Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 616
An den Ufern erwarteten uns urigefahr zvvanzig
Wagen, welche die Bauern von Bovenkerk für
ihren Herrn Pastor (tinseren Gastherrn) mit seinen
Gisten zur Verfügung gestellt batten. Ein schoner
Bewcis der Verehrung. Nach zwanzig Minuten
geselligen Fahrens, kamen wir in die freundliche
Pastorie von Bovenkerk. Nach einem Besuch der
Kirche, gebaut von unserem Cuijpers, welche vor
allem wegen ihres Einganges sehr belangreich ist
verflogen uns in angenehmer Weise die Stunden
bis zum Diner. Dieser war nun eigentlich mehr
ein Banket zu nennen, so reien und fürstlich war
dass gebotene, welches noch mehr erhöht wnrde,
durch die wirklich poetischen und geistigen
Vortrage mit -welchen unser Gastherr die
verschiedeuen Gange des Diners zu verbinden wusste.
Dass beinahe alle an Tafel als achte Ritter von
Geist und Feder sich spater daran anschlossen,
versteht sicb. von selbst.
Die Wagen brachten uns Abends wieder zurück
nach Amsterdam. Am Paleis voor Volksvlijt
verliessen wir dieselbcn.
Der Zufall hatte mich in einem von diesen
mit Hofdyk zusammen gebracht; es erging ihm
wie mir, er war entzückt iiber all das Empfangene
und Gehorte. Als von selbst kamen wir auf die
Vondelfestc zu sprechen und demnach auch auf
Alberdingk Thijin, sowie dessen Verehrung für
Bilderdijk.
Da verfiel Hofdy'k in die treffende und sinnige
Beurtheilung:
Ja, Ja! Alberdingk Thijm ist ein seltener Mann,
gleich talent- und charaktervoll; er kann wohl um
seine Priucipien zu vertheidigen, manchmal die
eigensinnigen Gewohnheiten des eisernen Graten
Bismarck" annehmen, doch iin Grunde ist sein
Inneres hochherzig und in Sachen von Kunst, bei
vielem Wissen, ausserst human. Talent gegen
Glaubensachen, kommen bei ihm nie in
Anmerkungl?Sehr richtig, erwiederte ieh^dies beweist
er in seiner grenzenlosen Verehrung von Bilderdijk!
Alle Manner von wabrem Geist und Wissen, erwie
derte er bewegt, wissen Sacben von Personen
zu trennen, dies lehrte uns wiederum berzeugend
der heutige Festtag, wo unser President, welcher
uns Alle beherrschte, nur der Geist der Humanitat
war! Soinit reichte er mir die Hand und ging
in sein Hans.
Er war ein so recht rund ausgesprochenes
Brtheil von Hofdijk, nicht allein für Alberdingk,
sondern auch führ ihm, characteristiscb und ebrend.
Nun sind sie uns Beide entfallen.
Für mich und die Meinen waren sie liebe
Kreunde!
Sie eind uns je.doch nur vorangegangen in jene
ewig lichten Höhen des Jenseits, wo ihre poetischen
Seelen ausrufen können gleich Göthe im zweiten
Theil seines Faust: Hier wird die Aussicht freier."
Mein Schreiben ist langer geworden als ich es
vermuthete;
Betrachten Sie es als einen kleinen Beitragfür
das Piedestal der Unsterblichkeit unsres
gemeinschaltlich Verehrten
Prof. ALBBEDINGK THIJM.
Genehmigen Sie werthe Herren die Versicherung
meiner vorzüglichsten Hochachtung,
ergebenst
G. A. HBINZE.
MODERNE FRANSCHE SPROOKSPREKERS.
I.
GUT BE MAUPASSANT.
Onder de werklui was er niemand zoo onge
lukkig in de -keus van zijn vak geweest als Ie
père Boitelle (Antoine). Rioolruimer, schoonmaker
van verstopte goten en dergelijke akeligheden,
beklaagde hu zichzelven over de ellende van zijn
beroep. Als men hem vroeg, waarom hij het dan
gekozen had, antwoorde hij, dat zijne kinderen
honger hadden. Vervolgens voegde hy' er by', dat
alles kwam, omdat hij niet naar zijn zin ge
trouwd was.
Toen hij soldaat was, werd hij naar Havre in
garnizoen gezonden. Gaarne zwierf hij langs de
kaden, om op de vogelmarkt naar de bontge
kleurde papegaaien te gluren, die uit Afrika of
Amerika kwamen. Hij stond stil bij de kooien
met kakatoea, en beproefde of ze ook spreken
konden. Op zekeren morgen zag bij de deur van
een klein koffiehuis naast den vogelkoopman
opengaan, en eene kleine negerin met een
rooden zijden doek om het hoofd, welke (n.l. de ne
gerin) de kurken en het zand uit het koffiehuis
naar buiten veegde. Opgetogen bleef Boitelle
naar de negerin staren, die van hare zijde met
ingenomenheid de uniform van den soldaat
waarnam.
Hij maakt er nu eene gewoonte van, om eiken
dag naar het cafédes Colonies te wandelen, en
een glimlachje te wisselen met de negerin, wier
witte tanden tusschen hare donkere lippen schit
terend uitkwamen. Weldra ging hij in het
koffijhnis, en was verwonderd, dat de zwarte Fransch
sprak. Sedert dien dag besteedde hy' zijn pover
zakgeld, om het genoegen te smaken door de
negerin te worden bediend. Spoedig bemerkte hij,
dat zyne vriendin een braaf, zuinig en godsdien
stig schepsel was, en besloot hij haar ten huwe
lijk te vragen.
De negerin danste van pleizier, toen zij dit
hoorde. Ook had zij wat geld, haar nagelaten door
eene oesterverkoopster, die haar heel jong van een
Amerikaanschen kapitein gekregen had. Maar
Boitelle zeide haar, dat hij eerst de toestemming
van zy'ne ouders hebben moest, en dat hij nooit
tegen den wil zijner ouders trouwen zou. Een
?week later ging hij met verlof naar Tourteville
by' Yvetot, waar zijne ouders eene kleine
boerdery bezaten. Na den maaltijd begon Boitelle
zy'nen oudere mee te deelen, dat hu wilde trou
wen, dat hij eene voortreffelijke bruid had ge
vonden die vijttien honderd franks in de spaar
bank had, maar, dat ze niet byzonder blank was.
Toen de ouders hoorden, dat het eene negerin
was, zetten ze groote oogen op. Er werd besloten,
dat zij eerst de aanstaande schoondochter zouden
zien, voordat zy1 hunne toestemming gaven. Daar
Soitelle eenige weken later uit den dienst werd
ontslagen, besloot hij des Zondags daarop met
zijne vriendin naar Tourteville te reizen. Zij bad
haar mooiste kleerenaan, en trok aller pogen tot
zich door de bonte kleuren van haar toilet. Zijne
ouders wachtten hen by het station met eene kar.
Toen zij de negerin zagen bleven ze met den
mond vol tanden staan, maar Boitelle deed ze ken
nis maken en onder het rijden naar de boerderij
vertelde hij eene geschiedenis van eene ki; en acht
eieren, zeer bekend in de familie, maar waarover
allen, de negerin niet het minst, hartelijk lachten.
Toen zij waren aangekomen, ging de zwarte naar
de keuken, om een beerlijken schotel klaar te
maken.
De familie was zeer vroolijk aan den maaltijd,
maar toen Boitelle daarop met zy'ne ouders raad
pleegde, zeide ze: Als ze maar een beetje minder
zwart was, dan zou het nog gaan l" Zij maakten
samen eene wandeling door de velden, maar de
boeren liepen te hoop om de negerin te bekijken,
zoodat de ouders verschrikt naar huis vluchtten.
Toen moest Boitelle tot zijne vriendin zeggen:
Ze willen me hunne toestemming niet geven,
ze vinden dat je al te zwart bent!" Weenend
bracht hij haar naar den trein, maar zijne ouders
bleven bij hunne weigering.
En daarom vertelde Boitelle later daarom
is er niets van mij terecht gekomen. Ik ben wel
getrouwd en ik houd ook veel van mijne vrouw . . .
maar... l'aittre, voyez-vouz, manégresse, allen avait
qu'a me régarder,jéme sentais comme transporté..."
Deze eenvoudige historie is door Guy de
Maupassant verteld in zijn jongsten bundel: kleine ver
tellingen La Maingauche". 1) De grootste bekoor
lijkheid er van de verwonderlijk fraaie Fransche
taa l gaat verloren, zoodra men zoo iets
oververtelf. De naïeve verhaaltrant kan eenigszins behou
den blijven, hoewel ook hier veel verloren gaat.
Het is de moeite waard op een modern Fransch
sprookspreker als De Maupassant de aandacht te
vestigen, omdat er in de tegenwoordige her
leving der kleine vertellingen een letterkundig
feit van gewicht schuilt. Franschen en Italianen
hebbon sedert de middeleeuwen om strijd uitge
blonken in de kleine vertelling. Boccaccio is
begonnen in dit vak een Europeeschen roem te
winnen, nadat Fransche middeleeuwsche
sprooksprekers hem den weg hadden gewezen. Hij werd
gevolgd door zijne landgenooten: Ser Giovanni,
Masscucio di Salerno en Luigi da Porto, door
Cinthio, Grazzini, Straparola en Bandello. In
Engeland werden zij gevolgd door Chaucer, in
Nederland door Potter van der Loo, in Frankrijk
door de Koningin van Navarre, door Dasperriers,
door Lafontaine.
Deze korte novelle had het voordeel bijna ieder
te behagen. De letterkundige kunst trad in dezen
vorm als eene zeer amusante kunst op. Zonder
eenige aanspraak op diepe verborgenheden of
ver strekkende omwentelings-plannen hield men
zich aan het programma der middeleeuwsche
sprooksprekers. Men wilde hoorder of lezer eenige
oogenblikken aangenaam bezighouden door een
zonderling voorval, dat tot lachen dwong. De
latere novellisten behielden dit plan en den uit
muntenden zin voor het comische der middel
eeuwsche sprekers.
Sedert Boccaccio legde men er zich tevens op
too de kleine vertelling in den schoonsten vorm
voor te dragen. In eenvoudigen, kristalhelderen,
hoogstbeschaai'den stijl werd er verteld.
Boccaccio's Decamerone" en Lafontaine's Contes" bie
den in Italiaansche proza en in Fransche verzen
een bijna onovertroffen model van taalschoonheid.
Slechts een bezwaar deed zich meer en meer
gelden. De vertellers rekenden meer op den
lachlust hunner hoorders dan op de kwetsbaarheid
van hun zedelyk gevoel. De toon der sproken en
novellen muntte niet uit door ernst of eerbaarheid.
In de middeleeuwen, zelfs in de 15de en 16de
eeuwen, kwam er weinig verzet. In de 17de en
de 18de werd het gebrek aan zedelijken zin her
haaldelijk gegispt, en zwegen de vertellers - doch
niet allen.
In Frankrijk verschenen er nieuwen, die steeds
den ouden trant volgden Voltaire, met zijn
Ce qui plait aux dames, Piron met zijn Bosine,
Diderot met zijn Le frère Cóme. Voorts Gresset,
de Graaf de Caylus, Desfontaines, Marmontel,
Pons de Verdun en de Chevalier de Boufflers.
Terwijl overal elders de kleine vertelling uit de
letterkunde verdween, bleef de Franco-Gallische
geest (l'esprit gaulois) de Fransche vertelling voort
zetten, om er in. onze dagen een nieuwen bloei
aan te verzekeren.
Voor het eerst kwamen sedert weinige jaren en
kele redactiën van dagbladen op de gedachte, om in
plaats van eene lankwijlige redeneering over de poli
tiek van den dag, waarin niemand behagen schept,
dan de auteur en enkele zestigjarige bitteraars in een
koffiehuis van den derden rang,eenvoudig een verhaal
in proza te geven, nauwelijks drie of vier kolommen
groot. Het spreekt wel van zelf, dat hier enkel
van Fransche dagbladen (Figaro, Voltaire, Gil
Bas) wordt gesproken. Het eerzame krantenlezend
Engeland en Nederland zouden zich de hairen voe
len ten berge rijzen, wanneer zulk eene
hemeltergende mode ooit werd n agevolgd buiten Frankrijk.
Intnsschen openbaarde zich daar plotseling een
geheel eigenaardige begaafdheid, om de kleine
vertelling (Ie conte) te doen herbloeien. Een
schaar van jonge schrijvers stond op Alphonse
Daudet, Ludovic Halévy, Gyp, Théodore de
Banville. Armand Silvestre, Catulle Mendès, en Guy
de Maupassant.
