Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 621
j De jonge Henning,. vol idealen ! die ten
slotte alleen waarheid en geluk meent te vinden
bjj de geliefde; de trouwe Gill met zijn vast
karakter; de waardige, en in den grond der zaak
eerlijke, maar roemzieke koopman Kruse; de
kruiperige, sluwe Naerum; de echte, aalgladde
diplomaat Blume; de redenaar Paulsen, die zijn
best doet een ideaal-staatsman te zyn en zich
telkens in de veranderde omstandigheden weet te
schikken, die in n woord slechts het succes
aanbidt; verder de beide sympathieke vrouwen
karakters : de vronw van Gill, de ernstige, rijpe
?vrouw vol diep en innig gevoel (men leze hare
heerlijk schoone woorden over het wezen der
vrouw), ontvankelijk voor al wat groot, schoon en
goed is en daarbij toch eene flinke, practische
huisvrouw, de waardige levensgezellin van Gill,
en Henning's geliefde, frisch, in het volle bewust
zijn barer jeugd, vol idealen, vol liefde het
z\jn allen gestalten, die zich niet uit onze herin
nering laten verdrijven, omdat zij waar zijn.
Dit tooneelstuk heeft getoond, dat voor Arne
Garborg ook op dramatisch gebied eene toekomst
is weggelegd.
*) Skuespil i fire Akter. Kjöbenhavn 1888.
Philipsens Forlag.
EENE BELANGRIJKE BIJDRAGE VOOR
ONZE GESCHIEDENIS.
De Fransche Wet op de Ilollandsclie
drukpers (1S06?18U), door A.
C. KRUSEMAÏT. Amsterdam, P. N.
Van Kampen & Zoon.
Op denzelfden dag, toen ons het boek van den
heer Kruseman, welks titel wij boven afschreven,
werd toegezonden, bevatten de bladen het be
richt, dat de schrijver door Z. M. den Koning
was benoemd tot ridder in de orde van de
Eikenkroon. Zeker zijn van al de benoemingen,
waarmede 's Konings feest is opgeluisterd, slechts
weinigen met zoo algemeene en onverdeelde in
genomenheid begroet als die van den heer
Kruseman. In den Haarlemschen oud-uitgever is de
Nederlandsche boekhandel geëerd, waarvan hij
gedurende lange jaren de voorganger en het
sieraad was ; doch tevens was dit ridderkruis eene
waardeering der persoonlijke verdiensten van den
smaakvollen, nauwgezetten, wetenschappelijken
man, die, nadat hij zich uit de zaken" had terug
getrokken, niet slechts in vele maatschappelijke en
philanthropische betrekkingen werkzaam bleef, maar
ook onze literatuur verrijkte met uitnemende
monographieën over onderwerpen, tot welker behandeling
hij bij uitnemendheid bevoegd was. Eenigen tijd ge
leden verschenen van den heer Kruseraan de
Bouiastoffeneener geschiedenis van den Nederlandschen
Boekhandel gedurende de halve eeuw 1830?18SO,
en thans heeft hy zijne studiën uitgestrekt tot
de» zoogenoemden Franschen tijd". Achtereen
volgens behandelt de heer Kruseman de Wetten
en Verordeningen, de Brevetten, de Belastingen,
natuurlijk voor zoover die met het drukken, uit
geven en verkoopen van boeken in verband staan,
de Drukpersvervolging en de Censuur, de Tijd
schriften en Dagbladen, en den Boekhandel.
Het is een treurig tijdvak van onze geschiedenis,
waarvoor de heer Kruseman zijne belangrijke bij
drage heeft geleverd. Wij herkennen in dat ge
slacht (van een eeuw geleden)-ons Holland van
eartijds niet meer" zegt hij. Wij staan tegen
over een ander volk, van een volk, dat voor ons
hart een vreemdeling is. Waar zijn onze vaderen
van weder eene eeuw vroeger, wier nagedachtenis
onze borst doet zwellen van fierheid, omdat wij
tot hun nazaten behooren? Waar (is) het ras,
krachtig in merg en been, kloek en kordaat in
alles, onversaagd het hoofd opstekend tegenover
wien ter wereld ook?
Waar dat Holland, dat kleine maar zoo groote,
dat zijn handels- en oorlogsvloten zond over alle
zeeën, voor welks vlag alle standaarden bogen,
voor welks kunst geen mededinger bestond, voor
welks aanzien en macht hsel Europa eerbied had ?
?Het is uw bloed niet meer, stoer Oud-Holland!
dat verweekelijkte, verfranschte, door partijgif
verkankerde volk van het laatste der 18de eeuw,
dat kleine hoopje, zwakkeljjk naar lichaam en geest,
uitgeput aan levensmoed, kniebuigend, dan voor
dezen, dan voor genen, totdat het, ontzenuwd als
het was door matheid in zich zelf en door over
macht van buiten, vertwijfelend aan een eigen
zelfstandig bestaan, zich vernederd zag om uit
de rij der volken te worden uitgewischt. Ver
gelijk ze, die nagemaakte incroyables" en
merveilleuses'', tegenover die mannelijke man
nen ons nog ten huidigen dage toesprekend van
de doelenstukken van Frans Hals!",
Het hier aangehaalde geeft een goed denkbeeld
van des heeren Kruseman's schrijftrant. Daar zit
gang in en gloed. Het feu sacréwas zeker niet
overbodig, om den drogen kost", dien de heer
Kruseman in allerlei wetten en documenten in
offlcieele bescheiden te verwerken had, genietbaar
te maken. Dat droge" is overigens lang zoo erg
niet als de heer Kruseman zelf beweert, en zelts
voor hen, die niet begrijpen, dat bij het historisch
onderzoek de pièces justificatives zooveel mogelijk
in den oorspronkelijken vorm moeten worden mede
gedeeld, heeft het werk van den heer K. nog
aantrekkelijks genoeg. Voor den historicus zal het
door den schrijver bijeengebrachte en verzamelde
van groote waarde blijven.
in het leven zijner ziel. De psycholoog doet het
zelfde wat de anatoom verricht, maar op een
ander gebied. Beiden ontleden; deze het lichaam,
gene het gemoed. Voor beiden is een scherp
waarnemingsvermogen onmisbaar. Qui bene
distinguit, bene docet." Goed onderscheiden maakt
beiden tot meesters in hun vak.
In Elirie Vere gaf de heer Couperus een
zielkundigen roman, een echt dichterlijke schepping,
die buitengewonen aanleg verraadt en een sieraad
is van onze letterkunde. De auteur heeft' goed
uit zijn oogen gezien en een diepen blik geslagen
in de schuilhoeken van het menschelijk hart. Hij
is volkomen thuis in den kring van demenschen,
wier leven hij beschrijft en met wier eigenaardig
heden hij ons bekend maakt. Wij vinden in zijn
werk juiste waarneming, fijne karakterteekening,
scherpzinnig oordeel en rein gevoel, vereenigd
met eene levendige, tot in bijzonderheden
afdalende schildering van allerlei toestanden,
gevoe.ens en voorvallen uit het leven, die van nauwge
zette studie getuigenis aflegt.
Eline Vere is de hoofdpersoon van het boek.
Kaar leven mag terecht een tragedie heeten, een
smartelijk bestaan van overspanning, gejaagdheid,
gebrek aan wilskracht, van hartstocht en melan
cholie, waarin, als oasen, slechts enkele blijde
oogenblikken, die echter even spoedig als zij zich
vertoonen, weer verdwijnen, en het ledig in haar
ziel nog grooter maken dan het te voren was.
Met den schrijver sprekende, zou men kunnen
zeggen: dat Eline in de omgeving, waarin ze zich
bevond, detoneerde als iets gekunstelds, als iets,
dat niet waar was."'
In haar" ziedaar het portret, 't welk Cou
perus van haar teekent, in haar, die, van een
loom en lymfatisch gestel, behoefte gevoelde aan
teederen steun en zacht koesterende warmte, en
wier zenuwen, fijn als de vezelen eener bloem,
zelfs in hare weeke, als met fluweel gecapiton
neerde omgeving, dikwijls nog door den minsten
tegenstand te ruw werden beroerd en te hevig
geprikkeld, ontwikkelde zich uit angst eene te
rughoudendheid, die haar gemoed vulde met dui
zenden kleine grieven van heimelijk verdriet.
Overvol geworden stortte zich dit dan uit met
een enkele bruischende golf." In zulke oogen
blikken, ik denk aan Eline's twist met haar
zuster Betsy over Vincent Vere; en aan den
nacht, waarin ze, ziedend van toorn, het huis
van haren zwager verlaat is ze zich zelf niet
meer tn laat ze aan haar hartstocht den vrijen
teugel. Het meest staan haar in den weg haar
eigen persoon, haar kranke verbeelding, en haar
overspannen gemoed. Zonder eenige wilskracht
volgt ze de spookgestal'en eener bandelooze
fantazie, en, als ware er geen werkelijkheid, leeft
ze in een wereld van droomen, die haar, naar
lichaam en naar ziel, sloopen. Schier altoos komt
ze waar ze niet wezen wil, en, zoodra ze op het
punt is, waar ze dacht te moeten zijn, storten
haar luchtkasteelen ineen. Haar verbintenis met
Otto van Erlevoort. met wien ze eens zoo onuit
sprekelijk gelukkig was, verbreekt ze, omdat ze
meent, zonder eenigen grond, dat Vincent
Vere haar bemint. En juist het verbreken van
dien band is haar ondergang. Later voelt ze zich
aangetrokken tot St. Clare, en, stervend, te
laat, helaas l ziet ze in, dat ze zich bedroog,
dat noch do een, noch de ander, maar dat alleen
Otto haar gelukkig had kunnen maken.
In onze nerveuse eeuw" moet de schets van
eene nervositeit als die van Eline, met zooveel
waarachtigheid op het papier gebracht, indruk
maken. Met vaste hand zijn de lijnen van hare
figuur getrokken. De geheimste overleggingen van
het hart der heldin worden ons bloot gelegd.
Deelgenooten worden we gemaakt van haar strijd
en haar lijden. Van schrede tot schrede zien we
haar voortgaan op den rampzaligen weg van haar
noodlot, haar, die overal zoekt, nu in de woelige
wereld, dan in de eenzaamheid, en toch nooit
den vrede waaraan haar ziel behoefte heeft, vindt;
laar, die gedreven wordt door haar behoefte om
ief te hebben, van de eene neiging tot de andere,
?an de illusie in de werkelijkheid, tot ze tenslotte,
ene ruïne van wat ze eertijds was, na een leven
van opwinding en overprikkeling, de hand slaat
aan zich zelf en zoo een einde maakt aan haar
ellendig bestaan.
Dit ziekteproces beschrijft de auteur van dezen
roman met een zin voor waarheid, eene aanschou
welijkheid en levendigheid, die onze belangstelling
voortdurend gespannen houden; met een sym
pathie, welke ons medelijden wekt met de arme,
willooze Eline, die we voortdurend zien strijden
tegen hartstochten, welke ze niet in staat is te
overwinnen; die telkens toont het meest vreem
deling te zijn in het eigen hart, en ons een traan
doet komen in het oog, wanneer we denken aan
een leven dat zoo schoon had kunnen zijn, en
zoo droevig eindigde: in de eenzaamheid van een
hótel-garni. Het zoo te hebben gedaan, als hij het
deedt, verraadt den kunstenaar, die zijne stof
meester is.
ELINE VERE,
door LOUIS COUPERUS.
Wat Dr. A. Pierson gezegd heeft van de litte
ratuur in het algemeen: dat zij ons doet opklim
men tot de zonnige hoogte der vreugde en afdalen
in de diepste diepten der smart; dat zij de taal
van 'geloof en van twijfel, van geestdrift en van
verslagenheid vertolkt, en voor ons is eene ont
dekking en voorstelling van het menschelijke;"
geldt in het bijzonder van den psychologischen
roman. Deze immers wil ons den mensch leeren
kennen in zijn karakter, zijn aandoeningen en
aspiraties, in zijn strijd en zijn lijden, zijne vreugde
en zijn weemoed; wil ons hem doen bespieden
in de uren zijner opgewektheid en die zijner
neerslachtigheid; in zijn verborgen overleggingen
en zijne beweegredenen tot handelen; kortom:
droomen; daar een niet minder geestige
teekening van Marie Verstraeten en Emilie de Woude,
die de ontvangst van het jonge paar de Woude
in zijn eigen woning voorbereiden; elders een
tafereeltje uit het huishouden op de Horze, nadat
de kinderen, druipnat van regen, beslijkt en
bemodderd thuis gekomen, gereinigd worden. Nu.
eens bewonderen we, als gasten van Mevr. Ver
straeten, de tableaux-vivants, die er door de jonge
dames en heeren worden opgevoerd; dan weer
zijn we vroolijk met wie aan de buitenpartij deel
nemen. Den eenen keer luisteren we naar het
meer of minder onbeduidend onderhoud in de
salons der Haagsche families, den anderen naar
de meer ernstige overleggingen van Freddy met
de oude mevrouw van Raat. Steeds zooals ik
zeide, verandering van tooneel. Doch op elk
tooneel is leven, echt menschelijk loven, dat aantrekt
en bekoort. Kort en goed, de roman pakt, en
boeit van het begin tot het einde.
Om en naast Eline Vere staan allerlei menschen,
wier geschiedenis ons verteld wordt; waardoor
en dat is jammer, de aandacht wel eens wat
al te zeer van de hoofdpersoon wordt afgeleid,
doch die, aan den anderen kant, aan de figuur
van Eline een zeker relief verleenen, door de
tegenstelling welke ze met haar maken. De be
langrijkste zijn ongetwijfeld Fredorike van Erle
voort, met haar liefde voor Paul van Raat, en
Marie Verstraeten met haar stille, doch innige
genegenheid voor Otto. Doch ook de anderen
de namen zal men bij het lezen wel leeren kennen
boezemen genoegzame belangstelling in; de
een natuurlijk meer dan de andere. En wat alles
afdoet, allen, van moer of minder beteekonis, zijn
goed geteekcnd. Met welk een gemakkelijkheid
de heer Couperus weet te vertellen, kan ieder
gewaar worden, die tooneelen leest, als ons hier
uit het leven der hoogere standen worden geschetst.
Zoo natuurlijk mogelijk gaat ieder zijn gang, ook
in de gesprekken die worden gevoerd, al zijn dio
gesprekken niet altijd even belangrijk. Doch hoe
zou dat ook mogelijk zijn in een boek, dat ons
in het dagelijksch leven der maatschappij wil
rondvoeren. Bovendien, daar is afwisseling genoeg.
Hier ontvangen we een geestig schetsje, als Lili
Verstraeten, op een kouden winterdag, in dolce
far niente voor het knappend haardvuur zit te
En mag ik nu nog iets zoggen over den vorm
van het boek 't Ik doe het, op gevaar af van door
sommigen een oud-gast te worden gescholden.
De personen, die ten tooneele worden gevoerd,
spreken een taal, die aan duidelijkheid niets te
wenschen overlaat. Maar terstond wordt dit anders,
zoodra de auteur, in de beschrijvende gedeelten
van zijn werk, zelf aan het woord is. Dan is
dikwijls een commentaar niet overbodig.
De heer Couperus schijnt, als sluist, te behooren
tot de firma Stemming & Co.", waarvan dan
ook zijn taal menigmaal het fabrieksmerk voert.
Zoo nu en dan echter vergeet hij wel eens bij
wien hij in dienst is; on gaat bij hem de natuur
boven de leer. En waarlijk, dan is zijn stijl er
niet minder om; in allen gevalle minder gedwon
gen, minder opgeschroefd en onnatuurlijk. Meer
die van een gewoon mensch. zou ik willen zeggen.
Doch ter nauwernood hoeft hij zijn zonde bemerkt,
of hij roept zich zelf tot de orde. En dan wordt
het mooi: van dik hout zaagt men planken!"
Dan worden we onthaald op een keur van vreemde
woorden, dat het een mensch groen en geel en
grijs voor de oogen wordt, op gallicismen en ger
manismen bij menigte: rêvasseeren, boudeeren,
cncombreeren, detoneeren, voortbrodeeron,
eourtiseeren, ralentisseercn, voileeren, fardeoren, flirten,
bruyante flirtation, menagère, bibelots, langoureus,"
enz. Dan moeten we [ons vernuft scherpen voor
zinnen als den volgende: Haar toilet verstrekte
haar een onophoudbare moeite, eene voortdurende,
zeer ernstige overpeinzing, waarbij zich lichte
kleuren met sierlijke vormen harmonieerden
tusschen het emailachtig tintelen van satijn en het
in warme schakeeringen wisselen van peluche,
omwolkt door een apotheoze (sic!) van tulle en
gaas, mousseline en kant. De lichte druppel,
trillende onder de facetten van den brillant aan
haar ringvinger, wekte mot den verwelkenden
geur van een sachet, een aangename gewaarwor
ding van fijne weelde, iets zeer vrouwelijks en
weeks in haar op." Wie het vatten en verteren
kan, vatte en vertere het!
Dan lezen we: zij (d. z. morfinedruppels)
brachten haar (Eline) des nachts, zoolang zij nog
wakker lag, in een zacht suizende extase, waarin
zij van hare kussens, uit heure lakens scheen op
te zweven langs deirende, blauwe luchtstroomen,
die haar als golven wiegelden."
Dan vernemen we van een baryton. dat hij
zijne stem volleert in een lied met een sluier van
melancholie"; van een baltoilet, dat het als een
ijle wolk van lichtblauwe tulle, in een wazige
teederheid op een ledikant ligt uitgespreid;" van
den heer van Haat, dat zijn luiheid in de
volbloedigheid van een te sanguinisch gestel
wcgsoest;" van Mevrouw Ferolijn, dat ze zich meer
en meer liet neerzijgen in het weeke dons van"
haar bed, denkt ge,mis! vanhaarvermoeidheid;"
van Eline en Betsy, dat beider scherpe om
trekken in de zacht-lauwe atmosfeer haror om
geving zich afstompten en wegdoezelden in een
effen grijze tint;" van Eline. dat ze haar sortie
van wit peluche met rose satijn gevoerd, als iets
rozigs en sneeuwigs van haar schouder laat glij
den;" dat ze haar sympathie voelt doortrillen
met medelijden en poctischen weemoed;" dat
ze overgelukkig is in de stilte van dat meer, dat
Nirwana, waarin hare door fantazieën vermoeide,
ziel gegleden was als in.... een donzen bed;"
dat ze versmelt van loomheid in de warmte, die
als een muffe lauwte, de kamer vult" ; van
mevrouw van Raat, dat zij, noen! dat haar
melancholische dof heid al grijzer en grijzer wordt."
Dan lezen we van oom Vere, dat hij in zijn
pels op Eline een indruk maakt van vriendelijke
distinctie en elegante wereldkennis"; van het
fatalisme, dat het het leven doet ontaai den in
een moreelen dood" ; van jonkers, in een rok
met bloesemend knoopsgat".
Genoeg! Neen! wacht even, want we zijn er
nog niet. Als we maar in de ware stemming zijn,
dan
Dan slaken we geen zucht meer, maar hijgen
haar boven" ; dan worden we omvangen" door
weemoed, wanhoop, verlangen, wroeging, gevoel.
nervoziteit; of ook doorvloeid van een dofte
lauwte en een verweekende loomheid" ; dan kan
een kamer zijn een chaos van artisticiteit";
een dienstmeid de wanorde van kleedingstukken
regelen"', en een jonge juffer uit een affectatie
van schuchterheid haar muziek in de vestibule
laat liggen".
Zoo we de voelhorcns er maar voor hebben,
begrijpen we alles van een smart, die in berus
ting is weggewischt", en van een tweede wals,
die nog wel zoeter kan zijn dan een eerste,
indien in de roze bedwelming van het gDwemel
der tulle plooitjes, zich het gotintel der cham
pagne mengt, waarmede (de dansers) saam aan
het souper geklonken hebben, wanneer dat
gemeent voldoende onderwijs in zijne moedertaal te
hebben ontvangen. Ik althans en ik heb in
deze een gansch heirleger achter mij .?. bedank
dien raad op te volgen, zoolang ook, met het oog
op de raadgevers, waar is: elk denkt zijn uil
een valk te zijn." En daarom wenschte ik wel,
dat de heer Couperus kon besluiten in svjn stvjl,
waar hij zelf aan het woord is, wat meer natuur
lij k en duidelijk,' wat minder geaffecteerd en ge
kunsteld te worden; zijn romans zullen er bij
winnen en meer in overeenstemming zijn met de
bevatting van het groot publiek. Hij za), zoo hij
dit besluit neemt, wellicht den nitbundigen lof
moeten derven van hen, die bij hun geschrijf in
het ongewone, barocque en bizarre, in de
ongebondenheid en bandeloosheid hunner fantasie hun
kracht zoeken ; maar daarentegen den dank oog
sten van allen, die geleerd hebben en van oordeel
zijn, dat natuur en waarheid mede kenmerken
zijn van het waarachtig schoone.
Een schrijver met het talent van den heer
Couperus, met een macht over de taal, als hij
hier en daar toont te bezitten, waar hij zich geeft
geheel zooals hij is, met een dichterlijk gemoed,
dat een roman als Eline Vere" weet te scheppen;
heeft geen kunstmiddelen noodig om de aandacht
te trekken; hij behoeft geen reclame.
Z. 14 Mei '89. W. J. MANSSEN.
tintel flikkert in hun oogen en in hunnen lach!" j
't Is om er zeeziek van te worden! Nu heb ik
onlangs wel gelezen, dat wij profanum vul
gus | voor deze en dergelijke uitingen van het
kunstgevoel, voor al die zonderlinge woordverbin
dingen en zinwendingen voor al die
Kraftgenialiteit" eerbiedig het hoofd moeten buigen; en,
wanneer wij niet begrijpen, liever onze domheid,
ons gemis aan smaak, etc. moeten treuren, dan
zeggen, datJ?Stemming en C°." onzin schrijft
maar, dat is toch wat veel gezegd van een mensch,
die nog eenig gevoel van eigenwaarde heeft en
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Er heeft zich te Parijs een comitégevormd tot
liet oprichten van een standbeeld voor Alfred de
Musset. De commissie van actie bestaat uitsluitend
uit jongelieden, voor een goed deel studenten. Het
eere-comitéis samengesteld uit de schrijvers Emile
Augier, Alexandro Dumas, Franpois Ooppée,
Ludovic Halévy, Meilhac, Claretie, Jules Simon,
Richepin, Sarcey, Emile Zola, Tliéodore de
Banville, Jean Ilichepin, den schilder Gérome, dea
directeur van schoone kunsten Gustave Laroumet,
de uitgevers Lemerre en Cliarpentier eu den
Maecenas baron Alphouse de Rothscliild.
In de serie kunstenaars-biografieën die onder den
titel Les Artistes Célèbres" aan de Librairie de
l'Art wordt uitgegeven, is uu ook verschenen een
studie over Engeland's grootsten laudschapschilder
J. M. W. Turner door Philip Gilbert Hamerton,
den redacteur der Portfolio en schrijver van het
prccieuze werk EtchingandEtchers",van Thoughts
about Art", van Modern Freuchineu", en van een.
uitgebreid werk over Turner in liet Eugelsch
geschreven.
Ook verscheen in deze serie zeer te rechter tijd,
uu een volledige tentoonstelling van diens werken
geopend wordt, een deeltje over Barye door Arsèue
Alexaudre.
Do bizarre Engclsclie schilder Watts maakte in
zijn jeugd, in 1637, eeu schilderij Ecu gewonde
reiger," en terwijl hij het bestaan daarvan
geruimcu tijd vergeten was, kwam het hem kort gele
den in den geest, waar dit stuk toch wel gebleven
mocht zijn. Kort daarop, den volgenden dag, zoo
lezen \ve, ontving hij eeu brief van eeu
kunstkooper uit Manchester, die hem voor vijf pond een
oud schilderij van hem te koop aanbood dat de
gewonde Reiger" bleek te zijn en dat Watts nu
bij zijn inzending voor de tentoonstel]ing der New
Gallerv voegde. Toevalliger dan deze toevallige
samenloop is het feit, dat absoluut hetzelfde ook
Meissonier gebeurd moet zijn. Deze had in zijn
jeugd eens een besteld portret geteekend van een
artillerist, en toen hij onlangs zijn zoon mot een
werk van denzelfden aard bezig zag, kwamen de
omstandigheden waarin hij zijn teekening gemaakt
had hem weer te binnen, en naar huis loopende
dacht hij: ik zou toch wel eens willen weten wat
er van dat ding geworden is. Zoo gauw hij thuis
kwam, zoo luidt het verhaal, werd hem een pak
ketje overhandigd, waarin de bewuste teekening,
die door overlevering als van zijn hand werd be
schouwd, maar die men hem verzocht te willen
idcntiüceeren.
Aan de Pall Mail Gazetle wordt geschreven:
Ik heb die wildernis van kunst gezien den
Salon. Het is eenvoudig een minne boel, en als
Aiskin's woord waar is, dat het verval van een
land zicli het eerst openbaart in zijn kunst, en zijn
toekomst kon geschat worden naar zijn bezit van
en achting voor groote artiesten, dan moet het
duidelijk zijn dat l'rankrijk snel ten val gaat."
Deze weck is een jong landschapscliilder van
aanleg en van serieuze bedoelingen, de Hagenaar
E. van der Meer, aan een slepende ziekte overleden.
Aan liet mozaïekwerk in den middeukocpel van
de trap die tot de Galerie d'Apollon in het
Louvremuseum te Parijs toegang geeft, werd dezer dagen
de laatste hand gelegd, eu zoo kou men beginnen
de kolossale vervelende stelling die daar al sedert
jaren het aspect bedierf, weg te breken. Het mozaiek
'dat nu gereed is (ook de vier zijkoepels moeten
nog versierd worden) heef t niet minder dan. 120,000
francs gekost.
Op de auctic-Tcn Katc, die deze week Woens
dag en Donderdag in de Brakke Grond werd ge
houden, is het voor de zooveclste maal gebleken,
hoe wonderlijke eigenschappen de waarde der dingen
bestieren. Dingen, die niemand mooi kan vinden,
brengen geld op omdat ze zoo zeldzaam, en wer
kelijk aardige dingen gaan voor een appel en een
ei, omdat ze niet oud genoeg zijn. Het zonderlingst
is nog de prijslijst der schilderijen, want het schijnt
soms'' wel of een roulette de cijfers der prijzen
hiervan aangeeft. Een groot stuk van Pieter
Aert/en, die dan toch de eerste Nedcrlandsche
genresclüldcr was, een zeer curieus werk dus, gold niet moer
dan /'310. Een zeer aardig paneeltje, lichtvaardig
genoeg aan Palamedcsz toegeschreven, bracht maar
/'SO op. Ecu schilderij van Ten Kate werd dooi
den kunsthandelaar in deze zaken, den
Londensehen Koekkoek, voor ? 1550 gekocht. En twee
portretten in vergulde lijsten, door den hofschilder
van HII. MM. den Koning en de Kouingiu ge
schilderd, werden te zamen met f SO betaald.
De betimmering van ccn XVIIe eeuwschc eetkamer,