Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.617
Het stemt bitter, het wekt afkeer op, alleen
geregeerd te worden door eene macht, die alles
TOrbrjjzelt wat, zelfs tegen beter weten in, niet
piept zooals zij zingt. En wat zou het baten,
01 we van menig officier al de ontvangen indruk
ken beschreven, de gevoelens, die hen bezielden,
?weergaven, of het hen getroffen leed bespraken?
Gedane zaken toch, ze nemen geen keer, niet
?waar, en we zeiden reeds duidelijk genoeg onze
'meening. We besluiten dan ook met den wensch,
dat door strikte rechtvaardigheid, door het aan
leder jjverig en geschikt officier schenken van
voldoend en verdiend vertrouwen, door het eer
biedigen en op prijs stellen van zijne zelfstandig
heid in goeden zin en in het algemeen door het
waardeeren zijner plichtsvervulling, de goede geest
in het officierskorps steeds moge toenemen: dit
Ml het leger, het volk en ons vaderland ten goede
komen.
DE MANNENQUAESTIE.
In de Neue Freie Presse behandelt een
feuilletonnist, die zich onder de initiaal W. verbergt,
naar wiens artikelen de lezers van het blad steeds
gaarne zien, de mannenquaestie". Bedoeld is na
tuurlijk, het bhjkt uit de tegenstelling, de
vrou?wenquaestie", maar uit een ander oogpunt
be?chouwd.
De schrijver heeft het oog op de groote uit
breiding der .weerkracht" in de Europeesche
Staten. Een stroohalm breekt het kameel den
CTg, zegt een Arabisch spreekwoord; is de last
op zich zelf reeds bovenmatig, dan is het geringste
voldoende om hem ondragelijk te maken; nog een
stroohalm en met de weerkracht der volkeren is
het gedaan."
Dit is de mannenquaestie, die de schrijver met
de vrouwenquaestie in verband brengt. Een deel
der vrouwenquaestie wordt er door aangeraakt,"
«egt hij, want er zijn eigenlijk verscheidene
vrouwenquaesties: eene voor de bovenste tienduizend,
een andere voor de middelste honderdduizend, en
nog een andere voor de benedenste millioenen.
Het minst belangwekkend zijn in dit opzicht de
bovenste tienduizend. Onder haar is zeker nog
veel dat dwaas en verdraaid is, onzinnige me
thoden van opvoeding, ongezonde modes,
zenuwvernielende gebruiken, maar geen ellende, geen
ontbering, geen honger,
Men behoeft aan deze dames, wier leven een
.elegant sterven is, geen recht op arbeid te ver
schaffen. Zij maken geen aanspraak op dat recht,
dat de benedenste millioenen zich door nood en
ellende hebben veroverd, of dat een despotische
Overlevering haar op de schouders heeft gelegd.
De vrouw van landman, handwerksman en arbei
der, zwoegt in het zweet haars aanschijns, voor
haar is er eigenlijk nooit een vrouwenquaestie
geweest. Maar klimt men eenige weinige schreden
hooger, dan ontmoet men die ongelukkige wezens,
die met hare beschaving boven zekere bedrijven
staan, en uit kracht dezer beschaving eenige
eischen stellen, welke het leven niet in staat is
te bevredigen. Er ligt eene onuitsprekelijke wreed
heid in, door eene zoogenaamde fijne opvoeding
de vatbaarheid voor genot bij een menschelijk
wezen te prikkelen en te verhoogen, en het dan
de middelen tot dat genot te ontzeggen; des
menschen zenuwen gevoeliger, al de vermogens
zyner ziel ontvankelijker te maken, en hem dan
uit te stooten in omstandigheden, waarin hij in
plaats van eene ziel een steen, in plaats van
senuwen ijzeren kabels noodig zou hebben.
Aan deze ongelukkigen denkt men het eerst,
wanneer er dezer dagen van een
vrouwenquaes- tie sprake is. Voor de dames zelve werdt het
dan meestal een mannenquaestie of zij een man
zullen krijgen of niet. En, daar het noodlot
gewoonhjk de vraag ontkennend beantwoordt, ver
langen zij niet een mindere dosis beschaving,
maar uitbreiding van de gelegenheid voor haar
zelve, om onafhankelijk te worden en haar on»
derhoud te verdienen in alle beroepen, die haar
tot heden gesloten waren.
Zij willen leeraren, dokters, ambtenaren, kun
stenaars, zelfs advokaten worden evenals mannen;
zjj willen vooral het kiesrecht in staat en ge
meente hebben, want zij denken niet zonder reden,
dat het politieke stemrecht voor al het andere
de deur opent; en zij houden het, bij de bekende
numerieke meerderheid der vrouwen, volstrekt niet
voor onmogehjk, dat de mannen eenmaal door de
vrouwen overstemd, en de landen der oude en
nieuwe wereld door vrouwen geregeerd zullen
worden.
De stroom heeft zich zijn bedding reeds ge
graven, tegen te houden is hij niet meer. In
Engeland winnen de vrouwen het eene reclit voor
en het andere na; in Amerika zijn staten, waar
reeds tientallen van jaren gelijke rechten voor
man en vrouw zijn ingevoerd, waar de vrouwen
als vrederechters en juryleden optreden, en allerlei
mannelijke handwerken en bedieningen uitoefenen.
Daar ginds kent men geen burchten enkasteelen
en geen nevel van oude veroordeelen verduistert
er de lucht. Maar wie ziet niet, dat ook op het
Europeesche vasteland de traditie aan 't ver
zwakken is ? Byna iedere Universiteit heeft thans
haar vrouwelijke studenten. Heden zijn er reeds
vrouwelijke dokters, morgen zullen er vrouwelijke
professoren zijn. Verheugend of niet, het feit laat
zich door een spottenden glimlach niet wegcij
feren. Nog tien jaar geleden schertste een
profewor te Bern met begeerig fonkelende oogjes:
Mijn hemel, waarom zou men niet een interes
sante, intelligente en mooie vrouw toestaan, nu
en dan een college te bezoeken?" Dus inte
ressant moesten de dames-studenten zijn, en mooi?
Kon men dat voor tien jaar nog uitkiezen, nu
komen ze aandringen, mooi en leelijk! Wanneer
het waar is, dat kennis macht is, willen de vrou
wen ook de macht winnen, en het is de vraag of
denmannen recht doen, haar daarin te verhinderen."
Nu komt de schrijver tot het eigenlijk doel
zyner verhandeling.
Men denke zich het geval van een algemeenen
oorlog. De moderne millioenenlegers staan tegen
over elkander. De drie groote L's, linie, landweer,
landstorm, zetten zich van alle kanten in bewe
ging, de familiën worden gedund, al de mannen
yan twintig, tot v\jf en veertig jaar zijn voor den
krijgsdienst weggehaald, de vreeselijke mannen
quaestie" brandt lichterlaaie, en waar men ook
de blikken heenwendt, ziet men een vacante be
trekking, een verlaten ambt, eene ledigstaande
plaats van burgerlijke werkzaamheid, aan welke
op eens de leidende kracht ontroofd wordt. De
Europeesche oorlog die nadert, kan en zal deze
ellende teweegbrengen. Zal het dan niet een
voudig noodzakelijk zijn, dat de vrouwen al de
gapende leemten aanvullen, hier in geneeskun
dige hulp voorzien, daar onderwijzend optreden,
ginds in de behoefte aan ambtenaren, kunste
naars, mannen van zaken, administrateurs voor
zien, het gansehe uurwerk van het maatschappe
lijk verkeer in orde houden? Iets dergelijks zal
zeker geschiedeu. De kennis der vrouw zal in den
aanstaanden oorlog, vooral wanneer hij lang duurt,
op allerlei wijze in toepassing komen, en daarom
kan men zeggen, dat de vrouwenquaestie groo
tendeels in de bloedige mannenquaestie haar op
lossing vinden zal."
* *
*
Het is natuurlijk nog te bewijzen, dat de vrouw
geestelijk en lichamelyk geheel voor de taak van
den man berekend is. Men weet dat eenige der
grootste mannen en denkers onzer eeuw het be
twijfeld hebben. Proudhon bijvoorbeeld, hield de
vrouw voor een uiterst inferieur wezen, en was
zoo slim, met een aantal uitspraken van zeer
superieure vrouwen deze meening te staven. De
vrouw was van nature dom, zeide Georg Sand;
als eene vrouw dacht, was dat meer een gelukkig
toeval, dan een natuurlijke toestand, zeide Uaniël
Stern (gravin d'Agoult); Mad. Necker en Mad.
Guizot zeiden iets dergelijks. Napoleon dacht als
Proudhon en men weet hoe weinig rechten de
Code Napoléon aan de vrouw verleent. In het
land waar de vrouw in de maatschappij alles is,
heeft zij rechtens niets te beteokenen, Alles is
mogelijk in Frankrijk," zeide Napoleon, behalve
eene vrouw, die doet al wat zij wil." Men weet
hoe hij tegen Mad. de Staël uitviel: Sedert wan
neer bemoeien de vrouwen in Frankrijk zich met
de politiek?"
Sedert men ze guillotineert," antwoordde
de slagvaardige dame.
Toch hebben in de laatste jaren ook in Frankrijk
andere meeningen zich doen gelden. Men weet dat
bijna ieder van de drama's van Alexander Dumas
fils een pleidooi voor de vrouw is; Denise en
Francillon, zijn beide laatste werken, eischen
voor haar geheel dezelfde rechten als den man
door maatschappij worden toegestaan. Ook de
Duitsche socialisten en eenige Engelsche
philosophen denken er zoo over; Bebel heeft er eene
verhandeling over geschreven, waarin hij tot de
conclusie komt, dat noch de geringere geestelijke
geschiktheid der vrouw, noch zelfs hare lichame
lijke bewezen is. En mocht dit in bijzondere ge
vallen al zoo zijn, dan heeft alleen de opvoe
ding er schuld aan, zeggen zij. Men voede de
vrouw beter op, bevrijde haar van de eeuwen
lange slavernij, en zij zal zich tot de gelijke van
den man ontwikkelen, voor zoover zij dat nog
niet is.
Thans de conclusie van den schrijver.
Onze tijd heeft er voor gezorgd, dat de gelijk
stelling nog niet van heden op morgen een feit
wordt. Door de sociologie is het sinds lang als
een bewezen wet vastgesteld, dat tusschen staats
vorm en familie, tusschen den volksgeest en het
lot der vrouw een innige samenhang heerscht.
Het absolutisme in den staat doet ook de macht
van iederen huisvader in zijn kring rijzen, en
vernedert dus de positie der vrouw. En, daar het
absolutisme de bron van oorlogon is, en de oor
log de waarde van den man vcrtienvoudigt, heeft
de vrouw niets zoozeer te vreezen, als het zon
derlinge heimwee, dat onze tijd voor de Middel
eeuwen gevoelt. De reactie is de vijand der
vrouw. Mocht do toekomstige oorlog ook al haar
werkkring uitbreiden, het is niet zoo van zelf
sprekend, dat daarmede haar rang in staat en
maatschappij stijgen zal. Hoe strijdvaardiger een
volk is, te lager is er de positie der vrouw, en
omgekeerd. Lapland, waar de vrouw geheel de
gelijke is van den man, en waar nooit oorlog
was, de Vereenigde Staten, waar de vrouw eene
buitengewoon hooge positie heeft, Engeland, met
zijn uiterst ontwikkelde vrouwen in alle vakken,
bewijzen het. De Duitsche meisjes daarentegen
zijn onontwikkeld en dwepen nederig mot zweier
lei Tuch."
Zoo is het denkbaar, dat de aanstaande oorlog
aan de vrouw met de eene hand ontneemt, wat
hij haar met de andere hand geeft. Maar de
quaestie zelve, de klacht der vrouwen, klinkt door
de gansehe wereld. Zij lost zich grootendeels op
in de vraag naar mannen. Er zijn landen, waar
40 percent der meisjes ongetrouwd blijven; in
Duitschland zijn er vijf mülioen oude vrijsters;
in Oostenrijk-Hongarije verwelken er niet veel
minder. Dat alles wil eten, zich voeden, leven, al
is het dan ouk moeitevol. Hebben deze
misdeelden dit eens verworven, dan zullen zij ook haar
aandeel aan rechten en plichten vragen. Het lot
van den staat is toch ook haar lot. Op het vaste
land zal men er nog lang tegen worstelen; in
Engeland begint men reeds toe te geven. In 1832
eerst verlangde n enkele vrouw algemeen stem
recht, nu vragen het honderdduizenden en op
verschillende deelcn der administratie hebben zij
het reeds verkregen.
