De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 28 april pagina 4

28 april 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 618 zitten bevond hij zich reeds op den, nu weer van vyanden schoongevaagden, weg, die uit den verlaten voorpost naar 't hoofdkwartier te Dijon geleidde" (UI, blz. 4). BVJ het nauwkeurig lezen van 'sheeren ten Hoek's pennevrucht, kwam voortdurend de vraag bjj mjj op: zou de schrijver zijn verhalen ook soms eerst in het Duitsch gesteld en daarna in onze moedertaal overgebracht hebben of heeft hij deze met een groot aantal Germanismen willen verrijken? Want daarvan wemelt het voor mij liggende boek. Om slechts enkelen te noemen, wijs ik op: beaarding voor begravenii (I, blz' 3), kerkomstig gebruikelijk (I, 18), vroegstuk voor ont bijt (I, 21), uit het roode trekkende blonde lokken (J, 39), gwond (I, 48), burchtverlies (2) (I, 71), middeleeuw (I, 88), rechten voor vonnis vellen (II, 23), Hoor dan toe (II, 21), een geding bij de recht bank door te voeren (II, 36), trouwhartig (II, 53), verre zocht te houden (II, 85), bewaar ons (II, 67), Dat borgt (staat borg) voor allen (II, 70), zich gaan Jlerhalen voor op zijn verhaal komen (III, 4), strïkwerk voor breiwerk (III, 18), scheikundig strijkzwaveltje (chemisches Streichbolz of allumette chi£iique)? voor lucifer (UI, 47) enz. enz. Dat de schrijver er niet tegen opziet, zoo nu en dan een woord van eigen vinding in te lasschen, kan uit de volgeuden, die ik hier en daar aanschrapte, bljjken: haarbesnijdenis (l.5),opgedoffeld(l.2r), sabelpelswerk (l. 38), uitkasseboenen (I. 63), een volle hamp fflumpen?) (I. 64), kleedrok (II. 29), opgwenken (II. 48); de schrijver houdt van dit woord; elders zegt hij: zich op of van 't paard zwenken". (Is dat soms het Duitsche sich aufs Pferd., vom Pferde schwingen ?"), een voormalige (II. 90; waarschijnlijk is hiermede bedoeld een ci-devant); hotselen (II. 99), een netelig (voor knorrig) gezicht (III 15), icrangbceld (III. 55), smaehtverlangen (III. 60). Ten slotte laat ik hier, om 's schrijver's schuld register daarmee af te sluiten, nog eenige staaltjes van wansmaak en gebrek aan taalgevoel volgen: welke uitermate zeer kwalijk stonken" (I. blz. 3) de aanvoerder die voorop reed" (I. blz. 12) bevangen door den roes der kostelijkste wijnen, zilveren nachturnen geplengd" (II. blz. 16) ledere medespeler in dat wonderlijk wereld drama was een ingevleeschde tegenstrijdigheid" (II. blz. 27) De pijn van den hond had lang werk om ge stild te worden". (II. 43) Bij de achthonderd volksrepresentanten zaten op amphitheatergewijs, in een wijd halfrond op waarts glooiende banken". (II. 90) Heer in den Haag", dacht Friedrich. (NB. een pruisisch officier). (III. 16) Mogelijk al weer een gedaantelooze gedaante". (III, 63) Maar op 't zelfde oogenblik versmolt het wezen in nujn armen". (III. 65). Ik zou deze lijst van zonden tegen den goeden smaak nog veel langer kunnen maken, maar cui bono? Hetgeen ik mededeelde zal de verbazing van den lezer dezer regelen wel wat'hebben doen opdroogen (I. 5) en hij zal tevreden zyn met de weismakende aannemelijkheid van den goeden wil (I. 5) van den heer Ten Hoet.. Wanneer deze zich toch eens met het drollig mom (III. 35) van den schrijver getooid heeft en ons zijn zuurkoolspeksoep (I. 21) voordient, wanneer hij ons kennis doet maken met een paar allerliefste lieve nichtjes van achttien tot twintig jaren (II. 7) dan worden wij geboeid door zijn Syrenengezang (II. 9), en wy volgen hem sapper de kriek! (II. 24) zonder te rechten (II. 23), door z\jne nu eens bloedroode, dan weer in 't grijze trekkende (II. 33) tafereelen, mogen wij behooren tot de stoelvaste heeren (II. 50) van Danton of tot de kunne, welJcer binnenkdmeren natuur met hare teederste ga ven heeft gestoffeerd (II. 49). F. Z. MEHLEE. i 1) Ik heb allen eerbied voor des heeren t. H. historische kennis en belezenheid. Toch protesteer ik er tegen, dat hij Anacharsis Clootz tot een landgenoot der telken jare Nederland bezoekende Hannekemaaiers maakt (II43). De misleide dwaas was te of in Kleef (men spreekt in die streken wel meer van Kleefsche gekken) geboren. Dat een Fransch volksvertegenwoordiger bij het opsom men der namen van beruchte vorstenmoordenaars eerst Gerards noemt en dan Clement en Ravaillac, is zeker ook vreemd genoeg (H 65) De etymo logie van ansjovis (I 55) Anjouvisch is zeer gewaagd. (2) Hieraan voegt hij nog de fraaie Bilderdijkiaansche etymologische afleiding toe: eenmaal daarin de naam zegt het dan was men verloren." BB TOESTEMMING. Bij 't blad, de kopjes nog met zorg ineen geschoven, Zag, breiend onverpoosd, de moeder voor zich uit, Maar wie haar gadesloeg kon hier geen ijver loven, Doch speurde d' onrust slechts, die traagheid buitensluit. Links achter 't nieuwspapier bijkans geheel verscholen, Doorliep des vaders oog de mare van den dag, Al werd de strakke blik ook soms genoopt tot dolen, Wijl hij was 't ooit gebeurd ? thans enkel letters zag. Recht tegenover hem zat Clare, mee te spellen, Waar anders heur roman nooit vruchtloos aandacht vroeg, En ze altijd, hoog van blos, meestresse in 't vertellen, Iets van heur geestdrift op heur ouders overdroeg. De blos was thans een vlam, welk' bei heur koonen brandde. Het poprend hart verra&nd, dat natrilde in de hand, Die blad op blad verschoof, of 't hoofdje half omspande, Wen zich heur geest verloor in Liefdes wonderland. Hij d' Eenge, werd gewacht; niet om heur Ja te hooren Reeds langen tijd herhaald in Clare's zaalgsten lach, Maar om 't beslissend woord, dat hem zijn uitverkoren In de armen voeren kon, door 't ouderlijk gezag. Kon; want helaas hij zag, hij kende de bezwaren, Voor hem slechts nevelen, in 't ouder-oog vol wicht; Fortuin bezat hij niet, hij was nog jong van jaren, En toekomst tooverde geen schatten voor 't gezicht Sn zij? ze was hun kind, zij de appel hunner oogen, Sinds twintig jaar hun schat, hun zonnetjen in huis, Wier edel rein gemoed heur schoon slechts kon vernoegen, un vreugd bezielend steeds en immer steun bij 't kruis. )p eens weerklinkt de bell -- Fluks wordt de krant gevouwen, Haar 't zijn de plooien niet waarin zij tot hem kwam, Want, mag hij anders al op eigen geestkracht bouwen, iu stormwind 't loover dreigt, vreest zelfs de kloeke stam. Ook moeder staakt het werk, heur vingeren ontgleden, In zendt heur mau een blik, die angst te ontveinzen poogt. 3ua Clare is opgestaan eu naar de deur getreden : voelt het hoe fijn. komst, heur blyven niet gedoogt. Zij hoort zijn kloeken stap, en alreeds vlood zij henen, 'Jmhoog naar 't klein boudoir, waar zij zoo meengeu nacht, 3e zoete brieven las, van flauwe kaars beschenen, Bewijzen zijner trouw, door schulke list gebracht. t Is donker om haar, ja, maar duister ook daar binnen, Al daalt somwijl een licht haar in de ziele neer, Wat zal hij zeggen toch, hoe 't ouderhart zich winnen?" Dus vraagt ze, en zendt heur klacht naar 't tintlend sterrenheir. Doch keurge, bronzen lamp werpt ras heur heldre stralen, Naar alle zijden uit, door 't lief vertrekje heen, Waar 't oog der hartsvriendin zoo gaarne rond mag dwalen, Bekoord door 't velerlei van weeldes sierlijkheên. Ze werpt zich op een stoel, zij 't ook om dra te rijzen. Wijl 't kloppend harte dringt tot immer rustloos gaan. Straks ziet zij 't slingerwerk het uur van negen wijzen: Nog houdt de onzekerheid, de bange foltring aan l 't Schijnt Clare een eeuwigheid, dat lange martleud wachten, Waarbij zij nu zijn stem, dan die haars vaders hoort, En 't half verstane woord een zee wekt van gedachten, Of soms een gulle lach haar waakle hope schoort! Aan 't eind, hoort zij de deur beneden haar ontsluiten, En weibekenden tred snel nadren meer en meer l Een enkel denkbeeld bant plots elke vreeze buiten, En met een kreet vindt Clare aan moeders borst zich weer! Dees houdt heur kind omkueld bij 't langzaam nederdalcn, Maar eensklaps blijft ze alleen, glimlachend door een traan; Heur Clare is reeds ontvlucht, want blijdschap niet te malen l Daar, de armen uitgestrekt, ziet zij] heur liev'ling staan ! VINCENT " VARIA. PLASTISCHE KUNST. De kunstlievende heer D. Franken te Parijs, vertelt den lezers van den Courrier de l'Art van de jongste acquisities der musea te Haarlem en te Leiden. Hij deelt mede hoe het Haarlemsche museum, na onlangs uit het legaat Fabricius van Leyenburg 64 familieportretten te hebben aan vaard, thans weder van den heer Gerlings te Utrecht 13 portretten teu geschenke heeft ont vangen, waaronder van Mierevelt, J. Verspronck, Ph. Verwilt, Jurriaan Ovens, Gaspard Netscher, Richard van Bleecfc. Verder meldt hij dat déheer Leembruggen het groote schilderij van Jan Steen, De vlucht van Rachel, aan het Leidsch museum geschonken heeft. De groote schilderij van den heer A. J. Der kinderen, zal (in de maand Juni waarschijnlijk) in de kunstzaal van het nieuwe Pulchri-gebouw in den Haag worden tentoongesteld. Naar aanleiding van een werk van H. Janitschek Die Deutsche Malerei," wijdt de vroegere chroniqueur van de Revue Indépendante, de geestige en helderziende Feodor de Wyzewa aan Les Peintres primitifs de VAllemagne een artikel in de Revue des Deux Mondes. En dit op zich zelf is voor wie de toestanden in de tegenwoor dige Fransche literatuur kent, ongeveer even kurieus als het zijn zou, den naam van Van Deijssel in de inhoudsopgave van den Ouden Gids te vinden. Volgens de Wyzewa is Willea van Keulen de eerste, en zijn Dürer en Lucas Cranach de laatste echt Duitsche schilders geweest. Na hen is het naïeve, gemoedelijke, behelperige. maar zeer oor spronkelijke in de oud-duitsche kunst verloren gegaan in overdreven bewondering voor het klas sieke, en in navolging van de Italiaansche kunst. Als de meest oorspronkelijke der Duitsche schil ders, en dien hij hooger stelt dan zelfs Dürer en Holbein, wordt door den schrijver Lochner genoemd die van 1380 tot 1452 leefde. Als het beste werk van dezen noemt hij het Dombild te Keulen. De Jeanne d'Arc", het groote schilderij van Bastien Lepage dat door sommigen voor zijn meesterstuk wordt gehouden, en dat langen tijd in een museum te Boston hing, is door de tegenwoordigen eigenaar den heer Davis, die het stuk voor 5000 pond kocht, aan de Metropolitan Gallery te New-York geschonken. Waarschijnlijk zal de Jeanne d'Arc ook op de groote Parijsche Ten toonstelling te zien zijn. Op de Auctie-Klinkosch te Weenen bracht nog een penteekening van Rembrandt, in den catalogus genoemd Der Brautwerber" 1230 en een van denzelfden meester Elesaus und die Wittwe von Sarepta" 1255 florijnen op. Een druk van Rembrandts ets het landschap met de drie hutten gold er ? 680.?en een van het landschap met de drie boomen / 580. Voor de Tentoonstelling in de Royal Academy te houden zijn niet minder dan tien duizend negen honderd zes en tachtig werken ingezonden, dat is duizend meer dan het vorige jaar. En er kunnen er niet meer dan twee duizend geplaatst worden. Het gekke is dat de leden zooveel van zichzelf mogen ophangen als 't hun lust. Dat is dus nog wat anders dan in Arti'', waar de gewone leden niet geheel geweigerd kunnen worden. Het kunstseizoen is te Parijs al in vollen gang. Louise Abbema houdt een tentoonstelling van haar werk in de Rue Godat-de-Mauroi. De te Parijs wonende Amerikaansche artiest Fréderick Bridgman exposeerde tot 25 April een serie van 340 schilderijen van zijn verschillende reizen in den Cercle van de Rue Volney. De Societédes Pastellistes heeft haar vijfde tentoonstelling met tachtig Ir.sten. Slechts zeventien van de dertig leden van het gezelschap zonden er in. En in hare nieuwe zalen in de Rue Boissy d'Anglas heeft de Cercle de l'Union artistique een expositie van 267 nummers. Te New-York heeft de collectie van James Stebbing, die uit zes-en-zeventig schilderijen be stond, bij verkoop de som van 162,000 dollars opgebracht. Une parlie perdue, van Meissonnier, bracht 131,500; VEminence grise, van Géröme, 68,500, en Molière déjeünant avec Louis XJ F 62,500 francs op. De Prins-Regent van Beieren heeft de stichting bepaald van een academie, waar alleenlijk het schilderijen restaureeren zal worden onderwezen. Deze instelling, de eerste in hare soort, zal worden bestuurd door Hauser, die de beroemde Madonna van Holbein teDarmstadt met zoo goeden uitslag heeft hersteld. Dat zal nog eens een nuttige academie zijn l De Sleeswyk-Holsteinsche Landdag heelt eene bydrage van 100,000 Mark toegezegd voor den bouw van een nieuw museum te Kiehl. Op 26 en 27 April is in het Hotel Drouot te Parijs de collectie geveild van Ernest Odiot, die zijn fameuze verzameling van de hand heet te doen, omdat hij om gezondheidsredenen Parijs moet verlaten. Ook de Parijzenaar Auguste Dreyfus, de eigenaar van een nog rijkere schilderijen-verzameling, zal zijn schatten binnen kort onder den hamer laten brengen. Deze schatryke man die van allerlei soort beroemd heden stukken bezat, zooals van Velasquez, Meissonier, Ruysdael, Theodore Rousseau, Troyon, van Marcke, Barillot, Smithson, Otto Weber,Van Goyen, Andréas Achenbach, Terburg, Louis Leloir, Ostade, Jules Worms, Claude Lorrain, Courbet, Benjamin Vautier, Paul Delaroche, Bonnat, Leopold Robert, Jacquet, Robert Fleury, de Neuville, Murillo, Ben jamin Constant, Snijders, Pettenkofen, Rubens, Diaz, Goya en Corot; de eigenaar van deze allerbontste collectie die op een paar millioen francs geschat wordt, ontdoet zich van dat alles wat hij gedurende dertig jaren bij elkander heeft gebracht, als men Paul Wolff van den Figaro gelooven mag . . louter om een gril. Dezer dagen werd te Weenen een tentoonstel ling van goud- en zilversmidswerk geopend. Deze wordt gehouden in vier salons en een groote zaal van het paleis Schwarzenberg op den Neuenmarkt. Terstond in het eerste salon wordt de aan dacht geboeid door een vitrine, waar de familiejuweelen van eenige der voornaamste adellijke geslachten bijeengebracht zijn. Men ziet daar het uit diamanten en groote topazen samengestelde juweelentooisel der prinses Reuss, dat van de hertogin van Humberland met den beroemden Humberland, verder niet minder dan dertien diamanten diademen, en talrijke met diamanten omzette ordeteekens. Een andere vitrine bevat de kostbare wapens en het prachtige geëmailleerde magnatentooisel van graaf Edmund Zichy. Iets zeer zeldzaams is ook de onder het gouden vaatwerk van vorst Schwarzenberg tentoongestelde, in Egyptisch goudfiligraan uitgevoerde kop uit Soedan. Fraaie proeven van moderne goudsmidskunst zijn de tentoongestelde renprijzen. In het tweede salon bevat de in het midden der zaal geplaatste groote vitrine het zoogenaamde Wildesheimer tafelservies van den hertog van Cumberland, verder het gouden Modenasche tafelservies, dat tegenwoordig den aartshertog Frans Ferdinand d'Este toebehoort, en gouden kannen uit de schatkamer der Duitsche orde. Levendige belangstelling wekt de gouden reis-nécessaire van Napoleon I, die keizerin Maria Louise ten ge schenke gaf aan graaf Bombelles, haar derden gemaal. De overige vitrines in dit salon zijn ge vuld met bijouterieën, tabatières, bonbonnières, nécessaires, flacons, horloges, kostbare geëmail leerde sieraden, paarlen en edelgesteenten. In de beide andere salons vindt men voornamelijk gou den en zilveren pronkvazen in renaissance en barockstijl, toebehoorende aan den hertog van Cumberland, de Duitsche orde, vorst Eszterhazy, graaf Erdody en anderen. Ook prachtige kerksieraden, waaronder zeer fraaie voortbrengselen der latere gothiek, zijn daar tentoongesteld. In een klein glazen kastje worden de kostbaarste en zeldzaamste emailwerken bewaard, waaronder de Palffy'sche bokaal, die in 1598 door de NederOostenrijksche stenden ten geschenke werd gege ven aan graaf Nicolaus Palfiy als belooning voor de inneming vau Raab. In de groote zaal zijn meestal zilveren tafelserviezen enz. tentoongesteld, o. a. dat van den hertog van Cumberland, waartoe behalve de gewone stukken ook kandelabres, koelvaten, waterkannen, wijnflesschen, de breede lijsten der groote spiegels, de zware leunstoelen, ja zelfs een schenktafel, alles van massief zilver, behooren. Verder vindt men in deze zaal nog de met mythologische voorstellingen in relief ver sierde pronktafel uit de schatkamer van vorst Eszterhazy en het zilveren tafelservies stijle Louis XVI van den aartshertog Albrecht. TOONEEL EN MUZIEK. JSen vrijzinnige sehomvburg. Onlangs meldden de Duitsche bladen, dat eenige Berlijnsche schrij vers van naam van plan waren, naar het model van het Théatre Libre te Parijs, een vrijzinnige schouwburg te openen, waar zoodanige stukken, waartegen de censuur bezwaren opperde, of die der tooneeJpraktijk vele zwarigheden opleveren, gegeven zouden worden. Het voorloopige comit van deze onderneming doet nu in de Berlijnsche bladen de volgende mededeelingen. Tengevolge harer eerste oproeping zijn bij de vereeniging Vrijzinnige Schouwburg" reeds vele blijken van instemming ingekomen, zoodat het tot stand komen der onderneming verzekerd schijnt. Vele schrijvers en kunstenaars van naam hebben zich voor het lidmaatschap aangemeld en hun instem ming te kennen gegeven met het streven der Vereeniging en met groote bereidwilligheid hebben verscheiden directeuren van de eerste Berlijnsche schouwburgen beloofd haar te zullen steunen. Van verschillende kanten zijn er uit het publiek stem men opgegaan, die nadere bijzonderheden omtrent de te geven voorstellingen vroegen. Wy kunnen daarop mededeelen, dat men voorloopig het oog gevestigd heeft op werken van Anzengruber, Augier, Eduard Brandes, Björnson, Bleibtreu, Bulthaupt, M. G. Conrad, Dernburg, Fitger, jfarberg, Edmond en Jules de Goucourt, Julius Hart, Ibsen, Kielland, Kretzer, Mautner, Mendès, Spielhagen, Strindberg, Tolstoi, Ttirgenjew en Zola. De meeste der werken, die men op het oog heeft, zijn nooit te Berlijn opgevoerd en op het repertoire der vaste schouwburgen aldaar komt geen enkel er van voor. Réeoltê, het drama van Jules Letnaitre. de vorige week in het Odéon te Parijs opgevoerd, had bijzon der de belangstelling van het litterair ontwikkeld publiek opgewekt. Ieder kent de kritieken van Jules Lemaitre in de Debats, waar hy' zich een waardig opvolger van Janin en J. J. Weiss betoont. Hij is onafhankelijk in zijn oordeel, heelt eene ernstige opvatting van het schoone, gesteund door eene grondige kennis van de Fransche en antieke klassieken, en is gewoon zijn prachtig modern Fransch naar alle schakeeringen van gedachte en gevoel te kneden. Van deze eigenschappen heeft Jules Lemaitre er eenige in zijn drama gelegd. Zyn taal is ele gant, modern, en toch juist en krachtig. De psy chologische ontwikkeling der karakters in de eerste drie bedrijven is correct en logisch; daar echter waar de voortgang van het drama meer gloed dan juistheid eischt, heeft hem de inspiratie wat in den steek gelaten; zoodat Itevoltée meer een litterair merkwaardig stuk is, dan een tooneelsucces. Het is de geschiedenis van eene jonge vrouw, het kind eener onwettige liefde, die tegen de onrechtvaardigheden der maatschappij opkomt, maar wier fouten niet aan haar, maar aan hare moe der en aan den wettigen zoon van deze bezocht worden. Het is dus eenigzins eene pièce a these zoo als Dumas ze schrijft, maar daarenboven is de jonge vrouw, arm en verlangend naar al de genoegens der wereld, getrouwd met een schoolmeester die zich voor haar doodwerkt en toch steeds ontevre den, eene merkwaardige psychologische studie. Het eerste tableau is een fiue o'clock tea; Helene Rousseau, de heldin, knoopt er eene gevaarlijke kennismaking aan met een sportsman, de Brétigny; hare moeder, mad. de Voves, dit ziende, bekent aan haren wettigen zoon Andréen later aan He lene hare vroegere schuld. André, een vriend van Rouaseau, duelleert met de Brétigny; het slot is, na vele vernederingen, het herstel van den vrede in het huishouden der Rousseau's. Het drama wordt door de kritiek, Sarcey, Vitu, Otto Brandes, enz. eene niet geheel ge lukte eerste proeve, maar tevens de belofte van iets zeer groots en goeds in de toekomst genoemd. Te Parijs overleed de vorige week de tooneelschrijver Emile de Najac. Hij begon voor het tooneel te werken in collaboratie met Scribe, die zijn geest, zijn vroolijkheid en werklust waardeerde. Uit dien tijd dateeren La frileuse en La fitte de trente ans. Zijne samenwerking met About leverde Un mariage de Paris, NOS gens, Le Capitaine Bitterlin en Gaëtana- met Hennequin de groote successen Bébéen iïounou; met Albert Millaud de nog grootere Niniche en Le fiacre 117; ein delijk met Sardou Dtvorfons, dat tot beider beste werken kan gerekend worden. Het meeste geld verdiende hij aan Le Tour du Monde, waar zijn aandeel in de winst, ofschoon zijn naam niet op de affiche stond, 100,000 francs bedroeg. De Najac heeft ook eenige novellen, een eigen aardig kookboek, Madame est servie, en wat kunstkritiek geschreven. In de Parijsche wereld waren zijne wekelijksche intieme recepties bekend, waar geregeld Sardou, Pailleron, Massenet, Paul Ferrier, Albert Millaud, Audran, Paul Moreau, Raymond Deslandes en eenige andere bevoor rechten kwamen. De Najac stierf aan eene leverontsteking; hij was eerst 61 jaar. Te Parijs geeft men tegenwoordig in het mario nettenspel van Signoret een heel merkwaardige nouveauté, een drama van de non Roswitha, die onder keizer Otto den Groote in het klooster Gandersheim leefde, en Latijnsche tooneelstukken schreef. Het drama heet Abraham de Kluizenaar, en is van zeer zedelijke strekking, lietgeen men aan de détails niet zeggen zou. De kluizenaar heeft eene schoone nicht, die hij in Syriëtot kluizenaarster opvoedt. Een gewaande monnik schaakt het meisje; in de stad Edessa laat hij haar aan haar lot over. De oom, de kluizenaar, zoekt haar op, vermomt zich als een losbandig jongeling en wordt door den heer van het gast vrij huis met de schoone inwoonster alleen gelaten. Nu begint hij haar te bekeeren; het meisje heeft berouw en volgt hem weer naar de woestijn, naar de hermitage. Hij wijst haar daar eene cel aan, die geen vrijen uitgang naar de buitenwereld heeft. De marionnetten van Signoret spelen dit stuk met evenveel ingetogenheid, als indertijd de non nen van Gandersheim het zeker deden, die voor de mannenrollen valsche baarden ombonden. Aan de bekommernissen der Paleisbezoekers omtrent hun oude uitspanningsplaats zal met l Mei een einde gemaakt worden. Eene oplossing schijnt gevonden; eene feestelijke heropening wordt aangekondigd. Het Paleis-Orkest is onder Joh. M. Coenen opnieuw georganiseerd, de klassieke concerten en de Zondagavonden zullen hervat worden. Met het oog op die herleving is het Paleis van binnen geheel schoongemaakt, van buiten geschil derd. Beloofd wordt, dat ook, gelijk vroeger enkele malen, de geheele verlichting langs kroon lijst, consoles en koepel zal onstoken worden en de Faam op het dak haren fakkel weer zal zien branden. Programma's geven nadere bijzonder heden ; uit alles blijkt dat de exploitatie met kracht hervat wordt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl