De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 21 april pagina 1

21 april 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 617 DE AMSTERDAMMER A°. 1889 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 21 April. Abonnement per 3 maanden ? 1.123, fr. p. p. ? 1.27* Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.2(X Reclames per regel . 0.40. Bjj verandering van woonplaats wordt den Abonné's beleefd ver zocht niet alleen het nieuwe, maar ook het oude adres op te geven. I N H O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Vóór en na middernacht, Amsterd. schet sen door J. v. Maurik Jr., III. Vrijhandel of Bescherming, een landbouwvraagstuk, door Tax, III. Gemeentezaken, door Nemo. Brieven uit Groot-Mokum, door Dandoly. Signalementen uit den Utrechtschen Gemeenteraad, door Jan van 't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Hettooneel te Amsterdam. Muziek in de hoofdstad, door F. Muziekaal Overzicht, door V. DrA. Kuenen, door J. Hooykaas. VARIA. SCHAAKSPEL. MILITAIRE ZAKEN. De Mannenquaestie. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAME. BEURSOVERZICHT. _ ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. Het is altijd moeilijk, aangaande de Fransche politiek iets te voorspellen of zelfs maar even gerechtvaardigde verwachtingen voor de naaste toekomst te koesteren. En toch is er geen onderwerp, waaromtrent men zoo gaarne de vooruitzichten berekent. Het Fransche volk heeft eenige eigenschappen, die het de voortdurende belangstelling van Europa waarborgen. Zoowel goede en beminnelijke, als voor Europa's rust gevaarlijke. In vele maanden is het vertrouwen op eene rustige ontwikkeling niet zoo sterk ge weest als thans. Het karakter der tegen woordige regeering en de aanstaande tentoon stelling zijn de factoren, die deze gunstige verwachtingen bepalen. De regeering heeft door tal van handelingen getoond werkelijk te willen regeeren, iets waaraan, volgens Ferry, »de republiek naar hare traditie, haar instinct en haar temperament, behoefte heeft." Daardoor biedt zij een vereenigingspunt aan voor de aaneensluiting der gematigde li beralen en stelt zij de zakendoende burgerij gerust. Al is het nu allerminst uitgemaakt, dat de heerschappij dier burgerij op den duur waar borgen aanbiedt voor de ontwikkeling van het staatsleven in Frankrijk, haar herkregen overwicht kan eene pooze de rust verzekeren, omdat zij intellectueel de machtigste is, om dat haar welvaart tot vermeerdering van haren invloed bijdraagt, en omdat in dit ten toonstellingsjaar, nu de toevloed van vreem delingen groote rijkdommen binnen de muren van Parijs moet voeren, haar belang samen valt _ met dat van het gros der Parijsche be volking. De radicalen staan al niet meer zoo scherp tegenover het ministerie, en als de tentoonstelling tijdelijk veel werk en hooge Feuilleton. (Auteursrecht voorbehouden). TflflE ES «A MIDDEBNACHT. Amsterdamsche Schetsen 3) DOOR JÜSTUS VAN MAURIK JUNIOE. DE SLAAPSTEE VAN KOO. (Vervolg.) De doove had even heel zachtjes »Koo!" geroepen, en de waard, die door zijn gesprek met mij niet op den beschonken klant had elet, was bij het hooren van den eigenaarigen toon waarop zijn »mandril" die ne lettergreep uitte, opgesprongen en wist dade lijk wat er aan de hand was. Met een zekere vaderlijke vriendelijkheid naderde hij den man en zei: »Kom, ouwe jongetje heot meer dan genoeg; ga naar huis; ik mag je toch niet tappe." «Maar je bent toch kastelein, hé?" »Zeker, en juist daarom mag ik je niks geve; je bent sikker, dus..." Kop wees met zijn hoofd naar de deur en zei: »Asieblieft!" «En als ik nou niet wil?" »Je zal wel wijzer weze. Kom! ga nou heen as 'n goeie kerel. Je wil mijn toch niet in ongelegenheid brenge, wél? Ik mag volgens me reglement geen gelag geve aan mensche, die niet persies nuchtere benne." _ »En as jij zeit, dat 'k dronke ben, dan lieg je as 'n paardedief l" »Gra nou goedschiks heen, hé! Anders...." loonen geeft, zullen wellicht ook de intransigenten voor een wapenstilstand zijn te vinden. Bij deze redenen var, toenadering speelt het gevaar dat dan Boulanger dreigt, geen geringe rol. Deze politieke saltembank ver toont thans zijne toeren in Brussel, waar hij den raad zijner getrouwen, wien het in Frank rijk wat bang om 't harte wordt, om zich heeft vereenigd. Indien werkelijk blijkt dat daar wordt gecomplotteerd tegen den staats vorm in Frankrijk, zal het voor de Belgische regeering een punt van ernstige overweging moeten zijn wat haar te doen staat. De sa menleving der staten kent daaromtrent rege len, die den generaal wel eens zouden kunnen nopen om zijn verblijf in het huis in de Avenue Lpuise, dat voor een j aar is gehuurd, ontijdig af te brekenHet ontwerp ter verzekering aan de arbei ders van ondersteuning bij ouderdom en inva liditeit, dat door den Duitschen Rijksdag ge deeltelijk voor het Paaschreces is behandeld, is eene zonderlinge poging om de scherpe tegenstellingen in het sociale leren te ver zachten. De arbeider en de fabrikant betalen eene premie, die reeds als de arbeider 16 jaren is, is verschuldigd. Daarenboven betaalt de Staat voor eiken verzekerde eene subsidie. Is de verzekering geheel in werking gebracht, dan zullen de gezamenlijke jaarlijksche stor tingen 220 milfioen bedragen En wat is met zulk eene som te bereiken ? Dat een arbei der die 600 mark loon 'sjaars heeft, op zijn zeventigste j aar een pensioen erlangt van 226 mark. Voor lagere en hoogere looneii ver minderen en vermeerderen de bijdragen en pensioenen naar evenredigheid. Op den leef tijd dus waarop de meeste arbeiders armlas tig zijn, wordt hun in den vorm van pensioen uitgekeerd zeker niet meer dan de armbestu ren moeten geven om hem op de meest nooddruftige wijze in het leven te houden. Hoevele arbeiders worden zeventig jaren oud ? Er zijn vakken waarin die leeftijd nooit wordt bereikt, omdat de omstandigheden, waaronder wordt gewerkt, dit niet gedoogenEn bij overlijden voor den 70-jarigen leeftijd wordt aan de weduwen en kinderen niet meer uitgekeerd dan de helft van het gestorte bedrag zonder berekening van rente. Deze wet die alle arbeiders over eene kam scheert, heeft dus tengevolge dat gansche categorieën van arbeiders de zekerheid hebben een deel hunner bijdragen te storten zonder eenige kans daarvan genot te hebben. En zij die er het volle genot van hebben, zien een plicht thans door den staat erkend, dien der arm verzorging, voor een deel op hun eigen schouders afgewenteld. Zij kunnen op hun 70ste jaar, na 54 jaren arbeiden en bijdragen, wel beschikken over zekere, zij het slechts geringe welvaart, maar alleen over een som metje, waarvan zij tenauwernood in het leven kunnen blijven. Deze resultaten zijn pover, en het grootste voordeel dezer regeling is, wordt zij aange nomen, dat eene statistiek in het leven zou «Anders,Anders? Dan doe jij nog niks, al heb je nog zoo'n grooten mond." «Maak nou geen jijles (moeilijkheid), ga nou bedaard heen." »Neen ! eerst 'n borrel!" »Geen druppel!" «Ik wil! Sakkerju! mijn centen bennen net zoo goed as die van 'n ander"; en bij die woor den sloeg de beschonkene geweldig met