De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 19 mei pagina 4

19 mei 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ho. 621 j De jonge Henning,. vol idealen ! die ten slotte alleen waarheid en geluk meent te vinden bjj de geliefde; de trouwe Gill met zijn vast karakter; de waardige, en in den grond der zaak eerlijke, maar roemzieke koopman Kruse; de kruiperige, sluwe Naerum; de echte, aalgladde diplomaat Blume; de redenaar Paulsen, die zijn best doet een ideaal-staatsman te zyn en zich telkens in de veranderde omstandigheden weet te schikken, die in n woord slechts het succes aanbidt; verder de beide sympathieke vrouwen karakters : de vronw van Gill, de ernstige, rijpe ?vrouw vol diep en innig gevoel (men leze hare heerlijk schoone woorden over het wezen der vrouw), ontvankelijk voor al wat groot, schoon en goed is en daarbij toch eene flinke, practische huisvrouw, de waardige levensgezellin van Gill, en Henning's geliefde, frisch, in het volle bewust zijn barer jeugd, vol idealen, vol liefde het z\jn allen gestalten, die zich niet uit onze herin nering laten verdrijven, omdat zij waar zijn. Dit tooneelstuk heeft getoond, dat voor Arne Garborg ook op dramatisch gebied eene toekomst is weggelegd. *) Skuespil i fire Akter. Kjöbenhavn 1888. Philipsens Forlag. EENE BELANGRIJKE BIJDRAGE VOOR ONZE GESCHIEDENIS. De Fransche Wet op de Ilollandsclie drukpers (1S06?18U), door A. C. KRUSEMAÏT. Amsterdam, P. N. Van Kampen & Zoon. Op denzelfden dag, toen ons het boek van den heer Kruseman, welks titel wij boven afschreven, werd toegezonden, bevatten de bladen het be richt, dat de schrijver door Z. M. den Koning was benoemd tot ridder in de orde van de Eikenkroon. Zeker zijn van al de benoemingen, waarmede 's Konings feest is opgeluisterd, slechts weinigen met zoo algemeene en onverdeelde in genomenheid begroet als die van den heer Kruseman. In den Haarlemschen oud-uitgever is de Nederlandsche boekhandel geëerd, waarvan hij gedurende lange jaren de voorganger en het sieraad was ; doch tevens was dit ridderkruis eene waardeering der persoonlijke verdiensten van den smaakvollen, nauwgezetten, wetenschappelijken man, die, nadat hij zich uit de zaken" had terug getrokken, niet slechts in vele maatschappelijke en philanthropische betrekkingen werkzaam bleef, maar ook onze literatuur verrijkte met uitnemende monographieën over onderwerpen, tot welker behandeling hij bij uitnemendheid bevoegd was. Eenigen tijd ge leden verschenen van den heer Kruseraan de Bouiastoffeneener geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel gedurende de halve eeuw 1830?18SO, en thans heeft hy zijne studiën uitgestrekt tot de» zoogenoemden Franschen tijd". Achtereen volgens behandelt de heer Kruseman de Wetten en Verordeningen, de Brevetten, de Belastingen, natuurlijk voor zoover die met het drukken, uit geven en verkoopen van boeken in verband staan, de Drukpersvervolging en de Censuur, de Tijd schriften en Dagbladen, en den Boekhandel. Het is een treurig tijdvak van onze geschiedenis, waarvoor de heer Kruseman zijne belangrijke bij drage heeft geleverd. Wij herkennen in dat ge slacht (van een eeuw geleden)-ons Holland van eartijds niet meer" zegt hij. Wij staan tegen over een ander volk, van een volk, dat voor ons hart een vreemdeling is. Waar zijn onze vaderen van weder eene eeuw vroeger, wier nagedachtenis onze borst doet zwellen van fierheid, omdat wij tot hun nazaten behooren? Waar (is) het ras, krachtig in merg en been, kloek en kordaat in alles, onversaagd het hoofd opstekend tegenover wien ter wereld ook? Waar dat Holland, dat kleine maar zoo groote, dat zijn handels- en oorlogsvloten zond over alle zeeën, voor welks vlag alle standaarden bogen, voor welks kunst geen mededinger bestond, voor welks aanzien en macht hsel Europa eerbied had ? ?Het is uw bloed niet meer, stoer Oud-Holland! dat verweekelijkte, verfranschte, door partijgif verkankerde volk van het laatste der 18de eeuw, dat kleine hoopje, zwakkeljjk