Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.620
kan worden toegeschreven, schrijft nu, na het
pae verschenen tweede deel van Flaubert's brieven
doorgelezen te hebben, het volgende: Aan het
begin van lederen brief schrijft Flaubert, dat hij
juist, na acht dagen er aan bezig geweest te zijn,
twee bladzijden van Bovary voltooid heeft, en
wel doordat hij 's nachts opbleef, door helsche
pijnen gekweld, in zweet badend, kermend, en
dikwijls van vermoeienis1' op zijn divan was
neergevallen, waar hij dan versuft in een poel
van walging bleef liggen. Deze wijze van werken
is zeer zonderling. Zal ik mijne naieveteit be
kennen? Het kost mij erg veel moeite te begrij
pen, hoe men werkelijk acht dagen en acht
nachten lang aan twee bladzijden schrijven kan.
Dat iemand het werken dermate moeielijk zou
valten, schynt mij onbegrijpelijk, bovennatuurlijk, fan
tastisch toe. Kortom, ik ben wantrouwig. Vooral
Als ik bedenk, met hoeveel gemak Flaubert op
«en enkele voormiddag aan zijn vriend brieven
THB» 20 kantjes schreef, die zich reeds op een
aardig gepolijsten stjjl mogen beroemen. Ik wan
trouw dit te meer, daar ik dezen voortreffelijken
man gedurende de laatste jaren van zijn leven
tamelijk van nabij gekend heb. Dikwijls heb ik
?en geheelen namiddag in Croisset doorgebracht;
want wanneer iemand in zijn smaak viel, wilde
h\j hem niet -weer laten heengaan. Men sprak
over litteratuur. Hy had daaromtrent zeer be
paalde gevoelens en erg verwarde denkbeelden.
Bfo' beweerde zijn Kabalais en zijn Chateaubriand
op ziya. duimpje te kennen, maar ik merkte al
spoedig, dat hij altijd dezelfde plaatsen daaruit
aanhaalde en ik heb alle reden te gelooven, dat
fcij slechts deze kende. Hij was theatraal en vol
illusies. Bovendien verdenk ik er hem van, zeer
lui en zeer wispelturig geweest te zijn, wat hij
ook zeggen moge. Op goed geluk zyn biblotheek
doorsnuffelen, op zijn divan liggende, onderwijl
tallooze korte pypjes rooken, daarby over een
pasbegonnen bladzijde droomen, over een opschrift
nadenken, dat was het, wat hij werken als een
Beger" noemde. Van den eenen kant is het best
mogelijk, dat hij zijn twijfelzucht, zijn pijnlijk zoe
ken naar woorden en klanken heeft overdreven,
want evenals in vele Norinandiërs school in hem
ook een soort Tartarin. Maar anderzijds bon ik
«r van overtuigd, dat hij dikwijls het droomen,
het onbepaalde volgen van een denkbeeld door
den tabaksrook heen, werkelijk als werken be
schouwde. Daarin ligt de verklaring van het feit,
dat hij, die niets anders te doen had en in bijna
?volkomen eenzaamheid leefde, aan elk zijner boe
ken vijf a zes jaar besteden kon. Dat zij daarom
des te beter zy'n, komt daarvan, dat hij ze lang
zaam geschreven, maar niet. omdat hij ze, naar
hy' meende, op een martelbed gelegen, met het
luigstzweet op het gelaat, het leven geschonken
heeft"
Deze weinige geestige regels zullen voor de toe
komstige beoordeelaars van Flaubert van groot
gewicht zijn. Er valt nauwelijks aan de juistheid
van Taine's hypothese te twijfelen.
Dr. A. K. W. Arntzenïus, geneesheer-directeur
der geneeskundige pneumatische inrichting te
Amsterdam, heeft bij de boekhandelaars
Schcltema & Holkema, alhier, een brochure uitgegeven
?waarin hij zijne ervaringen mededeelt op het
gebied der pneumatische therapie. In voor ieder
begrypelyken vorm geschreven is deze brochure
geer de lezing waard en zal menigeen die aan
kortademigheid of aandoening van de luchtwegen
en longen lijdt, na kennisname van dr.
Arntzenius' brochure, zich opgewekt gevoelen om een
proef te nemen met de gecomprimeerde lucht die
in gevallen van Bronchitis en de naweeën daar
van ik schrijf dit uit eigen ondervinding
«eer heilzaam werkt. (Zie pagina 33 van de
brochure).
, Het net uitgevoerde boekske vertoont een titel
plaatje, dat wel in staat is om iemand schrik aan
te jagen, want het heeft er iets van alsof twee
ongelukkige slachtoffers in een stoomketel of
Papiniaansche pot zitten om levend gaar te wor
den gestoomd men zou het ten minste aan
hun benauwde tronies zeggen. Deze benauwdheid
is echter alleen een fantasie van den teekenaar,
want in waarheid is het verblijf in de Klok zeer
aangenaam en alles behalve benauwd. Integendeel;
zoo lang men in de samengeperste lucht ademt,
gevoelt men zich zoo als de Indischman het
uitdrukt rechtaf lekker."
J. v. M. JB.
De kroning van een dichter in Spanje. Op een
der dagen tusschen 5 en 20 Juni a.s. zal ten ge
volge van het door de Liceo artistico y literaria
de Granada genomen initiatief de koning der
Spaansche romantiek, JoséZorilla in de
prachtzalen van het Alhambra, dat hij in zijn tusschen
1849 en 1852 in Frankrijk gemaakt gedicht
Granada" bezongen heeft, uit de handen der
koningin-regentes van Spanje, in tegenwoordigheid
van de eerste Spaansche dichters de dichterskroon
ontvangen.
Dit zal de tweede maal zijn, dat een dichter
deze eer te beurt valt; voor de eerste maal vond
deze plechtigheid plaats den 25sten Maart 181)5
"in het Senaatspaleis te Madrid, ter eere van
' Quitana, de dichter van den vooruitgang, den
zanger van oden vol pindarische kracht; de meer
"dan tachtigjarige grijsaard werd door zijn leer
linge, de koningin Isabella gekroond met een
gouden lauwerkrans, die uit de opbrengsten van
een nationale inschrijving bekostigd was. De
dichterkroning was een idee van de pers, want
het denkbeeld, Quitana met de kroon des dich
ters te sieren, ging van de redactie der Iberia",
van Pedro Calvo Assensio uit. Maar de tweede
kroning geldt een zaliger van het verledene, den
dichter van den Don Juan" van Tenovio" en
van de Legenda del Cid." Ook aan haar werd
door de pers den eersten stoot gegeven, daar
toch de directeur van het te Granada ver
schijnende blad El defensor de Grenada," Liceo
elo de Eucena het eerst het denkbeeld opperde
den grijzen Zorilla te kronen en door zijn ijver
en energie alle hinderpalen overwon. De
coninissie van de Liceo heeft bij de koningin-regentes
? n bij de ministers, zoowel als bij de afgevaar
digden der provinciën de gewenschte ondersteu
ning gevonden, en zoo zal het Alhambra weldra
binnen zijn muren een feest zien, zooals het ge
durende de vele eeuwen van zijn schitterende
geschiedenis nog nooit aanschouwd heeft.
Duilschland zal bij deze plechtigheid vertegenwoordigd
worden door den bekenden Duitsch-Spaanschen
schrijver dr. Johannes Fastenrath uit Keulen, die
een vereerende uitnoodiging tot bijwoning der
feesten ontving van den president der Licoo,
den graaf de las Infantes, een nakomeling van
den in zoovele romances gevicrden Pulgar el do
las Hazanas. Wanneer de koningin Christina
Zorilla de uit het goud van den Darra vervaar
digde kroon op het hoofd zet, zal zij er misschien
aan denken, dat hij een vriend van haar bloed
verwant, Keizer Maximiliaan van Mexico was, en
voor dezen zulk zoo fraai een letterkundig
gedenkteekeu heeft opgericht.
Ernest Rénan heeft binnen betrekkelijk korten
tijd het eerste deel zijner Histoire du peuple
d'Israël" (Parijs bij Calmaim Lévyj, door een tweede,
het belangrijkste van het geheele werk, doen volgen;
met nog een deel zal het geheel voltooid
zijn. Dit tweede deel loopt van de regcering van
David tot de profeten en van den nationalen God
van Israël tot den God, die Hemel en aarde ge
schapen heeft. De regeering van David, die Rénan
vergelijkt met die van een koning van Abyssini
uit den tegenwoordigen tijd, en die van Salomo
waren op zich zelf weinig schitterender dan die
der omwonende koningen, maar zij zijn groot ge
worden door den glans, dien zij op de nakome
lingschap en de nakomelingschap op hen gewor
pen heeft. Nadat de moraal haar intrede in de
godsdienst gedaan heeft, na Amos en Jesaia, die
de stelling Gehoorzaamheid is beter dan alle
offers" verdedigen, is het Jodendom in verbinding
getreden tot dat, wat later Christendom heette.
Omstreeks het jaar 1000 v. Chr. bestaat dat,
wat men later Judaïsme noemde, nog niet; de
godsdienst van David en Salomo verschilde wei
nig van die der overige volksstammen, die rondom
Palestina woonden; eerst in de negende eeuw
vertoonen zich de eerste sporen eener nieuwe
wereldbeschouwing; het ware godsdienstige ka
rakter van het volk Israël's treedt meer op den
voorgrond, om omstreeks 400 v. Chr. zich in
tweeën te splitsen en allengs als Christendom en
Mohemadanisme de wereldheerschappij te aan
vaarden. Dit onderwerp is het, wat dit tweede
deel zoo hoogst belangrijk maakt.
De volkgbibliotheken te Parijs. Een der laatste
nummers van het Gutenberg Journul bevat do
volgende belangwekkende mcdedeelingou omtrent
de volksbibliotheken (Uibliotltèques Populaires)
te Parijs.
Er zijn te Parijs ongeveer tachtig volksbibli
otheken, verspreid over de verschillende wijken
dier wereldstad. Een groot aantal daarvan zijn
stedelijke instellingen en als zoodanig gehuisvest
in de mairies (stadhuizen) of in scholen, en wor
den onderhouden uit de stedelijke geldmiddelen.
Vooral wordt er door hen, die vroeger tot de
beste leerlingen der lagere school behoorden, een
druk gebruik van gemaakt. De bezoekers dezer
bibliotheken kunnen de boeken, die zij noodig
hebben, in het gebouw zelf raadplegen en mogen
ze ook mee naar huis nemen.
Behalve de Formey-bibliotheck, vindt men
er acht en vijftig stedelijke biblothekon. Zeven
arrondissementen bezitten er ieder twee, acht
hebben er drie, en vijf vier. Het is opmerkens
waardig, dat do dichtstbevolkte en dus armste
arrondissementen het grootste aantal dezer bibli
otheken bezitten.
De stad Parijs besteedt jaarlijks een som van
182.000 francs tot aankoop van nieuwe boeken,
kosten van binden enz. en betaalt bovendien aan
salarissen enz. aan de aan die bibliotheken ver
bonden ambtenaren een som van 97.000 irancs.
Het aantal uitgeleende boeken bedroeg in 1887
alleen in de stedelijke bibliotheken het eerbied
waardige getal van 1,994,000; in 1888 meer dan
2,000,000.
Het hier volgende lijstje geeft het in 1887 ge
raadpleegde aantal boeken aan, gerangschikt naar
de verschillende daarin behandelde onderwerpen:
Kunsten en wetenschapppen . . . 117,550
Geschiedenis, aardrijkskunde, reisbe
schrijvingen 260,478
Literatuur, poëzie, tooneel . . . 173,235
Romans 580,31)4
in.
30 f2 c3 f5 M; 31 f3 fl ! (op dl X 1>1 «'int
d2 dl Df) n3 cl, 32 c3 X <4 ! (e;1 X d2 b l Mf,
gl hl! cl X (12, 34 dl X <12 1'8 X « is ook »'<?'' g"C(l)
d8 d3, 33 ei c5! t'S d8, 3ti e3 X <J2 cl a3 en
wint.
f. Uiterst schoon en juist !
;/. Het beste! Nog mug looper a3 wegens ±'5 e2 niet
geslagen worden.
II. Het eenige juiste! Want op 33 dl X d volgt '2 X el
Dt, 3* 1'2 el cl X elf, 35 f3 tl a'i c/il en do vol
gende zet raat. Op andere zolten wint el X
'H'"/. Wit, die tot nu toe schitterend gespoeld heelt, begint
van hier al' zwak te spelen. Hier was g2 gi de eenigc
goede zet.
j. Hiermede wint zwart een stuk.
A-. e 5 e<; wordt door a2 c2 weerlegd.
/. V>'aiit op 53 e-~> eo" wint c3 füen up 53 10 ? fl')
c3 X e->) 54 i'O 17 eö? g7.
A. J. A. 1>
Koot van de Redactie :
Wij hebben gemeend dozo en do partij in ons
nummer ((519), allereerst te moeten plaatsen ora te
doen zien, dat wij onder onze schaakspelers, ook
aantreffen, dio niet bang zijn om hier en daar een
Hink offer te brengen, zelfs in coneourspartijcn,
en dat wel tegen spelers van naam, mannen van
do oude garde. Do offers zijn zóó wol berekend
en zóó krachtig, dat het jammer zou zijn, deze
partijen onbesproken te laten.
Zulke schaakspelers verdienen toch zeker onder
de meesters gerekend te worden.
Partij gespeeld op hut Now-1'orker Schaaktournooi.
Afgeslagen Koniiigsgambiet.
M. Tschigorin. Max Jiidd.
Wit. Zwart.
l e2 e4 e7 ? e5
2 f2 f4 (a f8 c5 (b
3 gl f3 (17 dO
4 bl c3 (c g8 fG
Werken in andere talen .... (i,403
Muziek 55,322
lu de particuliere bibliotheken is die verhou
ding ongeveer dezelfde.
De meeste dezer bibliotheken bevatten ook
technische werken en boeken over kunst en kunst
geschiedenis, platen en gravures, ten einde den
smaak en hot oog te oefenen van jongelieden, die
een of ander kunstambacht gekozen hebben.
Behalve deze, zijn er nog twee bibliotheken, die
uitsluitend boeken en platen uitlcenen aan leer
lingen van eeuig ambacht.
De Formey-bibliothoek is uitsluitend gewijd aan
uitgaver op kunst-industriccl gebied. Zij is even
eens een stedelijke inrichting en kost de stad
jaarlijks 12,000 francs. Zij is gelegen RueTiton, 8,
midden in de wijk, waar de moeste meubelfabri
kanten, stoffeerders en decorateurs wonen. Zij is
geopend dagelijks van 1?3 en van 7?10 uur en
Zondags van 9?12 en van 2 5 uur.
De personen, dio deze instelling bezoeken,
behooren meest allen tot den handwerksstand, en
meestal nomen zij de boeken, die zij wenschen te
raadplegen, mee naar huis, waar zij dit meer op
hun gemak kunnen doen en niet meer vrucht.
In 't algemeen zorgen zij uitstekend voor de
geleende boeken of platen en slechts zeer zelden
worden r.ij geschonden, verslonsd of raakt er een
verloren. Het veelvuldig gebruik, dat van de wer
ken uit genoemde bibliotheek gemaakt wordt, be
wijst hoezeer de werklieden deze gelegenheid, om
hunne kennis te vermeerderen, op prijs stellen.
SONETTE DOOR L. BELLUS.
'k Zag altrantsche Engelschcn, Amerikanen
Ruimte en-tijddeelen van 't Alongewis
Huns ly'i's eige' en heere' en ook wel naar 'k gis
Gescheidenlijk op elks Iks eigen banen
Hun teere leden plegend, koest'rend, manen
Rondwent'ler.d om n groote zon die is
't Genot, de kunst, wetenschap, Mathesis
Os Lassica of wat dan ook, zij wanen
Daar steeds goed aan te doen, veel dus 't gewik
Om in hun reisjassen bruingeel en hooge
Hoeden die op zich domme wilsbevelen
Hun menschenlichamen goed uit te deelen,
Viel 't hev'go hand'len in hun al-dag pogen
Te leen'gcu troostend 'sHeelals Lijdeusweek.
HET SPOOK
in de wijnkelders van Krasnapolsky.
Bijgeloovige bewoners van den O. Z. Voorburg
wal hadden mij reecls lang geleden verteld, dat
het daar niet zuiver was in de kelders van Kras
en dat menigeen, dos nachts laat thuis, en daar
voorbij komende, op het gehoor van allerlei vreemde
geluiden haastig aan den haal was gegaan. Die
geluiden wisselden, al naar gelang de een of de an
der zo gehoord had, af tusschen het gekerm van
een klein kind of een aangeschoten haas (wat
hetzelfde is) en het gebulder van kanonnen of
van spoorteinen (wat niet veel scheelt).
Bij gelegenheid sprak ik er den heer
Krasnapolsky eens over en deze lachte natuurlijk harte
lijk om het praatje, dat hem ook reeds lang be
kend was. Toch gaf dit gesprek aanleiding dat
hij, vriendelijk als altijd, mij aanbood zijne kelders
eens te komen zien, wat ik gaarne aannam. Als
het nu mijn doel was u een beschrijving van dien
kelder en den daar geborgen enorinen voorraad
wijn te geven, dan zou ik de kenners wel kunnen
doen watertanden, want ik heb ze geproefd ook en
lekker bevonden.
Maar ik moet van iets ernstigers spreken en
kan volstaan met te zeggen, dat ik door lange
reeksen groote en kleine fusten, lange en hooge sta
pels wijntlosschen liep, totdat ik, plotseling een hoek
omslaande, verstijfde van schrik en bleek en bevend
bleef staan. Mijn vriendelijke geleider vroeg mij,
wat mij deerde, maar ik kon niot anders doen
dan met den vinger wijzen naar een hoek, waar
het witte beeld van eone vrouw, met de handen
boven het hoofd uitgestoken, tegen den muur stond.
Mijn geleider keek toe, maar zag blijkbaar niets
en lachte mij uit. Daarop wendde hij zich met
een grooten lantaarn in de hand om, en ook ik
zag niets meer. Dat verlichtte mij en ik was in
staat hem te vertellen, wat mij zoo had doen
schrikken. Door mijn ernst getroffen, hield hij den
lantaarn weder in dezelfde richting als te voren
maar het visioen was niet meer zichtbaar.
Toch had ik het gezien, daar kon ik op zweren.
Nog menigmalen heb ik later dien kelder bezocht,
maar het nooit meer teruggezien. Een gelukkig
toeval deed mij echter iemand ontmoeten, die het
spookbeeld ook eenmaal in zijn leven had opge
merkt, in dezelfde houding als ik. Als metselaar
had hij een halve eeuw geleden daar een repa
ratie te doen gehad en was toen met een luiden gil
gevlucht bij het zien van de radelooze vrouw.
Nu is hij 85 jaar oud (Jan Dorks, Ridderstraat
710, vijf hoog, achter), maar in dien tijd had zijn
grootvader van moederszijde hem de geschiedenis
van dat spook verteld.
Uit des kleinzoons mond opgeteekend luidt zij
als volgt:
Een rijk heer van aanzienlijke familie,
had, behalve de aanzienlijkheid en den rijkdom,
van zijne familie, helaas, ook de voorbesehiktheld
medegebracht om te gaan spoken. Dat was in dio
familie een erfelijke kwaal, evenals de krankzin
nigheid bij andere. Van geslacht tot geslacht
hadden al de leden gespookt, sommigen, die het
heel hardnekkig deden, zelfs reeds vóór hunnen
dood.
Iii het land waar zij woonden, werden zij on
danks hunnen rijkdom door iedereen gomeden, en
daarom besloot de heer, dien wij thans op het
oog hebben, dat land te verlaten en kwam zich
te Amsterdam vestigen, waar hij geheel onbekend
was.
Hij had een eenige, wonderschoone dochter, die
zijn oogappel was, en die hij vaak zoo innig bedroefd
kon aanstaren, omdat hij vreesde, dat zij soms ook
eensklaps, zooals zoovelen zijner voorvaders en
moeders, zou gaan spoken, dat het meisje hem
soms schreiend om den hals viel. Toch wist zij
nog niets van de vreeselijko erfkwaal, die haar
in het bloed zat.
Weldra behoorde do vreemde- heer door zijn
onbegrensde liefdadigheid en zijn hoogst fatsoen
lijk gedrag tot de meest geachte ingezetenen
deistad, bekleedde allerlei ecreambten en ontving in
zijne woning in de Nes, dat toen nog eon zeer
fatsoenlijke straat was, de aanzienlijkste burgers.
Geen wonder dat dejongo Amsterdammers, aan
schouwende zijn rijkdom en fatsoen en zijne schoone
dochter, op deze laatste smoorlijïc verliefd werden,
maar dat de vader eerst den kat nog eens uit
den boom wilde kijken. Want eerzuchtig was hij
wol eeu beetje en daarom zou hij zoo gaarne den
zoon van Koelioorn, den rijkston koopman van de
stad, aan de voeten zijner dochter gezien hebbeu.
En ook het meisje, dat den knappen jongen dik
wijls op do wandeling gezien had, zon niet on
gaarne aan zijne zijde den verderen levensweg
hebben afgelegd.
Edoch, hij kwam maar niet en reeds begon zij
een meer welwillend oor aan de liefdesverklarin
gen van andere, in vuur staande jongelingen te
leenen terwijl ook de vader dezen in zijne woning
ontving met meer tegemoetkoming dan vroeger het
geval was. Maar toch aarzelden beiden nog altijd
om toe to happen, zooals mijn zegsman dat noemt.
En dat was waar goed ook, want eindelijk zou
hun hartewensch bevredigd worden.
Op eenen schooncn namiddag kwam de oude
heer Koelioorn, heel netjes aangedaan, ten huizo
van den vreemden heer, om ten behoeve van zijn
eenigen zoon, du hand van diens eenige dochter
to vragen.
Er werden veertien dagen bedenktijd genomen,
maar toen ging hot engagement er ook zonder do
geringste hapering door. De jonge Koehoorn bleek
nn nog verliefder to zijn dan al do andere jonge
Amsterdammers te zamen, maar had er nooit
goed voor durven uitkomen.
Zooals van zelf spreekt, moest er een royale
ongagomeutspartij gegeven worden, waarop al de
vroegere minnaars en jaloersche vriendinnen wor
den gcnoodigd. Het brnidje zag er uit om te stolen.
Haar teederste wensen was voldaan. Hem. dien
zij hot meeste liefhad, knelde zij in do armen.
Haar vader ook zijn eerzucht bevredigd, hot
geluk van zijne dochter verzokerd ziende, voelde
zich zoo opgeruimd als hij in langen tijd niet ge
weest was. Toch kwam er van lijd tut tijd een
donkere wolk over zijn voorhoofd als hij zijne
schoone dochter aanstaarde. Ilij wist dat hevige
gemoedsaandoeningen voor zijne familie niet goed
waren. Hij zag .... hij voelde het aankomen.
En toen eindelijk aan het souper een hartroe
rende toost dio dingen hebben al wat onheil
aangericht vader en dochter in tranen dood uit
barsten, daar hadtge 't gaande.
5 f l
G d2
7 f4
8 c4
9 a2
10 dl
U cl
12 o
13 gl
14 b3
15 e2
1G al
17 g2
18 fl
1!> i'2
20 gl
21 g3
22 "-.")
23 f5
24 h(i
25 h-!
2 G g5
27 hG
28 h3
2'.i b3
30 dl
c3
c4
d3
f5 (d
b3
X 1>3
e2
g5
o
hl
bt
f 2
_ c]
- g-l
- gl
h i
X h
X h(5
X f8
«
31 g5
3.) gG
3(5 i4
37 cl
38 g3
;::» gi
40 gG
b8
a7
cG
aó
c_7
c 5
b(5
(18
c8
a8
d7
o
(18
g8
c 7
In
h8
fG
c7
fG
d8
d7
f,S
«8
i'G
c8
eG
f8
cG
aG
a5 (c
b3
cG
c7
e<
d7
(18
c8
o
- f-s (g
h8
(18
hG
(ir a
gG
18
f4
(18
c7
cG
f T X S«i
g8 f 7
Opgegeven.
«. Tsehigoiin's \vii/,e van spelen is tlink en edel
daarolispeelt hij do/- opening.
/;. Die 7.\\:\ tegi npartij wijselijk atslaat.
f. Pe l>oe];rn geven hier il -?c4 aan oi' c'2 c3.
(/. IH'/e /.er sluit het sjnl van ywart wel wat in.
f', /.e'.ior om den D pion vooruit te schuiven.
/'. Ii7 lul was veel beter.
;/. ^é't hei voornemen de g pion te ncmeu met loope!
011 paLii-d en dan do toren op clj ie plaatsen.
h. X\\;nt is n:; verloren.
/. lie inoper !rui niet genomen worden anders Is hè'
in twee /oiii'ii mat.
./. Beslissend.
/,. J)o r.'Mige manier om de parlij' nog te l'ekkcn.
/. l'e kortste wijxe orn het uit te makcu.
SCI IA AKST UD1 K.
Xa zijne benoeming tot eerclid van het s,chaak~
gozolschap Strijdlust" to Bergnn op Zoom in
18(50. schonk de heer L. J. Bodding te Xijmegeu
aan Strijdlust do volgende schoono studio getiteld
du Heldin". Daar wij vermcenen deze studie
nooit in druk verschenen is en wij deze zoo
figuurlijk en toepasselijk achten op onzen
togcu| woordigen XcdurlandscUen toestand plaatsen wij
| zo gaarne.
: Wit Koning op fG. Onbeweeglijk.
Zwart Koning op hl.
j De witte koningin op al of r.cn der overige (U
i velden geplaatst begint het eerst te spelen er.
geeft in hoogstens 11 zetten mat.
Wordt gevraagd hoe en van welke ruiten be
ginnende, zij dit in 10 zetten volvoeren kan.
MEDEDEELING.
Xaar wij vernemen heeft een onzer
laiidgenoot.cn, de WelEd. Heer Prof. A. Bechgor, ge
vestigd te Aalst in Belgiëdezer dagen te Brussel
| 10 partijen gespeeld, waarvan Lij 8 won.