Van de laatste trits kan ik niet met onver
deelde ingenomenheid spreken, omdat zij soms al
te zeer misbruik maken van den ouden vrijen
toon der vertellingen van Boccaccio of van de
Cent Nouvelles Nouvelles". Lafontaine deed dit
ook, maar hij toonde meer smaak en kieschheid,
dan onze tijdgenooten. Wat De Maupassant be
treft, hij heeft reeds ettelijke bundels met vertel
lingen bijeengebracht (La maison lellier Mlle
Fifi, Contes de Ja Bécasse Les Soeurs
Rondoli La Main Gaucliè), die in den regel zich
onderscheiden door eene vrijheid van toon, even
verwonderlijk, als de voortreffelijke stijl, waarin
ze geschreven zijn
Enkelen zijn onberispelijk zoowel naar inhoud, als
naar vorm, zooals: b.v. En Familie, waarin de heb
zucht van eene familie by het onverwacht sterven
eeneroude. lastige moeder wordt geschilderd, terwijl
later blijkt, dat deze slechts schijndood was en
aanstonds opmerkt, hoe hare kinderen hare
commode, het eenige mooie meubel uit het huis,
reeds naar hunne kamers hebben overgebracht.
Zoo: Un Reveillon, wederom de geschiedenis van
een boer en eene boerin, die het lijk van hun
vader in een turfkist bergen, omdat zij maar een
bed en in lang niet rustig geslapen hebben. Zoo
Sainte Antoine, de historie van een loozen boer,
die in 1871 een Pruis bij zich ingekwartierd
kroeg, hem in drift dood sloeg, en zich zoo handig
wist te gedragen, dat men aan desertie geloofde.
Doch bet meesterstuk van Guy de Maupassant is
Boule de Suif in den bekenden bundel Les Soirees de
Médan. Reeds heb ik elders hare geschiedenis
oververteld (Nederland, 1883), zoodat ik hierover
zwijg. Maar zeer zeker sluit ik mij aan bij Jules
Lamatre, als hij zegt: II reste a M. de Mau
passant d'être un crivain a peu prèa irr
prochable dans un genre qui ne l'est pas, si bien qu'il
a de quoi désarmer les austères et plaire
doublement aux autres."
Dr. JAN TEN BRINK.
1) Dewxiéme dition. Paris, Paul Ollendorf 1889.
KRETZER's MEISTER TIMPE".
(Berlin, Fischers Verlag 1888.)
Van dit mooie boek verscheen de vorige week
eene uitstekende vertaling (bij den heer Van Druten
te Sneek) bewerkt door F. Z. Mehler.
Max Kretzer, een gewezen boekdrukkersgezel,
behoort tot de jongere Duitsche schrijvers, die
niet gaan langs platgetreden paden, maar eenen
eigen weg zoeken. Over het geheel is Kretzer
kalgier dan velen dier jongeren, hij werkt ijverig
en slechts bywijlen schiet hij uit zijne slof om
het een of ander werk dat grooten opgang maakt,
eenen opgang, die volgens Kretzer zeer onverdiend
is, duchtig onder handen te nemen. Men denke
slechts aan zijne Vermöbelung" van Lindau's
Zug nach dem Westen" 1). Met het jüngste
Deutschland" staat hij overigens op zeer gespannen
voet, wat ook onlangs weer bleek uit zijne trou
wens vrij mislukte satire op die kliek in zijnen
bundel Das bunte Buch".
Kretzer is een man. die met
bcwonderenswaardigen ijver heeft gewerkt en met oenen ijver die
niet onbeloond is gebleven. Zijne eerste schetsen
en zijne eerste romans hadden, bij veel karakte
ristieks, veel onbeholpens en kinderachtigs, wat
zich ook in de taal openbaarde, met de grammatica
stond hy op zeer gespannen voet. Indien men
hem dan ook al met Zola vergeleek, was dit alles
behalve omdat hij dezen meester op het instrument
der taal evenaarde in verrukkelijke woordenkeur,
in helderheid van uitdrukking, het was eenvoudig
omdat hij in sommige romans (b.v. Die
Verkommenen'', Die Betrogenen", Drei Weiber")
krasse dingen beschreef en in allen gevalle bewees
dat hij goed kon zien".
Baas Timpe" is ontegenzeglijk Kretzer's beste
?werk tenzij men den eerepalm wil toereiken
aan zijn onlangs verschenen roman: Ein
verschlossener Mensch." Wol is de taal nog niet vol
komen onberispelijk, wel komen er in het boek
zoo soms van die hyperromantische trekjes voor
die we in romans van het gewoon kaliber ont
moeten (zie bijv. pag. 246), doch het geheel is
zoo aangrijpend, zoo machtig, dat men zich aan
die kleinigheden niet stoort.
Het is weer een sociale roman, evenals Die
beiden Genossen" 2) het is de geschiedenis
van eenen doodeerlijken, knappen draaiersbaas
die door de concurrentie mot de fabrieken ten
onder wordt gebracht - het is eene episode uit
den strijd tusschen kapitaal en arbeid.
Naast het huis van den braven Timpe verrijst
eene groote fabriek, die al spoedig goedkooper
en minder solied levert, wat Timpe solieder en
uit den aard der zaak duurder van de hand moet
zetten. Frans, de eenige zoon van den baas, een
verwend heertje, een koel, berekenend koopman,
die op kantoor is bij Timpe's concurrent, weet
al spoedig diens vertrouwen te winnen, huwt met
Urban's stiefdochter en wordt zijn stille com
pagnon. De verklaring van Timpe's toegeeflijk
heid voor al de slechte streken van Frans, als
hij nog jong, voor zijne uitspattingen als hij wat
ouder is, wordt zoo eenvoudig, maar zoo echt
menschkundig verklaard door: Zijn eerste kind
was een meisje geweest, maar het was terstond
na de geboorte overleden. Daarna was zijn zoon
geboren en na dezen weer een meisje, dat tien
jaar oud geworden was en toen eveneens aan de
ouders ontrukt werd. De smart van Johannes
Timpo en zijn trouwe echtgenoote -was onuitspre
kelijk groot geweest. Maar toen zij zagen, hoe
hun zoon tot een aardigen knaap opgroeide en
zich flink ontwikkelde, kwamen zij langzamerhand
tot berusting en droegen alle liefde, die zij voor
bun bloeiend dochtertje aan den dag gelegd had
den, op hem alleen over. Zij zagen zijn zwak
heden, die zich openbaarden in zijn neiging tot
allerlei kattekwaad, tot het verloochenen dor waar
heid, tot draaierij en tot luiheid, over het hoofd;
en zij troostten zich met het zelf bedrog, dat deze
slechte kiem wel zou verstikken, wanneer de vrucht
maar eerst tot rijpheid kwam. Want Frans was
hun tro'.s, de drager vaii den naam zijns vaders;
van hem verwachtten zy de verwerkeling van al
hunne plannen voor de toekomst."
In den strijd tegen de groot-industrie kan
Timpe het niet volhouden, hij verliest zijn klanten
en moet van lieverlede al zijn knechts gedaan
geven. Daarbij komt huiselijk leed. Zijn groot
vader, zijn vrouw sterft. En met Frans, die bo
vendien eenige modellen zijr s vaders heeft gestolen
zijn alle betrekkingen afgebroken. Timpe wordt een
zonderling en sluit zich geruimen tijd in zijn huis
op. Eindelijk geeft hij lucht aan zijn smart en
zijnen wrok, door in een vergadering van sociaal
democraten oproer te prediken. Na deze verga
dering wordt hij ziek en eenigen tijd verpleegt
hem de zuster van zijnen braven knecht Beyer,
een eerlijk sociaal-democraat, die intusschen in
Timpe's werkplaats voor den baas werkt. Doch
als Timpe weer hersteld is, verklaart hij de
in hart en nieren koningsgezinde man dat hij
niets met de sociaal-democraten te maken wil
hebben en jaagt Beyer met zijn zuster vrij wel
de deur uit. Weer begint zijn leven als kluizenaar,
de hypotheek op zijn kleine woning wordt hem
opgezegd en ten slotte kruipt hij in zijn kelder,
waar men hom vindt, gestikt door de rookwolken
dor krullen, die hij zelf in brand gestoken heeft.
Met zijn linkerhand omklemde hij hot portret
van zijn zoon, terwijl zijn rechter, als tot een eed
opgehever, tegen een der sporten van de ladder
leunde, alsof hij nog in den dood een aanklacht
tegen hem tot den hemel wilde richten. Op het
opgemaakte bed lag naast de portretten van
grootvader en Karolina, voor allen zichtbaar zijn
laatste wil." Alles wees er op, dat een buiten
gewone oorzaak hem in den dood gedreven had.