Maar ook op het vasteland heeft de vrouw
reeds veel veroverd. Twintig jaar geleden was de
vrouw als onderwijzeres eene zeldzaamheid; nu
deelt zij met den man het geheele lager onder
wijs, de posterijen en telegrafie; men ziet ze,
althans in Duitschland, in de spoorweg-bureaux
en in de groote handelshuizen Wie weet hoe jong
de volgende eeuw zal zijn, als zij in gemeente
raad en parlement zitting heeft. Zij zal er haar
bekoorlijkheid een beetje mee verliezen; de min
nezanger breekt zijn harp stuk, en ons, die in het
verled.ene wortelen, zal het eenige smart kosten
er afstand van te doen; maar voor zulke smarten
heeft het nieuwe geslacht wellicht geon orgaan
meer. Wat geschieden moet, zal geschieden!"
VOOR DAMES.
Worth. . Modeldeurcn. ? Een
Oostersche droom.
Modistenrekcningen. Santa Codet. Stem
recht voor de vrouw.
De groote Parijsche damestailleur Worth, die
nog altoos op iedere bladzijde van den Almanuc de
Gotha en niet minder op iederen bladzijde van
het boek der groote fortuinen zijn cliënten kan
aanwijzen, is in Engeland geboren, te Bourne in
Lincolnshire. Hij was bestemd voor letterzetter,
maar bleef dit slechts eenige maanden; hij wist
toen naar Londen te komen en eene plaats in een
magazijn van nouveautés te verkrijgen. In 184
kwam hij naar Parijs, ruim twintig jaar oud, en
had er het geluk in een ouden deftigen winkel,
la maison Gagelin, te komen, indertijd reeds leve
ranciers van Marie Antoinette en destijds nog van
den heelen faubourg Saint-Germaiu. Worth klom
er, dank zij zijn smaak en handigheid, spoedig op
en werd zelfs deelhebber, maar kon er zijn com
pagnons niet toe krijgen, ook het maken van ja
ponnen aan te nemen. Hij wierf toen eonigc naaisters
aan en zocht op eigen hand klanten, die spoedig
over zijn smaak en vernuft uiterst tevreden waren.
In 1858 vestigde hij met een Zweed, Bobergh
genaamd, de groote zaak van Worth.
Door mad. de Pourtalès werd hij aan de keizerin
voorgesteld en weldra werd met hem alleen over
al het nieuws en fraais, dat de keizerin zou dra
gen, overlegd.
De eerste mijner creatiön, die ik aan de kei
zerin voorlegde, was een robe de ville van effen
grijs taf, met zwart fluweel lint opgemaakt, rok
en jaquette bij elkaar. Later was dat gewoon, toen
was het nieuw; de keizerin roemde het zeer
Maar, mijnheer Worth, zeide zij, ik zou mij in
zulk een nieuw costuum niet in het publiek
willen vertoonen. Ik moet wachten tot het door
iemand anders gedragen is; ik kan in mijn positie
de mode nie,t aangeven, ik moet haar volgen.
Er werd dus besloten, dat de hertogin de Pour
talès eerst het costuum dragen zou; eerst zes
maanden later maakte ik er juist zoo een voor de
keizerin, die het bij de wedrennon te Vincennes
droeg. Zij was toen juist in halven rouw over do
hertogin van Alba. Ik leverde haar toen ook een
robe d'intérieur van zwarte moiro, forme princesse,
dat wil zeggen rok en lijf aaneen; het was de
eerste die ik in dien vorm gemaakt heb."
*
* *
Voor de tentoonstelling van 1855," vervolgt
Worth, ik was toen bij Gagelin, zond ik
een hofsleep in, van wit moire antique, bijna ver
dwijnend onder een borduursel van gouddraad on
kralen, dat ik zelf had geteekend. Het borduursel
stelde een reeks volants van gouddraad voor, die
zich als een waaier ontplooide. Vijfduizend francs
voor een japon te betalen heette toen buitenspo
rig; toch werd deze hofsleep op 30,000 francs
geschat.
Toen de tentoonstelling gesloten was, liet ik
den sleep naar de Tuilerieën brengen, met verlof
van den keizer, daar men het stuk voo rekening
van den staat wilde aankoopen voor het
Conservatoire der Arts et Métiers. Do keizer was vol
bewondering, toen ongelukkig de heer Bacciochi
aankwam en zeide: Er zijn leliën in het patroon
van het borduursel" Het was niet zoo, er waren
geen leliën in; maar het dessin was Renaissance
stijl, en uit eenige van de vele dooreengeslingerde
krullen kon men wel een soort lelievorm samen
stellen. In allen gevalle, de keizer kocht den
sleep niet.
Twee dingen droegen bij om het toilet tot zulk
een belangrijke zaak te maken, als het onder de
keizerin werd; het waren de crinoline en de
gecostumeerde bals. Hot eerste gecostumeerde bal
had bij Mad. Tascher de la Pagerie plaats. De
7 e4 e5
80?0
9 cl f4
10 f4 d2
11 fl el
12 bl c3 c)
13 dl h.5
14 d2 X g'r' d)
15 g5 h4
1G d3 aG f e)
17 h4 g3
18 h5 dl ?)
19 aG fl
20 b2 b4
21 dl bl
22 bl b3
23 al bl
24 g3 X b-4 h)
Zie diagram.
25 g2 ->- f3
Zwart geeft in
f G g4
f8 c5
g7 g5&)
g4 X c5
d8 e7
c8 d7
o o o
f7 fG
d7 - g7
c8 b8
h8 g8
e5 g4
g4 e5
d7 g4
c5 d4
h 7 h5
b.5 h4
e5 f3 f
6 zetten mat.
a} Zuckcrtort bracht het eerst deze verdediging in
zwang, die zeer goed is en dikwerf den eerstspelenden in
de war brengt.
b) Zeer gewaagd, maar m dit go val zeer juist aangewend.
c) d2?c3 ware beter en dan bl?d2.
d) Het ware even gevaarlijk te nemen als niet te nemen.
e) Zeker niet goed gespeeld! meer nabij zijn spel ge
houden, zou deze raadsheer zijueu kouing moer dienst heb
ben gedaan dan nu.
/") Zeer noodig de Dame uit het gevaar te brengen.
(l) De eerste stap tot een schooneu aanval.
h) Het paard tegen looper te ruilen, ware zeker beter
maar toch was de stelling wanhopend.
'/) De aanvang van het einde.
j) Zelden ziet men in de tegenwoordige partijen zulk
een mat.
Stand der partij na den 24stcn zet van zwart.
ZWART
i
:. ? * t
keizerin droeg er een costuum dat ik geleverd
had, de Nacht, zwarte tulle met witte marabouts.
De hoepelrok werd voor de keizerin uitgevon
den toen de keizerlijke prins verwacht werd, en
koningin Victoria, die prinses Beatrice wachtende
was, nam haar terstond over. De wijdte van japon
nen die men toen gedragen heeft, is nu
ongeloofelijk. De eenvoudigste rok was toch tien baan
satijn of fluweel breed. Van lichtere stoffen, met
niches, volants, durfden wij niet beloven er twee
te maken uit een stuk stof van zestig meters. Ik
heb eens een japon gemaakt, waar volle honderd
meters zijde aan ging. Het was geglaceerd taf in
drie nuances, van donker Klas tot licht violet,
purperachtig getint. De geheele rok was overdekt
met dikke ruches in die drie tinten, zoodat de
japon een groote bouquet viooltjes geleek.
Ik zag onlangs de ke'zerin weer. Hare gezond
heid is teruggekomen onder de behandeling van
den beroemden dokter van Amsterdam, en met
de gezondheid bijna hare schoonheid. De
frischheid is natuurlijk verdwenen, maar hare elegante
houding, hare fijne trekken, vooral de buitenge
woon fraaie teekening van schouders en buste
zijn ongedeerd gebleven. De taille van keizerin
Eugénie was het ideaal voor den couturier."
* *
Als concurrenten voor al de groene tinten, die
nog aanbevolen worden, komen behalve het jaune
chine en rose chine, die wij een vorige maal noem
den, ook een gansene reeks van schakeeringen
der cliaudron kleur, terra-cotta, vieux rose, ois de
rose, aeajou; dit alles, tusschen warm ri se en rood
bruin, met perkamentkleurig satijn of crèpe de
Chine vcreenigd, zal gedistingeerd eu zeer goed
kleedend zijn. Het maakt bleek, maar blank,
erracotta met zwart is artistiek, het zijn de kleuren
van de Grieksche vaas. Grijs, Russisch grijs,
struisveergrijs, muurgrijs, vindt men ook vertegen
woordigd in de nieuwere zijden stoffen; er zal
veel zijde gedragen worden. De oude Fransche
faille, tegenwoordig ook wel régence genoemd,
blijft in den smaak vallen; niets is eenvoudiger
en smaakvoller dan grijze zijde of grijs laken met
grijs borduursel en stalen kralen. Het borduursel
uit de hand is niet veel duurder dan het
fabriekswerk, het is daarentegen solieder, draagt voorden
kenner terstond een eigen karakter en geeft werk
aan de industrie; waarom zou men het dan niet
begunstigen ?
In Engeland houdt men wellicht door de
gewoonte van de drawwg-room veel van ver
sieringen in het haar; bij een diner-costuum, uit
Parijs gekomen, van zwarte kant, appelgroene fail'e
en gitten passement, droeg dezer dagen eene
dame niet minder dan een half dozijn groote
zwartgitteu kapellen in het goudblonde haar; eene
andere had bij een costuum van maiskleurig
peaude-soie met lüas eharpe een aantal gouden ban
den naar Grieksehen trant.
*
* *
Een liefdadighcidsbazar, die minder opbracht
dan do poppentcntooustelling te Utrecht en mis
schien twintigmaal meer gekost had, word de
vorige weck in hot prachtige liütel van Lord en
Lady Aberdeen, Grosvcnor-tquare te Londen, ge
houden. De hooge entree, een guinjo, had het
eigenlijk groote publiek blijkbaar afgeschrikt en.
toch was er veel moois to zien. Men betitelde
den bazar een Oostersche droom", alles was
Oostersch. Een brecde corridor, met zacht ge
kleurde Oostersche zijde behangen, leidde naar
do Indische muziekzaal, waarvan de gekleurde
vensterglazen naar eene beroemde moskee
gecopieerd zijn. Het plafond is geheel als Arabitch
werk afgedeeld, geïncrusteerd en geschuierd; de
uitgesneden pilaren, liet houtwerk van het orgel,
alles is naar historische Indische modellen, naar
de rotstempels van Elcfanta en andere wonder
werken van architectuur.
Daar waren de kraampjes opgeslagen; de con
certen, werden \oor ditmaal gegeven iu den salon
Louis Quinze, geheel van wit damast met
goud doorwerkt. Er werd thee geschonken in
Lady Aberdeen's boudoir, ook wit; er was een table
d'höte in de eikenhouten eetzaal; de andere kamers
van do receptievertrekkcn waren alle voor het
publiek geopend.
De gravin vaii Aberdeen, hare zusters en eenige
andere verkoopsters droegen Indische costuum,
zijden saree's; maar zij hadden haar gelaat niet
bruin gekleurd. Dit hadden do heeren, die haar
ter zijde stonden, welgedaan, zoodat hun Oostersch
costuum zij begonnen de talons door te gaan
als de kalif en zijn gevolg veel echter scheen.
en hun veel beter stond.
*
* *
Voor de Parijsche rechtbank kwam dezer dagen
de bekoorlijke actrice du Marsy, die de tol van
Venus speelt in Ofïeubach's Orphée aux enf'ers.
Zij weigerde de rekening harer modiste te betalen
omdat deze haar te veel gerekend had. De recht
bank was het met haar eens en verminderde de
bede f g h
WIT
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Tot Vrijdag 12 April 's avonds was de stand
als volgt:
Blackburn won 14, Max Wciss 1334, J.
Gunsberg 12, Tschigorin 11 K, Lipschutz 10,
Taubenhaus 10 en Burn 10 partijen
Den IGen April 's avonds was de afloop van de
Match te New-Vork als volgt:
Burn sloeg Judd.
Showalters partij met Delmar werd niet ge
indigd, en Martinez maakte de laatste partij
remise. Hiermede was de eerste gang op 17 April
van de Match afgeloopen met den volgenden
uitslag;
Woiss (Weenen) Ifü/j puns.
Blaekburn (Londen) 15
Gunsberg 14
Burn en ) ^
Tschigorin (Rusland) f ' "
Lipschutz (Xew-York) 12
Mason Londen l jy
Taubenhaus Parijs j "
De tweede gang zou op den daaropvolgender.
dag beginnen.