Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 618
zitten bevond hij zich reeds op den, nu weer
van vyanden schoongevaagden, weg, die uit den
verlaten voorpost naar 't hoofdkwartier te Dijon
geleidde" (UI, blz. 4).
BVJ het nauwkeurig lezen van 'sheeren ten
Hoek's pennevrucht, kwam voortdurend de vraag
bjj mjj op: zou de schrijver zijn verhalen ook
soms eerst in het Duitsch gesteld en daarna in
onze moedertaal overgebracht hebben of heeft hij
deze met een groot aantal Germanismen willen
verrijken? Want daarvan wemelt het voor mij
liggende boek. Om slechts enkelen te noemen,
wijs ik op: beaarding voor begravenii (I, blz' 3),
kerkomstig gebruikelijk (I, 18), vroegstuk voor ont
bijt (I, 21), uit het roode trekkende blonde lokken
(J, 39), gwond (I, 48), burchtverlies (2) (I, 71),
middeleeuw (I, 88), rechten voor vonnis vellen (II,
23), Hoor dan toe (II, 21), een geding bij de recht
bank door te voeren (II, 36), trouwhartig (II, 53),
verre zocht te houden (II, 85), bewaar ons (II, 67),
Dat borgt (staat borg) voor allen (II, 70), zich gaan
Jlerhalen voor op zijn verhaal komen (III, 4),
strïkwerk voor breiwerk (III, 18), scheikundig
strijkzwaveltje (chemisches Streichbolz of allumette
chi£iique)? voor lucifer (UI, 47) enz. enz.
Dat de schrijver er niet tegen opziet, zoo nu en
dan een woord van eigen vinding in te lasschen, kan
uit de volgeuden, die ik hier en daar aanschrapte,
bljjken: haarbesnijdenis (l.5),opgedoffeld(l.2r),
sabelpelswerk (l. 38), uitkasseboenen (I. 63), een
volle hamp fflumpen?) (I. 64), kleedrok (II. 29),
opgwenken (II. 48); de schrijver houdt van dit
woord; elders zegt hij: zich op of van 't paard
zwenken". (Is dat soms het Duitsche sich aufs
Pferd., vom Pferde schwingen ?"), een voormalige
(II. 90; waarschijnlijk is hiermede bedoeld een
ci-devant); hotselen (II. 99), een netelig (voor
knorrig) gezicht (III 15), icrangbceld (III. 55),
smaehtverlangen (III. 60).
Ten slotte laat ik hier, om 's schrijver's schuld
register daarmee af te sluiten, nog eenige staaltjes
van wansmaak en gebrek aan taalgevoel volgen:
welke uitermate zeer kwalijk stonken" (I. blz. 3)
de aanvoerder die voorop reed" (I. blz. 12)
bevangen door den roes der kostelijkste wijnen,
zilveren nachturnen geplengd" (II. blz. 16)
ledere medespeler in dat wonderlijk wereld
drama was een ingevleeschde tegenstrijdigheid"
(II. blz. 27)
De pijn van den hond had lang werk om ge
stild te worden". (II. 43)
Bij de achthonderd volksrepresentanten zaten
op amphitheatergewijs, in een wijd halfrond op
waarts glooiende banken". (II. 90)
Heer in den Haag", dacht Friedrich. (NB. een
pruisisch officier). (III. 16)
Mogelijk al weer een gedaantelooze gedaante".
(III, 63)
Maar op 't zelfde oogenblik versmolt het wezen
in nujn armen". (III. 65).
Ik zou deze lijst van zonden tegen den goeden
smaak nog veel langer kunnen maken, maar cui
bono?
Hetgeen ik mededeelde zal de verbazing van den
lezer dezer regelen wel wat'hebben doen
opdroogen (I. 5) en hij zal tevreden zyn met de
weismakende aannemelijkheid van den goeden wil
(I. 5) van den heer Ten Hoet.. Wanneer deze zich
toch eens met het drollig mom (III. 35) van
den schrijver getooid heeft en ons zijn
zuurkoolspeksoep (I. 21) voordient, wanneer hij ons
kennis doet maken met een paar allerliefste
lieve nichtjes van achttien tot twintig jaren (II. 7)
dan worden wij geboeid door zijn Syrenengezang
(II. 9), en wy volgen hem sapper de kriek! (II. 24)
zonder te rechten (II. 23), door z\jne nu eens
bloedroode, dan weer in 't grijze trekkende (II. 33)
tafereelen, mogen wij behooren tot de stoelvaste
heeren (II. 50) van Danton of tot de kunne,
welJcer binnenkdmeren natuur met hare teederste ga
ven heeft gestoffeerd (II. 49).
F. Z. MEHLEE.
i
1) Ik heb allen eerbied voor des heeren t. H.
historische kennis en belezenheid. Toch protesteer
ik er tegen, dat hij Anacharsis Clootz tot een
landgenoot der telken jare Nederland bezoekende
Hannekemaaiers maakt (II43). De misleide dwaas
was te of in Kleef (men spreekt in die streken
wel meer van Kleefsche gekken) geboren. Dat
een Fransch volksvertegenwoordiger bij het opsom
men der namen van beruchte vorstenmoordenaars
eerst Gerards noemt en dan Clement en Ravaillac,
is zeker ook vreemd genoeg (H 65) De etymo
logie van ansjovis (I 55) Anjouvisch is zeer
gewaagd.
(2) Hieraan voegt hij nog de fraaie
Bilderdijkiaansche etymologische afleiding toe: eenmaal
daarin de naam zegt het dan was men
verloren."
BB TOESTEMMING.
Bij 't blad, de kopjes nog met zorg ineen geschoven,
Zag, breiend onverpoosd, de moeder voor zich uit,
Maar wie haar gadesloeg kon hier geen ijver loven,
Doch speurde d' onrust slechts, die traagheid buitensluit.
Links achter 't nieuwspapier bijkans geheel verscholen,
Doorliep des vaders oog de mare van den dag,
Al werd de strakke blik ook soms genoopt tot dolen,
Wijl hij was 't ooit gebeurd ? thans enkel letters zag.
Recht tegenover hem zat Clare, mee te spellen,
Waar anders heur roman nooit vruchtloos aandacht vroeg,
En ze altijd, hoog van blos, meestresse in 't vertellen,
Iets van heur geestdrift op heur ouders overdroeg.
De blos was thans een vlam, welk' bei heur koonen brandde.
Het poprend hart verra&nd, dat natrilde in de hand,
Die blad op blad verschoof, of 't hoofdje half omspande,
Wen zich heur geest verloor in Liefdes wonderland.
Hij d' Eenge, werd gewacht; niet om heur Ja te hooren
Reeds langen tijd herhaald in Clare's zaalgsten lach,
Maar om 't beslissend woord, dat hem zijn uitverkoren
In de armen voeren kon, door 't ouderlijk gezag.
Kon; want helaas hij zag, hij kende de bezwaren,
Voor hem slechts nevelen, in 't ouder-oog vol wicht;
Fortuin bezat hij niet, hij was nog jong van jaren,
En toekomst tooverde geen schatten voor 't gezicht
Sn zij? ze was hun kind, zij de appel hunner oogen,
Sinds twintig jaar hun schat, hun zonnetjen in huis,
Wier edel rein gemoed heur schoon slechts kon vernoegen,
un vreugd bezielend steeds en immer steun bij 't kruis.
)p eens weerklinkt de bell -- Fluks wordt de krant gevouwen,
Haar 't zijn de plooien niet waarin zij tot hem kwam,
Want, mag hij anders al op eigen geestkracht bouwen,
iu stormwind 't loover dreigt, vreest zelfs de kloeke stam.
Ook moeder staakt het werk, heur vingeren ontgleden,
In zendt heur mau een blik, die angst te ontveinzen poogt.
3ua Clare is opgestaan eu naar de deur getreden :
voelt het hoe fijn. komst, heur blyven niet gedoogt.
Zij hoort zijn kloeken stap, en alreeds vlood zij henen,
'Jmhoog naar 't klein boudoir, waar zij zoo meengeu nacht,
3e zoete brieven las, van flauwe kaars beschenen,
Bewijzen zijner trouw, door schulke list gebracht.
t Is donker om haar, ja, maar duister ook daar binnen,
Al daalt somwijl een licht haar in de ziele neer,
Wat zal hij zeggen toch, hoe 't ouderhart zich winnen?"
Dus vraagt ze, en zendt heur klacht naar 't tintlend
sterrenheir.
Doch keurge, bronzen lamp werpt ras heur heldre stralen,
Naar alle zijden uit, door 't lief vertrekje heen,
Waar 't oog der hartsvriendin zoo gaarne rond mag dwalen,
Bekoord door 't velerlei van weeldes sierlijkheên.
Ze werpt zich op een stoel, zij 't ook om dra te rijzen.
Wijl 't kloppend harte dringt tot immer rustloos gaan.
Straks ziet zij 't slingerwerk het uur van negen wijzen:
Nog houdt de onzekerheid, de bange foltring aan l
't Schijnt Clare een eeuwigheid, dat lange martleud wachten,
Waarbij zij nu zijn stem, dan die haars vaders hoort,
En 't half verstane woord een zee wekt van gedachten,
Of soms een gulle lach haar waakle hope schoort!
Aan 't eind, hoort zij de deur beneden haar ontsluiten,
En weibekenden tred snel nadren meer en meer l
Een enkel denkbeeld bant plots elke vreeze buiten,
En met een kreet vindt Clare aan moeders borst zich weer!
Dees houdt heur kind omkueld bij 't langzaam nederdalcn,
Maar eensklaps blijft ze alleen, glimlachend door een traan;
Heur Clare is reeds ontvlucht, want blijdschap niet te
malen l
Daar, de armen uitgestrekt, ziet zij] heur liev'ling staan !
VINCENT "
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De kunstlievende heer D. Franken te Parijs,
vertelt den lezers van den Courrier de l'Art van
de jongste acquisities der musea te Haarlem en
te Leiden. Hij deelt mede hoe het Haarlemsche
museum, na onlangs uit het legaat Fabricius van
Leyenburg 64 familieportretten te hebben aan
vaard, thans weder van den heer Gerlings te
Utrecht 13 portretten teu geschenke heeft ont
vangen, waaronder van Mierevelt, J. Verspronck,
Ph. Verwilt, Jurriaan Ovens, Gaspard Netscher,
Richard van Bleecfc. Verder meldt hij dat déheer
Leembruggen het groote schilderij van Jan Steen,
De vlucht van Rachel, aan het Leidsch museum
geschonken heeft.
De groote schilderij van den heer A. J. Der
kinderen, zal (in de maand Juni waarschijnlijk)
in de kunstzaal van het nieuwe Pulchri-gebouw
in den Haag worden tentoongesteld.
Naar aanleiding van een werk van H.
Janitschek Die Deutsche Malerei," wijdt de vroegere
chroniqueur van de Revue Indépendante, de
geestige en helderziende Feodor de Wyzewa aan
Les Peintres primitifs de VAllemagne een artikel
in de Revue des Deux Mondes. En dit op zich
zelf is voor wie de toestanden in de tegenwoor
dige Fransche literatuur kent, ongeveer even
kurieus als het zijn zou, den naam van Van
Deijssel in de inhoudsopgave van den Ouden Gids
te vinden.
Volgens de Wyzewa is Willea van Keulen de
eerste, en zijn Dürer en Lucas Cranach de laatste
echt Duitsche schilders geweest. Na hen is het
naïeve, gemoedelijke, behelperige. maar zeer oor
spronkelijke in de oud-duitsche kunst verloren
gegaan in overdreven bewondering voor het klas
sieke, en in navolging van de Italiaansche kunst.
Als de meest oorspronkelijke der Duitsche schil
ders, en dien hij hooger stelt dan zelfs Dürer en
Holbein, wordt door den schrijver Lochner genoemd
die van 1380 tot 1452 leefde. Als het beste werk
van dezen noemt hij het Dombild te Keulen.
De Jeanne d'Arc", het groote schilderij van
Bastien Lepage dat door sommigen voor zijn
meesterstuk wordt gehouden, en dat langen tijd
in een museum te Boston hing, is door de
tegenwoordigen eigenaar den heer Davis, die het stuk
voor 5000 pond kocht, aan de Metropolitan Gallery
te New-York geschonken. Waarschijnlijk zal de
Jeanne d'Arc ook op de groote Parijsche Ten
toonstelling te zien zijn.
Op de Auctie-Klinkosch te Weenen bracht nog
een penteekening van Rembrandt, in den catalogus
genoemd Der Brautwerber" 1230 en een van
denzelfden meester Elesaus und die Wittwe von
Sarepta" 1255 florijnen op. Een druk van
Rembrandts ets het landschap met de drie hutten
gold er ? 680.?en een van het landschap met
de drie boomen / 580.
Voor de Tentoonstelling in de Royal Academy
te houden zijn niet minder dan tien duizend negen
honderd zes en tachtig werken ingezonden, dat
is duizend meer dan het vorige jaar.
En er kunnen er niet meer dan twee duizend
geplaatst worden. Het gekke is dat de leden
zooveel van zichzelf mogen ophangen als 't hun
lust. Dat is dus nog wat anders dan in Arti'',
waar de gewone leden niet geheel geweigerd
kunnen worden.
Het kunstseizoen is te Parijs al in vollen gang.
Louise Abbema houdt een tentoonstelling van haar
werk in de Rue Godat-de-Mauroi. De te Parijs
wonende Amerikaansche artiest Fréderick
Bridgman exposeerde tot 25 April een serie van 340
schilderijen van zijn verschillende reizen in den
Cercle van de Rue Volney. De Societédes
Pastellistes heeft haar vijfde tentoonstelling met tachtig
Ir.sten. Slechts zeventien van de dertig leden van
het gezelschap zonden er in.
En in hare nieuwe zalen in de Rue Boissy
d'Anglas heeft de Cercle de l'Union artistique
een expositie van 267 nummers.
Te New-York heeft de collectie van James
Stebbing, die uit zes-en-zeventig schilderijen be
stond, bij verkoop de som van 162,000 dollars
opgebracht.
Une parlie perdue, van Meissonnier, bracht
131,500; VEminence grise, van Géröme, 68,500, en
Molière déjeünant avec Louis XJ F 62,500 francs op.
De Prins-Regent van Beieren heeft de stichting
bepaald van een academie, waar alleenlijk het
schilderijen restaureeren zal worden onderwezen.
Deze instelling, de eerste in hare soort, zal worden
bestuurd door Hauser, die de beroemde Madonna
van Holbein teDarmstadt met zoo goeden uitslag
heeft hersteld.
Dat zal nog eens een nuttige academie zijn l
De Sleeswyk-Holsteinsche Landdag heelt eene
bydrage van 100,000 Mark toegezegd voor den
bouw van een nieuw museum te Kiehl.
Op 26 en 27 April is in het Hotel Drouot te
Parijs de collectie geveild van Ernest Odiot, die
zijn fameuze verzameling van de hand heet te
doen, omdat hij om gezondheidsredenen Parijs
moet verlaten.
Ook de Parijzenaar Auguste Dreyfus, de eigenaar
van een nog rijkere schilderijen-verzameling, zal zijn
schatten binnen kort onder den hamer laten brengen.
Deze schatryke man die van allerlei soort beroemd
heden stukken bezat, zooals van Velasquez,
Meissonier, Ruysdael, Theodore Rousseau, Troyon, van
Marcke, Barillot, Smithson, Otto Weber,Van Goyen,
Andréas Achenbach, Terburg, Louis Leloir, Ostade,
Jules Worms, Claude Lorrain, Courbet, Benjamin
Vautier, Paul Delaroche, Bonnat, Leopold Robert,
Jacquet, Robert Fleury, de Neuville, Murillo, Ben
jamin Constant, Snijders, Pettenkofen, Rubens,
Diaz, Goya en Corot; de eigenaar van deze
allerbontste collectie die op een paar millioen francs
geschat wordt, ontdoet zich van dat alles wat hij
gedurende dertig jaren bij elkander heeft gebracht,
als men Paul Wolff van den Figaro gelooven
mag . . louter om een gril.
Dezer dagen werd te Weenen een tentoonstel
ling van goud- en zilversmidswerk geopend. Deze
wordt gehouden in vier salons en een groote zaal
van het paleis Schwarzenberg op den
Neuenmarkt. Terstond in het eerste salon wordt de aan
dacht geboeid door een vitrine, waar de
familiejuweelen van eenige der voornaamste adellijke
geslachten bijeengebracht zijn. Men ziet daar het
uit diamanten en groote topazen samengestelde
juweelentooisel der prinses Reuss, dat van de
hertogin van Humberland met den beroemden
Humberland, verder niet minder dan dertien
diamanten diademen, en talrijke met diamanten
omzette ordeteekens. Een andere vitrine bevat de
kostbare wapens en het prachtige geëmailleerde
magnatentooisel van graaf Edmund Zichy. Iets
zeer zeldzaams is ook de onder het gouden
vaatwerk van vorst Schwarzenberg tentoongestelde,
in Egyptisch goudfiligraan uitgevoerde kop uit
Soedan. Fraaie proeven van moderne
goudsmidskunst zijn de tentoongestelde renprijzen. In het
tweede salon bevat de in het midden der zaal
geplaatste groote vitrine het zoogenaamde
Wildesheimer tafelservies van den hertog van
Cumberland, verder het gouden Modenasche
tafelservies, dat tegenwoordig den aartshertog Frans
Ferdinand d'Este toebehoort, en gouden kannen
uit de schatkamer der Duitsche orde. Levendige
belangstelling wekt de gouden reis-nécessaire van
Napoleon I, die keizerin Maria Louise ten ge
schenke gaf aan graaf Bombelles, haar derden
gemaal. De overige vitrines in dit salon zijn ge
vuld met bijouterieën, tabatières, bonbonnières,
nécessaires, flacons, horloges, kostbare geëmail
leerde sieraden, paarlen en edelgesteenten. In de
beide andere salons vindt men voornamelijk gou
den en zilveren pronkvazen in renaissance en
barockstijl, toebehoorende aan den hertog van
Cumberland, de Duitsche orde, vorst Eszterhazy,
graaf Erdody en anderen. Ook prachtige
kerksieraden, waaronder zeer fraaie voortbrengselen
der latere gothiek, zijn daar tentoongesteld. In
een klein glazen kastje worden de kostbaarste en
zeldzaamste emailwerken bewaard, waaronder de
Palffy'sche bokaal, die in 1598 door de
NederOostenrijksche stenden ten geschenke werd gege
ven aan graaf Nicolaus Palfiy als belooning voor
de inneming vau Raab. In de groote zaal zijn
meestal zilveren tafelserviezen enz. tentoongesteld,
o. a. dat van den hertog van Cumberland,
waartoe behalve de gewone stukken ook kandelabres,
koelvaten, waterkannen, wijnflesschen, de breede
lijsten der groote spiegels, de zware leunstoelen,
ja zelfs een schenktafel, alles van massief zilver,
behooren. Verder vindt men in deze zaal nog de
met mythologische voorstellingen in relief ver
sierde pronktafel uit de schatkamer van vorst
Eszterhazy en het zilveren tafelservies stijle Louis
XVI van den aartshertog Albrecht.
TOONEEL EN MUZIEK.
JSen vrijzinnige sehomvburg. Onlangs meldden
de Duitsche bladen, dat eenige Berlijnsche schrij
vers van naam van plan waren, naar het model
van het Théatre Libre te Parijs, een vrijzinnige
schouwburg te openen, waar zoodanige stukken,
waartegen de censuur bezwaren opperde, of die
der tooneeJpraktijk vele zwarigheden opleveren,
gegeven zouden worden. Het voorloopige comit
van deze onderneming doet nu in de Berlijnsche
bladen de volgende mededeelingen. Tengevolge
harer eerste oproeping zijn bij de vereeniging
Vrijzinnige Schouwburg" reeds vele blijken van
instemming ingekomen, zoodat het tot stand
komen der onderneming verzekerd schijnt. Vele
schrijvers en kunstenaars van naam hebben zich
voor het lidmaatschap aangemeld en hun instem
ming te kennen gegeven met het streven der
Vereeniging en met groote bereidwilligheid hebben
verscheiden directeuren van de eerste Berlijnsche
schouwburgen beloofd haar te zullen steunen. Van
verschillende kanten zijn er uit het publiek stem
men opgegaan, die nadere bijzonderheden omtrent
de te geven voorstellingen vroegen. Wy kunnen
daarop mededeelen, dat men voorloopig het oog
gevestigd heeft op werken van Anzengruber,
Augier, Eduard Brandes, Björnson, Bleibtreu,
Bulthaupt, M. G. Conrad, Dernburg, Fitger,
jfarberg, Edmond en Jules de Goucourt, Julius
Hart, Ibsen, Kielland, Kretzer, Mautner, Mendès,
Spielhagen, Strindberg, Tolstoi, Ttirgenjew en
Zola. De meeste der werken, die men op het
oog heeft, zijn nooit te Berlijn opgevoerd en op
het repertoire der vaste schouwburgen aldaar
komt geen enkel er van voor.
Réeoltê, het drama van Jules Letnaitre. de vorige
week in het Odéon te Parijs opgevoerd, had bijzon
der de belangstelling van het litterair ontwikkeld
publiek opgewekt. Ieder kent de kritieken van
Jules Lemaitre in de Debats, waar hy' zich een
waardig opvolger van Janin en J. J. Weiss betoont.
Hij is onafhankelijk in zijn oordeel, heelt eene
ernstige opvatting van het schoone, gesteund door
eene grondige kennis van de Fransche en antieke
klassieken, en is gewoon zijn prachtig modern
Fransch naar alle schakeeringen van gedachte en
gevoel te kneden.
Van deze eigenschappen heeft Jules Lemaitre
er eenige in zijn drama gelegd. Zyn taal is ele
gant, modern, en toch juist en krachtig. De psy
chologische ontwikkeling der karakters in de eerste
drie bedrijven is correct en logisch; daar echter
waar de voortgang van het drama meer gloed dan
juistheid eischt, heeft hem de inspiratie wat in
den steek gelaten; zoodat Itevoltée meer een
litterair merkwaardig stuk is, dan een
tooneelsucces. Het is de geschiedenis van eene jonge
vrouw, het kind eener onwettige liefde, die tegen
de onrechtvaardigheden der maatschappij opkomt,
maar wier fouten niet aan haar, maar aan hare moe
der en aan den wettigen zoon van deze bezocht
worden. Het is dus eenigzins eene pièce a these zoo
als Dumas ze schrijft, maar daarenboven is de jonge
vrouw, arm en verlangend naar al de genoegens
der wereld, getrouwd met een schoolmeester die
zich voor haar doodwerkt en toch steeds ontevre
den, eene merkwaardige psychologische studie.
Het eerste tableau is een fiue o'clock tea; Helene
Rousseau, de heldin, knoopt er eene gevaarlijke
kennismaking aan met een sportsman, de Brétigny;
hare moeder, mad. de Voves, dit ziende, bekent
aan haren wettigen zoon Andréen later aan He
lene hare vroegere schuld. André, een vriend van
Rouaseau, duelleert met de Brétigny; het slot is,
na vele vernederingen, het herstel van den vrede
in het huishouden der Rousseau's.
Het drama wordt door de kritiek, Sarcey,
Vitu, Otto Brandes, enz. eene niet geheel ge
lukte eerste proeve, maar tevens de belofte van
iets zeer groots en goeds in de toekomst genoemd.
Te Parijs overleed de vorige week de
tooneelschrijver Emile de Najac. Hij begon voor het
tooneel te werken in collaboratie met Scribe, die zijn
geest, zijn vroolijkheid en werklust waardeerde.
Uit dien tijd dateeren La frileuse en La fitte de
trente ans. Zijne samenwerking met About leverde
Un mariage de Paris, NOS gens, Le Capitaine
Bitterlin en Gaëtana- met Hennequin de groote
successen Bébéen iïounou; met Albert Millaud
de nog grootere Niniche en Le fiacre 117; ein
delijk met Sardou Dtvorfons, dat tot beider beste
werken kan gerekend worden. Het meeste geld
verdiende hij aan Le Tour du Monde, waar zijn
aandeel in de winst, ofschoon zijn naam niet op
de affiche stond, 100,000 francs bedroeg.
De Najac heeft ook eenige novellen, een eigen
aardig kookboek, Madame est servie, en wat
kunstkritiek geschreven. In de Parijsche wereld
waren zijne wekelijksche intieme recepties bekend,
waar geregeld Sardou, Pailleron, Massenet, Paul
Ferrier, Albert Millaud, Audran, Paul Moreau,
Raymond Deslandes en eenige andere bevoor
rechten kwamen.
De Najac stierf aan eene leverontsteking; hij
was eerst 61 jaar.
Te Parijs geeft men tegenwoordig in het mario
nettenspel van Signoret een heel merkwaardige
nouveauté, een drama van de non Roswitha, die
onder keizer Otto den Groote in het klooster
Gandersheim leefde, en Latijnsche
tooneelstukken schreef. Het drama heet Abraham de
Kluizenaar, en is van zeer zedelijke strekking,
lietgeen men aan de détails niet zeggen zou.
De kluizenaar heeft eene schoone nicht, die hij
in Syriëtot kluizenaarster opvoedt. Een gewaande
monnik schaakt het meisje; in de stad Edessa laat
hij haar aan haar lot over. De oom, de kluizenaar,
zoekt haar op, vermomt zich als een losbandig
jongeling en wordt door den heer van het gast
vrij huis met de schoone inwoonster alleen gelaten.
Nu begint hij haar te bekeeren; het meisje heeft
berouw en volgt hem weer naar de woestijn, naar
de hermitage. Hij wijst haar daar eene cel aan,
die geen vrijen uitgang naar de buitenwereld heeft.
De marionnetten van Signoret spelen dit stuk
met evenveel ingetogenheid, als indertijd de non
nen van Gandersheim het zeker deden, die voor
de mannenrollen valsche baarden ombonden.
Aan de bekommernissen der Paleisbezoekers
omtrent hun oude uitspanningsplaats zal met l
Mei een einde gemaakt worden. Eene oplossing
schijnt gevonden; eene feestelijke heropening wordt
aangekondigd. Het Paleis-Orkest is onder Joh.
M. Coenen opnieuw georganiseerd, de klassieke
concerten en de Zondagavonden zullen hervat
worden.
Met het oog op die herleving is het Paleis van
binnen geheel schoongemaakt, van buiten geschil
derd. Beloofd wordt, dat ook, gelijk vroeger
enkele malen, de geheele verlichting langs kroon
lijst, consoles en koepel zal onstoken worden en
de Faam op het dak haren fakkel weer zal zien
branden. Programma's geven nadere bijzonder
heden ; uit alles blijkt dat de exploitatie met
kracht hervat wordt.