zijn vuist op de toonbank, zopuat de schaal met scholletjes opsprong en eenige van de kostelijke visschen op den zanderigen vloer vielen. Dat was voor den braven Koo te beleedigend: zijn eigen baksel zóó te zien vernederen f ing niet aan, en daarom nam hij plotseling eet handig den lastigen klant met de lin kerhand bij den jaskraag, tilde met den rechter het achterste gedeelte van diens broek omhoog, zoodat er voor hem geen kwestie meer van evenwicht kon zijn, vroeg aan den 't naast bij de deur zittenden klant: »Och! maak ereis eve opelucht," en toen de deur bereidvaardig werd opengehouden, zette hij 't viel mij waarlijk mee zeer bedaarden zachtzinnig den beschonkene buiten de deur, riep hem een: »Wel te rusten, oome!" toe en kwam weer bij mij zitten, met de woorden: »'t Treft niet aardig, dat uwe nou net zoo'n schandaaltje ziet; maar ik kon m'n kostelijke schol toch niet door zoo'n zatte landkrab late vertrappe." Blijkbaar had de uitzetting van de land krab aan Koo niet de minste inspanning ge kost; hij was doodkalm, en daarom zei ik;: »Je schijnt heel sterk te wezen". Dat scheen hem te vleienj want hij ant woordde: «Dat gaat vrij wel, dank u! Maar aan zoo'n dronke mensch is ook geen eer te behale. Neen! dan moest u ereis hebbe gezien hoe ik voor een weekof zes geleje een paar Deensche Jantjes (matrozen) heb afgerammeld. Dat was een liefhebberij: de eenleit nou nog in 't gasthuis. Ze hadde me hier m'n heele boel worden geroepen die voor eene latere afdoende regeling hoogst nuttig kan zijn. Iets betere uitkomsten worden verkregen bij de uitkee ring wegens invaliditeit, maar ook hier is niet bereikt wat de grondslag behoort te zijn van elke verzekering: vergoeding der werkelijk geleden schade, dat is hier van de verloren arbeidskracht. VRIJHANDEL OF BESCHERMLNG. Een landbouw-vraagstuk. III. Men beweert dat er nog al eens niet zooveel volharding onwaarheid gesproken wordt dat het door de sprekers zelf ten sloüe geloofd wordt. Die bewering sterkt mij in myn voornemen om te zeggen dat ook ik tot dat soort geloovigen behoor. Het valt me moeielijk, op andere wijze een verklaring te vinden voor het feit dat er zelfs onder het persgilde voorstanders gevonden worden van graanrechten. Neen, geen bureauheertje gelijk de een of andere redècteur van het DègUèd van Zuid Hollend en 's Grèvenhètje, een landbouw-leeraarredacteur borstelt al jaar in jaar uit tegen den stroom op, om in allerlei vorm het denkbeeld te kneden dat de bloei van den Nederlandschen landbouw afhangt van de heffing van graan rechten. Hoe is 't nu mogelijk, zegt ge tot uzelf, dat een praktisch man zich zoozeer heeft kunnen verblinden dat Inj niet meer ziet dat de land bouw niets te maken heeft met een evenlueele bevoordeeling van den kleigraanboer, ten deele ten koste zelfs van den zuivel- en den zandboer. Ja, maar wat is er al niet mogelijk! Is er ooit sterker stuk vertoond en stouter toer verricht dan door den Burgervader van Neerlands Hoofdstad toen hij het dogma ver kondigde dat een kohier van den hoofdelijken omslag geacht kan worden voor een ieder ter inzage te liggen, indien alleenlijk de aanslag van den belanghebbende wordt ontsluierd. Indien nu een gemeenteraad als die van Amsterdam zulk een redeneering rnet een leuk gezicht kan aanhooren, heeft men geen recht meer zich te verwonderen over een zekere bijziendheid van geest, die vr\j algemeen is geworden sedert we ons zijn gaan toeleggen op een zekere advokatenvereering. Voor in onze kraam tepaskomende excepties zijn we liefde gaan opvatten, we hebben van vele kwestiën een kaatsspel gemaakt, we hebben eerst een standpunt ingenomen en ver volgens eenige passende motieven daaromheen gevlijd. We hebben advokaatje gespeeld, erg pleizierig tegenover elkander gepleit en zeer breedvoerig overwogen of bet betere niet de vyand van het goede was of omgekeerd. Onze Thorbeckes zijn gtvlucht voor de clubs". Zoodoende rees een Chineesche muur van kwesties om ons heen. Overal waar we rond zagen, stuitte het oog op vraagstukken. Zoo zy'n ook op landbouwterrein zoovele vraag stukken verrezen, dat de regeering een speciale landbouw-commissie heeft moeten benoemen om zich een voetpad te doen kappen door dat welig begroeide woud van landbouw-grievcn. ontrampeneerd. Ik zal d'r misschien nog voor motte vóórkomme ook. Afijn! ik ben in m'n recht!" De kastelein ging weer bij mij zitten, stak zijn sigaar nog eens op en schonk zich zon der plichtplegingen een glas wijn in, dat hij met een: »Avoes, meheer!" leegdronk. Een tweetal mannen, blijkbaar buitenlui, zat aan een tafeltje met een paar anderen kaart te gpelen. Welk spel kon ik niet zien, maar wel zag ik, dat Koo van tijd tot tijd oplettend naar het viertal keek, en terwijl hij met mij sprak, toch, zooals men dat noemt, »une oreille en campagne" had. »Wat spelen ze daar?" vroeg ik, »Daar zit ik ook al naar te kijke, meheer! Pandoere doen ze niet ik weet niet wat 't is kloppe is 't ook niet. Afijn! 't zal mijn ook een zorg weze zoolang ze rustig zitte en wat vertere. Maar ik geloof', dat die twee buitemenschen wel door die andere opgefrischt worde. Nou, dat motte ze zelvers wete. Als 't nou bepaald gokke was, zie je, dan zou ik er een end an inake, want ik wil geen gedoe hebben met de hm! ze benne d'r tegenwoordig streng op, vat u?'' Terwijl wij daar zoo »en amis" samen spra ken, werd de straatdeur voorzichtig geopend en keek een man met n oog en zeer on gunstige physionomie om het hoekje, nam even zijn ouden gedeukten hoed ai en vroeg, met een stem, waarin meer alcohol dan metaal klonk,zeer deemoedig: »Mag ik, Koo?" De waard wenkte afwijzend met de hand en riep: »Nee van avond niet, snij maar uit!" Maar plotseling zich bedenkend, verbeterde hij : »0f ja, kom maar ereis binne," en tot mij gewend: »Dat is wél ies voor u, meheer; zoo'n snuiter zal uwe in uw stiek niet kenne: dat's een moppe-verteller." «Een wat?" vroeg ik verwonderd. «Dat's nou een soort verloope heertje; Bepalen we ons voorloopig tot de graanbelasting. De Nederlandsche landbouw ik gewaagde er reeds van heeft met dit vraagstuk mets te maken. Want de Nederlandsche landbouw bestaat uit 3 groepen: de kleigraanbouw, de zuivel-productie en de zand-landbouw. De eerste groep troont op een rijken bodem, die voor het meerendeel overbelast is met aan de daling der producten niet evenredig ver laagde koop- en pachtprijzen, de tweede groep komt voordeelig uit door de niet zoozeer ge daalde zuivelprijzen, de derde groep staat ook op gezondere beenen, omdat de zandboeren stabieler pachten genoten, de granen lot vee voeder zyn gaan aanwenden naar gelang de markten allengs verflauwden en het zuivel in eigen kring wisten te plaatsen. J wee landbouwgroepen hebben dus belang bij lage graanprijzen. De zuivelboeren omdat de granen voor huishoudelijk gebruik en tot vee voeder gebezigd, op de markt moeten aange kocht worden, de zandboeren omdat de oude methode, het graan der roggelanden te verkoopen, geheel en al is prijsgegeven. De veehouderij is aanzienlijk uitgebreid, de varkensfokkery wordt thans op groote schaal gedreven, zoodat de granen op eigen grond ver bouwd, op verre na niet meer toereikend zyu om in de behoeften te voorzien. Dat in deze beschrijving geen overdrijving heerscht, kan blijken uit het Sociaal Weekblad van 16 Maart jl. Op pagina 85 leest men als uit Lochem geschreven: Daarbij komtnoeeen geheele ommekeer in zyn (des zandboers) be drijf. Vroeger bracht de pachter van zijn 2/5 of 3/5 garf nog graan aan de markt, thans koopt hij nog granen en koeken voor veevoeder, niet tegenstaande hij de geheele opbrengst kan oogsten." Iets verder wordt uit Laren (Gelderland) ge meld: Sedert dien tijd (het te niet gaan der garvenpacht) zijn de pachters al de producten van den bodem gaan gebruiken als veevoeder. Het gevolg hiervan was een verbeterde en ver meerderde veestapel. Het vee leverde meer zui vel en te gelijk kwam ook meer mest beschik baar, ten gevolge waarvan ook de akkerbouw meer kon kon vooruitgaan. Deze verandering in het bedrijf had ook dit gevolg dat, terwijl vroeger het graan werd ge bracht op de markten te Deventer en te Zutfen, thans al het graan gebezigd wordt voor eigen gebruik en zelfs nog rogge van buiten wordt ingevoerd. De daling der graanprijzen heeft dus niet alleen geen nadeeligen invloed uitgeoefend, maar is zelfs voordeelig geweest voor deze streek. Het zij en blijve verre van mij, geen waar achtig mededoogen te gevoelen met den eige naar of pachter van klei-bouwland, die de opbrengst zijner vette akkers slechts tegen de halve waarde van voorheen kan te gelde maken.; het is ontegenzeggelijk waar, dat deze waarde vermindering zwaar op dien tak van landbouw drukt, rnaar de vraag rijst en het bezwaar tevens, of door het heffen van een inkomend recht de eene groep van landbou\yers mag bevoordeeld worden ten koste der heide andere groepen. overdag doet ie an 't rekesteschrijve of maakt lijste en bedelbrieve voor de lui, die d'r van gediend wille weze, en zoo in den late haalt ie nog cente op met vertelle van allerlei moppies. Hm! fijn binne die niet, maar afijn'. we benne hier onder ons meissies. Kom d'r maar in, snijboon, en neem dan 'n happie voor meheers rekening; maar dan 'n paar mooie vertelle, hoor ie!" De snijboon was reeds tot voor ons tafeltje gekomen en maakte op mij den indruk van iemand, die door en door gemeen en verliederlijkt was, maar ongetwijfeld niet uit het «plebs" ontsproot. Zijn eene oog keek glin sterend van onder de zwarte wenkbrauw naar het glaasje, dat hem door Koo, die inmiddels weer was opgestaan, werd toegereikt. Haastig dronk hij den inhoud op, smakte met de lip pen, wischte met zijn onzindelijke rechterhand zijn stoppeligen zwarten knevel af en zei ..; neen! wilt hij zei, wil ik liefst niet herhalen. De anekdotes, die hij achtereenvolgens ver telde, waren zoo verbazend vies, vuil, gemeen en beestachtig, dat zelfs Koo ten slotte zei: «Zoo nou is 't welletjes; ruk maar gauw in." Toen ging de moppenverteller met een schoteltje, dat hij uit zijn jaszak haalde, bij de lachende gasten rond; maar ik geloof niet dat hij veel ophaalde, want het meerendeel van de aanwezigen was het volkomen oneens met de Schrift, dat «geven zaliger is dan ont vangen". »Er wordt al raar gescharreld om cente te verdiene," grinnikte Koo, toen de man de gelagkamer verliet. Ik beaamde het ten volle, want hoewel ik veel, zeer veel van het volk en zijn vermaken had gezien, wist ik toch niet, dat het vak van, «moppenverteller" bestond. 't Was inmiddels zeer laat geworden en zooals Koo zei: «tijd om de kast dicht te gooien". Ik dankte dus voor de vriendelijke

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl