De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 april pagina 6

14 april 1889 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l 6 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No.616 net jaar 1879 nam hy zijn ontslag. Op zijn hon- l derdsten verjaardag werd hem door de stad Parijs een groot feest aangeboden. De scheikunde heeft aan Chevreul een groot aantal ontdekkingen te danken, die ook der industrie ten goede kwamen. O. a. schreef hij een geschiedenis der scheikunde, beschouwingen over de organische scheikunde en hare toepassing, benevens al de artikelen over chemie, die in het Woordenboek der natuur wetenschappen" voorkomen. Gedurende de laatste jaren werd hy minder gefêteerd om zijn verdien sten ten opzichte der wetenschap, dan wel om zijn hoogen leeftijd; in dit opzicht was hij te Parijs erg populair en een ieder kende hem, als hij op «fln wandelritten zich in de drukst bezochte Mandelparken vertoonde. NAAR AANLEIDING VAN DE POPPEN-TEN TOONSTELLING, te Utrecht, door JAN VAN 'T STICHT. Mea culpa, mea culpa! zou ik willen uitroepen, als ik my herinner, hoeveel kwaads ik van het goede Utrecht heb gesproken. Mea culpa, mea culpa! Ik vergeef u alles, o schoon e hoofdstad van het Sticht; uw rederijkers en uwe theerandjes, uw Utrechtsch Dagblad en uwe jtrechtsehe Courant, uwe hooghartige aris tocraten, uw plebs en uwe anti-Eigenhulpmannen ik vergeef u alles, maar niet alleen dat: ik benyd u dat alles. Och, om iets te waardeeren moet men het eerst missen ik heb het thans opnieuw ondervonden. Zie, die huiselijkheid, die gezelligheid, die in eene niet al te groote plaats heerschen, men kan er zich in zoogenaamde wereldsteden geen denk beeld van vormen. Men kent er elkander allen yan groot tot klein, van ry'k tot arm. Daar heb je den burgemeester," zeggen de jongens; jongen, wat loopt die meneer De Muralt moeielijk, da 's jammer!" zeggen anderen; goeden morgen, meneer de Watteville!" hoort ge weer een beleefden groet van een deftig burger aan het adres van onzen secretaris. En zoo, waar ge loopt, ge ontmoet overal bekende gezichten, en al weet ge dan ook dat iedereen een veer moet laten als hij ergens pas seert, waar twee of meer menschen bijeen achter een vensterglas zitten, toch doet het u aangenaam aan zoo te zijn te midden van oude bekenden, die dat mag ik wel uitdrukkelijk er bijvoegen alleen het goede willen in het belang van hunne goede stad. 't' Was waarachtig waar, toen ik dezer dagen de poppententoonstelling bezocht en dan de gemoedehjkheid, moet ik niet zeggen, de hartelijk heid gadesloeg, waarmede al die dames en heeren, die het er nu eens op gezet hadden om voor het kinderziekenhuis een aardig sommetje bijeen te brengen, opmerkte, toen had ik wel een monster lauwerkrans om de slapen van den Domtoren willen vlechten, om aan gansch den omtrek te doen zien, hoe hoog" ik mijn Utrecht eerde. O, lever mij bijvoegelijke naamwoorden, gij Weyland en Siegenbeek, gij Matthys de Vries, gij Bilderdijk, gij Alberdingk Thijm . gij zelfs Louis Tan Deyssel, lever ze mij, opdat ik kunne uit drukken, hoe aardig, hoe lief, hoe beminnelijk, hoe ik schei er uit .... ik het vind. dat de Utrechtsche dames zulk eene vriendelijke gedachte hebben gekoesterd, die met zulk eene buitengewoon goeden uitslag werd bekroond. Gansch den winter hadden zij er over gedacht en er aan gewerkt. Naar alle zijden, naar heinde en ver hadden zij geschreven, en zie, ofschoon verre vrienden en vriendinnen, de roepstem bleef niet onbeantwoord. Do dames wisten waar en hoe zij voor een liefdadig doel moesten aankloppen, een schitterende verzameling van de meest zeld zame poppen in eenvoudige en kostbare kleeding werd binnen Utrechts grachten bijeengebracht. Hoevele vlijtige vrouwenhanden waren maandenlang niet bezig om poppen te kleeden en te vormen tot een waardige bijdrage tot het edel doel, dat men zich voorstelde: de kostelooze verpleging van arme zieke kinderen in een doelmatig ingericht gebouw! Zoo kwam deze tentoonstelling met vele moeiten en zorgen moeiten en zorgen van vrouwen, en dus door liefde gewijd en haast niet te rekenen tot stand en was nu eens komen kijken hoe echt huiselijk dat hier toeging. Doet ge ons dat maar eens na in Amsterdam! Op sommige uren was het er zoo vol, dat ge geen pop kondet zien ik ben daarom ook niet van plan u iets van de poppen te vertellen maar toen keken we maar naar elkander en we deden dat zoo vroolijk, zoo hartelijk, alsof we elkaar in geen jaren gezien hadden en nu eens bkj waren dat we tegen betaling van twee kwartjes die oude goede gezichten weer eens terug mochten zien. Meisjes waren er, ach, ik ben ze ontgroeid en er is geen kans meer dat zij mij ooit zullen in halen met groeien meisjes waren er zoo jong, zoo schoon, zoo stemmig en zoo guitig tevens, zoo zedig en toch zoo coquet, meisjes in n woord, waaraan Utrecht zijn ouden roem heeft te danken, dat ik slechts met tranen in de oogen zoovelen harer, die mij wat verkoopen wilden op den Fancy-Fair, kon afwijzen met de plechtige verzekering, dat de pers wel eerlijk maar arm is. Gelukkig vond die verzekering altijd geloof en werd ik dus niet al te zeer geziekenhuisd. Eene was er slechts, 't was de liefste van allen, die mij met alle geweld fijne sigaren wilde laten rooken. Ik heb er eene gekocht van een kwartje, op voorwaarde dat zij er eigentandig het puntje zou afbijten. Zij deed het en ik zal die sigaar zorgvuldig bewaren, totdat mijn .oudsten zoon den huwbaren leeftijd bereikt heeft. Dat zij dan in rook vervliege als zoovele andere sigaren en ... illusiën! Deze poppententoonstelling was er eene, waar men zelfs bij danste. Men" waren men"schen, die zonder zich te storen aan de strakke blik ken, die de vertegenwoordigers aller werelden, langs den wand, op hen wierpen, zoo vroolijk door elkaar sprongen, als hadden ze ganschelijk het edel doel vergeten,waarvoor ze daar bijeen waren. Ik geloof waarlijk, dat hadden ze ook! Dat dan sende weldoen ging zoo van ganscher harte, dat men het dames-comiténiet anders dan prijzen kan om het helder inzicht, dat zij getoond heb ben in der menschen gemoed te hebben. De chocolade, de thee, de champagne, ze wer den allen gul geschonken en gedronken en duur betaald. Rozenknoppen golden /' 2.50 en er waren heeren, die geen knoopsgat meer aan de kleeding hadden, of er prijkte een roosje in. En om nu terug te komen op hetgeen ik in den aanvang zeide: dat het hier zoo huiselijk, zoo gelukkig, zoo gemoedelijk is.... Toen alle grooto menschen, en menschen die een halven gulden konden missen,waren uitgekeken, toen dacht men natuurlijk ook aan de armen onder ons. Donder dag zou de tentoonstelling toegankelijk zijn tegen tien cents de persoon. Tien cents! Maar ook dat was nog te veel. Moeders met drie, vier kinderen!... En zie, daar ging een dag te voren een wel doend man naar de lagere scholen en vroeg of de kinderen den volgenden middag vacantie mochten hebben om de tentoonstelling te bezoe ken .... en hij liet de middelen achter, die hen daartoe, zelfs met geleide, in de gelegenheid stelden. En op den ochtend der tentoonstelling zag ik dienzelfden man, als altijd even haastig, door de stad schrijden, maar toch vond hij nog tijd om de moeders die met kinderen liepen, te vragen: moet ie niet naar de tentoonstelling? Gauw, maak dat ie er hoen komt!" En daarbij gaf hij haar dan een veelbeteekeud drukje met de hand. En al de kinderen, die op de tentoonstelling kwamen, juichten en jubelden van bewondering van al het schoons wat zij zagen en hare moeders schreiden half van erkentelijkheid als aan den uitgang aan de kleinen door vriendelijke vrouwen handen nog eene versnapering word uitgereikt. Maar die versnaperingen raakten telkens op en dan zag men Master Bingham weer inet een grooten ledigen trommel naar den banketbakker tegenover het Geb v. K. en \\, gaan om dien te vullen en als hij er uitkwam dan raakt hij zoo danig in 't gedrang tusschen al de gretige kin deren dat ik hem mot den hoed in de eene hand en met den trommel onder den anderen arm meermalen haastig de vlucht zag nomen. Maar lachende, en onder het gelach van allen die het aanzagen! Ziet ge, en dat is nu juist, wat Utrecht zoo teekent. Dat geschiedt op de openbare straat, te midden van eene groote menigte, die vroolijk jubelt, en .... dankbaar is voor hetgeen er ten hare behoeve of dat der kinderen gedaan wordt Hier geen gepeupel, geen gemeen dat opzettelijk de orde tracht te verstoren of verdacht poogt te maken wat de meer gegoede ten behoeve van den arme poogt te doen. Vandaar waarschijnlijk dan ook, dat niet zoo veel gedaan worden en zoo gaarne en zoo gul worden gegeven. Maar ook zoo vrijmoedig wordt aangenomen ? Het is hier een groote familie ledere timmermans- of schildersknecht weet dat meneer van Beuningen de menschen graag wat laat verdienen en daarom geen spijker los kan zien zitten of hij stuurt naar den baas''. De Boetzelaars, de Royaardscn, de Van Lyndens, de Beauforts en hoevcle van die otido familiën nog niet meer, houden waardiglijk met hunnen fi milietrots en hunnen familieschat ook hunne familietraditie als weldoeners der armen in oore. En om tot andere kringen te komen: de dames die zich op den duur met armenverzorging on ledig houden. Ja, ik geloof wel, dat ook elders, in groote steden, even liefdadige schepselen zul len gevonden worden, maar zij verliezen zich daar in de groote menigte. Hier niet! Hier kont iedereen ze. Zie, daar gaat mevrouw Verheul weer" hoort ge telkens zeggen en dan gaat daar ook mevrouw Verheul in de stulpen der armen en brengt daar lafenis en troost!.... Zoo zou ik tal van voorbeelden kunnen noemen van een liefdadigheid, die niet pronkt maar in stilte arbeidt en de armen tracht te helpen en te steunen. Deze als het ware aangeboren zin tot weldoen aan onze voorname ingezetenen, was ook het be ginsel waaraan deze poppententoonstelling haar ontstaan te danken had. Dat zij zóó wel slaagde, dat er zelfs een bedrag (naar men zegt) van meer dan twaalfduizend gulden voor het kinderzieken huis beschikbaar blijtt, moge het dames-comit genoegzame voldoening schenken. AFRIKA IN HET PARK. Het tooneel verbeeldt een Afrikaansch dorp-rechts een lage piramidevormige hut van stroo, daarnaast een paar zonderling gevormde reus achtige muziekinstrumenten. Links op den ach tergrond een Cauoe, iu 't midden een groote vuurpot met gloeiende kolen de Afrikaansche hitte, in duodecitno uitgaaf. Boven uit de friezen hangen eenige petroleuuilampcn die 't zonlicht verbeelden en een aantal draperieën en vlaggen die wolken voorstellen; alligator en beestenhuiden, afgodsbeelden, wapens, gereedschappen enz. maken. de algemeene illusie grooter. De handeling valt voor in den tegenwoordigen tijd. Plaats: Het zomertheater in den Parktuin. Als het gordijn opgaat ('s middags omtrent 2 uur) m. a. w. wanneer men de deur is binnen getreden, ziet men, iu een omheinde ruimte, een troep dofte of glimmend bruine en zwarte figuren, die meer of minder op ons afstammiugsdier ge lijkend, op een rei staan. De >CamuseqnHles. Goetres, Gangelies" en an dere Afrikaanse' e inboorlinge . door de heeren L. J. Goddefroy en Touie vuii Uijck uit Zuid-WestAf rika aangevoerd, staan gereed om een karak teristieke dansoefening te houden, wanneer liet een krijgsdans is dien ze uitvoeren, is bun krijgvoeren zeker nog al kalm en vreedzaam. Misschien was hetgeen wij aanschouwdon ook wel de plastische voorstel ing van landelijke en huiselijke bezigheden, of een choreo-pedestrisc-he toespeling op de polilieke eu economische toe standen van hun eigen staten. In tegenstelling niet Europeesche danspar tijen waar de dames gewoonlijk met blooten huls armen enz. enz. verschijnen waren hier de heeren bijzonder laag gedecolleteerd. Het valt echter hij stervelingen met zulk zwart en bruin -vel altijd minder iri het oog, omdat dit, al uit zich zelf, zoo iets »gekleeds" heeft. Door het slijten is, waar schijnlijk, het bruine vel aan de voetzolen en het binnen vlak van de handen der dames en heeren, tamelijk doorzichtig geworden, zoodat men dui delijk de rose »vóering" ziet doorschemeren, waar uit men de leerzame gevolgtrekking kun maken, dat »een zwarte" eigenlijk niets anders is dan een overtrokken »blanke". Een der dames is gekleed in een «costume il mouohoirs", eenigszins anders van snit, maar van dezelfde mode als die we voor eenige jaren bij onze Amsterdamsche schoouen kondeu bewonderen. De mannan maken veel meer werk van hun hoofdhaar dan de vrouwen, die dit sieraad meest onder een doek verborgen houden, of wel samenvlechten tot talloo.'ïe, kleine tresjes, die onder het loopeu zwierig heen en weer bengelen. Het individu dat de troep zich tot opperhoofd heeft gekozen, draagt niet bepaald het mooiste kapsel; zijn pikzwart hoofd is kaal geschoren, behalve op den kruin waar zich een klein kroezig hooirook-vormig torentje verheft; in de verte lijkt het op een «coiffure a la Fedora". Een ander beeft zijn wollige lokken in pcrkjes verdeeld, waartusschen smalle, gladgeschoren, dof zwarte paadjes zich kruisen, als in een aardig klein tuintje ; tuiniers kan men er gelukkig niet iu be merken. Iemand met een bijzonder droefgeestig uiterlijk misschien is 't wel een gangelleeseh bankroelier of miskend genie, draagt een pruik vau gestrengelde pikdraadjes, waarvan de meeste bezoekers in vollen ernst denken, dat ze uit 's mans hoofdhuid gegroeid zijn. Gedurende den dans bespelen drie artisten, drie vreemdsoortige muziekinstrumenten. Twee daarvan zijn een soort trom in den vorm van een reu.sachtigen oliefiintstand, in schuiuscbe houding op den grond geplaatst, waarop niet de vingers wordt getrommeld. Hot andere dnet deuken aan een uitstalling in een worstenwinkel nl. : een lange staak vol kleine sauoijsen, waaronder een rei lij vige, houten cervelaatworsten eu witvel-leverbeulingen bengelt. Voor die musici beginnen te spelen (?) zet een hunner een hoed op als een omirekrerrle bijen korf met keelbandon. de andere bedekt zijn kroes kop met een ruige, rijtuiginut, waarvan de scha duw hem een majestueus uiterlijk geeft; de derde draag eenvoudig een »matelot." Hoewel de troep bestaat uit individuen van verschillende stammen, die elkaar moeielijk ver staan, snateren ze toch voortdurend als ganzen en hebben onderling zeer veel schik, waarschijn lijk omdat ze hun blanke bezoekers voor den gek houden, iets dat trouwens nog al natuurlijk is, daar wij, op onze beurt, hen ook niet met al te ernstige blikken bekijken. Het jongste lid der zwarte familie is een bij zonder voordeelige zuigeling van acht maanden; een spinuchtig ventje, met schrander gezichtje. Bij voorkeur wordt hij door mama aan een zijner dunne, lange armpjes opgepakt of in een doek, achter op haar natuurlijke tournure, gedragen, en hoewel hij bepaald iets van een Simia beeft en van onschatbare waarde voor Darwin's theorie schijnt te zijn, steekt hij even als een Europeesch kindje alles iu zijn mond wat men hem voorhoudt eu heeft hij zijn oudc-lui door een dwingerig geschreeuw behoorlijk onder den plak. Een andere oudere, maar ook nog kinderlijke zwarte, is het echte exemplaar van een monschen-etenden-stam. Dit ventje heeft de onheb belijke orang-oetangachtige gewoonte om wanneer, na den dans, rle geheele familie zeer gezellig om den brandenden vuurpot hurkt, zich eensklapsover zij te gooien of op den rug te gaan liggen,, met zijn moorddadige slagtanden te blikkeren eu plotseling zijn grijparmea uittestrekken. 't Is natuurlijk dat jonge dames, die pas vernomen hebben,dat deze jeugdige antbropophaag niet met de flesch of aan de borst, maar met zendelingenbloed of pioniers-ham is groot gebracht, bij die verdachte bewegingen niet kunnen nala ten, met een klein gilletje, haar vooruitgestoken voeties haastig terug te trekken. Om half vier circa wordt de zwarte gemeente gevoed eu wel met gekookte rijst, overgoten met ?jus" en vergezeld van een ferm stuk gebraden vleesch, een eu ander voorgediend in een servies, uit ongelijksoortige houten bukjes bestaande. Heeren eu dames eten met hun natuurvorken, behalve «Johu", een gedistingeerd persoon, die den baas over de anderen zelfs over het a la Fédo>'a-gekapte opperhoofd speelt. John draagt een katoenen broek en los buis, een strooien zeemanslioed en heeft daardoor veel van een stoker op een Suez-boot, hij is de eetiige die met een lepel eet. De anderen kneden van de vochtige rijst kleine sneeuwballetjes die ze heel handig in hun mond stoppen, af eu toe een brok afscheurend van het vleescb. De zwaarmoedige heer, met liet pikdradenhaar, vangt gedurig de half afgekloveu beentjes of knurfjes op, die de anderen hem toewerpen of dat een Afrikaansch eereambt is. weet men niet,. zeker, maar bij doet het er ernstig genoeg voor. 't Valt heusch mee als men ziet, dat de kleine menscbeueter zoo matig is, want hij bezit een maag eu een buik als een opgepropte, uitpuilende reistasch. Wellicht, dat bij in zijn land bij een aigemeene hongersnood en gebrek aan eetbare reizigers, het met de bagage van den een of ander voor lief heeft moeten nemen en eeuige volstrekt onverteerbare artikelen daarvan, hem nog altijd in den maag zitten. Na den eten begint de dans weer, die dus even goed gebruikt schijnt te worden om den eetlust op te wekken als orn de cligestie te bevorderen. Over het algemeen zijn de mannen goed eu krach tig gebouwd; de vrouwen klein eu tenger eu al is het costuum dat allen dragen zeer luchtig en. beesten-vellerig, toch kan mama haar dochter en papa, mama gerust bij de Afrikanen brengen en is voor grooten en kleinen dit donkerkleurige troepje uiterst belangwekkend. Gevoelige neuzen echter moeten zich voorbe reiden op en onderwerpen aan een eenigzins ran zig, menschelijk luchtje, waardoor bewezen wordt, dat onze zwarte broeders nog niet bekend zijn met de reukwerkon van Atkinsou of Boldoot. VOOR DAMES. flfodefcfeuren. Toiletten. Ken u zeh'e. IieJtaii(/nelpapiereii. Het groen wordt reeds zoo algemeen ook iu de tweede soort modes aangewend, dat men zich te Parijs gehaast heeft er genoeg van te krijgen en wat anders te vinden, liet komt nog wel voor, want wie smaak en elegance bezit, weet ook met een kleur, die begint ailedaagsch te worden, won deren te doen. Men heelt immers zes jaar lang fraise criisée gedragen zonder het moede te worden, maar het" nieuwe is iets anders. Als men na gaat wat reeds achtereenvolgens modekleur geweest is, zou men meonen dat de wetenschap uitgeput moest zijn in het vinden van nieuwe kleuren; toch weten de chemici uit hun retorten telkens weer iets anders te halen. Ditmaal zijn het drie tinten van verwelkende bloemen, vieux tons. die de hoofdrol zullen spelen, een volmaakt onbeschrij felijk bleekblauw, als van een stervende convolvuiusbloem; een even onbeschrijHijk bicekrose, rose chine, als van een afgewaaid rozenblad, en een geel, jaune cliine, dat bij deze twee behoort. Deze drie nuances zijn volkomen met elkander en met een half dozijn anderen die er op gelijken, in harmonie; ook de bleekste chaudron en icrracolta-tinton passen daarbij. Van bet jaune clnne belooft men zich veel; er wordt beweerd dat bot de kleur van den i/rancl-prix zul zijn. Geel is een uiterst gevaarlijke kleur voor de meeste gclaatstinten; het jaune chine intnsschen is ver want aan het mastic (stopverf, klei) en hctbeiye. dus onschuldiger. Met het voorjaar wordt, evenals ieder jaar. zwart gedragen; meri zou runenen, dat zuinigevrouwen er een paar zwarte japonnen geregeld op na houden om ze een maand in de lente en een maand iu den herfst van ieder jaar aan te trekken en aldus de nieuwe modo gereserveerd af te wachten. # Wisselt de kleur, de stoffen zijn dezelfde ge bleven : zijde, brocké, crêpe de Chine; en wol: Stand der partij na den 29sten zet van wit. ZWART ^ «. £H ,'' , ? ?*/. i v-" a b c d e f g h WIT 27 g3 - e2 28 g5 - g4 29 g4 b.4 (Zie diagram.) 30 hi x w; 31 hG X h?t 32 da X o4 33 b4 c5 hG f7 f 7 _. hu h8 g7t cöb-i g7 X "7 eög8 opgegeven. 22 e2 h5 23 h:i X h5 24 hG X f 25 hl gle 26 f.5 g5 f7 X h5b h<; g4 f8 e8 g? g(; g4 hG o. Gewoonlijk neemt F3 E5, maar nu brengt zwart de partij tot een Phüidor's verdediging. h. Veel te haastig gespeeld, door dien zet gaat euti gewjclitige pion verloren. r. Om den witten looper niet togen het paard te ruilen. d. Hierdoor gaat een s'uk verloren. Een treurig bewijs dat de grootste meesters uok grove fouten uiakt-n. BÜITENLANDSCII NIEUWS. Stand van het New-Yorker concours van Dins dag 9 April: Max Weiss, uit Weenen, 11 van de 14; Blackburne, Londen. 1034 van de 14; Tschigorin, St. Petersburg, 9/4 van de 13; Gunsberg, Londen, 9 van de 14; Mason, id., 7 van do 12; Delmar, Now-York, 7 van de 13; Lipschütz 7 van do 13; Tauhenhaus, l'arijs, 7 van de 13; Burn, Liverpool G % van de 12; Max Judd, St, Louis, G van de 11; Bird, Londen, (J'A van de 13; Showalter, New-York, G/4 van de 13; Gossip, Australië, 5>i' van de 13; Burille, Boston, 5/4 van de 14; D Baird, New-York, 5 van de 13; I'ollock, Londen ó van de 14; J. Baird, New-York, 4,'A van de l'l Hanham, id., 3 M van de 13; Mac Leod, Quebeck 3 van de 12; Martinez, Philadelphia 2 % van de 12. Woensdag 10 April was de stand als volgt: Taubeuhaus overwon Gunsberg, Showaltcr J. Baird, Delmar Gossip, I), Baird maakte remise met .Mac Leod, Blackburn Tschigorin, Burn Mac Weiss, Burille Ilanbam, Mason Pollock, Martinez Judd, Lipschütz Bird. Donderdag 11 April en laatst bericht van deze week: Blackburn overwon Mason, terwijl Gunsbcrg Max Judd den vlag liet strijken. Omtrent den einduitslag is dus nog niets te zeggen. CORRESPONDENTIE. Den heer S. te Utrecht. Zooals gij ziet geven wij ons alle moeite om onze geachte abonnés op de hoogte te houden van al wat in het belang rijke tournooi van New-York voorvalt. Wij hebben reeds vele gespeelde partijen bijeen, maar onze ruimte laat niet toe meer dan een te gelijk op, te nemen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl