Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 620
heeft om den vorst in den valstrik te lokken,
wordt op stuk van zaken begaan met het dezen
wachtend lot: »il est si gentil".
Zij overreedt haren waardigen broeder om, in
plaats van den vorst, den eersten den besten
buitenman te vermoorden, die hen om nacht
verblijf zal komen vragen, en hem in den, voor
den vorst bestemden zak te stoppen. (Broer
en zuster schijnen te meeneu dat Kigoletto wel
nooit iets van dien noodlottigen ruil zal merken.)
Gilda heeft dit alles afgehoord en daar zij, on
danks hare schande en de haar duidelijk geble
ken ontrouw van den vorst, hem toch nog lief
heeft (het gaat altijd zoo!), vermomt ze zich als
man, treedt het verblijf van den »bravo" binnen
en laat zich voor den vorst slachten en in den
zak stoppen. Spoedig daarna komt Eigoletto
zijn buit opeischen. In het zoet gevoel van
voldane wraakzucht, triumfeert hij. Hij, de be
spotte, verachte nar, zet nu den voet op het lijk
van den vorst. Maar daar hoort hij plotseling in
den schoonen zomernacht diens stem eene
cavatine zingen! want onze vorst maakt nu met
_de zuster" een wandelingetje, moet men weten.
Het moet verbeelding zijn! Zekerheidshalve maakt
hij echter den zak los om te zien of zijn prooi
er werkelijk in is. Daar herkent hij het lijk van
zijne aangebeden dochter!....
De, ondanks eeuige zwakheden in de détails,
geniale tekst heeft Verdi tot eenige schoone num
mers geïnspireerd. Vooral is de ongelukkige nar
waar geteekend. Eigenaardig en zeer effectvol
wordt ook in de laatste acte de storm door on
zichtbare, ver verwijderde stemmen, in sexten,
uitgedrukt.
b c cis d cis c b
d dis e f e dis d
kwart achtsten kw. achtst. kw.
enz. Dit is juist het huilen van den storm! Het
middel is zeer eenvoudig, maar van uitmuntend
effect.
9 Mei. F.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 9 Mei 1889.
De drie laatste Concerten in dit seizoen hebben
in de jongstverloopen veertien dagen plaats ge
had en resten mij ter bespreking. Gemengd Koor
verschafte den aanwezigen weder een avond van
kalm, maar groot genot; wél is het jammer dat
de orkestbegeleiding ontbreekt, omdat werken als
de uitgevoerde (Das Marchen von der schonen
Melusine van Hoffmann, Prinzessin llze, van A.
Schulz en Psalm 42 van Mendelssohn) die zoo
moeielijk ontberen kunnen. Maar daar staat tegen
over dat men den klank van het koor zooveel beter
hoort, en dat verdient dit in hooge mate; een
oprecht compliment voor den jongen, talentvollen
en steeds bescheiden Directeur George Rijken!
Het piano-accompagnement was overigens bij de
H.H. J. F. A. en Anton Rijken in uitstekende
handen. De solisten van den avond waren de
dames Stuifsand en Ledeboer, beide nieuwelingen
in onze concertzalen, en de h.h. Paul Haase en
Dr. v. d. W. Mej. Stuifsand behaalde eene vol
komen overwinning; met n slag won zij de
harten der hoorders door het schoone geluid en
de echt muzikale, innige voordracht; men hoort
het vogeltje in haar binnenste meezingen en ge
voelt zich, bijv. na hare wedergave van den 42en
Psalm, werkelijk beter; Mej. S. heeft eene schoone
toekomst.
Mej. Ledeboer had de welwillendheid voor eene
ongestelde kunstzuster in te springen en een paar
recht ondankbare solo's op zich genomen ; maar
zelfs onder die ongunstige omstandigheden was
het te hooren over welke uiterst gunstige midde
len zy beschikt; een fraai, vol altgeluid, in de
hoogte en de laagte gemakkelijk aansprekend en
daarbij weldoordachte voordracht en evenmin
als mej. Stuifzand geen zweem van
hetdillettantische, dat anders vele jonge zangers en zan
geressen zoo moeielijk kunnen afleeren. Ik hoop
haar spoedig in de Concertzaal weder te ontmoe
ten en dan in een omvangrijker partij. De heer
Haase zong zeer schoon, de heer v. d. W. ver
vulde zijne taak met toewijding.
liotte's Mannenkoor herdacht haar 35jarig be
staan met een concert met groot orkest, waarop
uitsluitend werken van Nederlandsche componisten
werden uitgevoerd, namelijk: De Stroom van
Koerman, In 't Woud van Hol, Floris V van
Verhulst en 's Menschen Bestemming van Henri
Brandts Buys. Als solisten waren geëngageerd de
heeren v. d. Kerckhoven en Orelio van de Holl.
Opera, en mej. El. van Collem, van hier. De beide
eerstgenoemden zijn genoeg bekend en handhaaf
den ook nu weder hunne reputatie; de hooge C
van v. d. Kerckhoven aan het slot van Verhulst's
werk kwam uit volle borst en bracht het audito
rium in geestdrift. Mej. v. Collem bezit een om
vangrijk geluid met in het hooge register een fraai
timbre; ook van deze jeugdige zangeres mag voor
de toekomst wat verwacht worden.
Koor en orkest werkte, onder leiding van den
directeur Ludwig F. Brandts Buys, flink en gaf
een uitstekend geheel te hooren, hoewel het
jammer was dat de indruk somtijds door het
hoorbaar aangeven van de maat verstoord werd.
De Vereeniging ontving bij monde van den voor
zitter van de commissie van bijstand een schoonen
zilveren lauwerkrans, die onmiddelijk aan de
banier werd gehecht.
Symphonia sloot de rij; met de uitvoering der
gymphonie in D-mol van Volkmann was de
vereeniging niet gelukkig. Komen de heeren wel ge
regeld genoeg op de repetitiën? Bij eene
vereeniging die zooveel kan als zij loil, mag eene der
gelijke bemerking gemaakt worden. Beter slaagde
zg met de vertolking van Wagner's Albumblatt
(orkestr. van C. Reichelt) en Mendelssohn's ouver
ture Meeresstïlle und glückliche Fahrt. De heer
en mevr. v. S., die de zang-solo's op zich geno
men, zongen een aantal duetten, zooals we dit
van dit künstlerisch hoog ontwikkeld echtpaar
gewoon zijn; zij begrijpen elkander volkomen en
schitteren juist door eenvoud en innige voordracht
Onze vroegere stadgenoote (thans te 's-Hagej,
,Mej. N. V. v. d. L., trad als pianiste op en legde
oen verrassend talent aan den dag; zelden hoorde
ik Mendelssohjtt's prachtconcert (no, l, G-mol]
zelfs door kunstenaars beter spelen en voordragen;
een zelfde succes behaalde zij met Chopin's Fan
tasie f-mol (ofschoon mij dit nummer op een con
cert niet kan bekoren) en inet het als toegift
gegeven In 's Stammluch van Gernsheim. Speciale
vermelding verdient de uitvoering van de Violon
cel-Solo in het Andante van Mendelssohn's concert
door den heer W. B., er werd daar door het samen
spel van de pianiste met den cellist een heerlijk
effect verkregen. De leiding van het geheel was
ook ditmaal in de uitstekende handen van den
heer F. Blumentritt.
En zoo neem ik dan hiermede afscheid van de
lezers tot aan het nieuwe seizoen, tenzij buiten
gewone uitvoeringen mij de pon nog eens in dien
tusschentijd doen ter hand nemen; ik heb al zoo
iets gehoord van de mogelijke overkomst van het
orkest van Kes .... Dat zou zeer interessant
zijn en hier zeker met ingenomenheid begroet
worden! V.
KLEINE ONTHULLINGEN.
Het Scherm in den Stadsschouivbnrg.
Wanneer men zoo in het algemeen de resultaten
beschouwt welke op kunstgebied tengevolge van
officieele inmenging zijn verkregen, 't zij door
Rijks-regeering of door stedelijk bestuur, dan komt
men er gaandeweg toe om het beruchte woord van
horbecke, kunst is geen regeeringszaak" in dien
zin te onderschrijven dat onze regeering en
regeeringtjes al heel weinig verstand van kunstzaken
blijken te bezitten en dat zij het ook niet raad
zaam achten zich een zoodanig verstand eigen
te maken. De verschillende staats- en gemeente
bemoeiingen op kunstgebied leveren voor boven
genoemde uitspraak zóó vele en zóó belangwek
kende voorbeelden, dat. wil men deze uitspraak
staven, do keuze, enkel en alleen uit overvloed
van stof, buitengewoon moeielijk moet worden
genoemd. Men herinnert zich de uitgebreide,
somtijds zeer heftige polemiek over het
RijksMuseum gevoerd het eenig tastbaar resultaat is
de volkomen verandering van de zaal, welke
indertijd expresselijk voor de Nachtwacht" werd
gebouwd, in orde gebracht en waarover dan ook
hoog genoeg werd opgegeven.
Wellicht is deze geschiedenis voor de regeering een
les, om, mocht zij voor een tweede maal er toe
overgaan iets te stichten dat aan zeer bepaalde
eischen moet voldoen, daarvoor dan meer geschikte
personen uit te zoeken en niet in den blinde het
op zich zelf prijzenswaardig drijven des heeren
Victor de Stuers te volgen.
Het is echter ditmaal mijn plan niet om over
het Rijks-Museum te schrijven; als van zelf is dit
voor bespreking aangewezen, vooral nu, bij een
zóó smakelooze inrichting der oudheidkundige
afdeeling en ik behoud me voor er 't een en ander
van te zeggen, wanneer ik 't, van het
Leidscheplein af, heb bereikt.
De wandeling van het Leidscheplein naar den
Amstel toch' geeft ruimschoots gelegenheid ora
hetgeen in den aanvang werd gezegd, nader toe
te lichten.
Op gemeld plein bevindt zich de stadsschouw
burg laatstelijk met verschillende beeldgroepen
zoogenaamd voltooid.
In gemelde stadsschouwburg werd nog niet zoo
heel lang geleden o.a. een nieuw scherm vertoond
dat, wanneer het de bedoeling van HH. Commis
sarissen was geweest, om op geestige wijze de
zeker niet zeer artistieke laatste campagne der
liefst Koninklyke" vereeniging Het Ned.
Tooneel" te parodieeren, als zoodanig dan tamelijk
welgelukt zou mogen worden genoemd. De grap
had echter hoogstens n avond mogen duren.
Ja, de stadsschouwburg is ook een commissie
rijk en die commissie heeft een instructie van 17
artikelen, opgemaakt in October 1881. Deze com
missie telt drie leden. Nu zou men wellicht
denken dat een architect, een schilder of wel een
letterkundige, ten minste iemand, die op kunst
gebied iets had geleverd, aangewezen zou zijn om
in deze commissie zitting te nemen, want haar
bevoegdheid strekt zich uit tot 't onderhouden
van het gebouw en de daarin aanwezige gemeente
eigendommen (decoratief, ameublementen,
costumes, wapens etc.) tot het vervangen en aanvullen
van den bestaanden voorraad, tot het zorgen voor
de trouwe naleving van het cahier de charge en
eindelijk tot het algemeen toezicht.
Neen, die commissie bestaat uit de heeren Tack,
azijnfabrikant, W. van Lennep, koopman en dr. II.
C. Rogge, bibliothecaris, alle drie beste, brave
menschen, maar, zoowel afzonderlijk als zelfs in
commissie vereenigd, ten eenenmale ongeschikt tot
het bekleeden van genoemde betrekking.
Het nieuwe scherm, de eenige groote daad van
genoemde commissie, verkondigt deze, hare, onbe
kwaamheid dagelijks, iederen avond aan het
schouwburgbezoekend publiek.
Ik moet, alvorens verder te gaan dr. Rogge
ontheffen van deze scherm-verantwoordelijkhoid.
Zijn plaats werd toen nog vervuld door den heer
A. J. de Buil en ik hoop dan ook van harte, dat
't onzen bibliothecaris gegeven zal zijn om, wan
neer deze stadsschouwburg-commissie 't wederom
eens geraden mocht oordeelen om van achter de
schermen te voorschijn te treden, er dan voor te
zorgen dat dit opkomen" minder belachelijk
is, minder dom en leelijk.
Commissarissen hadden allengs een klein saldo
op achtereenvolgende jaarlijksche rekeningen over
gehouden en nu wisten zij voor dat geld geen
betere bestemming te vinden dan aanvulling"
van decoratief. De schouwburg kreeg beelden van
buiten van binnen een nieuw scherm!
Het oude scherm, zoowel als de zaal-decoratie
plafond etc., was indertijd door don heer
Stortenbeker te 's Ilage geschilderd. Het scherm zonder
juist een meesterstuk te zijn, bezat echter de groote
verdienste van bij de gcheele dccoratiën te
behooren het hinderde in geenen deele, zoomin
als het tegenwoordige plafond; blijkbaar had groot
overleg tusschen architect en decorateur plaats
gehad en, de eigenaardige bezwaren in aanmer
king genomen, waaronder de nieuwe schouwburg
geboren werd (de oude zaal moest gehandhaafd
worden, zoowel als de beschikbare fondsen, krijgt
men den indruk dat men op ernstige, conscientieuse
wijze is tewerk gegaan.
Commissarissen zijn echter in verukking geraakt
over een nieuw tooneel-decoratiof, indertijd door
den heer Gfrootveld geschilderd; in de com
missaris-loge, zoo juist is de thee binnengebracht,
worden de hoofden bijeengestoken en het lang
verwachte ei uitgebroed. Onderhands eenige be
sprekingen met B. en W., die natuurlijk zeer
tevreden ziju over het zuinig beheer en gaarne
der commissie de schermvreugde gunnen. Met
den oorspronkelijken bouwmeester wordt geen
overleg gepleegd, dat is niet noodig de com
missie is eenmaal commissie en moet toch zelf
handelen, wat drommel! De heer Stortenbeker,
die dan toch bewezen had iets goeds te kunnen
leveren, wordt kalm voorbijgegaan en letwel ! aan
de naamlooze vennootschap: Het Paleis voor
Volksvlijt" de vervaardiging van een nieuw scherm
opgedragen l
Men zou zich echter vergissen, wanneer men
meende, dat de commissie er niet voor gezorgd
zou hebben een achterdeur open te houden. Met
de schets van den heer Grootveld in de hand,
(hoe moet die schets wel geweest zijn, 't stuk
zelf in aanmerking genomen !), gaat de commissie
den heer Ch. Rochussen raadplegen. Zie je, nu
zijn we op alle eventualiteiten gewapend, Ro
chussen teekende, vroeger de aanplakbiljetten
voor den schouwburg, hij moet 't dus weten,
't is een man van groot gezag en veel capaci
teiten !
Men mcene niet dat ik iets wensch af te din
gen op de groote hoedanigheden welke dezen
illustrateur" bij uitnemendheid sieren, maar
zeker is het, dat, bij den besten wil ter wereld in
Rochusscn's veelvuldige teekeningen en niteist
handig ontworpen compositicn geen waarborg voor
een juist begrijpen van groot decoratief kan wor
den gevonden.
De beminnelijke grijsaard, die in zaken van
kunst ten allen tijde veel te welwillend is geweest
en nooit krachtig is opgetreden vondt de aan zijn
oordeel onderworpen schets natuurlijk allerliefst,
alleraardigst. Rochussen is er langzamerhand aan
gewend geraakt om tal van menschen, jong en
oud, naar hem toe te zien komen de handen vol
met schetsen en teekeningen en voor elk heeft
hij een woord van lof, een aanmoediging. Is dit
stelselmatig mooi-vinden" in hooge mate gevaar
lijk tegenover pasbcginnenden, die zich, nu door
Roclmssfin's uitspraak gesteund, wonder wat gaan
verbeelden, tegenover eene commissie die dan
toch een officieele wijding heeft ontvangen, is zulk
een wijze van er zich af te maken, het zeker
niet minder.
Ik zie den kleinen, gomoedelijken schilder, die
zoo gaarne met iedereen op goeden voet wenscht
te leren, dat commissoriaal bezoek of schrijven al
ontvangen! Wel zeker, hoogst verdienstelijk, heel
aardig gedaan en hoe maakt u 't, mijnheer Tack,
ja, ja, 't is een heelen tijd geleden dat ik uit
Amsterdam ben verhuisd, 't Was 'n aardigen tijd,
die oude stukken waarvoor ik nog zoo dikwijls de
aanplakbiljetten heb geteekend en die ik nog wat
graag ga zien, al verschuil ik me ook in het
donkerste hoekje van het Parterre".
Zoo wordt er nog heel lang over vervlogen jaren
gepraat, Roc'uussen's stokpaardje en op
getogen met des meesters sanctie, trekt de com
missie huiswaarts.
Gesteld dat de schilder het ontwerp afschuwelijk
vond om niets ter wereld zou hij die vriende
lijke beleefde menschen in hunne illusiën willen
storen en dan.... een ernstig gesprek over kunst
met den goedmoedigen argumaior! Neen, Rochus
sen kent zijn wereld.
Die wereldkennis heeft ons echter niet veel
verder gebracht integendeel, 't onsmakelijke
scherm werd geschilderd en geplaatst. Commis
sarissen moeten dien avond met een zeker welge
vallen hun gereserveerde loge hebben ingenomen.
Nu zag het publiek ten minste eens dat er een
commissie voor den Stadsschouwburg bestond!
En het publiek niet alleen zij, die een oor
deel over kunst kunnen vellen stond verbaasd
over een zoo groote onhebbelijkheid.
Het Nederlandsen Tooneel heeft er dit jaar
menig slecht stuk mede gedekt 't scherm spande,
hoe slecht, hoe onsmakelijk 't stuk ook was, altijd
nog de kroon!
Zie je, wij commissarissen begrijpen de
exploitante (zoo luidt de officieele benaming) en aan
samenwerking zal 't niet ontbreken."
Gekheid ter zijde, eene commissie als de onder
havige zou zeer goed kunnen werken, zij zou,
wanneer ze samengesteld was uit mannen van
smaak en oordeel, een uitnemende invloed kunnen
uitoefenen en haar optreden zou waardeering bij
de vele tooneelvrienden, steun bij de autoriteiten
kunnen wekken. dat alles zou wenschelijk
en zelfs zeer goed mogelijk zijn indien, ja indien
ze uit gansch andere elementen bestond.
Het nieuwe scherm is een brevet van onbe
kwaamheid dat der commissie zich zelf heeft ver
strekt en dat de gemeenteraad, als hij goede
kunst wil hooghouden, dient te sanctionneeren.
Het laatste benoemde lid, dr. II. C. Rogge,
onschuldig aan deze misdaad, brengt misschien
nieuw leven in de brouwerij maar hij is
gemeente-ambtenaar en als zoodanig moest hij
geen zitting hebben in de commissie, die ver
plicht is jaarlijks nan B. en W. rekening en
verantwoording te doen. Voor zelfstandig, onaf
hankelijk optreden is de eerste waarborg
ververvallen.
Over het nieuwe scherm zelf wensch ik weinig
te zeggen de algemeen opinie heeft de
kwajongensachtigen verdeeling, de onoogelijk
misteerende figuren en de bepaald vieze kleur
oogenblikkelijk en zonder de minste aarzeling veroor
deeld men verkoope 't zoo spoedig mogelijk
aan den een of ander ondernemer van
kermisvermakelijkheden, daar zijn wel plaatsen waar liet
uitnemend zou voldoen!
A. Z.
DE WONDERLIJKE VRIJAGIE VAN
ARANTUS EN ROSEMOXDT.
Zeer levendig staat mij eene ontmoeting in
den spoortrein tusschen Rotterdam en Dordrecht
voor den geest. Het was in den winter van 1883.
Gedurende de reis van Den Haag naar Rotterdam
had ik met groote belangstelling in een pas uit
gekomen boek zitten lezen. Bij het station
Delftsche Poort vergunden twaalf minuten pauze mij
een oogenblik beweging te nemen. Terwijl ik
rondliep ging mij eene jonge dame, met iets zeer
sterk sprekend Hollandsche-mevrouwachtigs voorbij,
die mij oplettend aanzag. Nadat de twaalf minu
ten voorbij waren, zocht ik mijn coupéweer op
en vond daar de jonge Hollandsche mevrouw
ijverig lezend in het boek, dat ik op mijne plaats
geopend had laten liggen.
De trein stoomde door Rotterdam, wierp zijne
rookwolken over de Rijkskweekschool voor Vroed
vrouwen, over meelpakhuizen, over bovenwoningen
en over de drukke hoofdstraten, stond eenige
minuten stil bij het station Beurs, stoomde verder
de Maas over naar den linkeroever der groole,
gele rivier, stoomde door de nieuwe buurten, daar
sedert eenige jaren verrezen en nog steeds
hield de jonge Hollandsche mevrouw hare oogen
strak op mijn bock gevestigd, terwijl zij dan eens
las, dan eens bladerde. Dit boek was Au
Bouneur des dames van Zola.
Mij bleef niets over dan geduldig wachten. De
eenige represailles, die ik mij kon veroorloven,
bestonden in het nauwlettend waarnemen der
mevrouwachtige jonge-dame. Zij gaf met hare
geheele persoonlijkheid antwoord op de vraag:
- wie zijt ge ? en scheen ieder toe te roepen:
Ik ben nog geen dertig jaar oud, mijn man is
rijk en notaris of burgemeester of zoo iets, ik heb
twee engelen van kinderen, en vind, dat het leven
nog zoo kwaad niet is.
Te midden van deze bespiegelingen keek zij
eensklaps op, reikte mij het boek over, en zei:
Dank-u, meneer!"
Ik wilde toen beleefd zijn, en verzocht haar
over het boek voorloopig te beschikken. Maar
zij boog zich zeer voorkomend, en antwoordde:
??Och, ik wou maar even zien, of dit boek
weer zoo'n horreur is als die andere van Zola.
Mijn man wil niet, dat ik Zola lees en nu
denk ik er natuurlijk niets dan kwaad van!"
En mag ik vragen ....
Of ik Zola toch las? Neen, meneer! Dat
mag ik u niet toestaan! Zeg mij liever, is Au
lonlieur des dames interessant V"
Ik sprak niet eenige uitvoerigheid over den
nieuwen roman en hield een klein pleidooi ten
bate van deze nieuwe schepping.
Ja, ik dacht wel, dat u er geen kwaad
van zou zeggen! Maar ik wil u ronduit verklaren,
dat ik niet veel van Fransche romans houd, en
dat ik mij er nu zoo vrijmoedig over uitlaat, komt
alleen, omdat u mij niet kent. Bij mij aan huis
wordt over dit onderwerp niet gesproken!"
Ik herinnerde mij, dat mijn naam op het schut
blad van het bock stond geschreven. De onbe
kende jonge mevrouw sprak met den gebiedenden
toon van iemand, die hare beginselen voor voor
treffelijk, hare rneening voor beslissend en haar
smaak voor onaantastbaar houdt. En terwijl zij
sprak, klonk hare stem zoo rustig kalm, zoo
gadeloos kalm, dat de gewaarwording van nieuws
gierige verbazing, die te Rotterdam bij het binnen
komen van het rijtuig mij bekroop, steeds toe
nam. Ik vroeg haar daarom of zij mij veroorloofde
haar te vragen, welke letterkundige kunstwerken
dan genade in hare oogen hadden gevonden?
Ik lees niet veel. meneer! Ik leef voor mijn
man en mijne kinderen, twee dotjes van meisjes,
meneer! Ik houd van onze Hollandsche boeken
en van Engelsche romans uit de Tauchnitz-editie.
En dan lees ik den Gids en de krant, die bij ons
uitkomt".
? Leest u den heelen Gids? Leest u de ar
tikelen van prof'. Van der Lith, van prof.
Jorissen, van prof. Loman .. .."
Neen, meneer l De verzen en de novellen.
Ik houd veel van de artikelen van Charles
Boissevain, daar spreekt een Hollandsen hart uit. De
Hollandsche moeders houden van zulke lectuur.
Wat geeft al die Fransche ruimte van geweten,
met die facilités de la vie mondaine, welke wij
Hollandsche vrouwen verfoeien Bij ons in de stad
zijn dames, die Zola lezen, maar er niet voor
durven uitkomen. . . . nu, ze weten wel waarom!"
Het gesprek liep toen over den eerbied, die een
romanschrijver voor de christelijke moraal moet aan
den dag leggen. Mijne stelling was, dat de moraal
den kunstenaar niet in zijne vrijheid van schepping
mag belemmeren, de hare, dat de kunstenaar, die
haar tot zijn trouwe lezeres mocht begeeren, be
ginnen moet, met den diepen eerbied voor de
christelijke zedewet aan den dag te leggen. Uit
den aard der zaak kan zulk eene
gedaclitenwisscling lang duren. Toen ik te midden van deze
haar vroeg of' zij Milton en Bunyan, of zij al de
meesterstukken der Puriteinsche letterkunde, of
zij Cats en Iluygens niet met groote bewondering
las, riep ze uit:
L»aar heb ik geen tijd voor, dat is me veel
te geleerd! Toch moet ik u zeggen, dat ik zulke
schrijvers met eerbied noem. In onze zeventiende
eeuw was er nog ontzag voor goede zeden. Geen
Hollander zou toen een schrijver als Zola met
een enkelen blik verwaardigd hebben...."
Juist, mevrouw! De Nederlandsehe
kluchtspeldichters en romanschrijvers van dien tijd over
troffen Zola ver in onbeschaamd-brutale voorstel
ling van zedeloosheid."
De trein stopte. Wij waren te Dordrecht. De
jonge mevrouw had bij mijne laatste woorden
voor het eerst een zweempje van driftige nieuws
gierigheid aan den dag gelegd. Zij stond vlug op
en boog tot afscheid ....
Met wie had ik de eer . . .."
Met mevrouw N.N. uit Dordrecht."
* *
*
De herinnering aan deze ontmoeting wekt nog
altijd zekeren spijt bij mij op. Ik had deze ge
heimzinnige dame gaarne eens bewezen, dat de
Hollandsche Puriteinen der zeventiende eeuw
geheel andere boeken lazen, dan zij zich droomde.
Niets verhindert mij echter thans dit thema aan
te roeren en een enkelen blik te werpen in den
nu geheel vergeten Hollandschen roman der ze
ventiende eeuw.
En in de eerste plaats behoef ik zeker niet te
waarschuwen, dat deze roman in eerbied voor de
christelijke moraal de vlag moet strijken voor
onze modernste letterkundige zondaars : Armand
Silvestre, Catulle Mendós, Charles Lomonnier
toonen meer smaak en meer kieschheid dan onze