De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 21 april pagina 2

21 april 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.617 En trek dan ten slotte nog eens even een parallel tusschen het leven van den klei-bouwboer en den zandboer. De eerste bestuurt, de laatste werkt voorop. De kleiboer heeft een heerenleven, eet een heerenpot, draagt een heerenkleed en bewoont een heerenhuis, tegen over den zandboer wiens keuken (woonkamer) het algemeen en nige woon- en slaapvertrek is, wiens houten, ongeverfde. vuren tafel den schotel draagt, waarin eenige sneden spek en een groote hoeveelheid meestal onsmakelijke aardappelen uitgeschud worden om tot middag maal te dienen voor baas en knecht, voor vrouw en meid ; en wiens kleeding zich in niets onderscheidt van die van des kleiboers daglooner. Waarlijk, het moet gevraagd worden: zullen zulke typen voor de bijbelspreuk : in het zweet uws aanschijns zult gy uw brood eten", de steentjes moeten helpen aandragen tot het beter fundeeren van het bedrijf van den klei-bouwboer ? TAX. (Slot volgt.) GEMEENTEZAKEN. De burgemeester was inderdaad boos op mr. Heineken, omdat die maar niet begrijpen wou, dat zijn voorstel om het beheer van de petro leumhaven op te dragen aan een directeur, die alleen aan een kleine commissie uit den Raad verantwoording schuldig zou zijn strijdig was met de wet. en daarom niet in behandeling mocht genomen worden. Daar begreep mr. Heineken nu niemendal van en er ontstond een verwarring, welke nog verergerd werd door den heer Polak Daniels, die kwam verzekeren, dat mr. Heineken groot gelijk had en dat het beheer van de petro leumhaven precies zoo moest ingericht zijn als dat over het Abattoir. Maar daar is het niet ingericht, zooals mr. Heineken wil!" riep de burgemeester. Jawel," zei de heer Daniels. Niet waar!" riep nog eens de burgemeester. 't Is wel waar." zei de heer Daniels nog eens. Aan het Abattoir ..." Maar mijn hemel!" barstte toen mr. Van Tienhoven los. De gemeentewet kent immers slechts commissiën van b ij s t a n d, en B. en W. blijven immers altijd de aansprakelijke personen, aan wie ook alle stedelijke ambtenaren verant woordelijk zijn. Zoo is 't ook bij het Abattoir. Hier ligt de verordening." Die woorden schenen overtuigend te werken. Maar 't was dan toch ook wel te vergeven, dat een Raadslid in den waan geraakt was, dat de Abattoirs-commissie aan B en AV. geen verant woording schuldig was. Want wat met alle an dere commissiën zoo dikwijls voorkomt, dat B. en W. juist bet tegenovergestelde willen als die com missiën daar was van die van 't Abattoir nog nimmer iets gebleken. Die schijnt" zei mr. De Vries ? altijd zulke uitstekende adviezen te geven, dat B. en W. er zich steeds mede vereenigen." Zoo komt het ons voor, dat mr. Hein eken en mr. Daniels dachten, dat li. en W. met het Abat toir niets te maken hadden en het zóó ook willen geregeld zien bij de petroleumhaven. Dat geschiedde echter niet. De commissie voor de handels-inrichtingen of een deel daarvan zal er toezicht over uitoefenen. Over den directeur was ook veel gepraats. Men schijnt reeds iemand j voor die betrekking op het oog te hebben, een stedelijk ambtenaar. Maar de burgemeester wilde dien voorloopig nog ambtenaar laten, hem de zaak in 't buitenland laten bestudeeren, daarover rapport uitbrengen, en als dat in orde was, hem tot directeur benoemen. Maar dit leek der meerderheid van den Raad niet. Die ambtenaar moest dadelijk met de noodige ambitie aan het werk gaan en niet de kans loopen, dat een ander zou profiteeren van de vruchten van zijne studie en arbeid. Daarom moest de benoeming tot directeur ten spoedigste plaats hebben. Aldus werd besloten, nadat men nog een ver makelijke discussie tusschen de hoeren Gerritsen en De Vries had bijgewoond over de vraag, wat die directeur eigenlijk zou te doen hebben. De ontvangst ten zijnent genoten en nam afscheid met de stellige belofte van spoedig te zullen terugkomen. Inderdaad ik heb die belofte trouw gehou den en heb juist in »'t Zijlende Frigat" typen en personen ontmoet, die men elders nooit vindt of' ziet en die mij aanleiding gaven tot eenige van de schetsen en portretten, die ik achtereenvolgens hoop neer te schrijven. Ik heb bespottelijke, _ waarlijk comische, maar ook diep ongelukkige, tragische figuren aan getroffen en met hen gesproken in de slaapstee van Koo »de kok"_, die sedert een paar jaren tot zijn vaderen is vergaderd en naar alle regelen der kunst door een van zijn buren, die aanspreker was, is begraven ge worden. Zijn hotel is overgegaan in andere handen, en daarom heb ik er geen bezwaar in gezien om mijn destijds gemaakte aanteekeningen uit te werken en onder de aandacht van mijn lezers te brengen. II. SUFFE BF.T. Scherp en kil blaast de oostenwind tusschen dte huizen door over de straten, 't donkere water iii de grachten in lange groenzwarto dikke rimpelingen voortstuwend en den regen, die onophoudelijk neervalt, vóór zich uit drij vend tegen de vensters, waarvan de glasruiten bij iederen windstoot zachtjes trillen en klagen in den kouden, guren Novembernacht, die de slapende stad in droevig, vochtig duister hult. Langzaam gaat een vrouw over de morsige, natte straat, eenigszins voorovergebogen loopt zij voort, altijd in zichzelve pruttelend en van tijd tot tijd stilstaande om diep adem te halen, met de handen tegen de pijnlijk hij gende borst gedrukt. Haar tred is onzeker; zij waggelt op haar heer Gerritsen was van oordeel, dat het een han delsman moest wezen, die naar het buitenland, zelfs naar Amerika moest gaan om relatiën met de groote importeurs aan te knoopen, en mr. De Vries poogde dit denkbeeld op zijn gewone ma nier een weinig belachelijk te maken, wat hem echter niet geheel gelukte. Van meer belang was het verwijt, dat de heer Van de Wall Bake naar de groene tafel slin gerde. Altijd getob met onze handels-inrichtingen! Nu weer een petroleumhaven, die niemand wil exploiteeren, zoodat we haar, ondanks onszelven, in eigen beheer moeten nemen. Met de Houthaven, met tal van andere zaken is het evenzoo gegaan. Wij laten steeds den geschikten tijd voorbijgaan, we komen achteraan en inmiddels heeft zich de handel verlegd. Dat komt omdat hier gemist wordt een behoorlijke bestudcering van de zaken die moeten gesticht worden, dat hier gemist wordt een vaste overtuiging omtrent hetgeen goed en wenschelijk is en dat dienten gevolge ook een goede leiding ontbreekt. Ons ontbreekt een man van algerneenc on grondige handelskennis, eene kennis, die we van onzen architect-directeur der gemeentewerken en van onzen stads-ingenieur niet mogen verwachten. Dat was olie in 't vuur. De burgemeester ant woordde onmiddellijk dat nooit gehandeld werd dan in overleg met de vertegenwoordigers van den handel, en wethouder Westcnbergh, die dit met een voorbeeld van de Houthavcn bevestigde. weet al het tobben dat de gemeente in de laatste jaren met hare groote inrichtingen deed aan con gansch andere oorzaak. Die oorzaak was gebrek aan ondernemingsgeest, waardoor de groote kapi talen onbruikbaar bleven voor de uitbreiding van den handel. Men schreeuwt dat er aan alles be hoefte is, men eischt van de gemeente deze nieuwe en die groote inrichting en als de gemeente aan dien drang voldoet, dan blijkt dat de be hoefte niet bestaat. En men moet dan niet be weren dat de inrichting niet is gemaakt zooals nu door den handel noodzakelijk werd geacht. Want de Houthavcn was op advies van groote handelaars aangelegd, toen zij gereed was, werd zij geprezen eu bewonderd. Maar waar blijft het hout? (Ja, ik begrijp het ook niet, dat moet ik eerlijk zeggen. In 't Poolsche koffiehuis zit het iederen Maandag hoe langer zoo voller met hout handelaars, en de houthaven zou ledig zijn! Dat is niet aan te nemen, dat moet een vergissing zijn.) Behalve de petroleumhaven hadden we nog een paar kleinigbeidjes, waarvan gesproken werd, De veranderde rooilijn van het Rombrandtplein, die niet naar den zin scheen van den heer Jitta Jr. maar die volgens don wethouders toch een mooie rechte lijn vormde, wat eorstgenoemden heer een axioma uit zijn jeugd in eenigszins vcrvalschten vorm deed uitspreken, nl. dat hij wel wist dat twee punten altijd door een lijn vcrecnigd worden. Men had schik. De tweede kleinigheid waren de annonce-klok ken die de heer Krasnapolsky in onze stad zal doen verrijzen. De heer Molster wilde er een boete op stellen als die klokken niet gelijk gingen. Maar do heer Pet scheen van meening, dat het moeilijk zou te bewijzen zijn, of do Kras-klokken gelijk waren of niet, omdat onze eigen stadsklokkcn altijd van elkaar verschilden. Bovendien die klokken waren niet voor den tijd, maar voor de annonces. En Kras zal er wel voor zorgen! Welzeker; in de kiosken gaan zo ook zoo precies niet en er is nog nooit een ongeluk van gekomen. Het grootste en gewichtigste kregen we het laatst en wel in een avondzitting : de verhooging vau het straatgeld. Wie mij vertellen wil dat hij in die langdurige zitting iets gehoord heeft wat hij over dat on derwerp al niet menigen keer had hooren ver tellen of althans gelezen, die moet een paar andere ooren hebben dan ik. Het eenige belangwekkende dat ik vernam was, dat de hoeren, aan wie men verweten heeft dat zij vroeger deze belasting onwettig noemden en nu toch voorstelden haar zoo belangrijk te verhoogen, nu verklaarden (liet waren juristen) dat zij nog altijd van dezelfde meening waren als vroeger, maar aangezien de hoogste rechterlijke voeten, en wanneer zij er kans toe ziet, houdt zij zich met de bevende handen aan een of ander vensterkozijn of stoepleuning vast, ter wijl de dorre, knokige vingers zich kramp achtig aan die steunpunten vastklemmen. Een oude rafelige, zwarte rok, zwaar van den regen, dik bespat met modder en vuil hangt over haar stokkerigo beenen en wordt halverwege bedekt door een soort van jak, eigenlijk een afgesneden japon, haar door een medelijdende dame geschonken. Over de hoog opgetrokken schouders draagt zij een kleinen zwart-wollen omslagdoek en op haar hoofd heeft zij een muts, waarvan de kleur niet meer te herkennen is. Haar gelaat is vaalbleek, met donkerblauwe kringen onder de roodgerande oogen, die diep in hun kassen liggen en met een zonderling dwalenden blik rondzien. Twee scherpe groe ven langs neus en mond en veel diepe rim pels rondom de oogen, bij de slapen en aan den hals, geven haar"een oud en vervallen aan zien,?veel ouder dan zij in werkelijkheid is. Zenuwachtig beven haar mondhoeken en de blauwachtige lippen zijn voortdurend in beweging, terwijl zij nu en dan met het hoofd, snel achter elkander, eenige malen knikt, als j wilde zij bevestigen wat zij onhoorbaar in zichzelve zegt. De roode kleur van den neus steekt scherp af bij de lijkachtige tint van haar gelaat en wettigt den naam Van »bitterneus", haar maar al te dikwijls door dezen of genen plakker in kroeg of wijnhuis ten onrechte toegeroepen, want »Suffe liet" drinkt geen droppel drank. Waar zij eigenlijk woont, weet niemand; zij heeft geen' »te huis", maar slaapt, als zij geld heeft, in een slaapstee, en heeft zij dat niet, dan ergens in een opengebleven trapportaal, onder een afdak of in den hoek van een stoep. Waarvan zij leeft, is evenzeer een raadsel. Bedelen doet zij niet; geeft iemand, bcmacht een beslissing had genomen in t genovergestelden, zin, legden zij zich als brave burgers daarbij neer. Wie anders handelde was regelrecht op weg om anarchist te worden. Zulk een houding is ongetwijfeld nu prijzens waardig als getuigende van een grooten eerbied voor de rechterlijke macht. Maar het wil er bij mij toch nog maar niet goed in, dat als iemand het ongehoord en onwettig vindt om een burger een kwartje te laten betalen, de uitspraak van een rechtscollege hunne overtuiging zoo kan doen omdraaien, dat zo daarna zeggen : nu zullen we van dien burger een rijksdaalder vorderen. Dat de beeren er zich bij neerleggen, zooals ze eenstemmig verklaarden, vind ik uitstekend. Maar, zich bij eene uitspraak neerleggend of er, tegen eigen overtuiging in, nu zulk oen overruim gebruik van te maken, daartusschen is nog wel eenig verschil. Eeno uitspraak van een rechterlijk college kan een raadslid dwingen (een advocaat misschien wel) anders te handelen dan naar zijn geweten en overtuiging goed is en wenschelijk voor de stad en de burgerij aan welker bestuur hij deel heeft. Maar de Raadszaal wordt wel eens meer met de pleitzaal verward. Dezen keer kost dat de eigenaars van woningen een aardig dubbeltje, want de verhooging der straafbelasting is met groote meerderheid aange nomen. BRIEVEN UIT GROOT MOKUM. Amice! Nu je in verschillende dagbladen kolommen vol Icntcgcjubel" onder de oogen krijgt de meeste menschcu voelen zich na den 2f en Maart werkelijk tot zoo iets verplicht zet ook ik mijn ijzig koud aauvoeleiiden, bronzen inktkoker voor me neer, monter, door knippen eu wrijven, mijn eenigszius doodc vingers wat op, werp een verwijtenden blik naar de ledige plaats" mijner kachel en doop mijn pen in de inkt, om het zwarte vocht in stroomen van juicbklankcu om te tooveren. Maar uiet om de leute! Verg niet van mijn klappertandeuden moud, dat hij op dezen vinnig kouden Aprildag zonder stotteren kan jubelen: //Lieve lente, leen uw lachjes, Lonk ons lief eu lekker toe." Want 't is opmerkelijk hoeveel L's je in een lentcof liefdelied kuut bergen vóór je er genoeg van hebt, Iets anders inspireert me. Vóór mij op tafel ligt een poiï'ertje dat zijn bestemming gemist Leeft. Dof lichtbruingelig, blauwplekkerig , doet liet deuken aan liet gezichtje van ecu Javaansch kindje dat aan stuipen is gestorven ; en nu ik er op staar, terwijl koude glimlichHrillertjes er over heen glij den en doodsche schadiuvholietjes scheppen, denk ik aan het lieve handje dat het zoo schalksch eu heimelijk in mijn jaszak heeft gestopt: zie ik weer de heerlijke oogen, die iemand met eeu poii'ertje nog op den, als tot een eed opgeheven vork, sen timenteel doen fluisteren: //Was ist das Lebcn ohne Liebesglanz? In mijn verbeelding zweven liefelijke geuren door de lucht, wordt het oog aangenaam gestreeld door de verschillende tinten van groen, die in het voorjaar zoo bekoorlijk en afwisselend zijn en waarop het frisschc rood, blauw of geel zoo ver rukkelijk afsteekt. Nog schooiier wordt echter die kleurenmengeling als ze zich samensmelt tot n harmonisch geheel, dat iu draaiende vaart voorbij giert, verzwindt eu vliegend weer nadert. Daar klinkt een schel, de draaiende beweging wordt langzamer en houdt eindelijk stil. Uit de bont gekleurde coupé's of gondels met roode gordijntjes, stappen do passagiers; vau volbloed renpaarden of helgele leeuwen met krullende manen, verstoorde oude hecrcu gezichten en vuurroodc neusgaten, stijgen jeugdige cavaliers of onverschrok ken amazones af'. De mcesteu hebben een hoogen blos en schitterende oogen van den snellen rit; maar men ziet ook jongchceren met verbijsterden blik eu bleckbestorveu kakeu. Ze schijnen een voor, smaakjc genoten te hebben vau hun eersten sigaar of eersten katzcnjaiumer, eu 't is alsof ze bij zich /el ven eeu zwarcu eed zweren vau gehccle mallemolen wogen door haar ellendig uiterlijk, haar echter iets, dan neemt zij die gave werktuig lijk aan zonder »dankie" te zeggen en suk kelt langzaam Yerder. Zij eet, wanneer zij iets heeft, en vast, als ze niets kreeg of kon koopen; werken doet zij niet meer: ze is er te suf voor, zeggen de menschen, met wie ze vroeger verkeerde. Anderen, die haar niet kennen, geloovend dat zij drinkt, keeren zich vol walging van het smerige schepsel af, maar enkelen, die haar in vroeger, beter dagen hebben gezien, geven haar uit medelijden een kleinigheid en bekommeren zich dan verder niet om de havelooze vrouw, die evenals de uil slechts 's avonds laat of 's nachts te voorschijn komt en soms tot 't aanbreken van den dag langs straten en grach ten zwerft. Voor elke kroeg, die nog open is, blijft zij staan, tracht door de ruiten naar binnen te zien of staat luisterend aan deur en vensters. Soms drentelt zij geruimen tijd op de stoep heen en weer, vóórdat zij den moed vindt om de deur even te openen, 't hoofd om het hoekje te steken en zachtjes te vragen: >=Is Hein d r ook'?" Meestal wordt zij door een barsch: »Wil jij wel ereis uitrukken, smerige totebel!" verjaagd en slechts zelden is de een of'andere wijnhuisbaas men=chlicvend genoeg om haar te antwoorden. »Neen! hij is d'r niet!" Geregeld bezoekt zij de Wijngaardstecg en Zeedij k'of'zwerft door de Pieter-Jacobsstraat en andere stegen, waar danshuizen zijn die nachtpermissie hebben. Ook daar staat zij op de stoepen en luistert,?maar niet naar de schorre orgels, de krassende violen of de schreeuwende klarinetten: zij hoort die wanklanken nauwe lijks, want 't is Heins stem, die ze hoopt te vernemen. Van tijd tot tijd waagt zij het om binnen te gaan en op doffen toon haar gewone vraag: »Is Hein hier ook?" te doen hooren. onthouding, tot de draaiduivel hen weer in zijn klau wen krijgt en ze alles vergetend zich opnieuw in dien draaikolk van bitterzoet genot storten. Een boulaugcr, die regelrecht uit Brussel komt of al'instar de Paris is," loopt met zijn waar rond, maar heeft niet veel succes, men schijnt hem uiet te vertrouwen of te duur te vinden, althans zijn aanhangers worden steeds minder. De verrukke lijke geur die vau de zwarte poffertjesplaten op stijgt, heeft ieders aandacht eu ueus teveel in buslag genomen. ' Straatjongens, die zich niet zouden kunnen begrijpeu dat iemand de pas uitgevonden Litthaucr maagHkeur uoodig heelt om ziju eetlust op te wekken ? ze hebben integendeel wel eens gezien dat moeder een beetje zout nam als ze 's winters zoo erg flauw" was staan met wijdgcopende oogen als aan de poort van het beloofde land: Alles zul je zien en niets zul je hebben. Ze volgen met inspanning de lauge vork van den man die de poffertjes zoo handig omkeert of ze statig oppikt als een haan een graantje. Ribbestooten wisselen elkander af met uitroepen als: Potverdorie wat 'n lekkere bruine! hoor ze es sissen.' Kijk daar es 'n klont boter opgaan.' Welk bordje zou jij kiezen, Jan, as je mog ?J Verder op vloekt in een poppenkast eeu Jan Klaassen met het oog op hetgemêleerde publiek onweerstaanbaar fatsoenlijk. //Papperlepap kruizemuntlepelsteeltje, ik lust geen slappe thee," verklaart hij aan den Wreeden Maaier", die iu een groote witte sortie gehuld is gekomen om hem af te halen voor een thédan sante op een plaats, waar 't nog heeter moet zijn dan ouder de ijzeren poffertjesplaten, om maar een beeld uit de nabijheid te noemen. Dikwijls worden de planken van zulk een th atre tegenwoordig ontsierd door kleine hondenacteurs, waardoor verhoudingen en toestanden zoo wanstaltig en onmogelijk worden als men op een eelit tooueel slechts weiischen kau. Maar