Op den gewitten muur stonden met groote letters,
als door een onvaste kinderhand geschreven, drie
of viermaal de woorden: Leve de keizer. Lang
leve de keizer!"
En terwijl men den doode in zijn kaïner op een
rustbed neerlegt, komt de eerste trein over de
stedelijke spoorbaan snuiven, die zijn zegenrijken
intocht door de steenzee van Berlijn hield', het
symbool van de nieuwe orde van dingen, die het
doet wijken.
Indien bij Kretzer iets aan Zola doet denken,
dan is het deze symboliek 3) en verder de plas
tische beschrijvingen, die in het boek voorkomen.
De vergadering der sociaal-democraten, de werk
staking, zijn zeldzaam knappe hoofdstukken
men behoeft echter niet zeer scherpzinnig te zijn
om te ontdekken hoe dwaas het is, het te doen
voorkomen of Kretzer een slaafsch navolger van
Zola is.
Ten slotte zij nog dit opgemerkt: de naam van
Zola schrikt velen af. Iemand, die iets met Zola
gemeen heeft, moet volgens den oppervlakkige,
per se onbetamelijkheden schrijven. Welnu, hij zij
in deze volkomen gerust Baas Timpe" is vol
komen vrij van onbetamelijkheden. Het is een
mooi boek dat wij dringend ter lezing aanbevelen.
J. VAN MEEWESIEIJN.
Paul
Lin;in,
Jahr1) Der litterarische Johannistrieb
daus" te vinden in Das
gang 1887, no. 1.
2) Onlangs in Nederlandsche vertaling ver
schenen bij den heer Rössing.
3) Over Zola als symbolist leze men de scherp
zinnige studie van Georg Brandes (Deutsche
Rundschau Jan. 1888), onlangs afzonderlijk ver
schenen als no. 10 der Litterarische Volkshefte."
V A R I A.
PLASTISCHE KUNST.
Tot opvolger van Alexandre Cabanel, den be
kenden patroon van het Fransche academisme is
als dief d1 atelier de peinture aan de Ecole des
Beaux Arts benoemd: Elie Delaunay, lid van het
Instituut. Delaunay is de schilder van zeer be
studeerde, zeer geleerde, meer zeer gepozeerde
en ijzerachtige portretten. Op de groote tentoon
stelling te Amsterdam in 1883 zag men van hem
twee zeer frappante koppen, een Titania en een
Bradamante.
De Fransche iconophiel en eigenaar van een
kostbare prentenverzameling H. Beraldi geeft een
merkwaardig werk uit over de Graveurs van de
negentiende eeuw, dat voor de verzamelaars van
moderne prenten van veel waarde is. In de acht
deelen die verschenen zijn, worden o. a. behan
deld Bracquemond, Chauvel, Gaucherel, Guérard
Johannot, Gavarni, Gaillard, Daumier, Géricault,
Gigoux, AndréGill, Paul Huet, Seymour Haden.
Gustave Boulanger, de onlangs gestorven Fran
sche schilder, had een testament gemaakt ten
gunste van een vriendin, Mme Nathalie, van de
Comédie Franchise, die echter vóór hem gestorven
was, ten gevolge waarvan zijn nalatenschap, aan
den Staat gekomen, publiek verkocht werd. Deze
auctie bracht 57,000 francs op. Een met crayon
geteekcnd portret door Ingres gold alleen niet
minder dan 1825 francs.
De Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam
hield Donderdag 28 Maart een kunstbeschouwing
van schetsen en teekeningen, nagelaten door
Anton Mauve. Deze studiën, meerendeels bladen
uit den schat van Mauves schetsboeken, waren
daarna eenige dagen te zien bij den
Amsterdamschen kunstkooper den beer C. M. van Gogh.
Het Dordrechtsch museum, dat, eenmaal zijn
zinnen op iets gezet hebbende, niet bang is een
goede som te betalen, heeft op de
auctie-Vincentvan Gogh een Mauve van al wat vroeger tijd
aangekocht voor den niet geringen prijs van/"3320.
In de maanden Mei en Juni jal te Londen,
the right exbibition in the right place, een
tentoonstelling worden georganiseerd van
caricaturen, van den tijd van Hogarth tot heden.
De Magazine of Art van April bevat een arti
kel van de Kepplestone-portret-galerij, met repro
ductie van de portretten van SirFrederickLeighton,
Jozef Israëls, J. Luke, S, Sargent, Fildes, Jules
Breton en du Maurice.