naar lichaam en geest, uitgeput aan levensmoed, kniebuigend, dan voor dezen, dan voor genen, totdat het, ontzenuwd als het was door matheid in zich zelf en door over macht van buiten, vertwijfelend aan een eigen zelfstandig bestaan, zich vernederd zag om uit de rij der volken te worden uitgewischt. Ver gelijk ze, die nagemaakte incroyables" en merveilleuses'', tegenover die mannelijke man nen ons nog ten huidigen dage toesprekend van de doelenstukken van Frans Hals!", Het hier aangehaalde geeft een goed denkbeeld van des heeren Kruseman's schrijftrant. Daar zit gang in en gloed. Het feu sacréwas zeker niet overbodig, om den drogen kost", dien de heer Kruseman in allerlei wetten en documenten in offlcieele bescheiden te verwerken had, genietbaar te maken. Dat droge" is overigens lang zoo erg niet als de heer Kruseman zelf beweert, en zelts voor hen, die niet begrijpen, dat bij het historisch onderzoek de pièces justificatives zooveel mogelijk in den oorspronkelijken vorm moeten worden mede gedeeld, heeft het werk van den heer K. nog aantrekkelijks genoeg. Voor den historicus zal het door den schrijver bijeengebrachte en verzamelde van groote waarde blijven. in het leven zijner ziel. De psycholoog doet het zelfde wat de anatoom verricht, maar op een ander gebied. Beiden ontleden; deze het lichaam, gene het gemoed. Voor beiden is een scherp waarnemingsvermogen onmisbaar. Qui bene distinguit, bene docet." Goed onderscheiden maakt beiden tot meesters in hun vak. In Elirie Vere gaf de heer Couperus een zielkundigen roman, een echt dichterlijke schepping, die buitengewonen aanleg verraadt en een sieraad is van onze letterkunde. De auteur heeft' goed uit zijn oogen gezien en een diepen blik geslagen in de schuilhoeken van het menschelijk hart. Hij is volkomen thuis in den kring van demenschen, wier leven hij beschrijft en met wier eigenaardig heden hij ons bekend maakt. Wij vinden in zijn werk juiste waarneming, fijne karakterteekening, scherpzinnig oordeel en rein gevoel, vereenigd met eene levendige, tot in bijzonderheden afdalende schildering van allerlei toestanden, gevoe.ens en voorvallen uit het leven, die van nauwge zette studie getuigenis aflegt. Eline Vere is de hoofdpersoon van het boek. Kaar leven mag terecht een tragedie heeten, een smartelijk bestaan van overspanning, gejaagdheid, gebrek aan wilskracht, van hartstocht en melan cholie, waarin, als oasen, slechts enkele blijde oogenblikken, die echter even spoedig als zij zich vertoonen, weer verdwijnen, en het ledig in haar ziel nog grooter maken dan het te voren was. Met den schrijver sprekende, zou men kunnen zeggen: dat Eline in de omgeving, waarin ze zich bevond, detoneerde als iets gekunstelds, als iets, dat niet waar was."' In haar" ziedaar het portret, 't welk Cou perus van haar teekent, in haar, die, van een loom en lymfatisch gestel, behoefte gevoelde aan teederen steun en zacht koesterende warmte, en wier zenuwen, fijn als de vezelen eener bloem, zelfs in hare weeke, als met fluweel gecapiton neerde omgeving, dikwijls nog door den minsten tegenstand te ruw werden beroerd en te hevig geprikkeld, ontwikkelde zich uit angst eene te rughoudendheid, die haar gemoed vulde met dui zenden kleine grieven van heimelijk verdriet. Overvol geworden stortte zich dit dan uit met een enkele bruischende golf." In zulke oogen blikken, ik denk aan Eline's twist met haar zuster Betsy over Vincent Vere; en aan den nacht, waarin ze, ziedend van toorn, het huis van haren zwager verlaat is ze zich zelf niet meer tn laat ze aan haar hartstocht den vrijen teugel. Het meest staan haar in den weg haar eigen persoon, haar kranke verbeelding, en haar overspannen gemoed. Zonder eenige wilskracht volgt ze de spookgestal'en eener bandelooze fantazie, en, als ware er geen werkelijkheid, leeft ze in een wereld van droomen, die haar, naar lichaam en naar ziel, sloopen. Schier altoos komt ze waar ze niet wezen wil, en, zoodra ze op het punt is, waar ze dacht te moeten zijn, storten haar luchtkasteelen ineen. Haar verbintenis met Otto van Erlevoort. met wien ze eens zoo onuit sprekelijk gelukkig was, verbreekt ze, omdat ze meent, zonder eenigen grond, dat Vincent Vere haar bemint. En juist het verbreken van dien band is haar ondergang. Later voelt ze zich aangetrokken tot St. Clare, en, stervend, te laat, helaas l ziet ze in, dat ze zich bedroog, dat noch do een, noch de ander, maar dat alleen Otto haar gelukkig had kunnen maken. In onze nerveuse eeuw" moet de schets van eene nervositeit als die van Eline, met zooveel waarachtigheid op het papier gebracht, indruk maken. Met vaste hand zijn de lijnen van hare figuur getrokken. De geheimste overleggingen van het hart der heldin worden ons bloot gelegd. Deelgenooten worden we gemaakt van haar strijd en haar lijden. Van schrede tot schrede zien we haar voortgaan op den rampzaligen weg van haar noodlot, haar, die overal zoekt, nu in de woelige wereld, dan in de eenzaamheid, en toch nooit den vrede waaraan haar ziel behoefte heeft, vindt; laar, die gedreven wordt door haar behoefte om ief te hebben, van de eene neiging tot de andere, ?an de illusie in de werkelijkheid, tot ze tenslotte, ene ruïne van wat ze eertijds was, na een leven van opwinding en overprikkeling, de hand slaat aan zich zelf en zoo een einde maakt aan haar ellendig bestaan. Dit ziekteproces beschrijft de auteur van dezen roman met een zin voor waarheid, eene aanschou welijkheid en levendigheid, die onze belangstelling voortdurend gespannen houden; met een sym pathie, welke ons medelijden wekt met de arme, willooze Eline, die we voortdurend zien strijden tegen hartstochten, welke ze niet in staat is te overwinnen; die telkens toont het meest vreem deling te zijn in het eigen hart, en ons een traan doet komen in het oog, wanneer we denken aan een leven dat zoo schoon had kunnen zijn, en zoo droevig eindigde: in de eenzaamheid van een hótel-garni. Het zoo te hebben gedaan, als hij het deedt, verraadt den kunstenaar, die zijne stof meester is. ELINE VERE, door LOUIS COUPERUS. Wat Dr. A. Pierson gezegd heeft van de litte ratuur in het algemeen: dat zij ons doet opklim men tot de zonnige hoogte der vreugde en afdalen in de diepste diepten der smart; dat zij de taal van 'geloof en van twijfel, van geestdrift en van verslagenheid vertolkt, en voor ons is eene ont dekking en voorstelling van het menschelijke;" geldt in het bijzonder van den psychologischen roman. Deze immers wil ons den mensch leeren kennen in zijn karakter, zijn aandoeningen en aspiraties, in zijn strijd en zijn lijden, zijne vreugde en zijn weemoed; wil ons hem doen bespieden in de uren zijner opgewektheid en die zijner neerslachtigheid; in zijn verborgen overleggingen en zijne beweegredenen tot handelen; kortom: droomen; daar een niet minder geestige teekening van Marie Verstraeten en Emilie de Woude, die de ontvangst van het jonge paar de Woude in zijn eigen woning voorbereiden; elders een tafereeltje uit het huishouden op de Horze, nadat de kinderen, druipnat van regen, beslijkt en bemodderd thuis gekomen, gereinigd worden. Nu. eens bewonderen we, als gasten van Mevr. Ver straeten, de tableaux-vivants, die er door de jonge dames en heeren worden opgevoerd; dan weer zijn we vroolijk met wie aan de buitenpartij deel nemen. Den eenen keer luisteren we naar het meer of minder onbeduidend onderhoud in de salons der Haagsche families, den anderen naar de meer ernstige overleggingen van Freddy met de oude mevrouw van Raat. Steeds zooals ik zeide, verandering van tooneel. Doch op elk tooneel is leven, echt menschelijk loven, dat aantrekt en bekoort. Kort en goed, de roman pakt, en boeit van het begin tot het einde. Om en naast Eline Vere staan allerlei menschen, wier geschiedenis ons verteld wordt; waardoor en dat is jammer, de aandacht wel eens wat al te zeer van de hoofdpersoon wordt afgeleid, doch die, aan den anderen kant, aan de figuur van Eline een zeker relief verleenen, door de tegenstelling welke ze met haar maken. De be langrijkste zijn ongetwijfeld Fredorike van Erle voort, met haar liefde voor Paul van Raat, en Marie Verstraeten met haar stille, doch innige genegenheid voor Otto. Doch ook de anderen de namen zal men bij het lezen wel leeren kennen boezemen genoegzame belangstelling in; de een natuurlijk meer dan de andere. En wat alles afdoet, allen, van moer of minder beteekonis, zijn goed geteekcnd. Met welk een gemakkelijkheid de heer Couperus weet te vertellen, kan ieder gewaar worden, die tooneelen leest, als ons hier uit het leven der hoogere standen worden geschetst. Zoo natuurlijk mogelijk gaat ieder zijn gang, ook in de gesprekken die worden gevoerd, al zijn dio gesprekken niet altijd even belangrijk. Doch hoe zou dat ook mogelijk zijn in een boek, dat ons in het dagelijksch leven der maatschappij wil rondvoeren. Bovendien, daar is afwisseling genoeg. Hier ontvangen we een geestig schetsje, als Lili Verstraeten, op een kouden winterdag, in dolce far niente voor het knappend haardvuur zit te En mag ik nu nog iets zoggen over den vorm van het boek 't Ik doe het, op gevaar af van door sommigen een oud-gast te worden gescholden. De personen, die ten tooneele worden gevoerd, spreken een taal, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Maar terstond wordt dit anders, zoodra de auteur, in de beschrijvende gedeelten van zijn werk, zelf aan het woord is. Dan is dikwijls een commentaar niet overbodig. De heer Couperus schijnt, als sluist, te behooren tot de firma Stemming & Co.", waarvan dan ook zijn taal menigmaal het fabrieksmerk voert. Zoo nu en dan echter vergeet hij wel eens bij wien hij in dienst is; on gaat bij hem de natuur boven de leer. En waarlijk, dan is zijn stijl er niet minder om; in allen gevalle minder gedwon gen, minder opgeschroefd en onnatuurlijk. Meer die van een gewoon mensch. zou ik willen zeggen. Doch ter nauwernood hoeft hij zijn zonde bemerkt, of hij roept zich zelf tot de orde. En dan wordt het mooi: van dik hout zaagt men planken!" Dan worden we onthaald op een keur van vreemde woorden, dat het een mensch groen en geel en grijs voor de oogen wordt, op gallicismen en ger manismen bij menigte: rêvasseeren, boudeeren, cncombreeren, detoneeren, voortbrodeeron, eourtiseeren, ralentisseercn, voileeren, fardeoren, flirten, bruyante flirtation, menagère, bibelots, langoureus," enz. Dan moeten we [ons vernuft scherpen voor zinnen als den volgende: Haar toilet verstrekte haar een onophoudbare moeite, eene voortdurende, zeer ernstige overpeinzing, waarbij zich lichte kleuren met sierlijke vormen harmonieerden tusschen het emailachtig tintelen van satijn en het in warme schakeeringen wisselen van peluche, omwolkt door een apotheoze (sic!) van tulle en gaas, mousseline en kant. De lichte druppel, trillende onder de facetten van den brillant aan haar ringvinger, wekte mot den verwelkenden geur van een sachet, een aangename gewaarwor ding van fijne weelde, iets zeer vrouwelijks en weeks in haar op." Wie het vatten en verteren kan, vatte en vertere het! Dan lezen we: zij (d. z. morfinedruppels) brachten haar (Eline) des nachts, zoolang zij nog wakker lag, in een zacht suizende extase, waarin zij van hare kussens, uit heure lakens scheen op te zweven langs deirende, blauwe luchtstroomen, die haar als golven wiegelden." Dan vernemen we van een baryton. dat hij zijne stem volleert in een lied met een sluier van melancholie"; van een baltoilet, dat het als een ijle wolk van lichtblauwe tulle, in een wazige teederheid op een ledikant ligt uitgespreid;" van den heer van Haat, dat zijn luiheid in de volbloedigheid van een te sanguinisch gestel wcgsoest;" van Mevrouw Ferolijn, dat ze zich meer en meer liet neerzijgen in het weeke dons van" haar bed, denkt ge,mis! vanhaarvermoeidheid;" van Eline en Betsy, dat beider scherpe om trekken in de zacht-lauwe atmosfeer haror om geving zich afstompten en wegdoezelden in een effen grijze tint;" van Eline. dat ze haar sortie van wit peluche met rose satijn gevoerd, als iets rozigs en sneeuwigs van haar schouder laat glij den;" dat ze haar sympathie voelt doortrillen met medelijden en poctischen weemoed;" dat ze overgelukkig is in de stilte van dat meer, dat Nirwana, waarin hare door fantazieën vermoeide, ziel gegleden was als in.... een donzen bed;" dat ze versmelt van loomheid in de warmte, die als een muffe lauwte, de kamer vult" ; van mevrouw van Raat, dat zij, noen! dat haar melancholische dof heid al grijzer en grijzer wordt." Dan lezen we van oom Vere, dat hij in zijn pels op Eline een indruk maakt van vriendelijke distinctie en elegante wereldkennis"; van het fatalisme, dat het het leven doet ontaai den in een moreelen dood" ; van jonkers, in een rok met bloesemend knoopsgat". Genoeg! Neen! wacht even, want we zijn er nog niet. Als we maar in de ware stemming zijn, dan Dan slaken we geen zucht meer, maar hijgen haar boven" ; dan worden we omvangen" door weemoed, wanhoop, verlangen, wroeging, gevoel. nervoziteit; of ook doorvloeid van een dofte lauwte en een verweekende loomheid" ; dan kan een kamer zijn een chaos van artisticiteit"; een dienstmeid de wanorde van kleedingstukken regelen"', en een jonge juffer uit een affectatie van schuchterheid haar muziek in de vestibule laat liggen". Zoo we de voelhorcns er maar voor hebben, begrijpen we alles van een smart, die in berus ting is weggewischt", en van een tweede wals, die nog wel zoeter kan zijn dan een eerste, indien in de roze bedwelming van het gDwemel der tulle plooitjes, zich het gotintel der cham pagne mengt, waarmede (de dansers) saam aan het souper geklonken hebben, wanneer dat gemeent voldoende onderwijs in zijne moedertaal te hebben ontvangen. Ik althans en ik heb in deze een gansch heirleger achter mij .?. bedank dien raad op te volgen, zoolang ook, met het oog op de raadgevers, waar is: elk denkt zijn uil een valk te zijn." En daarom wenschte ik wel, dat de heer Couperus kon besluiten in svjn stvjl, waar hij zelf aan het woord is, wat meer natuur lij k en duidelijk,' wat minder geaffecteerd en ge kunsteld te worden; zijn romans zullen er bij winnen en meer in overeenstemming zijn met de bevatting van het groot publiek. Hij za), zoo hij dit besluit neemt, wellicht den nitbundigen lof moeten derven van hen, die bij hun geschrijf in het ongewone, barocque en bizarre, in de ongebondenheid en bandeloosheid hunner fantasie hun kracht zoeken ; maar daarentegen den dank oog sten van allen, die geleerd hebben en van oordeel zijn, dat natuur en waarheid mede kenmerken zijn van het waarachtig schoone. Een schrijver met het talent van den heer Couperus, met een macht over de taal, als hij hier en daar toont te bezitten, waar hij zich geeft geheel zooals hij is, met een dichterlijk gemoed, dat een roman als Eline Vere" weet te scheppen; heeft geen kunstmiddelen noodig om de aandacht te trekken; hij behoeft geen reclame. Z. 14 Mei '89. W. J. MANSSEN. tintel flikkert in hun oogen en in hunnen lach!" j 't Is om er zeeziek van te worden! Nu heb ik onlangs wel gelezen, dat wij profanum vul gus | voor deze en dergelijke uitingen van het kunstgevoel, voor al die zonderlinge woordverbin dingen en zinwendingen voor al die Kraftgenialiteit" eerbiedig het hoofd moeten buigen; en, wanneer wij niet begrijpen, liever onze domheid, ons gemis aan smaak, etc. moeten treuren, dan zeggen, datJ?Stemming en C°." onzin schrijft maar, dat is toch wat veel gezegd van een mensch, die nog eenig gevoel van eigenwaarde heeft en VARIA. PLASTISCHE KUNST. Er heeft zich te Parijs een comitégevormd tot liet oprichten van een standbeeld voor Alfred de Musset. De commissie van actie bestaat uitsluitend uit jongelieden, voor een goed deel studenten. Het eere-comitéis samengesteld uit de schrijvers Emile Augier, Alexandro Dumas, Franpois Ooppée, Ludovic Halévy, Meilhac, Claretie, Jules Simon, Richepin, Sarcey, Emile Zola, Tliéodore de Banville, Jean Ilichepin, den schilder Gérome, dea directeur van schoone kunsten Gustave Laroumet, de uitgevers Lemerre en Cliarpentier eu den Maecenas baron Alphouse de Rothscliild. In de serie kunstenaars-biografieën die onder den titel Les Artistes Célèbres" aan de Librairie de l'Art wordt uitgegeven, is uu ook verschenen een studie over Engeland's grootsten laudschapschilder J. M. W. Turner door Philip Gilbert Hamerton, den redacteur der Portfolio en schrijver van het prccieuze werk EtchingandEtchers",van Thoughts about Art", van Modern Freuchineu", en van een. uitgebreid werk over Turner in liet Eugelsch geschreven. Ook verscheen in deze serie zeer te rechter tijd, uu een volledige tentoonstelling van diens werken geopend wordt, een deeltje over Barye door Arsèue Alexaudre. Do bizarre Engclsclie schilder Watts maakte in zijn jeugd, in 1637, eeu schilderij Ecu gewonde reiger," en terwijl hij het bestaan daarvan geruimcu tijd vergeten was, kwam het hem kort gele den in den geest, waar dit stuk toch wel gebleven mocht zijn. Kort daarop, den volgenden dag, zoo lezen \ve, ontving hij eeu brief van eeu kunstkooper uit Manchester, die hem voor vijf pond een oud schilderij van hem te koop aanbood dat de gewonde Reiger" bleek te zijn en dat Watts nu bij zijn inzending voor de tentoonstel]ing der New Gallerv voegde. Toevalliger dan deze toevallige samenloop is het feit, dat absoluut hetzelfde ook Meissonier gebeurd moet zijn. Deze had in zijn jeugd eens een besteld portret geteekend van een artillerist, en toen hij onlangs zijn zoon mot een werk van denzelfden aard bezig zag, kwamen de omstandigheden waarin hij zijn teekening gemaakt had hem weer te binnen, en naar huis loopende dacht hij: ik zou toch wel eens willen weten wat er van dat ding geworden is. Zoo gauw hij thuis kwam, zoo luidt het verhaal, werd hem een pak ketje overhandigd, waarin de bewuste teekening, die door overlevering als van zijn hand werd be schouwd, maar die men hem verzocht te willen idcntiüceeren. Aan de Pall Mail Gazetle wordt geschreven: Ik heb die wildernis van kunst gezien den Salon. Het is eenvoudig een minne boel, en als Aiskin's woord waar is, dat het verval van een land zicli het eerst openbaart in zijn kunst, en zijn toekomst kon geschat worden naar zijn bezit van en achting voor groote artiesten, dan moet het duidelijk zijn dat l'rankrijk snel ten val gaat." Deze weck is een jong landschapscliilder van aanleg en van serieuze bedoelingen, de Hagenaar E. van der Meer, aan een slepende ziekte overleden. Aan liet mozaïekwerk in den middeukocpel van de trap die tot de Galerie d'Apollon in het Louvremuseum te Parijs toegang geeft, werd dezer dagen de laatste hand gelegd, eu zoo kou men beginnen de kolossale vervelende stelling die daar al sedert jaren het aspect bedierf, weg te breken. Het mozaiek 'dat nu gereed is (ook de vier zijkoepels moeten nog versierd worden) heef t niet minder dan. 120,000 francs gekost. Op de auctic-Tcn Katc, die deze week Woens dag en Donderdag in de Brakke Grond werd ge houden, is het voor de zooveclste maal gebleken, hoe wonderlijke eigenschappen de waarde der dingen bestieren. Dingen, die niemand mooi kan vinden, brengen geld op omdat ze zoo zeldzaam, en wer kelijk aardige dingen gaan voor een appel en een ei, omdat ze niet oud genoeg zijn. Het zonderlingst is nog de prijslijst der schilderijen, want het schijnt soms'' wel of een roulette de cijfers der prijzen hiervan aangeeft. Een groot stuk van Pieter Aert/en, die dan toch de eerste Nedcrlandsche genresclüldcr was, een zeer curieus werk dus, gold niet moer dan /'310. Een zeer aardig paneeltje, lichtvaardig genoeg aan Palamedcsz toegeschreven, bracht maar /'SO op. Ecu schilderij van Ten Kate werd dooi den kunsthandelaar in deze zaken, den Londensehen Koekkoek, voor ? 1550 gekocht. En twee portretten in vergulde lijsten, door den hofschilder van HII. MM. den Koning en de Kouingiu ge schilderd, werden te zamen met f SO betaald. De betimmering van ccn XVIIe eeuwschc eetkamer,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl