Historisch Archief 1877-1940
'. 623
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 2 Juni.
Abonnement per 3 maanden f 1.12\ fr. p. p. ?1.27
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . O.l'O.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
I K H O
D:
VAN VEEEE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Vóór en na middernacht, Amsterd. schet
sen door J. van Maurik Jr., IX. Gemeente
zaken, door Nemo. Brieven uit Groot Mokum,
door Dandoly. KUNST EN LETTEREN: Het
tooneel te Amsterdam. Le premier baiser.
Nieuwe uitgaven op muziekaal gebied, door F.
Een portret naar Rembrandt. Goed nieuws
uit Munchen, door Dr. Jan ten Brink. ?
VARIA. SCHAAKSPEL. Vischstudiën,
door v. R. Dorps-politiek. Voor Dames,
door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
BEÜRSOVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
_De werkstaking in het Westfaalsche
kolendistrict is zoo goed als geëindigd. In het laatst
der vorige weels: scheen de toestand plotseling
weder te zullen verergeren. Verscheidene
mijndirectiën hadden zich niet verplicht gerekend,
de overeenkomst te eerbiedigen welke, door
tusschenkomst van Dr. Hammacher was tot
stand gekomen en die door den Verein für
die bergbaulichen Interessen was bekrachtigd.
Op de arbeidersvergadering, die Vrijdag te
Bochum werd gehouden, namen de gedele
geerden van de arbeiders der verschillende
mijnen met 69 tegen 48 stemmen het besluit,
den arbeid opnieuw te staken. Intusschen
bleek het toen tevens, dat de gemoederen
zeer verdeeld waren. De regeering achtte nu
het oogenblik gekomen om te toonen »dat
hare macht groot was." Zij liet de leiders der
beweging 's nachts oplichten en gevangen
zetten. Weinige dagen daarna werden al,
deze^ gevangenen weder op vrije voeten gesteld,
op n na, Weber, die in de vergadering te
Bochum had gesproken over een strijd op leven
en dood tusschen den arbeid en het kapitaal,
en die naar men zegt in het bezit was
gevonden yan socialistische geschriften. Zelfs
de scherpziende oogen van de Pruisische justi
tie en politie hebben dus geen redenen kunnen
vinden, om de leiders van de beweging ge
vangen te houden.
Westfalen krijgt nu ook een nieuwen
opperpresident, die om zijne Schneidigkeit bekend
is. Dit alles maakt de stemming, waarin de
arbeid wordt hervat, zeer bitter.
De reis van koning Umberto van Itali
naar Berlijn is geëindigd met eene verrassing,
die eene ernstige bedreiging van den vrede
had kunnen worden. Zaterdagmorgen vernam
men plotseling, dat de keizer den koning op
diens terugreis een eindweegs zou vergezellen,
en dat de beide monarchen een kort bezoek
zouden brengen aan Straatsburg, waar het
garnizoen voor hen op het stationsplein zou
paradeeren. Het bleek spoedig dat te Straats
burg de officieele aankondiging van het bezoek
was ontvangen, en dat in alle haast
toebeFeuilleton.
(Auteursrecht voorbehouden).
VÓÓR EN NA MIDDERNACHT.
Amslerdamsche Schetsen
9) DOOK
JUSTÜS VAN MAUEIK JUNIOE.
IN -DE KEMPHAANTJES
(Vervolg.)
Jan is een oude boef, die bijna dertig jaren
van zijn leven in verschillende tuchthuizen heeft
doorgebracht. Hoewel hij met planeetlezen en
kaartleggen vrij goed zijn brood verdient,
raakt hij toch van tijd tot tijd door 't drinken, dat
hij niet laten kan, zóó aan lager wal, dat hij
geen kamerhuur kan betalen en dan, uit oude
vriendschap, bij moeder Leen een onderkomen
vindt.
Jan de profeet is niet te spreken", zegt grijn
zend een naast hem op den grond uitgestrekt
man, die, op zj(n ellebogen steunend, de recher
cheurs onbeschaamd, uitdagend .aanziet en
knipoogend tegen 't schelle licht uit de lantaarn,
hun toevoegt! En an mijn is van nacht ook
niks voor jelui te verdienen; 'k ben een eerlijke
jonge."
God laat je gezond, heere! Ik ook," grin
nikt een ander, die op een stoel tegen den wand
geleund zit. 'k Heb las van zeere ooge en
dat lich is zoo fel; doe 't weg assieblicf! Uwe
reidselen voor de receptie werden gemaakt.
Deze tijding maakte in Frankrijk een
gewichtigen indruk. De Justice schreef, dat deze
lage uitdaging beneden alles zou staan. Het
blad herinnerde, hoe Italië's eenheid door
Fransche hulp en ten koste van Fransch
bloed was tot stand gekomen. »Zou nu koning
Umberto door zijne tegenwoordigheid den
rouw gaan beschimpen der van Frankrijk
gescheiden Franschen? Zou hij een omweg
maken,ter wille van die opzettelijke beleediging
van de hoogste smart, de smart van mannen,
die hun vaderland hebben verloren, ter wille
van eene beleediging, die laf en hatelijk zou
wezen, zelfs bij ieder ander dan bij den
Italiaanschen koning, zelfs bij hen, die tot ons
in vriendschappelijke betrekking staan, maar
die monsterachtig, onduldbaar, goddeloos zou
zijn van de zijde van den souverein, die zijn
koninkrijk is verschuldigd aan het gevoel van
solidariteit van Frankrijk voor alle verdrukte
volkeren ?"
»Men weigert te gelooven" zoo ging de
Justice voort, »aan eene zoo opzettelijke en
rechtstreeksche uitdaging. Niettegenstaande
zijne maar al te zeer gewettigde grieven, denkt
Frankrijk er niet aan, de rust van Europa te
verstoren. Het geeft immers juist op dit
oogenblik een schitterenden waarborg voor
de vredelievendheid zijner gevoelens. En dat
men dit oogenblik zou kiezen om het, te
midden van zijne droefheid, in zijne heiligste
gevoelens te beschimpen, en dat hij, die dit
deed, de koning yan Italiëzou wezen, dat
zou laaghartig zijn; dat is onmogelijk! Het
Italiaansche volk is zeker ver van dergelijke
gevoelens verwijderd. Wil koning Umberto
wellicht laten zien, hoe ver hij staat van het
volk waarover hij regeert?"
Men beweert, dat het gemeenschappelijk
bezoek een plotselinge inval is geweest van
keizer Wilhelm, dat diens militaire omge
ving er van kennis droeg, maar het mini
sterie van buitenlandsche zaken niet.
Het Journal des Débats geeft zich de moeite,
om de waarschijnlijke motieven van het door
den Duitschen keizer opgeworpen plan na
te gaan. Toen keizer Wilhelm te Rome was
zoo redeneert het Fransche blad hebben
de Italiaansche bladen daarin eene officieele
en plechtige erkenning gezien van den dooi
de gebeurtenissen van September 1860 in het
leven geroepen toestand. Dat was dus een
dienst, dien de keizer zijn bondgenoot be
wees, en nu wordt er een wederdienst ver
langd: het bezoek van beide monarchen aan
Straatsburg zal de officieele en plechtige
erkenning zijn van de Rijkslanden als inte
greerend deel van het Duitsche rijk. Maar
zoo merkt het Journal des Débats op de
beide quaestiën verschillen niet weinig. »Het
bezit van Rome zal altijd betwist blij
ven, omdat de katholieken van alle landen
meenen, dat de Kerk onvervreemdbare rechten
op Rome heeft, maar het is niet twijfelachtig,
dat het Italiaansche volk Rome als hoofdstad
heeft -willen hebben en houden. De stad Rome
heeft zich in 1870 als bevrijd beschouwd; zij
heeft zich door plebisciet aan de monarchie
gegeven, en zij zou dit plebisciet hernieuwen,
indien men haar thans ondervroeg. Rome
behoort dus aan Italiëkrachtens een nieuw
recht, tegengesteld aan het oude recht der
ken me toch wel ? 'k Mot morge ochend 'n paar
ossies hale; 'k bin ouwe Sam; 'n goeie kennis,
heere! 'n Sjofele dalfenoor (arme drommel),
maar eerlijk as goud."
Wacht jelui beurt maar af', antwoordt als
terloops de agent, die intusschen een gast,
die met het hoofd op de armen vooroverligt,
bij de schouders neemt en omkeert.
Jrj schijnt al heel evg vast te luimen (slapen)
kameraad!"?'t Licht valt nu geheel op's mans
felaat en de politiedienaar zegt cenklaps:
Moeer Leen, dat 's zeker 'n vreempie, hé?"
Ja, ik ken 'm niet; maar 'k geloof, dat ie ook
mooi zalig is: hij geeft ten minste geen aassem "
Wat ie gelijk heeft! Kom! vrind, hou je
nou maar niet zoo suf; jij bent onze man
jij bent Schorre Doris" en wc zullen jou
meenemen. Sta maar eens gauw op en.,."
Plotseling springt de schijnbaar stomdronken
man op, slaat den rechercheur de lantaarn en
Leen de lamp uit de hand en is in een oog
wenk brj do straatdeur, maar die deur is ge
sloten en de agent, die er bij op wacht staat, is
pootiger dan Schorre Doris" verwachtte.
Dat 's eeuwig verd?md stom va» je", roept
Leen en die lamp zal ik je laten betalen; wacht
maar, je komt toch weer bij me terecht!"
Wat 'n gammor! (ezel)", zegt ouwe Sam
en schouderophalend voegt hij er bij: Daar is
makkes (ongeluk) voor 'm an, hoor je."
_ De lantaarn is blijven branden en bij haar
licht zien de overige jonges" aan, hoe na
een korte worsteling de Schorre" door de
drie agenten wordt overweldigd en gepater
nosterd ('geboeid). Wel uit deze en gene bin
nensmonds een vloek of sist een: Verd?mde
grandiggers, bl?ksemschc verkleffers" tusschen
de tanden door, maai' niemand waagt het een
Kerk. Het is echter krachtens oen ander, of
schoon evenzeer oud recht, het recht van den
sterkste, dat de Elzas tegenwoordig Duitsch
gebied is. Indien men het nieuwe recht toe
passen, indien men derhalve de geannexeerde
provinciën over haar eigen lot liet beschik
ken, dan zou de uitslag niet twijfelachtig zijn."
Zatermiddag is het aangekondigde bezoek
plotseling afgezegd. Een paar uren later
schreven de officieuse bladen, dat er nooit
sprake van was geweest; de heer Crispi ver
telde met een ernstig gezicht, dat het verhaal
een beursmanoeuvre was, en eenige Italiaan
sche bladen noemden het eene in Frankrijk
verzonnen lasterlijke aantijging. De officieuse
penvoerder, de heer Crispi en zijn Italiaan
sche vrienden weten wel beter! Indien het
waar is, dat de heer Von Bismarck door
zijne machtige tusschenkomst de uitvoering
van 's keizers gevaarlijk plan heeft verhin
derd, dan heeft men alle reden, om den be
jaarden staatsman dankbaar te zijn.
De vrijspraak der beschuldigden in het
door de Belgische regeering tegen een 22-tal
«socialisten en anarchisten" gevoerde proces
is voor den heer Beernaert een geweldige
nederlaag. De Belgische Kamer heeft twee
zittingen gewijd aan de besprekingen van de
verhouding der regeering tot de agents provo
cateurs, die in deze zaak zulk een ellendige
rol hebben gespeeld. De ministers Lejeune
(justitie), Deyolder (binnenlandsche zaken,
vroeger justitie) en Beernaert (voorzitter van
den ministerraad) voerden het woord. Zij ver
klaarden zich volkomen onschuldig; hadden
zij zich werkelijk van agents provocateurs be
diend, dan zou dit »une infamie" zijn geweest.
Maar dit had alleen het bureau der geheime
politie gedaan, geheel zonder hun voorkennis,
en daarom was dan ook de directeur van dit
bureau ontslagen en het bureau zelf opge
heven.
De ministers schenen te vergeten, dat zij
de volle verantwoordelijkheid dragen voor
hetgeen in de onder hen ressorteerende
bureaux geschiedt en óók, dat hunne persoon
lijke betrekkingen tot enkele der
politie-spionnen door het getuigenverhoor te Bergen in
Henegouwen zonneklaar zijn gebleken.
De uitslag der discussie was een votum
van vertrouwen. De clericale meerderheid
hield het ministerie, niettegenstaande al het
gebeurde, de hand boven het hoofd. Maar
aan het prestige van deze regeering is een
slag toegebracht, van welke zij zich niet zoo
gemakkelijk zal herstellen.
GEMEENTEZAKEN.
In den gemeenteraad is mr. Van Hall altijd de
lust onzer ooren. Wat hij daar zegt, zegt hij
gansch anders als de anderen het daar zeggen.
Hij spreekt als een boek ... als een Gids".
Men zou het zóó kunnen laten drukken. Hij
houdt er van, om in t'raaion vorm aan zijne ge
dachten uitdrukking te geven, en als hij zelf zulk
een vorm niet gauw weet te scheppen, dan borgt
bij er maar een bij wie vóór hem hetzelfde gezegd
of geschreven hebben. Altijd komt de dichter hij
hand uit te steken ten voordeele van den ge
arresteerde, die in imachtelooze woede zijn
geboeide polsen wringt en tandenknarsend zegt:
'k Zal 't jelui later wel betaald zetten."
Niemand verroert zich, want niemand weet
immers hoeveel smerissen (dienders) er nog op
straat staan en allen hebben reeds meermalen
kennis gemaakt met het seinhorenlje der politie.
Zij weten, dat er tegenwoordig geen gekheid
mee te maken is. Vroeger met die wachies"
was 't kinderspiü", beweert ouwe Jan; die had
'k allemaal n voor n in m'n zak!"
Breng jelui hem maar vast naar 't Bureau,"
zegt de eerste rechercheur, en als hij zich om
keert, om de deur voor de anderen te openen,
vliegt, achter uit den duislersten hoek yan den
kelder, een halve flesch rakelings aan zijn hoofd
voorbij en valt rinkelend op de steeuen kelder
trap in stukken.
Dat 's gemeen! Wie doet dat?" roept Leen en
met de vuist dreigend, voegt ze er bij: Als :k
snap, wie dat gedaan heit, komt ie nooit m'n
kelder meer in!"
Maak je niet boos.mocder",antwoordt kalmpjes
de politieman, die intusschen de deur w-eer ge
sloten heeft: ik kan wel begrijpen wie me dat
bakt; dat 's niemendal, dat komt allemaal later
terecht. 'k Wou nog wel ereis even in den ach
terkelder kijken."
Naar den hlapuwe?" klinkt't spottend terug.
De rechercheur haalt even de schouders op
en Leen grinnikt: Dat zei 'k maar om te dolle;
je begrijpt toch wel, dat 'k er alles van snapte?
Zeg wie mot je nou nog hebben? Er zit
niks meer, hoor!"
Wanneer op dat oogenblik de polilieman
moeder Leens gelaat oplettend had kunnen
gadeslaan, zou hij er een onmiskcnharcn, kleinen
hem voor den dag als spreekt hij over het meeat
prozaïsche onderwerp.
Zoo ook jl. Woensdag, bij de behandeling van
het verzoek van Volksonderwijs om aan kinderen
der lagere scholen voedsel en schoeisel te ver
strekken, wanneer zulks noodig mocht blijken.
Wat kan men zich nu prozaïscher denken dan
een troep kinderen op lange rijen in schoolbanken
gezeten, met bleeke, magere wangen, groote,
holle oogen en natte voeten, hunnen meester na
spellende h ... o ... n hon, g ... e ... r ger
honger. Ik ken niets prozaïscher of het moeten
wellicht die akelige moeders zijn, die 's morgens
zitten te huilen, omdat ze haar kinderen met een
leege maag de deur uit moeten sturen.
Maar de heer Van Hall weet er toch nog iets
van te maken. Als B en W. voorstellen om het
verzoek te weigeren en zich dus te houden aan
het stelsel door hen blijkens hun rapport van 12
April 1884 vroeger gevolgd, dan roept hij hen
toe, dat hij gansch iets anders van hen had ver
wacht, dewijl
,... . het raadselachtig leven
Droevig lacht met elk systeem.
Nu, zooals dichters meer doen, ook de dichter
dezer regelen is de plank glad mis; want het
leven lacht volstrekt niet met de systemen, maar
de systemen lachen met het leven en het leven
is niet raadselachtig, ook terwijl men er met opzet
een raadseltje van maken wil. Wat is er toch
bijvoorbeeld duidelijker dan een kind, dat honger
heeft ? ! Ge moet ze maar hoorcn !..... En dan
moeten ze nog pijn in 't lijf hebben er bij, van
de natte voeten !
Maar B. en W. weten daar nog een raadseltje,
een soort van rebus van te knutselen, waard om
op een sigarenzakje gezet to worden.
Honderd kinderen, die geeuwen niet van de
slaap. Een heel mooie Amsterdamsche
jongejuffrouw met n brood onder den arm en tranen
op do wangen. Daarachter een schoolmeester, die
ook al huilt omdat hij ziet dat de jongens niet
naar het bord maar naar het brood kijken. Der
tig leden van den Ilaad, die, ook al een sloot
van tranen achterlatende, met do huishondkas
aan den haal gaan en heel in de verte och
God nog zoo'n eind weg vier kloeke mannen
met den heer Van Hall aan 't hoofd en een
banier boven het hoofd, waarop te lezen staat;
Les idees marchent!
Jawel, zo marcheercn de ideeën; maar die 80
loopen voel harder en laten zich niet terughouden
noch door mr. Van Hall, die de zaak toch nog
eens onderzoeken wou, noch door den heer Ger
ritsen die een verzoek van Kindervoeding om sub
sidie van gemeentewege wenschte uit te lokken en
dan toe te staan.
De 30 zijn logische mannen, die logische ge
volgtrekkingen maken en zich afvragen: als ik
dezen stap doe, welken stap moet ik dan daarna
doen?
En nu waarschuwde do heer Sassen hen nog
juist bijtijds, dat de tweede stap oen broekje en
een kieltje, en de derde een lief huisje met een
lekker bedje zou zijn!....
Wel zeker! En 's winters een warm kruikje en
voor den ouden heer een grogje met een schijfje!....
Zoo kan men alles omver redeneeren! Maar
wat men niet weg redeneert is, dat die kinderen
honger hebben en nu zou ik wel eens willen we
ten of die hoeren in hun leven wel ooit goed
honger gehad hebben. Ik bedoel niet zoo'n
hontrek van angst, die .echter dadelijk voor een
listige uitdrukking plaats maakt, op hebben gezien,
als zij vervolgt: Je kan me een groot plezier
doen, mcheer!"
Zoo. Waarmee?"
Och, ik heb teugeswoordig zoo'n last van die
Manes: hij leit weer voor mirakel in de bedstee,
al van gisterenavond halftien af."
Manus? Wien bedoel je?"
Nou, /eg! je zou Manes niet kenne, die jonge
van me zuster uit de Boomstraat. O, mens! 'ik
heb zoo ^met 'r te doen; die jonge i's iedere
dag, die God geelt, schandalig in de olie eri .of
we 'm nou al zegge: Manes doe 't niet; hij
geeft er niks niet om. Als uwe 'm nou reis wou
beduië, dat ie z'n eigc betere mot, want dat 't
anders verkeerd loopt, dan ...."
Wel zeker! 'k heb daar tijd om zoo'n kerel
onder handen te nemen."
Kom zeil uwe 'm maar 'reis 'n hartig woordje;
om ons geeft die beroerde jonge geen steek.
Kijk daar leit ie in bed," en Leen heft de
lamp iets hooger.
Ik heb 'm uit barmhartigheid maar in de
man, die maar half naar Lecns woorden luistert
en, den slapenden Manus nauwelijks met een
blik verwaardigend, met zijn lantaarn
rondlicht. Wie is dat?" vraagt hij. op iemand wij
zend, die met zijn hoofd op de zitting van een
stoel en half in de daarop staande koekepan
met een restant gebakken aardappelen ligt.
Heere Krissie! dat 's 'n mooie," roept Leen
verwonderd; die is onder z'ri ete in slaap ge
valle! Och, meheer! da's 'n dood onschuldige,
gocic jonge! Hij heil geen thuis, w-eet je? Hij