De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 april pagina 4

14 april 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 616 An den Ufern erwarteten uns urigefahr zvvanzig Wagen, welche die Bauern von Bovenkerk für ihren Herrn Pastor (tinseren Gastherrn) mit seinen Gisten zur Verfügung gestellt batten. Ein schoner Bewcis der Verehrung. Nach zwanzig Minuten geselligen Fahrens, kamen wir in die freundliche Pastorie von Bovenkerk. Nach einem Besuch der Kirche, gebaut von unserem Cuijpers, welche vor allem wegen ihres Einganges sehr belangreich ist verflogen uns in angenehmer Weise die Stunden bis zum Diner. Dieser war nun eigentlich mehr ein Banket zu nennen, so reien und fürstlich war dass gebotene, welches noch mehr erhöht wnrde, durch die wirklich poetischen und geistigen Vortrage mit -welchen unser Gastherr die verschiedeuen Gange des Diners zu verbinden wusste. Dass beinahe alle an Tafel als achte Ritter von Geist und Feder sich spater daran anschlossen, versteht sicb. von selbst. Die Wagen brachten uns Abends wieder zurück nach Amsterdam. Am Paleis voor Volksvlijt verliessen wir dieselbcn. Der Zufall hatte mich in einem von diesen mit Hofdyk zusammen gebracht; es erging ihm wie mir, er war entzückt iiber all das Empfangene und Gehorte. Als von selbst kamen wir auf die Vondelfestc zu sprechen und demnach auch auf Alberdingk Thijin, sowie dessen Verehrung für Bilderdijk. Da verfiel Hofdy'k in die treffende und sinnige Beurtheilung: Ja, Ja! Alberdingk Thijm ist ein seltener Mann, gleich talent- und charaktervoll; er kann wohl um seine Priucipien zu vertheidigen, manchmal die eigensinnigen Gewohnheiten des eisernen Graten Bismarck" annehmen, doch iin Grunde ist sein Inneres hochherzig und in Sachen von Kunst, bei vielem Wissen, ausserst human. Talent gegen Glaubensachen, kommen bei ihm nie in Anmerkungl?Sehr richtig, erwiederte ieh^dies beweist er in seiner grenzenlosen Verehrung von Bilderdijk! Alle Manner von wabrem Geist und Wissen, erwie derte er bewegt, wissen Sacben von Personen zu trennen, dies lehrte uns wiederum berzeugend der heutige Festtag, wo unser President, welcher uns Alle beherrschte, nur der Geist der Humanitat war! Soinit reichte er mir die Hand und ging in sein Hans. Er war ein so recht rund ausgesprochenes Brtheil von Hofdijk, nicht allein für Alberdingk, sondern auch führ ihm, characteristiscb und ebrend. Nun sind sie uns Beide entfallen. Für mich und die Meinen waren sie liebe Kreunde! Sie eind uns je.doch nur vorangegangen in jene ewig lichten Höhen des Jenseits, wo ihre poetischen Seelen ausrufen können gleich Göthe im zweiten Theil seines Faust: Hier wird die Aussicht freier." Mein Schreiben ist langer geworden als ich es vermuthete; Betrachten Sie es als einen kleinen Beitragfür das Piedestal der Unsterblichkeit unsres gemeinschaltlich Verehrten Prof. ALBBEDINGK THIJM. Genehmigen Sie werthe Herren die Versicherung meiner vorzüglichsten Hochachtung, ergebenst G. A. HBINZE. MODERNE FRANSCHE SPROOKSPREKERS. I. GUT BE MAUPASSANT. Onder de werklui was er niemand zoo onge lukkig in de -keus van zijn vak geweest als Ie père Boitelle (Antoine). Rioolruimer, schoonmaker van verstopte goten en dergelijke akeligheden, beklaagde hu zichzelven over de ellende van zijn beroep. Als men hem vroeg, waarom hij het dan gekozen had, antwoorde hij, dat zijne kinderen honger hadden. Vervolgens voegde hy' er by', dat alles kwam, omdat hij niet naar zijn zin ge trouwd was. Toen hij soldaat was, werd hij naar Havre in garnizoen gezonden. Gaarne zwierf hij langs de kaden, om op de vogelmarkt naar de bontge kleurde papegaaien te gluren, die uit Afrika of Amerika kwamen. Hij stond stil