mij gemaakt heeft
Want, o wee ! als men den toon, die leelijk ( tont
court") was, eens bij ongeluk bijzonder" of "eer"
leelijk durft noemen! Aanstonds komt de voort
brenger van dien toon tegen deze overdrijving op,
en zegt verontwaardigd: Mijnheer, miju toon Was
eenvoudig leelijk, en gij maakt er zeer" leelijk
van. Hoe durft gij!'1 Omgekeerd moet gij niet
mecnen, dat men van een toon, die mooi was, en
dien men ook bij vergissing bijzonder"
mooi genoemd heeft, ooit eens een bedankje krijgt.
Want elke aframmelaar van muziekstukken be
schouwt het als sous-eiitendu", dat meu liern in
de wolken verheft, maar schijnt het niet mogelijk
te achten, dat in iemands hersens kan opkomen
ook maar het minste in zijn gerammel at' te keu
ren ! Elk zoodanig aframmelaar heeft vrienden
op de manier van dien vriend van den
duizendkunsteuaar" uit Beets' Caiaem en nu begrijpt
men welke machtige coalitie men tegen zicli krijgt,
door ongelukkigerwijze eens te schrijven: Het
spel van den Heer A. maakt op mij niet geheel
zoo'n grooten indruk als dat van Rubinstein" ?
of: De Heer B. dirigeert niet zoo energiek als
von Bülow". Het is ongelooflijk, hoe lang de
goede lieden, die zich door dergelijk geschrijf in
hun eer getast wanen, den schrijver daarvan irÉt
leede oogen kunnen 'ulijven aanzien. Alen zon
oppervlakkig denken: dat moet hen toeh eenmaal
gaan vervelen ! Maar dit is niet zoo. Men moet
bedenken: deze lieden hebben omtrent vermaak
nog bijzonder primitieve begrippen, gelijkerwijs
meu bij de wilden aantreft. n zoo ziju er voor
beelden van, dat een dirigent,, die niet bij von
Bülow was vergeleken, zijn gehecle leven wijdde
aan het op zijne wijze taquineereu van den onver
laat, die dit had durven uitspreken, bestaande
in het onvermoeid achter diens rug- om debiteeren
van geestitrhedcu ten zijnen koste, waarvan het
alleen jammer was, dat zrj door zijne toehoorders
niet op den rechten prijs scLeneu te kunnen wor
den geschat ......
De Concerten, waarover ik me ditmaal zal heb
ben uittelaten, bestaan hoofdzakelijk in ceu Concert
van Mcjuff. Seegers, met medewerking van de HU.
Timmner en Tibbe, en ceue opvoering van Les
Huguenots" iu de Eransche Opera.
Aangezien de HH. Timmner en Tibbe hier genoeg
zaam bekend zijn, zal ik mij, wat het eerste Con
cert betreft, bepalen tot een loffelijke vermelding
vau den zang van Mejuffr. Stegere. Deze goed ont
wikkelde altzangeres zal zich bij vestiging ter
dezer stede zouder twijfel een aangcnameu en
hoogst nuttigen werkkring kunnen verschaffen. Zij
heeft er alle middelen voor, in 't bij/.onder in
qualiteit van liederenzangeres. Misschien mag ik haar
in zooverre men na een enkele auditie iemand
mag beoordeelen den raad geven niet te vél
toon te willen voortbrengen: het scheen mij toe,
dat zij haar toon soms forceerde, hetgeen aan haar
timbre niet ten goede kwam en iets gemaniëreerds
aan haar voordracht gaf. Niets anders dan lof kan
ik echter veil hebben voor de uitstekende en zeer
passende wijze waarop zij: Ouvre tes yeux bleus"
van Massenet gezongen heeft, en dat werkelijk een
praestatie van den eersten rang was. Ik hoop, dat
men hier dikwijls het genoegen zal mogen l'ebben
deze zangeres op soortgelijke wijze liederen te
hooren zingen.
De opvoering van Les Huguenots" iu de iYaiische
Opera is mij niet meegevallen. Het komt mij voor,
dat de instudeeriug met niet veel zorg heeft plaats
gehad. De ensemble-nummers lieten ditmaal veel te
weuschen over, buiten en behalve de bezetting van
sommige ondergeschikte partijen, die eveneens zeer
gebrekkig was, maar waarvoor misschien gceuc
geschikte personen te vinden waren. Hoc liet zij,
in de Hollandsche Opera heeft men dezen winter
De Hugenoten", als geheel genomen, veel beter
gegeven dan Les Huguenots" iu de Frauschc, Ik
zeg als geheel'', want tegen Mme Laville-i'ermiuet,
als Valentine, en den heer Van Loo, als Kaoul, en
vooral tegen Mlle Hollebeke, als Marguerite, kouden
de Hollaudsehe artisteu, die respectievelijk deze
rollen vervulden, niet aan. Maar daar was zeer
zorgvuldige voorbereiding geweest, en dit doet veel
door de vingers zien, terwijl die voorbereiding in
de Fransche Opera er iu 't geheel niet scheen
geweest te zijn. Zoo maakte het begin vau het
4o bedrijf, waar meu uit de samenwerking van
zooveel verschillende elementen zoo groot effect
kan verkrijgen, ditmaal bijzonder weinig effect.
Dit lag gedeeltelijk aan de heer Daruaud, die
als Comte de St. Bris niet mot de noodige over
tuiging en geestdrift, beter gezegd: fanatisme, zong
en speelde, dat aan deze rol een zoo bijzonder
karakter verleent (en dat iii de Holl. Opera uit
stekend weergegeven werd door den Heer Albcrs),
maar hoofdzakelijk aan de gebrekkige mise cu set'uc,
waardoor hier alles lamlendig en zouder de miuste
eenheid geschiedde. Ik stem toe, dat het personeel
van de Fransche Opera te klein is om hiermede
groot.e resultaten te kunnen bereiken, maar men
hacl tocli iets beters mogen verwachten dan dit.
Ook het soldatenkoor in het begin van de derJe
acte was letterlijk schreeuwen. De groote liefdes
scène tusschen Kaoul en Valentine in de vierde
acte herstelde echter veel, lioor de zeer
gepassiouneerdc voordracht van Mme Laville-Fermiuet en
den Heer Van Loo beiden. Mme Laville-Ferminet
is hier zeer gunstig ontvangen en heeft, behalve
in luid en langdurig applaus, ook de hulde vau
't publiek in deu meer vasten vorm van kransen
enz. mogen tot, zich nemen.
Ik wil dit verslag niet eindigen, zonder ook nog
met een woord te gewagen van Mlle Hollebeke in
wie de meesten althans ik niet niet de
colaratuur-zangercs zullen hebben vermoed, die zij
bij deze gelegenheid toch gebleken is te zijn. Toon
en uitdrukking vau Mlle Hollebeke Iconen zich
meer tot liefelijke rollen, als die van Rozenu in
Le Roi d'Ys", dan wel tot koninklijke, als die
van Margaretha van V'alois in Les Huguenots"
zij was hiervoor niet geheel waardig, verheven
genoeg maar overigens is de ontwikkeling van
Mlle Hollebeke zoo grondig (ook, zooals nu bleek,
de technische zijde daarvan), dat ik mij gaarne bij
het zeer langdurige applaus aangesloten heb,
hetj welk men dezer lieve zangeres in ln;t brgiu van
de 2e acte, als hulde aan hare vlekkelooze cu ge
parelde voordracht, toegezonden heeft.
En dus leverde, alles w M beschouwd, ook deze
laatste Aboiinementsvoorstellmg van de Fransche
Opera weer veel goeds op.
11 April. F.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 11 April 1889.
Het seizoen loopt ten einde; als men het niet
tusschenbeiden aan do warmte van het zonnetje
voelde, zou het toch in 't oog springen door de
aankondiging van laatste concerten", voorlaatste
uitvoeringen", afscheidssoirées", enz. Voor den
referent zijn dit tot zekere hoogte aangename
advertenticn, want zelfs mot de innigste liefde en
de meeste ontvankelijkheid voor hetgeen de toon
kunst bieden kan, krijgt men langzamerhand te
veel in zich op to nemen, om nog van werkelijk
genieten te kunnen spreken !
Eene soiree met medewerking van de heeren
F. Gernsheirn, Joh. H. Sikemeier, B. Dessau, M.
Meerloo en O. Eberle, en van Mej. J. S. (in
plaats van Moj. Amanda Eberle, die ongesteld
was) werd Donderdag 4 dezer gegeven rnet het
menscblievende doel, den heer D. BÜtz Lzn. (on
pianist van veel aanleg en belofte, die eveneens
medewerkte) een plaatsvervanger te bezorgen.
Er werd dien avond veel genoten, allen kweten zich
eon amore van hun taak, en ofschoon het
liefdadige doel deze uitvoering aan kritiek ont
trekt zal men uit de namen der executanten
wel kunnen zien dat er oneindig veel meer te
loven dan attekeuren was.
De heer Conrad Behrens had op jl. Maandag
eene soiree georganiseerd met medewerking vau
den heer Max van der Sandt; het was niet vol
en dat was zeer jammer voor de afwezigen, waut
zóó schoon heb ik de heer Behrens nog nooit
houreu zingen.
Hij gat een tiental liederen en een toegift,
vooral de drie Zweedscbe liedjes trofien door
eenvoud en iraaie melodie; deze avond zal voor
hen, die het voorrecht hadden er tegenwoordig
te zijn, onvergetelijk blijven. Onze talentvolle
stadgenoot Max v. d. Sandt bewees op nieuw tot
welk een verbazingwekkende hoogte zijn techniek
ontwikkeld is; bij oogstte eveneens warme en
welverdiende toejuichingen. Do door hem bespeelde
Blüthner-vleugel uit het magazijn van Geb. Kijken
en de Lange stelde de voortreffelijkheid dezer
instrumenten op nieuw in bet licht; zij donderen
als Zeus en zingen als een nachtegaal!
In de opera hadden wejl. Zaterdag de première
van Hérold's Xampu; het werk is reeds ecnigzins
verouderd; de muziek is nic6 van een onvergan
kelijke bekoorlijkheid als b.v. die van Boieldieu's
Weiwe Dunte, maar valt dikwijls in het banale.
De ouverture zal zich echter op zicli zelf nog
lang staande houden; dit was en is nog steeds
een uiterst geliefd stuk muziek. De uitvoering was
middelmatig; elk der optredenden had eenige
verdienstelijke oogen blikken, maar hot geheel
was geen geheel. De bezetting was als volgt:
Camillu Mevr. Gross, Ritta Mevr. Jaide,
Zuinpu de heer von Bongardt, Al/ons de
heerWertheim; de heereu Stieriin en Bolle waren in
hunne kleine partijen recht goed, koor en orkest
verdienen lof. V.
HEINZE OVER THIJM.
De heer G. A. Heinze, wiens gezondheidstoe
stand sedert de verontrustende berichten van dezen
winter gelukkig weer veel verbeterd is, schrijft
ons van Muiderberg een bartelijken en
belangwekkenden brief, dien wij in zijn geheel opnemen.
Die anleiteudc Ursache meines Schreibens ist
hervorgerufen durch das Lesen Ibrerletzten Num
mer des Wochenblattes, welche Sic an die
Erinnerung des viel zu früh uus ontfallcnen grossen
Mannes Prof. Alberdingk Thijm gewidmet haben.
Es hat rnich lange Zeit keine Lectüro so gefesselt
als diose allgemeinc Würdigung des Eutschlafenen.
Ein altes Sprichwort sagt Von was das Ilcrz
voll ist, gent der Mund ber". Auch ich befinde
mich in einer solchen Lage, halten Sic es
dcmnacn mir zu Gute. wemi ich meine bescheidene
Feder darum ergreife.
Ich war in meiner langjahrigen musikalischen
Laufbahn in Amsterdam zwoimalin verschiedenen
Richtungen in der Gelegenheit, mit dem Eutschla
fenen in Beziehung zu kommen, sornit fand ich
alle die gerühmteu Eigenschaften seines ehrlichen,
offenen, ritterlichen und nur i'iir alles Schóno in
Kunst und Literator empfünglichen Characters, für
mich vollkommen bewahrheitet.
Die im Jahre 1844 errichtetc Rederijkerskammer
Bilderdijk" in Amsterdam, feierte im September
1856 des Dichters hundertjahrigen Geburtstag;
Herr H. J. Schimmel batte dafiir ein
ausgebreitetes Festgedicht gcschrieben unter dein Titel
Bilderdijks Eero ' weiehes man mir zur
Composition bergab. Bei dieser Gelegenheit lernte ich
den Herrn Alberdingk Thijm das erstemal naher
kennen und sehatzen. Die Warme und Begeisterung
mit welcher er ber Bilderdijks Werke urtheilte,
war treffend, urn so mebr, da bier der Uuterschied
des katholiken und protestanten, durchaus nicht
auf sein Urtueil influendrte.
Mit runden Worten bezeiehnete er mir ihm,
als den ausgezeichnetesteu Dichter der neueren
Zeit von den Nieder'andern, dossen Talent in alle
Richtungen der Poesio, als Lyrik, Epos und Drama
vor seinen Zeitgenossen den Preis davon trug,
indern er lebendige und bühne Phantasie,
Reichthum der Gedanken und Bilder, Correctheit der
Zeichnung und vorall Wóhllaut der Sprache in
seinen Werken vorherrschen lies. Ebenso gedachte
er der Verdienste seiner thooretiscben Studiën
der hollaudischen Sprache.
Für mich war diese Unterredung von bleibenden!
Werth, denn bei eincm Mann als Alberdingk, der
auf so humane Weise, Talente von Glauben zu
trennen wusste, kaun man nur auf einen edlen,
hochherzigen und uohlen Character schliessen.
Wie treffend beantwortet sein letzter Brief an
Nicolaas Beets, wenige Tage vor seinem Tode,
meine, vor i53 Jahren enipfangonen Eindrücke
bor ihri!
Prof. Alberdingk Thijm war auch in seiner
consequonten Auschauung ein ungewöhulicher
Mann!
In den darauf folgenden Jahren begegntten wir
uns nur im gesclischaftlicten Leben. Erst im
September 18ó'7 brachten uns die ausgebreitetea
Vondei-F'este wieder auf dem artistischen Gebiete
zusanimen. Für die Enthüllung des Monuments
(im Voridelpaik, October 1867,) batte Herr Binger
(ais Verleger der Voudehverke), ein sebr
schwungvolles Festgedicht gcschrieben, welches man mir
zur Composition bergab.
Einige Tage spiiter war das bcrühmte Fest auf
dom Schloss zu Muiden, für welches Alberdingk
Thijm eine historisch theatrale Scène gedichtet
batte, auf welche ich wiederum die Musik setzen
musstc Er, sovvie sein Schwager Architekt
Cuijpers" waren berhaupt die Seele der Amster
dammer Voiulelleste
Die besagte Scène verschaffte mir das Vergnügen
eines fterun Bcsuches des Herrn Alberdingk in
meiner bescheidenen Wohnung auf der
Reguiiersgracht; die^e waren nnn iür mich und Frau Heinze
wahre Feststnridon. Wir bewunderten den
liebenswürdi>en Mann nicht allein in seiner tieten
wissenschafUiclion Begeisterung für die Vondelschen
Werke, sondern er liess uns auch. mit Bezug auf
dio von ihm gedichtete theatrale Scène, einen Bliek
iu seine reienen, vinlfaltigen und doch nur immer
practischen Konntnisse des Theaters thim. Er
nahm an, das diese Scène, nicht blos in dem u
chtcrnen ^Concertzaal, sondern mit allen dienstbaren
liültsmitteln der Decorationeii und verschiedenen
Lichteffecten, auf eincni grossen Theater in Scène
gehen solite. Seine Ansichten und Scenerieu waren
so bcraus treffend, effectvoll und doch ausführbar,
das ich lebbatt das Bedaucrn aussprach. dass er sich
nicht als Intendant odcr Oberregisseur an einem
grossen königlichcn Theater hattc fesseln lassen.
Meine langjiihrige Beschiiftigung als Dirigent
der grossen Oper in Deutscliland und Holland, gab
mir hinreichend ein Recht, die viclseitigen
Kenatnisse dieses Mannes ber das Theater zu
bewundcrn. In ibm war sowobl das poëtische und warm
pulsiereiide Geiühl des Katholiken als auch der
nüchterne, rnehr kalt berecbnende Verstand des
Protestanten vcreinigt.
Der Inhalt der Scène bestand aus 6 historischen
Personen, welche sich zufallig in dem gastlichen
Sculosse von Hooft in Muiden bcgegneten urn dem
Dichterkönig Vondel'; ihre Huldo zu bringen.
Das Gedicht athmete ganz den grazióseri ritter
lichen Siiin seiner Zeit.
Die Personen waren: Francisca Duarte (Sopran,
Mej. Froschart); Maria Tessekehade Visser, (Alt
Mevr. Cuijpers?Alberdingk Thijm); Coiistantin
Huijgens, (Tenor, llerr Küster); Pieter Cornelisz.
Hooit, (Baryton, llerr Erve Dorens); Caspar
Barlaeus, (Bas, Herr Thcunissen); Dirk Jansz.
welingli, (der Componist). In der genanen Angabe
unsrer historischen Costüme war Alberdin°k
uuermüdet.
Das per Darapfschitf von Amsterdam kommende
lublik, welches vorzüglich aus den
hervorragendsten Miinneru dor holiandiseaeii und beigischen
Literatur bestand, war zu gross um eszugleicher
Zeit in den kleinen Saai des Schlosses
aufzunchmen, darum wtirde die Scène mal wiederholt
Für Alberdingk Thym waren die Vondelfest
erircuhehe Tage, denn sie waren doch nur
wirkiich Kinder seines Geistes, umsomehr daausser
eines zu starken und contrairen Windes am
Enthüungstage des Monumentes, wodurch die Musik
der Cantate eigentlich am rechten Piatze nicht
gut gehort werden konnte, alles andere vortrefflich
gelang.
Noch eines uuvergesslichen Tages muss ich
erwahncn, an welchem ich Ilofdijks persönliche
Hochachtung für Alberdingk Thijm kennen lernte
Im Somincr 1880 erhieit ich eine Einladung von
dem Abt, Herrn Prof. Brouwers in Bovenkerk, für
ein laudliches Fest, welches als einen Schlussder
Vondelfestéund sich daran anschliesenden
historischen Ausstulluiig (welcher ich jedoch nicht
beiwolmtc) gelten nmsste. Die Abfahrt des
Dampfbootes war von Amsterdam morgens elf Uhr
angesetzt. Hier cutwickelte sich nun langsam der
Zusammentiuss der vornehmsten Mauner unserer Li
teratur, unter welenen auch Hofdijk war Unter der
humanen und tactvollen Manier unsres Gastherrn
entwickelte sich sehr schnell unter den verschie
denen Elementen, ein beraus geistiges Leben der
Conversation, so dass wir uns beinah ungemerkt
m Muiden belanden. N ach einem Besuch auf dem
Schlosse, mussten wir jedoch das uns angebotene
Fruhstuck auf dein Schiffe gebrauchen Der
damahge Bürgenieister von Muiden gestattete es
nicht anders: das Warum? ist mir bis auf den
heutigeu Tag noch dunkel geblieben.
Dieses kleine Intermezzo versetze uns nur in
heitere Laune, in einer solchen fuhren wir zurtick
m das Wasser der Amstel und weiter herauf bis
an der Ufer von ? j> Unser Gastherr sorgte immer
Iür die gcistige Unterhaltung und brachte manches
interessante Gedicht aus früheren Tagen zum Gehör.