Historisch Archief 1877-1940
l
6
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No.616
net jaar 1879 nam hy zijn ontslag. Op zijn hon- l
derdsten verjaardag werd hem door de stad Parijs
een groot feest aangeboden. De scheikunde heeft
aan Chevreul een groot aantal ontdekkingen te
danken, die ook der industrie ten goede kwamen.
O. a. schreef hij een geschiedenis der scheikunde,
beschouwingen over de organische scheikunde en
hare toepassing, benevens al de artikelen over
chemie, die in het Woordenboek der natuur
wetenschappen" voorkomen. Gedurende de laatste
jaren werd hy minder gefêteerd om zijn verdien
sten ten opzichte der wetenschap, dan wel om zijn
hoogen leeftijd; in dit opzicht was hij te Parijs
erg populair en een ieder kende hem, als hij op
«fln wandelritten zich in de drukst bezochte
Mandelparken vertoonde.
NAAR AANLEIDING VAN DE POPPEN-TEN
TOONSTELLING, te Utrecht,
door JAN VAN 'T STICHT.
Mea culpa, mea culpa! zou ik willen uitroepen,
als ik my herinner, hoeveel kwaads ik van het
goede Utrecht heb gesproken.
Mea culpa, mea culpa! Ik vergeef u alles, o
schoon e hoofdstad van het Sticht; uw rederijkers
en uwe theerandjes, uw Utrechtsch Dagblad en
uwe jtrechtsehe Courant, uwe hooghartige aris
tocraten, uw plebs en uwe anti-Eigenhulpmannen
ik vergeef u alles, maar niet alleen dat: ik
benyd u dat alles.
Och, om iets te waardeeren moet men het eerst
missen ik heb het thans opnieuw ondervonden.
Zie, die huiselijkheid, die gezelligheid, die in
eene niet al te groote plaats heerschen, men kan
er zich in zoogenaamde wereldsteden geen denk
beeld van vormen. Men kent er elkander allen
yan groot tot klein, van ry'k tot arm. Daar heb
je den burgemeester," zeggen de jongens; jongen,
wat loopt die meneer De Muralt moeielijk, da 's
jammer!" zeggen anderen; goeden morgen, meneer
de Watteville!" hoort ge weer een beleefden groet
van een deftig burger aan het adres van onzen
secretaris.
En zoo, waar ge loopt, ge ontmoet overal
bekende gezichten, en al weet ge dan ook dat
iedereen een veer moet laten als hij ergens pas
seert, waar twee of meer menschen bijeen achter
een vensterglas zitten, toch doet het u aangenaam
aan zoo te zijn te midden van oude bekenden,
die dat mag ik wel uitdrukkelijk er bijvoegen
alleen het goede willen in het belang van hunne
goede stad.
't' Was waarachtig waar, toen ik dezer dagen
de poppententoonstelling bezocht en dan de
gemoedehjkheid, moet ik niet zeggen, de hartelijk
heid gadesloeg, waarmede al die dames en heeren,
die het er nu eens op gezet hadden om voor het
kinderziekenhuis een aardig sommetje bijeen te
brengen, opmerkte, toen had ik wel een monster
lauwerkrans om de slapen van den Domtoren
willen vlechten, om aan gansch den omtrek te
doen zien, hoe hoog" ik mijn Utrecht eerde.
O, lever mij bijvoegelijke naamwoorden, gij
Weyland en Siegenbeek, gij Matthys de Vries, gij
Bilderdijk, gij Alberdingk Thijm . gij zelfs Louis
Tan Deyssel, lever ze mij, opdat ik kunne uit
drukken, hoe aardig, hoe lief, hoe beminnelijk,
hoe ik schei er uit .... ik het vind. dat
de Utrechtsche dames zulk eene vriendelijke
gedachte hebben gekoesterd, die met zulk eene
buitengewoon goeden uitslag werd bekroond.
Gansch den winter hadden zij er over gedacht
en er aan gewerkt. Naar alle zijden, naar heinde
en ver hadden zij geschreven, en zie, ofschoon
verre vrienden en vriendinnen, de roepstem bleef
niet onbeantwoord. Do dames wisten waar en hoe
zij voor een liefdadig doel moesten aankloppen,
een schitterende verzameling van de meest zeld
zame poppen in eenvoudige en kostbare kleeding
werd binnen Utrechts grachten bijeengebracht.
Hoevele vlijtige vrouwenhanden waren maandenlang
niet bezig om poppen te kleeden en te vormen
tot een waardige bijdrage tot het edel doel, dat
men zich voorstelde: de kostelooze verpleging van
arme zieke kinderen in een doelmatig ingericht
gebouw!
Zoo kwam deze tentoonstelling met vele moeiten
en zorgen moeiten en zorgen van vrouwen, en
dus door liefde gewijd en haast niet te rekenen
tot stand en was nu eens komen kijken hoe
echt huiselijk dat hier toeging. Doet ge ons dat
maar eens na in Amsterdam!
Op sommige uren was het er zoo vol, dat ge
geen pop kondet zien ik ben daarom ook niet
van plan u iets van de poppen te vertellen
maar toen keken we maar naar elkander en we
deden dat zoo vroolijk, zoo hartelijk, alsof we
elkaar in geen jaren gezien hadden en nu eens
bkj waren dat we tegen betaling van twee kwartjes
die oude goede gezichten weer eens terug mochten
zien.
Meisjes waren er, ach, ik ben ze ontgroeid en
er is geen kans meer dat zij mij ooit zullen in
halen met groeien meisjes waren er zoo jong,
zoo schoon, zoo stemmig en zoo guitig tevens,
zoo zedig en toch zoo coquet, meisjes in n
woord, waaraan Utrecht zijn ouden roem heeft te
danken, dat ik slechts met tranen in de oogen
zoovelen harer, die mij wat verkoopen wilden op
den Fancy-Fair, kon afwijzen met de plechtige
verzekering, dat de pers wel eerlijk maar arm is.
Gelukkig vond die verzekering altijd geloof en
werd ik dus niet al te zeer geziekenhuisd. Eene
was er slechts, 't was de liefste van allen, die mij
met alle geweld fijne sigaren wilde laten rooken.
Ik heb er eene gekocht van een kwartje, op
voorwaarde dat zij er eigentandig het puntje zou
afbijten. Zij deed het en ik zal die sigaar
zorgvuldig bewaren, totdat mijn .oudsten zoon den
huwbaren leeftijd bereikt heeft. Dat zij dan in
rook vervliege als zoovele andere sigaren en ...
illusiën!
Deze poppententoonstelling was er eene, waar
men zelfs bij danste. Men" waren men"schen,
die zonder zich te storen aan de strakke blik
ken, die de vertegenwoordigers aller werelden,
langs den wand, op hen wierpen, zoo vroolijk door
elkaar sprongen, als hadden ze ganschelijk het
edel doel vergeten,waarvoor ze daar bijeen waren.
Ik geloof waarlijk, dat hadden ze ook! Dat dan
sende weldoen ging zoo van ganscher harte, dat
men het dames-comiténiet anders dan prijzen
kan om het helder inzicht, dat zij getoond heb
ben in der menschen gemoed te hebben.
De chocolade, de thee, de champagne, ze wer
den allen gul geschonken en gedronken en duur
betaald. Rozenknoppen golden /' 2.50 en er waren
heeren, die geen knoopsgat meer aan de kleeding
hadden, of er prijkte een roosje in.
En om nu terug te komen op hetgeen ik in den
aanvang zeide: dat het hier zoo huiselijk, zoo
gelukkig, zoo gemoedelijk is.... Toen alle grooto
menschen, en menschen die een halven gulden
konden missen,waren uitgekeken, toen dacht men
natuurlijk ook aan de armen onder ons. Donder
dag zou de tentoonstelling toegankelijk zijn tegen
tien cents de persoon. Tien cents! Maar ook dat
was nog te veel. Moeders met drie, vier kinderen!...
En zie, daar ging een dag te voren een wel
doend man naar de lagere scholen en vroeg of
de kinderen den volgenden middag vacantie
mochten hebben om de tentoonstelling te bezoe
ken .... en hij liet de middelen achter, die hen
daartoe, zelfs met geleide, in de gelegenheid
stelden. En op den ochtend der tentoonstelling
zag ik dienzelfden man, als altijd even haastig,
door de stad schrijden, maar toch vond hij nog
tijd om de moeders die met kinderen liepen, te
vragen: moet ie niet naar de tentoonstelling?
Gauw, maak dat ie er hoen komt!" En daarbij
gaf hij haar dan een veelbeteekeud drukje met
de hand.
En al de kinderen, die op de tentoonstelling
kwamen, juichten en jubelden van bewondering
van al het schoons wat zij zagen en hare moeders
schreiden half van erkentelijkheid als aan den
uitgang aan de kleinen door vriendelijke vrouwen
handen nog eene versnapering word uitgereikt.
Maar die versnaperingen raakten telkens op
en dan zag men Master Bingham weer inet een
grooten ledigen trommel naar den banketbakker
tegenover het Geb v. K. en \\, gaan om dien te
vullen en als hij er uitkwam dan raakt hij zoo
danig in 't gedrang tusschen al de gretige kin
deren dat ik hem mot den hoed in de eene hand
en met den trommel onder den anderen arm
meermalen haastig de vlucht zag nomen. Maar
lachende, en onder het gelach van allen die het
aanzagen! Ziet ge, en dat is nu juist, wat Utrecht
zoo teekent. Dat geschiedt op de openbare straat,
te midden van eene groote menigte, die vroolijk
jubelt, en .... dankbaar is voor hetgeen er ten
hare behoeve of dat der kinderen gedaan wordt
Hier geen gepeupel, geen gemeen dat opzettelijk
de orde tracht te verstoren of verdacht poogt te
maken wat de meer gegoede ten behoeve van
den arme poogt te doen.
Vandaar waarschijnlijk dan ook, dat niet zoo
veel gedaan worden en zoo gaarne en zoo gul
worden gegeven. Maar ook zoo vrijmoedig wordt
aangenomen ? Het is hier een groote familie
ledere timmermans- of schildersknecht weet dat
meneer van Beuningen de menschen graag wat
laat verdienen en daarom geen spijker los kan
zien zitten of hij stuurt naar den baas''. De
Boetzelaars, de Royaardscn, de Van Lyndens,
de Beauforts en hoevcle van die otido familiën
nog niet meer, houden waardiglijk met hunnen
fi milietrots en hunnen familieschat ook hunne
familietraditie als weldoeners der armen in oore.
En om tot andere kringen te komen: de dames
die zich op den duur met armenverzorging on
ledig houden. Ja, ik geloof wel, dat ook elders,
in groote steden, even liefdadige schepselen zul
len gevonden worden, maar zij verliezen zich daar
in de groote menigte. Hier niet! Hier kont
iedereen ze. Zie, daar gaat mevrouw Verheul
weer" hoort ge telkens zeggen en dan gaat
daar ook mevrouw Verheul in de stulpen der
armen en brengt daar lafenis en troost!....
Zoo zou ik tal van voorbeelden kunnen noemen
van een liefdadigheid, die niet pronkt maar in
stilte arbeidt en de armen tracht te helpen en
te steunen.
Deze als het ware aangeboren zin tot weldoen
aan onze voorname ingezetenen, was ook het be
ginsel waaraan deze poppententoonstelling haar
ontstaan te danken had. Dat zij zóó wel slaagde,
dat er zelfs een bedrag (naar men zegt) van meer
dan twaalfduizend gulden voor het kinderzieken
huis beschikbaar blijtt, moge het dames-comit
genoegzame voldoening schenken.
AFRIKA IN HET PARK.
Het tooneel verbeeldt een Afrikaansch
dorp-rechts een lage piramidevormige hut van stroo,
daarnaast een paar zonderling gevormde reus
achtige muziekinstrumenten. Links op den ach
tergrond een Cauoe, iu 't midden een groote
vuurpot met gloeiende kolen de Afrikaansche
hitte, in duodecitno uitgaaf. Boven uit de friezen
hangen eenige petroleuuilampcn die 't zonlicht
verbeelden en een aantal draperieën en vlaggen
die wolken voorstellen; alligator en beestenhuiden,
afgodsbeelden, wapens, gereedschappen enz. maken.
de algemeene illusie grooter.
De handeling valt voor in den
tegenwoordigen tijd.
Plaats: Het zomertheater in den Parktuin.
Als het gordijn opgaat ('s middags omtrent
2 uur) m. a. w. wanneer men de deur is binnen
getreden, ziet men, iu een omheinde ruimte, een
troep dofte of glimmend bruine en zwarte figuren,
die meer of minder op ons afstammiugsdier ge
lijkend, op een rei staan.
De >CamuseqnHles. Goetres, Gangelies" en an
dere Afrikaanse' e inboorlinge . door de heeren L. J.
Goddefroy en Touie vuii Uijck uit
Zuid-WestAf rika aangevoerd, staan gereed om een karak
teristieke dansoefening te houden, wanneer liet
een krijgsdans is dien ze uitvoeren, is bun
krijgvoeren zeker nog al kalm en vreedzaam.
Misschien was hetgeen wij aanschouwdon ook
wel de plastische voorstel ing van landelijke en
huiselijke bezigheden, of een choreo-pedestrisc-he
toespeling op de polilieke eu economische toe
standen van hun eigen staten.
In tegenstelling niet Europeesche danspar
tijen waar de dames gewoonlijk met blooten huls
armen enz. enz. verschijnen waren hier de heeren
bijzonder laag gedecolleteerd. Het valt echter hij
stervelingen met zulk zwart en bruin -vel altijd
minder iri het oog, omdat dit, al uit zich zelf, zoo
iets »gekleeds" heeft. Door het slijten is, waar
schijnlijk, het bruine vel aan de voetzolen en het
binnen vlak van de handen der dames en heeren,
tamelijk doorzichtig geworden, zoodat men dui
delijk de rose »vóering" ziet doorschemeren, waar
uit men de leerzame gevolgtrekking kun maken,
dat »een zwarte" eigenlijk niets anders is dan een
overtrokken »blanke".
Een der dames is gekleed in een «costume il
mouohoirs", eenigszins anders van snit, maar van
dezelfde mode als die we voor eenige jaren bij onze
Amsterdamsche schoouen kondeu bewonderen.
De mannan maken veel meer werk van hun
hoofdhaar dan de vrouwen, die dit sieraad meest
onder een doek verborgen houden, of wel
samenvlechten tot talloo.'ïe, kleine tresjes, die onder het
loopeu zwierig heen en weer bengelen.
Het individu dat de troep zich tot opperhoofd
heeft gekozen, draagt niet bepaald het mooiste
kapsel; zijn pikzwart hoofd is kaal geschoren,
behalve op den kruin waar zich een klein kroezig
hooirook-vormig torentje verheft; in de verte lijkt
het op een «coiffure a la Fedora". Een ander
beeft zijn wollige lokken in pcrkjes verdeeld,
waartusschen smalle, gladgeschoren, dof zwarte
paadjes zich kruisen, als in een aardig klein
tuintje ; tuiniers kan men er gelukkig niet iu be
merken. Iemand met een bijzonder droefgeestig
uiterlijk misschien is 't wel een gangelleeseh
bankroelier of miskend genie, draagt een pruik
vau gestrengelde pikdraadjes, waarvan de meeste
bezoekers in vollen ernst denken, dat ze uit
's mans hoofdhuid gegroeid zijn.
Gedurende den dans bespelen drie artisten, drie
vreemdsoortige muziekinstrumenten. Twee daarvan
zijn een soort trom in den vorm van een
reu.sachtigen oliefiintstand, in schuiuscbe houding op
den grond geplaatst, waarop niet de vingers wordt
getrommeld. Hot andere dnet deuken aan een
uitstalling in een worstenwinkel nl. : een lange
staak vol kleine sauoijsen, waaronder een rei lij
vige, houten cervelaatworsten eu
witvel-leverbeulingen bengelt.
Voor die musici beginnen te spelen (?) zet een
hunner een hoed op als een omirekrerrle bijen
korf met keelbandon. de andere bedekt zijn kroes
kop met een ruige, rijtuiginut, waarvan de scha
duw hem een majestueus uiterlijk geeft; de derde
draag eenvoudig een »matelot."
Hoewel de troep bestaat uit individuen van
verschillende stammen, die elkaar moeielijk ver
staan, snateren ze toch voortdurend als ganzen
en hebben onderling zeer veel schik, waarschijn
lijk omdat ze hun blanke bezoekers voor den gek
houden, iets dat trouwens nog al natuurlijk is,
daar wij, op onze beurt, hen ook niet met al te
ernstige blikken bekijken.
Het jongste lid der zwarte familie is een bij
zonder voordeelige zuigeling van acht maanden;
een spinuchtig ventje, met schrander gezichtje.
Bij voorkeur wordt hij door mama aan een zijner
dunne, lange armpjes opgepakt of in een doek,
achter op haar natuurlijke tournure, gedragen,
en hoewel hij bepaald iets van een Simia beeft
en van onschatbare waarde voor Darwin's theorie
schijnt te zijn, steekt hij even als een Europeesch
kindje alles iu zijn mond wat men hem voorhoudt
eu heeft hij zijn oudc-lui door een dwingerig
geschreeuw behoorlijk onder den plak.
Een andere oudere, maar ook nog kinderlijke
zwarte, is het echte exemplaar van een
monschen-etenden-stam. Dit ventje heeft de onheb
belijke orang-oetangachtige gewoonte om wanneer,
na den dans, rle geheele familie zeer gezellig om
den brandenden vuurpot hurkt, zich
eensklapsover zij te gooien of op den rug te gaan liggen,,
met zijn moorddadige slagtanden te blikkeren eu
plotseling zijn grijparmea uittestrekken.
't Is natuurlijk dat jonge dames, die pas
vernomen hebben,dat deze jeugdige antbropophaag
niet met de flesch of aan de borst, maar met
zendelingenbloed of pioniers-ham is groot gebracht,
bij die verdachte bewegingen niet kunnen nala
ten, met een klein gilletje, haar vooruitgestoken
voeties haastig terug te trekken.
Om half vier circa wordt de zwarte gemeente
gevoed eu wel met gekookte rijst, overgoten met
?jus" en vergezeld van een ferm stuk gebraden
vleesch, een eu ander voorgediend in een servies,
uit ongelijksoortige houten bukjes bestaande.
Heeren eu dames eten met hun natuurvorken,
behalve «Johu", een gedistingeerd persoon, die
den baas over de anderen zelfs over het a la
Fédo>'a-gekapte opperhoofd speelt. John draagt
een katoenen broek en los buis, een strooien
zeemanslioed en heeft daardoor veel van een
stoker op een Suez-boot, hij is de eetiige die
met een lepel eet.
De anderen kneden van de vochtige rijst kleine
sneeuwballetjes die ze heel handig in hun mond
stoppen, af eu toe een brok afscheurend van het
vleescb.
De zwaarmoedige heer, met liet pikdradenhaar,
vangt gedurig de half afgekloveu beentjes of
knurfjes op, die de anderen hem toewerpen of
dat een Afrikaansch eereambt is. weet men niet,.
zeker, maar bij doet het er ernstig genoeg voor.
't Valt heusch mee als men ziet, dat de kleine
menscbeueter zoo matig is, want hij bezit een maag
eu een buik als een opgepropte, uitpuilende
reistasch. Wellicht, dat bij in zijn land bij een
aigemeene hongersnood en gebrek aan eetbare
reizigers, het met de bagage van den een of ander
voor lief heeft moeten nemen en eeuige volstrekt
onverteerbare artikelen daarvan, hem nog altijd
in den maag zitten.
Na den eten begint de dans weer, die dus even
goed gebruikt schijnt te worden om den eetlust
op te wekken als orn de cligestie te bevorderen.
Over het algemeen zijn de mannen goed eu krach
tig gebouwd; de vrouwen klein eu tenger eu al
is het costuum dat allen dragen zeer luchtig en.
beesten-vellerig, toch kan mama haar dochter en
papa, mama gerust bij de Afrikanen brengen en
is voor grooten en kleinen dit donkerkleurige
troepje uiterst belangwekkend.
Gevoelige neuzen echter moeten zich voorbe
reiden op en onderwerpen aan een eenigzins ran
zig, menschelijk luchtje, waardoor bewezen wordt,
dat onze zwarte broeders nog niet bekend zijn
met de reukwerkon van Atkinsou of Boldoot.
VOOR DAMES.
flfodefcfeuren. Toiletten. Ken u zeh'e.
IieJtaii(/nelpapiereii.
Het groen wordt reeds zoo algemeen ook iu de
tweede soort modes aangewend, dat men zich te
Parijs gehaast heeft er genoeg van te krijgen en
wat anders te vinden, liet komt nog wel voor,
want wie smaak en elegance bezit, weet ook met
een kleur, die begint ailedaagsch te worden, won
deren te doen. Men heelt immers zes jaar lang
fraise criisée gedragen zonder het moede te worden,
maar het" nieuwe is iets anders. Als men na
gaat wat reeds achtereenvolgens modekleur geweest
is, zou men meonen dat de wetenschap uitgeput
moest zijn in het vinden van nieuwe kleuren;
toch weten de chemici uit hun retorten telkens
weer iets anders te halen. Ditmaal zijn het drie
tinten van verwelkende bloemen, vieux tons. die
de hoofdrol zullen spelen, een volmaakt onbeschrij
felijk bleekblauw, als van een stervende
convolvuiusbloem; een even onbeschrijHijk bicekrose,
rose chine, als van een afgewaaid rozenblad, en
een geel, jaune cliine, dat bij deze twee behoort.
Deze drie nuances zijn volkomen met elkander en
met een half dozijn anderen die er op gelijken,
in harmonie; ook de bleekste chaudron en
icrracolta-tinton passen daarbij. Van bet jaune clnne
belooft men zich veel; er wordt beweerd dat bot
de kleur van den i/rancl-prix zul zijn. Geel is
een uiterst gevaarlijke kleur voor de meeste
gclaatstinten; het jaune chine intnsschen is ver
want aan het mastic (stopverf, klei) en hctbeiye.
dus onschuldiger.
Met het voorjaar wordt, evenals ieder jaar.
zwart gedragen; meri zou runenen, dat
zuinigevrouwen er een paar zwarte japonnen geregeld
op na houden om ze een maand in de lente en
een maand iu den herfst van ieder jaar aan te
trekken en aldus de nieuwe modo gereserveerd af
te wachten.
#
Wisselt de kleur, de stoffen zijn dezelfde ge
bleven : zijde, brocké, crêpe de Chine; en wol:
Stand der partij na den 29sten zet van wit.
ZWART
^
«.
£H
,'' , ? ?*/.
i v-"
a b c d e f g h
WIT
27 g3 - e2
28 g5 - g4
29 g4 b.4
(Zie diagram.)
30 hi x w;
31 hG X h?t
32 da X o4
33 b4 c5
hG f7
f 7 _. hu
h8 g7t
cöb-i
g7 X "7
eög8
opgegeven.
22 e2 h5
23 h:i X h5
24 hG X f
25 hl gle
26 f.5 g5
f7 X h5b
h<; g4
f8 e8
g? g(;
g4 hG
o. Gewoonlijk neemt F3 E5, maar nu brengt zwart de
partij tot een Phüidor's verdediging.
h. Veel te haastig gespeeld, door dien zet gaat euti
gewjclitige pion verloren.
r. Om den witten looper niet togen het paard te ruilen.
d. Hierdoor gaat een s'uk verloren. Een treurig bewijs
dat de grootste meesters uok grove fouten uiakt-n.
BÜITENLANDSCII NIEUWS.
Stand van het New-Yorker concours van Dins
dag 9 April: Max Weiss, uit Weenen, 11 van de 14;
Blackburne, Londen. 1034 van de 14; Tschigorin, St.
Petersburg, 9/4 van de 13; Gunsberg, Londen,
9 van de 14; Mason, id., 7 van do 12; Delmar,
Now-York, 7 van de 13; Lipschütz 7 van do 13;
Tauhenhaus, l'arijs, 7 van de 13; Burn,
Liverpool G % van de 12; Max Judd, St, Louis, G van
de 11; Bird, Londen, (J'A van de 13; Showalter,
New-York, G/4 van de 13; Gossip, Australië, 5>i'
van de 13; Burille, Boston, 5/4 van de 14; D
Baird, New-York, 5 van de 13; I'ollock, Londen
ó van de 14; J. Baird, New-York, 4,'A van de l'l
Hanham, id., 3 M van de 13; Mac Leod, Quebeck
3 van de 12; Martinez, Philadelphia 2 % van de 12.
Woensdag 10 April was de stand als volgt:
Taubeuhaus overwon Gunsberg, Showaltcr J. Baird,
Delmar Gossip, I), Baird maakte remise met .Mac
Leod, Blackburn Tschigorin, Burn Mac Weiss,
Burille Ilanbam, Mason Pollock, Martinez Judd,
Lipschütz Bird. Donderdag 11 April en laatst
bericht van deze week: Blackburn overwon Mason,
terwijl Gunsbcrg Max Judd den vlag liet strijken.
Omtrent den einduitslag is dus nog niets te zeggen.
CORRESPONDENTIE.
Den heer S. te Utrecht. Zooals gij ziet geven
wij ons alle moeite om onze geachte abonnés op
de hoogte te houden van al wat in het belang
rijke tournooi van New-York voorvalt. Wij hebben
reeds vele gespeelde partijen bijeen, maar onze
ruimte laat niet toe meer dan een te gelijk op,
te nemen.