bij de kooien met kakatoea, en beproefde of ze ook spreken konden. Op zekeren morgen zag bij de deur van een klein koffiehuis naast den vogelkoopman opengaan, en eene kleine negerin met een rooden zijden doek om het hoofd, welke (n.l. de ne gerin) de kurken en het zand uit het koffiehuis naar buiten veegde. Opgetogen bleef Boitelle naar de negerin staren, die van hare zijde met ingenomenheid de uniform van den soldaat waarnam. Hij maakt er nu eene gewoonte van, om eiken dag naar het cafédes Colonies te wandelen, en een glimlachje te wisselen met de negerin, wier witte tanden tusschen hare donkere lippen schit terend uitkwamen. Weldra ging hij in het koffijhnis, en was verwonderd, dat de zwarte Fransch sprak. Sedert dien dag besteedde hy' zijn pover zakgeld, om het genoegen te smaken door de negerin te worden bediend. Spoedig bemerkte hij, dat zyne vriendin een braaf, zuinig en godsdien stig schepsel was, en besloot hij haar ten huwe lijk te vragen. De negerin danste van pleizier, toen zij dit hoorde. Ook had zij wat geld, haar nagelaten door eene oesterverkoopster, die haar heel jong van een Amerikaanschen kapitein gekregen had. Maar Boitelle zeide haar, dat hij eerst de toestemming van zy'ne ouders hebben moest, en dat hij nooit tegen den wil zijner ouders trouwen zou. Een ?week later ging hij met verlof naar Tourteville by' Yvetot, waar zijne ouders eene kleine boerdery bezaten. Na den maaltijd begon Boitelle zy'nen oudere mee te deelen, dat hu wilde trou wen, dat hij eene voortreffelijke bruid had ge vonden die vijttien honderd franks in de spaar bank had, maar, dat ze niet byzonder blank was. Toen de ouders hoorden, dat het eene negerin was, zetten ze groote oogen op. Er werd besloten, dat zij eerst de aanstaande schoondochter zouden zien, voordat zy1 hunne toestemming gaven. Daar Soitelle eenige weken later uit den dienst werd ontslagen, besloot hij des Zondags daarop met zijne vriendin naar Tourteville te reizen. Zij bad haar mooiste kleerenaan, en trok aller pogen tot zich door de bonte kleuren van haar toilet. Zijne ouders wachtten hen by het station met eene kar. Toen zij de negerin zagen bleven ze met den mond vol tanden staan, maar Boitelle deed ze ken nis maken en onder het rijden naar de boerderij vertelde hij eene geschiedenis van eene ki; en acht eieren, zeer bekend in de familie, maar waarover allen, de negerin niet het minst, hartelijk lachten. Toen zij waren aangekomen, ging de zwarte naar de keuken, om een beerlijken schotel klaar te maken. De familie was zeer vroolijk aan den maaltijd, maar toen Boitelle daarop met zy'ne ouders raad pleegde, zeide ze: Als ze maar een beetje minder zwart was, dan zou het nog gaan l" Zij maakten samen eene wandeling door de velden, maar de boeren liepen te hoop om de negerin te bekijken, zoodat de ouders verschrikt naar huis vluchtten. Toen moest Boitelle tot zijne vriendin zeggen: Ze willen me hunne toestemming niet geven, ze vinden dat je al te zwart bent!" Weenend bracht hij haar naar den trein, maar zijne ouders bleven bij hunne weigering. En daarom vertelde Boitelle later daarom is er niets van mij terecht gekomen. Ik ben wel getrouwd en ik houd ook veel van mijne vrouw . . . maar... l'aittre, voyez-vouz, manégresse, allen avait qu'a me régarder,jéme sentais comme transporté..." Deze eenvoudige historie is door Guy de Maupassant verteld in zijn jongsten bundel: kleine ver tellingen La Maingauche". 1) De grootste bekoor lijkheid er van de verwonderlijk fraaie Fransche taa l gaat verloren, zoodra men zoo iets oververtelf. De naïeve verhaaltrant kan eenigszins behou den blijven, hoewel ook hier veel verloren gaat. Het is de moeite waard op een modern Fransch sprookspreker als De Maupassant de aandacht te vestigen, omdat er in de tegenwoordige her leving der kleine vertellingen een letterkundig feit van gewicht schuilt. Franschen en Italianen hebbon sedert de middeleeuwen om strijd uitge blonken in de kleine vertelling. Boccaccio is begonnen in dit vak een Europeeschen roem te winnen, nadat Fransche middeleeuwsche sprooksprekers hem den weg hadden gewezen. Hij werd gevolgd door zijne landgenooten: Ser Giovanni, Masscucio di Salerno en Luigi da Porto, door Cinthio, Grazzini, Straparola en Bandello. In Engeland werden zij gevolgd door Chaucer, in Nederland door Potter van der Loo, in Frankrijk door de Koningin van Navarre, door Dasperriers, door Lafontaine. Deze korte novelle had het voordeel bijna ieder te behagen. De letterkundige kunst trad in dezen vorm als eene zeer amusante kunst op. Zonder eenige aanspraak op diepe verborgenheden of ver strekkende omwentelings-plannen hield men zich aan het programma der middeleeuwsche sprooksprekers. Men wilde hoorder of lezer eenige oogenblikken aangenaam bezighouden door een zonderling voorval, dat tot lachen dwong. De latere novellisten behielden dit plan en den uit muntenden zin voor het comische der middel eeuwsche sprekers. Sedert Boccaccio legde men er zich tevens op too de kleine vertelling in den schoonsten vorm voor te dragen. In eenvoudigen, kristalhelderen, hoogstbeschaai'den stijl werd er verteld. Boccaccio's Decamerone" en Lafontaine's Contes" bie den in Italiaansche proza en in Fransche verzen een bijna onovertroffen model van taalschoonheid. Slechts een bezwaar deed zich meer en meer gelden. De vertellers rekenden meer op den lachlust hunner hoorders dan op de kwetsbaarheid van hun zedelyk gevoel. De toon der sproken en novellen muntte niet uit door ernst of eerbaarheid. In de middeleeuwen, zelfs in de 15de en 16de eeuwen, kwam er weinig verzet. In de 17de en de 18de werd het gebrek aan zedelijken zin her haaldelijk gegispt, en zwegen de vertellers - doch niet allen. In Frankrijk verschenen er nieuwen, die steeds den ouden trant volgden Voltaire, met zijn Ce qui plait aux dames, Piron met zijn Bosine, Diderot met zijn Le frère Cóme. Voorts Gresset, de Graaf de Caylus, Desfontaines, Marmontel, Pons de Verdun en de Chevalier de Boufflers. Terwijl overal elders de kleine vertelling uit de letterkunde verdween, bleef de Franco-Gallische geest (l'esprit gaulois) de Fransche vertelling voort zetten, om er in. onze dagen een nieuwen bloei aan te verzekeren. Voor het eerst kwamen sedert weinige jaren en kele redactiën van dagbladen op de gedachte, om in plaats van eene lankwijlige redeneering over de poli tiek van den dag, waarin niemand behagen schept, dan de auteur en enkele zestigjarige bitteraars in een koffiehuis van den derden rang,eenvoudig een verhaal in proza te geven, nauwelijks drie of vier kolommen groot. Het spreekt wel van zelf, dat hier enkel van Fransche dagbladen (Figaro, Voltaire, Gil Bas) wordt gesproken. Het eerzame krantenlezend Engeland en Nederland zouden zich de hairen voe len ten berge rijzen, wanneer zulk eene hemeltergende mode ooit werd n agevolgd buiten Frankrijk. Intnsschen openbaarde zich daar plotseling een geheel eigenaardige begaafdheid, om de kleine vertelling (Ie conte) te doen herbloeien. Een schaar van jonge schrijvers stond op Alphonse Daudet, Ludovic Halévy, Gyp, Théodore de Banville. Armand Silvestre, Catulle Mendès, en Guy de Maupassant. Van de laatste trits kan ik niet met onver deelde ingenomenheid spreken, omdat zij soms al te zeer misbruik maken van den ouden vrijen toon der vertellingen van Boccaccio of van de Cent Nouvelles Nouvelles". Lafontaine deed dit ook, maar hij toonde meer smaak en kieschheid, dan onze tijdgenooten. Wat De Maupassant be treft, hij heeft reeds ettelijke bundels met vertel lingen bijeengebracht (La maison lellier Mlle Fifi, Contes de Ja Bécasse Les Soeurs Rondoli La Main Gaucliè), die in den regel zich onderscheiden door eene vrijheid van toon, even verwonderlijk, als de voortreffelijke stijl, waarin ze geschreven zijn Enkelen zijn onberispelijk zoowel naar inhoud, als naar vorm, zooals: b.v. En Familie, waarin de heb zucht van eene familie by het onverwacht sterven eeneroude. lastige moeder wordt geschilderd, terwijl later blijkt, dat deze slechts schijndood was en aanstonds opmerkt, hoe hare kinderen hare commode, het eenige mooie meubel uit het huis, reeds naar hunne kamers hebben overgebracht. Zoo: Un Reveillon, wederom de geschiedenis van een boer en eene boerin, die het lijk van hun vader in een turfkist bergen, omdat zij maar een bed en in lang niet rustig geslapen hebben. Zoo Sainte Antoine, de historie van een loozen boer, die in 1871 een Pruis bij zich ingekwartierd kroeg, hem in drift dood sloeg, en zich zoo handig wist te gedragen, dat men aan desertie geloofde. Doch bet meesterstuk van Guy de Maupassant is Boule de Suif in den bekenden bundel Les Soirees de Médan. Reeds heb ik elders hare geschiedenis oververteld (Nederland, 1883), zoodat ik hierover zwijg. Maar zeer zeker sluit ik mij aan bij Jules Lamatre, als hij zegt: II reste a M. de Mau passant d'être un crivain a peu prèa irr prochable dans un genre qui ne l'est pas, si bien qu'il a de quoi désarmer les austères et plaire doublement aux autres." Dr. JAN TEN BRINK. 1) Dewxiéme dition. Paris, Paul Ollendorf 1889. KRETZER's MEISTER TIMPE". (Berlin, Fischers Verlag 1888.) Van dit mooie boek verscheen de vorige week eene uitstekende vertaling (bij den heer Van Druten te Sneek) bewerkt door F. Z. Mehler. Max Kretzer, een gewezen boekdrukkersgezel, behoort tot de jongere Duitsche schrijvers, die niet gaan langs platgetreden paden, maar eenen eigen weg zoeken. Over het geheel is Kretzer kalgier dan velen dier jongeren, hij werkt ijverig en slechts bywijlen schiet hij uit zijne slof om het een of ander werk dat grooten opgang maakt, eenen opgang, die volgens Kretzer zeer onverdiend is, duchtig onder handen te nemen. Men denke slechts aan zijne Vermöbelung" van Lindau's Zug nach dem Westen" 1). Met het jüngste Deutschland" staat hij overigens op zeer gespannen voet, wat ook onlangs weer bleek uit zijne trou wens vrij mislukte satire op die kliek in zijnen bundel Das bunte Buch". Kretzer is een man. die met bcwonderenswaardigen ijver heeft gewerkt en met oenen ijver die niet onbeloond is gebleven. Zijne eerste schetsen en zijne eerste romans hadden, bij veel karakte ristieks, veel onbeholpens en kinderachtigs, wat zich ook in de taal openbaarde, met de grammatica stond hy op zeer gespannen voet. Indien men hem dan ook al met Zola vergeleek, was dit alles behalve omdat hij dezen meester op het instrument der taal evenaarde in verrukkelijke woordenkeur, in helderheid van uitdrukking, het was eenvoudig omdat hij in sommige romans (b.v. Die Verkommenen'', Die Betrogenen", Drei Weiber") krasse dingen beschreef en in allen gevalle bewees dat hij goed kon zien". Baas Timpe" is ontegenzeglijk Kretzer's beste ?werk tenzij men den eerepalm wil toereiken aan zijn onlangs verschenen roman: Ein verschlossener Mensch." Wol is de taal nog niet vol komen onberispelijk, wel komen er in het boek zoo soms van die hyperromantische trekjes voor die we in romans van het gewoon kaliber ont moeten (zie bijv. pag. 246), doch het geheel is zoo aangrijpend, zoo machtig, dat men zich aan die kleinigheden niet stoort. Het is weer een sociale roman, evenals Die beiden Genossen" 2) het is de geschiedenis van eenen doodeerlijken, knappen draaiersbaas die door de concurrentie mot de fabrieken ten onder wordt gebracht - het is eene episode uit den strijd tusschen kapitaal en arbeid. Naast het huis van den braven Timpe verrijst eene groote fabriek, die al spoedig goedkooper en minder solied levert, wat Timpe solieder en uit den aard der zaak duurder van de hand moet zetten. Frans, de eenige zoon van den baas, een verwend heertje, een koel, berekenend koopman, die op kantoor is bij Timpe's concurrent, weet al spoedig diens vertrouwen te winnen, huwt met Urban's stiefdochter en wordt zijn stille com pagnon. De verklaring van Timpe's toegeeflijk heid voor al de slechte streken van Frans, als hij nog jong, voor zijne uitspattingen als hij wat ouder is, wordt zoo eenvoudig, maar zoo echt menschkundig verklaard door: Zijn eerste kind was een meisje geweest, maar het was terstond na de geboorte overleden. Daarna was zijn zoon geboren en na dezen weer een meisje, dat tien jaar oud geworden was en toen eveneens aan de ouders ontrukt werd. De smart van Johannes Timpo en zijn trouwe echtgenoote -was onuitspre kelijk groot geweest. Maar toen zij zagen, hoe hun zoon tot een aardigen knaap opgroeide en zich flink ontwikkelde, kwamen zij langzamerhand tot berusting en droegen alle liefde, die zij voor bun bloeiend dochtertje aan den dag gelegd had den, op hem alleen over. Zij zagen zijn zwak heden, die zich openbaarden in zijn neiging tot allerlei kattekwaad, tot het verloochenen dor waar heid, tot draaierij en tot luiheid, over het hoofd; en zij troostten zich met het zelf bedrog, dat deze slechte kiem wel zou verstikken, wanneer de vrucht maar eerst tot rijpheid kwam. Want Frans was hun tro'.s, de drager vaii den naam zijns vaders; van hem verwachtten zy de verwerkeling van al hunne plannen voor de toekomst." In den strijd tegen de groot-industrie kan Timpe het niet volhouden, hij verliest zijn klanten en moet van lieverlede al zijn knechts gedaan geven. Daarbij komt huiselijk leed. Zijn groot vader, zijn vrouw sterft. En met Frans, die bo vendien eenige modellen zijr s vaders heeft gestolen zijn alle betrekkingen afgebroken. Timpe wordt een zonderling en sluit zich geruimen tijd in zijn huis op. Eindelijk geeft hij lucht aan zijn smart en zijnen wrok, door in een vergadering van sociaal democraten oproer te prediken. Na deze verga dering wordt hij ziek en eenigen tijd verpleegt hem de zuster van zijnen braven knecht Beyer, een eerlijk sociaal-democraat, die intusschen in Timpe's werkplaats voor den baas werkt. Doch als Timpe weer hersteld is, verklaart hij de in hart en nieren koningsgezinde man dat hij niets met de sociaal-democraten te maken wil hebben en jaagt Beyer met zijn zuster vrij wel de deur uit. Weer begint zijn leven als kluizenaar, de hypotheek op zijn kleine woning wordt hem opgezegd en ten slotte kruipt hij in zijn kelder, waar men hom vindt, gestikt door de rookwolken dor krullen, die hij zelf in brand gestoken heeft. Met zijn linkerhand omklemde hij hot portret van zijn zoon, terwijl zijn rechter, als tot een eed opgehever, tegen een der sporten van de ladder leunde, alsof hij nog in den dood een aanklacht tegen hem tot den hemel wilde richten. Op het opgemaakte bed lag naast de portretten van grootvader en Karolina, voor allen zichtbaar zijn laatste wil." Alles wees er op, dat een buiten gewone oorzaak hem in den dood gedreven had. Op den gewitten muur stonden met groote letters, als door een onvaste kinderhand geschreven, drie of viermaal de woorden: Leve de keizer. Lang leve de keizer!" En terwijl men den doode in zijn kaïner op een rustbed neerlegt, komt de eerste trein over de stedelijke spoorbaan snuiven, die zijn zegenrijken intocht door de steenzee van Berlijn hield', het symbool van de nieuwe orde van dingen, die het doet wijken. Indien bij Kretzer iets aan Zola doet denken, dan is het deze symboliek 3) en verder de plas tische beschrijvingen, die in het boek voorkomen. De vergadering der sociaal-democraten, de werk staking, zijn zeldzaam knappe hoofdstukken men behoeft echter niet zeer scherpzinnig te zijn om te ontdekken hoe dwaas het is, het te doen voorkomen of Kretzer een slaafsch navolger van Zola is. Ten slotte zij nog dit opgemerkt: de naam van Zola schrikt velen af. Iemand, die iets met Zola gemeen heeft, moet volgens den oppervlakkige, per se onbetamelijkheden schrijven. Welnu, hij zij in deze volkomen gerust Baas Timpe" is vol komen vrij van onbetamelijkheden. Het is een mooi boek dat wij dringend ter lezing aanbevelen. J. VAN MEEWESIEIJN. Paul Lin;in, Jahr1) Der litterarische Johannistrieb daus" te vinden in Das gang 1887, no. 1. 2) Onlangs in Nederlandsche vertaling ver schenen bij den heer Rössing. 3) Over Zola als symbolist leze men de scherp zinnige studie van Georg Brandes (Deutsche Rundschau Jan. 1888), onlangs afzonderlijk ver schenen als no. 10 der Litterarische Volkshefte." V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Tot opvolger van Alexandre Cabanel, den be kenden patroon van het Fransche academisme is als dief d1 atelier de peinture aan de Ecole des Beaux Arts benoemd: Elie Delaunay, lid van het Instituut. Delaunay is de schilder van zeer be studeerde, zeer geleerde, meer zeer gepozeerde en ijzerachtige portretten. Op de groote tentoon stelling te Amsterdam in 1883 zag men van hem twee zeer frappante koppen, een Titania en een Bradamante. De Fransche iconophiel en eigenaar van een kostbare prentenverzameling H. Beraldi geeft een merkwaardig werk uit over de Graveurs van de negentiende eeuw, dat voor de verzamelaars van moderne prenten van veel waarde is. In de acht deelen die verschenen zijn, worden o. a. behan deld Bracquemond, Chauvel, Gaucherel, Guérard Johannot, Gavarni, Gaillard, Daumier, Géricault, Gigoux, AndréGill, Paul Huet, Seymour Haden. Gustave Boulanger, de onlangs gestorven Fran sche schilder, had een testament gemaakt ten gunste van een vriendin, Mme Nathalie, van de Comédie Franchise, die echter vóór hem gestorven was, ten gevolge waarvan zijn nalatenschap, aan den Staat gekomen, publiek verkocht werd. Deze auctie bracht 57,000 francs op. Een met crayon geteekcnd portret door Ingres gold alleen niet minder dan 1825 francs. De Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam hield Donderdag 28 Maart een kunstbeschouwing van schetsen en teekeningen, nagelaten door Anton Mauve. Deze studiën, meerendeels bladen uit den schat van Mauves schetsboeken, waren daarna eenige dagen te zien bij den Amsterdamschen kunstkooper den beer C. M. van Gogh. Het Dordrechtsch museum, dat, eenmaal zijn zinnen op iets gezet hebbende, niet bang is een goede som te betalen, heeft op de auctie-Vincentvan Gogh een Mauve van al wat vroeger tijd aangekocht voor den niet geringen prijs van/"3320. In de maanden Mei en Juni jal te Londen, the right exbibition in the right place, een tentoonstelling worden georganiseerd van caricaturen, van den tijd van Hogarth tot heden. De Magazine of Art van April bevat een arti kel van de Kepplestone-portret-galerij, met repro ductie van de portretten van SirFrederickLeighton, Jozef Israëls, J. Luke, S, Sargent, Fildes, Jules Breton en du Maurice.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl