Historisch Archief 1877-1940
No. 620
DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
eud-Hollandsche pornografen. Maar tot veront
schuldiging van deze mannen dient gezegd, dat
zij meest vertaalden, en dat naast hunne on
noembare werken enkelen kunnen gelegd worden,
die een beteren indruk van den kunstzin onzer
voorvaders nalaten. Daartoe behooren eene kleine
reeks van deftige Arcadia's" en een handvol
semi-heroïsche, semi-erotische romans in den trant
van Calprénède en Mlle de Scudery.
Thans kies ik er een uit de laatste rubriek
tot leerzaam model. Ik begin met den titel, die
luidt:
De wonderlyke Vryagien
en
Rampzalige, doch bly-eyndige
Trouwgevallen van deze tijdt
tusschen
Arantus en Rosemondt.
Grannadus en Cielinde.
Coredon en Leliana.
Fierandus en Leonora.
Herkelus en Narsise.
Voorgevallen in het roem-zuchtigh
Hollandt, herwaerts in
weynigh jaeren.
Door B. B.
Verciert met koperen figuren.
,,t' Amsterdam. Voor Baltes Boekholt,
Boekverkooper in de Niezel. Anno 1668". (12o).
Reeds blijkt het onmiddellijk, dat de uitgever
?en boekverkooper Baltes Boekholt onder de
Nederlandscbe romanschrijvers der 17de eeuw is te
rangschikken, schoon de titel, en de spelling der
namen zijner helden en heldinnen geen hoogen
dunk geven van zijne letterkundige ontwikkeling.
In hoever zulk een roman aanspraak heeft op
?den titel van nationaal kunstwerk kan het best
blijken, als wij eene enkele bladzijde (bl. 52) te
zamen lezen. Baltes Boekholt schildert den win
ter van 1668 te Amsterdam op de volgende wijze:
De Somer had hare geborduurde hoedanighe
den van de velden der Europische landen afge
trokken, de boomen haer weelig sap, de bladeren
hun groenvervige kleur benomen, het
quinkelerende pluymgevogelt, en al wat een afgrijzen van
de noorder vrost hadde, was met haer vertrokken,
latende ons in de plaats van hare Hoffelijkheden
de wreede Winter, welke ons quam bestormen,
die de zilte en varsse waterbronnen liet
toestremmen, dat zig menschen en paerden daer op lieten
vinden; de Boomen waren als met grijze pruyeken
behangen, de klaverweyden als met een wit laken
overdekt, men hoorde geen harder in de velden
«p een gesneden riet spelen, de schapen hadden
van een grazige wey nu hooy te eten; edoch ziet,
midden in deze rampen schijnt de winter-vrost
ons noch eenigh vermaeck te doen, zijn koude
doet de min verhitten; hier komt Cloredon met
zijn Lerinde, en doet, nadat hij haer duyzenderley
minnelykheden heeft betoont, de schaetsen aen;
een ander gaet vermakende met zijn lief over
't ijs; hier komt een minnaer zijn engel in een
sleetje te zetten, en loopt, al schuyvende, dat hy
sweet, achter aen; daer ziet men de Narreslede,
met Jufferen beset, langs 't ys draven; Kloris
smyt het hout noch groen zijnde aen 't vuer en
braet zijn vryster karstanjes; hier drinkt men de
suykerde wyn; ginder brengt een zijn meesteres
(maitresse) wat vuur, en schenkt haer 't warm
bier, dat er overbruyst: wen de zon aen 't dalen
is, brengt elk zijn lief al omarmende thuys; de
zoete praetjts doen haer watertanden; d'omhel
zingen en kusjes zijn dan ontelbaer, haer
minnehitte kan de winter niet blussen."
Reeds uit dit fragment blijkt duidelijk, dat
Baltes Boekholt er zich op toelegt stijl te hebben.
Het schijnt, dat hij zich de schildering van den
winter uit het laatste bedrijf van Bredero's
Moortjen herinnert. Hij streeft er tevens naar
iets eigenaardigs Amsterdamsen te leveren, 'twelk
echter later alleen uit de eigenaardigheden van
zijn stijl blijkt. Termen als vluggigheit" (bl.
47), volmaaktigheden" (bl. 78) raddigheit" (bl.
122 en aangenamigheden" (bl. 147) herinneren
aan bangigheid" en komiekigheid" uit de voor
treffelijke Amsterdamsche schetsen van Justus van
Maurik.
Begint men het boek oplettend te doorlezen,
dan ontdekt men al spoedig, dat er van het na
tionaal Amsterdamsche niet veel overblijft. Van
de vijf paren, wier wonderlijke vrijage verhaald
wordt zijn alleen IJrantus en Rosemondt
«enigszins belangwekkend.
Zoo kort mogelijk vat ik hunne lotgevallen te
zaam.
Rosemondt is eene wees, onder voogdij van een
boozen broeder. Arantus brengt haar senerades
en krijgt een brief van haar tot loon. Zij zullen
elkander ontmoeten op een buiten bij Haarlem.
Hunne bijeenkomst wordt gestoord door een duel
van twee andere minnaars, beiden blakende voor
Rosemondt. Arantus gaat meevechten. Een zijner
tegenstanders wordt door hem gewond. Weldra
wordt Rosemondt op het ijs geschaakt door een
nieuwen medeminnaar. Zij weet te vluchten in
een boerenwoning. Arantus, die haar komt ver
lossen, wordt door roovcrs besprongen, overwint ze
en vindt Rosemondt bij een heremiet in een grot
terug. Daarna wordt de sclioone zeer ernstig ziek,
men bericht haar dood aan Arantus, die zich met
zijn degen wondt, maar herstelt Rosemondts broeder
brengt haar naar Frankrijk. Arantus reist beiden
na en >indt ze te Parijs. Hij treedt vermomd ia
een tournooi op en wordt overwinnaar. Op de
terugreis naar Holland komt hij Rosemondt en
haar broeder te hulp, die door roovers werden
aangevallen. Hij redt beiden het leven en krijgt
haar tot echtgenoot.
Na de lezing van al deze heerlijkheden valt het
licht eene slotsom op te maken.
Het is prijselijk in Baltes Boekholt, dat hij, di
in dit boek bijna alle mogelijke of onmogelijke
romans uit de 16e en 17e eeuw heeft nagevolgd,
het ernstig vermeed zich aan te sluiten bij de
in zijne dagen zoo hooggeliefde
schandaalverhalen, voor het grootste deel verwant aan de
Spaanscho en Fransche schelmenromans.
Voor het overige is hij een pauvre sire.
Uit de Arcadia's ontleent hij zijne herders, zijne
heremieten, zijne ingevlochten gedichten.
Uit Fransche heroïsche romans van de
Gombault, de Gomberville en de Scudery ontleent hij
de hyper-sentinienteele gevoelens zijner helden en
heldinnen. Het telkens in zwijm vallen van Aran
tus is deels uit deze bron, deels uit de
AmaAisrornans genomen.
Uit deze laatste verhalen stamt het tournooi
aan het slot, en de langdradige minnebrieven.
Uit de Spaansche en Fransche schelmenromans
spruiten de roovers, de schakingen, de diepe
liefdessmarten van Arantus, stortende zooveel tranen,
dat zijne bedtstede bijna overvloeyde" (bl. 169).
Hoe gering men dus ook de letterkundige waarde
van Arantus en Jiosemondt mocht willen aanslaan,
j als historisch verschijnsel heeft dit boek aanspraak
op nadere kennismaking. Alleen met dit doel
voor oogen vestigde ik er heden de aandacht op.
Dr. JAN TEN BRINK.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De eerste aflevering is verschenen van een Revue
de l'Exposition universelle die in 24 lijvige afle
veringen kompleet zal zijn. Het werk zal geïllu
streerd worden o. a. door Roll, Renouard en
Rafiaëlli. De proefaflevering trekt aan door een aar
dige teekening van Roll, door de beschrijving eener
wandeling op het terrein der tentoonstelling van
de hand van niemand minder dan J. K. Huysmans,
en door een beschouwing over de tegenwoordige
Fransche schilderkunst, geschreven door den re
dacteur van de uitgave, den bekwamen Louis de
Fourcaud.
Deze aflevering geeft dus veel te verwachten.
Maar het zal wel weer gaan zooals meestal bij
zulke uitgaven (b. v. ook Paris itluitréen inder
tijd de Vie Moderne) dat de eerste afleveringen
verreweg de beste blijven.
Uit het verslag der Rijks-Academie van Beel
dende Kunsten in 1888, blijkt dat zich ook dit
jaar weder voor het leeren der graveerkunst aan
die inrichting geen liefhebbers hebben opgedaan.
Wij beleven dus het zonderlinge feit, dat onze
Regeering, die anders in kunstzaken de kous
waarlijk niet over den balk gooit, nu al vijf jaar
lang een fatsoenlijk salaris uitkeert aan een
Duitsch plaatsnijder om ten onzent een verouderde
kunst te doceeron aan de liefhebbers, die echter
blijkbaar niet bestaan.
Een man die, zou men zeggen, de klad brengt
in de edele portretschilderkunst, is de
onderteekenaar van een advertentie in het Centrum van
8 Mei, die zich beleefdelijk aanbeveelt in de
gunst van de ZEW. Heeren Geestelijken en het
geacht publiek, tot het
SCHILDEREN VAN PORTRETTEN
levensgroot en buste op doek naar photografie,
vroeger ? 15, thans f 10.
Naar wij vernemen zal de vlijtige Amsterdam
sche etser P. J. Arendzen zich binnenkort met
terwoon te Londen vestigen, waar ook zijn vroe
gere kameraad aan de koninklijke Academie in
de Oümanhuispoort, de productieve L. L
wenstam reeds sedert geruimen tijd voor de uitge
vers allerlei soort van etsen vervaardigt.
Das freie Deutsche Hochstift te Frankfurt a M.
houdt van 5 tot 2li Mei een tentoonstelling van
houtsneden en kopergravuren van Albrecht Dürer.
De Senator Comill stelde hiervoor zija rijke ver
zameling ter dispositie.
De geniale Fransche beeldhouwer Rodin heeft
op zich genomen het beeldhouwwerk te maken
voor het monument, dat men ter nagedachtenis
van Castagnary gaat oprichten. Ook heeft (Ie stad
Nancy uit elf mededingers deuzelfden artiest ge
kozen voor de opdracht tot het modelleeren van
het standbeeld dat deze stad voor Claude Lorrain
zal laten verrijzen.
Het is bekend dat Engeland's meest artistieke
schilder James Whistler niet gaarne wat over
zijn kant laat gaan. Indertijd daagde hij John
Ruskin, die over zijn werk een onhebbelijke kri
tiek had geleverd, eenvoudig voor den rechter.
Nog onlangs toen een schilderij van hem uit zijn
inzending voor de Parijsche Wereldtentoonstel
ling geweigerd was, trok hij, naar men meldt, de
heele inzending terug. En op dit oogenblik heeft
deze strijdvaardige kunstenaar weder een
gevalletje aan de hand, waarbij hij vermoedelijk wel
niet aan het kortste eind zal trekken.
Gedurende eenigen tijd was Whistler president
der Eoyal Society of British Artists. In die
kwaliteit versierde hij het bord, dat bij de entree
der expositie-zaal was geplaatst. Hierop was
de naam van het gezelschap aangebracht, met
gouden letters op rood en Whistler voegde daar
een leeuw en een vlinder aan toe.
Sedert is Whistler als president afgetreden en
zijn opvolger Wijke Bailiss heeft den vlinder doen
wegkrabben en den leeuw laten overschilderen.
Waarop de ex-president explicaties vraagt, waarop
Bailliss antwoordt, dat Whistler zijn leeuw en
zijn vlinder met zeer slechte verf had geschilderd
dat men zich vergenoegd heeft met den leeuw over
te schilderen omdat deze niet zóó slecht
geteekend was dat het wegmaken onvermijdelijk werd",
terwijl de kapel niet waardig gekeurd is gewor
den om behouden te blijven. Whistler heeft hierop
in de dagbladen bescheid gegeven.
Een drukker uit Mainz, Joseph Meijer heeft
aan het museum dier stad zijn belangrijke collectie
schilderijen van oude Hollandsche meesters gele
gateerd.
Nu den 15den Mei in de Ecole des Beaux-Arts
een kompleote tentoonstelling van het werk van
Barije geopend zal worden, heeft de redactie van
de Gazette des Beaux-Arts gemeend dat het pikant
zou zijn aan een der meest gerenomeerde schil
ders van dit tijdperk, bekend om de stelligheid
van \zijn oordeel en zijn geraffineerd dillettantisme,
een'-Vrijs spontane impressie te vragen, een altoos
zoo kostbare meening. van een kunstenaar over
een ander kunstenaar". Het heeft daarop van
Léon Bonnat een eenigszins opgeschroefd maar
niet zeer belangrijk artikel verkregen.
We hebben verleden week, schrijvende dat Albert
Wolff in den figaro alleen over Mesdag als expo
sant in den Salon spreekt, een verzuim begaan,
dat echter door het VagUad voor Nederland meer
dan goed gemaakt is, Uit eene mededeeling in
dit blad blijkt, dat Albert Wolff in den Figaro
de Amsterdamsche Weezen" van mej. Schwartze
un fort joli tableau noemt, en dat ook andere
bladen van naam zich over haar werk zeer gun
stig uitlaten.
TOONEEL EN MUZIEK.
Uit Parijs wordt gemeld: Paul Bourget is
ongetwijfeld van Frankrijk's jongere romanschrij
vers de meest interessante. Voor het groote
publiek eenigszins te subtiel, heeft hij onder de
beschaafde lezers en vooral lezeressen een grooten
naam verworven door zijn romans Cruelle nigme,
Crime d'amour, AndréCornelis en Mensonyes.
Een jong tooneelschrijver, die met zijn stukken
op verschillende volksschouwburgcn reeds eenig
succes behaalde, Pierre Decourcelle, en een nog
jonger criticus Léopold Lacour kwamen beide op
het denkbeeld uit dezen laatsten en meest
omvangrijken roman een tooneelstuk te trekken.
Bourget opperde de bedenking, of een roman,
lste Jaargang.
Schaakspel.
12 Mei 1889,
Partij gespeeld op het tournooi van
denNederlandschen Schaakbond te Rotterdam in Aug. 1888,
tusschen de heeren
C. E. A. DupréJhr. A. E. van Foreest.
Spaansche partij.
l e2 c4 e7 e5
2 gl f3 b8 c
3 fl 15 a7 a6
4 b5 a4 g8 f6
5 o o f6 X e4!
G d2 d4 ! b7 b5!
7 a4 _ b3 d7 d5 !
8 d4 X e5 c8 _ 06 (a
!) cl e3 f8 e7
10 c2 c3 o?o
11 dl e2 (b f7 f
12 f3 d4! c6 X d4
13 c3 X d4 f6 \ e5
14 d4 X o5 g8 h8
15 bl d2 e4 X d2
16 e2 X d2 d8 e8!
17 al cl c7 cG
18 f2 f4 a8 c8
19 fl f2 c6 c5
20 d2 el c8 go
21 b3 c2 eG f5
22 c2 X f5 g6 X f5
23 f2 f3 da d4
.24 e3 f2 c8 d8
25 b2 b3! d4 d3
26 el d2 c5 c4 (c
27 b3 + c4 e7 a3
28 cl dl! böX c4
29 d2 c3!
30 c3 X c4 (e
31 c4 d3!
32 c!3 X f-1"1 (O
33 f5 c2 (h
34 gl fl
35 f l e2
3G f3 d3
37 e2 X M
38 f2 e3
39 d,'ïe2
40 e3 X d2
41 dl bl
42 d2 e3 (i
43 e2 f3
44 bl cl
45 g2 - g3
4(5 f;j e2
47 e3 d2
48 cl dl
4!) e2 el (k a2 X (1^!
50 dl X «32 el _ e3
51 f4 __ f5 1)4 X <12 t
52 el - fl <12 c3!
Opgegeven L
n. Deze voortzetting schijnen mij w-el zoo goed toe als de
Anderssen'srhe speelwijze 8 1-8 c" waarop zwr.rt na 'J
J'3 g5, 10 cl X g5 c7 cfi' U c2 c3 ccn last'S sl;el
houdt.
Ij. Beter is hier de in Bilguer's handboek voorkomende
voortzetting 11 bl cl2 ei X d2, 12 dl X d2 cG a5,
13 b3 C2 a5 c4, U d2 d3 g7 gli, met een gelijk
spel.
c. Hier offert zwart een pion, wat niet correct is. Beter
d3 d2 (d
AS c8
f8 d8 (f
Zie diagram.
c8 cl
cl X c2
c2 X »2
a3 1)4
dS X <I3
h8 - g8!
a2 a3 f
gS - f7
b4 e7
f7 e6
eG f5
h7 h5!
g7 g5! ^
a3 a2 f
e7 b4
was 20 ds as, 27 el c3 f8 ds met betere
positie.
(L Een geniale zot !
t'. Het beste ! "Wit had 3 andere voortzettingen die we
onder I, II en III nader bespreken willen.
I.
30 c!t X a3 l'5 <'2> 30 <!I fl ? rt2 dl B, 32 fl X dl
d8 X dit, :::! f2 el til X elt 31 i"3 tl el fit,
35 gl X fl K X fi en
wintII.
HO dl X d2 i'"> b1*. 31 u cl t"1 X elt, 32 f3 fl
el X ^2 en wint.
Stand der partij na den Sisten zet van zwart.
ZWAKT
Mi
de
WIT
waarin de psychologische analyse de hoofdzaak
is, wel voor het tooneel geschikt was, maar
gaf hen toch zijn toestemming. De opvoering
heeft dan ook bewezen, dat Bourget's vrees volko
men gerechtvaardigd was. Reeds bij de repetities
was het gebleken. Men merkte toen reeds, dat
de mislukte zelfmoord van den jongen dichter,
waarmede men al in den roman geen volko
men vrede kan nemen, op het tooneel belachelijk
was. Bourget liet zich bewegen, zijn onhandige
vereerders te hulp te komen en schreef twee
nieuwe slotscènes, die bijna het eenige goede van,
het geheele stuk zijn. Het verloop daarvan is ia
j korte trekken het volgende. Eerste bedrijf: De
jonge dichter RenéVincy maakt op een deftige
l partij kennis met Suzanne Moraines en wordt op
! haar verliefd, niettegenstaande dat zijn meer
j ervaren vriend Claude Larcher hem voor haar
waarschuwt. Tweede bedrijf: René's zwager en
zuster willen hem met een vriendin uit zijn jeugd,
de dochter van een eenvoudig ambtenaar, ver
loven. Maar mevrouw Moraines zoekt Rene zelfs
in het huis zijner zuster op en hij weigert de
hand van het voor hem bestemde meisje te vra
gen. Derde bedrijf: In de loge van de
tooneelspeelster Colette. Claude's maitresse, verneemt
deze, dat Suzanne de minnares van den ouden.
roué, den baron Desforges is. Vierde bedrijf:
Claude zoekt Renéin zijn woning op. Renége
looft nog steeds, dat Colette gelogen heeft, om
hem verdriet aan te doen, maar Claude staat er
voor in, dat zij in zake mevrouw Moraines de
waarheid gezegd heeft. Vijfde bedrijf: Renéver
schijnt bij mevrouw Moraines, verlangt ophelde
ringen van haar en eischt dat zij oogenblikkelyk
haar echtgenoot en den baron verlaten en met
hem naar Italiëvluchten zal. Mevrouw Moraines,
die Renéwerdelijk lief heeft, in zooverre zij na
melijk voor een zoodanig gevoel vatbaar is, ver
klaart zich hiertoe bereid. Renévertrekt en
Suzanne gaat in de zijkamer, om zich voor de
reis klaar te maken. De baron komt terug; hy
ziet zijn uit de lijst gerukt portret op den grond
liggen, en een geopende reistasch. Hij raadt den.
samenhang. Als geraffineerd man van de wereld,
die zich geen illusies meer maakt, vindt hij het
begrijpelijk, dat Suzanne voor een knap man, die
intelligenter is dan haar echtgenoot, de al te goed
van vertrouwen zijnde Paul Moraines, die zich.
inbeeldt, dat zijn vrouw al haar luxe uit zijn.
magere inkomsten bestrijdt, en die jonger is dan
hij zelf, liefde koestert. Maar daarom wil hij geen
afstand van haar doen, want waar zou hij op zijn
leeftijd zulk een aangename ménage a tms kun
nen weervinden. Door verwijtingen zou hij niets
uitwerken. Hij neemt daarom zijn toevlucht tot
de volgende list: Als mevrouw Moraines in de
kamer terugkomt, verteld hij haar met verandering
van namen, hare eigen geschiedenis, en schetst
haar hoe ellendig het leven eener verwende
parijsche dame in het buitenland zijn moet aan de
zijde van een letterkundige, die van zijn pen
moet leven. Suzanne antwoordt in den beginne
met groote woorden, zegt, dat als een groote
hartstocht in zijn boezem koestert, men de stem
daarvan moest volgen, zonder aan materieele
vragen te denken enz. Maar allengs bekoelt zij
en als de baron haar ten slotte vraagt, met hem
naar den schouwburg te gaan, geeft zij hare reis
plannen op en schrijft Renéeen brief om hem te
bedanken. De baron juicht er in stilte over, dat
hij zijn jongeren minnaar de loef afgestoken heeft
en stelt zich over diens toekomst gerust met de
gedachte: In den beginne zal hij wanhopig zijn,
maar ten slotte zal hij zich troosten door er een
stuk over te schrijven". Door Dieudonnéuit
stekend gespeeld, redde dit slot eenigszins het
als los zand aan elkaar hangende stuk, waarin
juist dat ontbreekt, wat in den roman de hoofd
zaak is, namelijk de motiveering van de handel
wijze der heldin, die alle krachten inspant, om
Renéte doen gelooven, dat zij eer zij hem
leerde kennen, een deugdzame vrouw geweest is,
juist omdat zij oprecht op hem verliefd is. Bo
vendien bleek ook mejuffrouw Cerry, die door
haar spel in de zaak Clémonceau" zooveel naam
gemaakt heeft, niet tegen de haar in deze toe
vertrouwde taak, opgewassen te zijn. Zij vond
hier dan ook geen gelegenheid om in een zeer
oppervlakkig costuum als model van een beeld
houwer plastisch op het publiek te werken, maar
moest dit door een fijne en geestige dictie voor
haar trachten te winnen en dat is haar fort niet.
De met zich zelve zoo hoogst ingenomen kunste
nares had verlangd, dat haar naam bovenaan op
de programma's van den Vaudeville-schouwburg
zou prijken, zooals dat gewoonlijk met die van
Sarah Bernardt geschiedt. Met deze pretentie werd
in den Echo de Paris" op scherpe wijze den
draak gestoken. Nu beschuldigde een der
schrijvers, Decourcelle, den mede-directeur van den
Vaudeville-schouwburg. Carré, dat hatelijke artikeltje
geschreven te hebben. Carréontkende, Decour
celle speelde de ongeloovigo, wat tot een oorvijg
scène ten aanschouwe van het geheele personeel
van den schouwburg leidde. Tot een duel kwam
het evenwel niet.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Uit Parijs wordt d.d. 3 dezer aan de Franl-f.
r/Aq. gemeld: In den Temp* verschijnen sedert
ruim een week bijna dagelijks kleine artikeltjes
van den meest verschillenden inhoud, die het
opschrift Billets du JVIatin" dragen en met een
T. geteekend zijn. Het zijn, naar het heet, korto
brieven aan een nicht in de provincie, zij han
delen over al, wat er zoo al te Parijs voorvalt,
on bevatten tevens allerlei persoonlijke invallen
en grappen van den schrijver. Men heeft zich in
allerlei gissingen verdiept over de vraag, wie die
T. zou zijn. Maar sedert het gister verschenen
Billet de matin kan het aan geen twijfel moer
onderhevig zijn, dat het niemand anders dan Taine
is, de bekende geschiedschrijver der revolutie en van.
Napoleon. In dit briefje tast namelijk genoemde
T. een algemeen verspreide litteraire legende
scherp aan. Flaubert, de schrijver van Madame
Bovary heeft er zijn geheele leven lang steeds
over geklaagd, dat het werken hem zooveel moeite
kostte, dat hij dagen lang met den stijl worstelde,
om n enkele bladzijde geheel te voltooien.
Taine de eenige beschikbare T. aan wien zooveel
geest 'en een zoo intieme bekendheid met Flaubert