ook minder onschuldige genietingen kan, men in dezen tijd aanschouwen! Kinderen, die nog niet op den leeftijd zijn, waarop eeu vrije staatsburger vergunning" heeft om zich als een onbeheerd, walgelijk dier langs de straten te vcrtoorien, kau men tegenwoordig smoordronken bij den weg zien. Zijn die boven de wet, die den kennelijken staat" in 't openbaar verbiedt? De tooneelen van overlast eu bandcloosheid op de Westcrmarkt zijn niet erger, maar ook niet minder ruw en onzedelijk dan vorige jaren; de politie neuriet: Maar 't kau niet lang meer duren," houdt n oogje iu het zeil en knijpt het andere potdicht. Intusschen zingt het volk satirisch voor de deuren der dichtstbijzijnde huizeu : Eu jij gaat van avond de deur weer niet uit!'' De bewoners zuchten, kijken naar de koude en warme kramen eu troosten zich met, het denkbeeld: Sie habea hier keinc bleibende Statte." De dagbladen brengen de menschcu ook al in geen kalme stemming. Si ris paecin, para bellura. Het begint gewoonlijk al met liet hoofdartikel: Nederland iu gevaar," den Haag gebombardeerd" je begint te duizelen ,iii diepen vrede, ge heel onverwacht bedreigd, zoowel van de oostelijke grenzen als van de westkust" en daar weet je niets van! mobilisatie" doorgestoken dijken," liet volkenrecht door eeu groote mogendheid verkracht." Goddank, tegen dat laatste hebben we tenminste liet aanstaand Nationaal congres tegen de prosti tutie, dat na den spcecli van den praescs dit punt wel iu overweging zal nemen. ,,Uu congres averti en vaut deux!" Vóór de congressisten krijgen we liet huis van Molière over, leden van de comédie Fraticaise, waarbij Sarah Bernhardt in het niet zinkt. De artisten kunnen behalve tooneclspeleu ook schilde ren, componceren of novellen schrijven. Ecu der acteurs is ridder vau de Eikenkroou, bezit het Legioen van Eer en heeft bovendien nog een stuk of zes andere ridderorden, lezen wc als aanbeveling iu de kranten. Lieve hemel, als de man bij tij ds hoort wat eeu fiere, vrije Nederlander al niet doet om eeu lintje", is het te hopen dat hij al die orden thuis laat; Meer dan te dikwijls wordt zij daar door een troepje opgewonden dansers of aange schoten pretmaaksters in 't ootje genomen en als »Suif'e" of »I)roiike liet" uitgelachen, heen en weer gegooid en geplaagd, ma_ar ze wordt er nooit kwaad om, zij scheldt niet terug, ze slaat niet van zich af'. O neen! zij schreit maar alleen, en als men haar eindelijk met rust laat, veegt zij met haar wollen doek langs de roode,vochtige oogen en vraagt droevig:»Heb jelui Hein dan niet gezien?"?een vraag die gewoonlijk met een uitbarsting van lachen wordt beantwoord, of een spottend: =>Zoek jij je lief, oud mirakel ?" uitlokt. »Ik zoek m'n man," zegt ze dan, wezenloos rondziende; ->is ie d'r niet V" En wankelend gaat zij verder, om elders haar vraag te her halen en overal spot of mishandeling te on dervinden. «Suffe Bet! zoekende Bet! dronken Bet!" roepen de menschen die haar zien, maar niemand weet eigenlijk waarom. En zij??Ze hoort geduldig al die scheld woorden aan, zij is er nu al aan gewend en zij herinnert zich zelfs den tijd niet meer, dat ze er boos om werd: zij weet bijna niet meer, dat zij leeft, en toci^is het nog niet zoo heel lang geleden, dat zij een flinke, heldere vrouw was. Soms.wanneer zij door de Pieter-Jacobsstraat komt, blijft ze voor een danslmis, 't grootste dat er is, staan en. als zoekend ziet zij rond, brengt de hand aan 't voorhoofd en wrijft met haar dorre vingers boven de oogen langs de grijze wenkbrauwen, als wilde zij zich iets herinneren; maar 't helpt haar niet, ze is 't vergeten dat zij jaren geleden ook diiar stond, met bonzend hart en met angstige oogen naar binnen starend. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl