De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 2 juni pagina 2

2 juni 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 623 ger, dien ge nog wel wat zoudt willen aanwak keren en om welken niet te doen verminderen ge zelfs het zouten krakelingetjo van de hand wijst, omdat ge straks gestoofde kabeljauw op tafel vindt of heerlijke asperges. Maar zoo'n hongertje van 24 uren achteruit en van X uren ?vooruit. Zoo'n hongertje dat droog brood en koude aardappelen doet smaken als banket. Als de heeren zoo'n honger niet kennen en geen verbeeldingskracht genoeg hebben om zich voor te stellen hoe het er in een kindermaag en in een kinderhart vooral moef uitzien, wier eigenaartje dat voorrecht wel heeft dan moesten zij zich, zooals mr. Van Hall wilde, toch wel twee malen bedenken om op grond van adviezen voor vijf jaar gegeven, door -mannen waaronder er ze ker zijn wier meening sinds dien een groote wijzi ging heeft ondergaan, een schotel warm eten te weigeren aan die arme stumperds. De particuliere liefdadigheid is een groote zegen, zei de heer Hovy, omdat zij het bewustzijn leven dig houdt, dat wij menscheu elkaar moeten hol pen en steunen. Dat is in alle geval een argu' ment dat cenigszans hout snijdt. En als de heer Hovy van die waarheid vooral particulieren kon doordringen dat er geld genoeg binnen kwam om de arme kinderen bet hongerlijden te beletten, dan zou zeker niemand er iets op tegen hebben. Maar er zijn nog zooveel goddeloozc particulieren die altijd tot het doen van hun Christen- en Is raëlietenplicht moeten gedwongen worden ! En de nood is zoo hoog gestegen, zei de heer Van Hall. Enfin, 't is nu weer van de baan af, maar 't kan er toch elk oogenblik weer op gebracht wor den. Als er eerst maar eens een paar kinderen dood op school komen, wie weet hoe de 30 dan nog veranderen! De schilderijenloods komt op het Damrak, on danks het protest van de Damrakschen. Ik begrijp niet wat die menschen daar op tegen hebben. leder neringdoende wenscht altijd een drukken stand en nu men dien stand daar drukker wil maken door er oen aantal vreemdelingen heen te lokken, nu komen zij in verzet! Dat zijn ook rakkers die geen goed gedaan willen zijn. Als we er niet gauw bij zijn, dreigde mr. Van Merop. dan verloopt onze heele petroleumhandel. Ja, riep de heer Gerritsen, en onze houthandel ook. Daarom moesten dan ook flinke mannon aan het hoofd staati, die niet telkens een groote com missie te raadplegen hadden en daardoor in hun streven werden belemmerd. Dat was ook de bedoeling niet. verzekerde de burgemeester. Een heel klein sub-conimissietjo van een heer of drie zou geheel onafhankelijk kunnen worken en het beheer voeren. Zoo zij het! En dat onze handelsinrichtingen mogen groeien en bloeien, amen! * * * In den stadsschouwburg blijven we voorloopig, ondanks den heer Gerritsen, tegen het leelijke scherm kijken. Die twee kereltjes onder aan in de medaiUons Weber vooral zien er net uit of ze het erg benauwd hebben en heel graag even achter de coulissen zouden willen gaan. Maar ze zullen zich nu minstens nog een jaar moeten inhouden. Ka nog eenige weinig belangrijke discussiën over wijzigingen in de politieverordening, die nu zoo langzamerhand de volmaaktheid wel nabij zal komen, interpellcerde de heer V. Hall B. en W. over de particuliere diensten aan de vereenïging Willemspark door den Stads-ingenieur bewezen met vergunning van hot D. U., welke interpellatie tot niets anders leidde dan dat het weer heel goed was. NEMO. BKIEVEN UIT GROOT MOKTJM. Amice! Onlangs las ik in PEtoile Beige een entrefilet waarvan ik je hier copy-conform geef. Le Gercle des XX organise mie ex/tibition <} l'étranr/cr. Cefte cxposition s'oitrn'ra ft Ainsfcrdam i'ers la fin de cc mois; cllc est limitfc (mx Vingtisfeft et a Ici/rs invites Iinbïtneh. Ce sera dono nnc sortc de iïtcans-Exliibifinn sf.inblable a celles (mxriiicllcs nous ont aceoiiltni/és -HOS ncoimp r c ss i om i isfes. Cc que, nos bons frcrcs du Nbnl -vont ftre ahuris? hobbelt 'n beetje bot aan de vischmarkt en hij was dood moei feusterc-avond. Zeg, Piet! je leit met je hooi'cl in je sepee; word erois wakker." En als hij doorslaapt, niettegenstaande het schuddon dat Leen hem doet, zegt de recher cheur: «Laat 'm maar liggen, 'k heb hem niet noodig," en gaat terug naar den voorkeldcr, waar de overige gasten, in afwachting wat er nu nog zal gebeuren, op den grond liggen of zitten. Nou heit uwe ze allemaal gezien." Dan zal ik je groeten, moeder!" Wel thuis, melieer!" De rechercheur verlaat De Kcmphaantjes", en als hij vertrokken is, sluit Leen achter hem de deur. Ze hadde'm (och niet geschole ',rnompelt ze in zichzelf.terwijl ze naar ach teren gaat en bij de bed stee gekomen fluisterend zegt: .,Manes! ze benne wegf?Heeregod! wat 'n.jongc;hij .slaapt waar achtig echt.?Manes! Manes!?Heereallemaclitig! zoo 'ies heb ik nog nooit van me leve bijge woond': ik zit voor hém in de rats (angst), en hij slaapt." Zij houdt de lamp omhoog, zooclat het licht op het gelaat van den waarlijk niet onknappen jongen man schijnt en pruttelt: Hij denkt zeker: 'k ben hier as kind in huis. Hm!?(]an. heit ie toch ook 'n borrel opgehad, anders was ie wel wakker geworde." Zij ziet hem nogmaals lang en oplettend aan, neemt haar iamp en gaat weer naar voren, terwijl zij zuch tend zegt: 't Is toch persies mijn Hannes. Eeuwig zonde, dat die jonge dood is gegaan." Buiten slaat het vier uur! Eenige van de jonges" zijn weer gaan liggen, even alsof er niets was gebeurd, en _een hun ner roept haar toe: Zeg! leg nou niet langer te hannessen met die lamp. Ga liever lui men: 't is nog geen dag." Je kunt dus begrijpen dat ik, zoodra in de kunstzaal van het Panoramagebouw de schilde rijententoonstelling der XX geopend was, er heen snelde. Je weet natuurlijk dat de Vingtistcn »de groote voorstanders zijn van den strijd der nieuwe ideeën tegen de oude sleur en als hun innige overtui ging uitspreken dat scholen verderfelijk zijn en de artistieke vlucht belemmeren, zoodat ieder zich door zijn eigen temperament laat inspireeren en voortschildert zonder zich te bekreunen om de angstige protesten van het publiek en de kinder achtige vermaningen der kritiek", zooals zij zelf in het voorwoord van den catalogus zeggen. Vraag me niet hoe ik zelf ze vind. Ik wil als leek geen oordeel vellen, maar zal je alleen mededeelen wat ik zag en welke oordeelvellingen ik hoorde van den betalenden criticus «publiek". Vlak voor mij gingen een paar heeren naar binnen, een kleine en een groote. De kleine had zich. zeer warm en rood gemaakt in een gesprok. waarvan hij alleen meester scheen en dat slechts even door hem werd afgebroken, toen hij de entrees nam en. zijn stok overgaf. Gedurig nam hij zijn stroohoedje af, veegde met een zakdoek zijn voorhoofd droog, blies zijn wangen op en transpireerde van opgewondenheid. Hij stoof regelrecht af op een der schilderijen van Finch »Op den weg bij Mariakerke" en terwijl hij zijn vriend toeriep: »Kijk eerst even naar die goddelijke hooibergen, is 't niet of je ze ruikt" wuifde hij zijn zakdoek heen en weer. Als aemechtig van warmte en steeds druk sprekend, nam hij plaats op een bank vlak over de schilderijen van Finch: »Zie je, kerel, daar heb je 't nu, is dat nu mooi of' niet hè? Straalt de zon je daar nu niet uit tegen? Heb je dat ooit in vroegere kunst gezien hè?" en meteen gaf hij zich zelf zulk een stevigen slag op de knie, dat hij bijna de bank afbihvipte" van verbazing over zijn eigen kracht. Kerel! 't is zoo heerlijk. Kijk me zoo'n ver schiet eens aan, wat een diepte met die oneindig heid van telegraaf palen. Donders! wat schuift dat, hè? Wat is dat toch nieuw en mooi. Maar jij" zich tot zijn vriend wendend jij zegt niets." De dikke, na zich mst de langzame gemakkelijkhcid van een provinciaal eveneens op de bank neergezet te hebben, had onder het radde praten van zijn metgezel, met groote verbazing in zijn heldere bruiue oogen, nu eens de schilderstukken en dau weer den opgetogen bewonderaar aan gezien. Op het laatste gezegde van zijn vriend barstte hij in een hartelijk en Inch uit en vroeg: »Wat zou je willen hebben dat ik zei? Dat ik die hooi bergen en die schapen c. s. allemachtig Icelijk vind ?" »Maar vent, ben je nou gek! 'f Is goddelijk! Ik bezweer je toch dat ik hier gisteren twee uur achtereen heb gezeten" antwoordde de kleine, terwijl hij meteen weer opvvipte als een kanarie van zijn stokje, .»'k heb ten slotte mijn blauwe pince-nez maar opgezet, omdat die geschilderde zonneschijn werkelijkheid voor mij was geworden." »Nu, als ik aannemen kon dat jij waarachtig twee uur achter elkaar kon stilzitten, zon il: b?st willen gelooven dat door die schilderijen je oogen begonnen te tranen; ze zijn er schel genoeg voor. Maar vertel me eens, waarom staan die schapen, die allemaal precies gelijke, gele ruggen en een paarse schaduw hebbeu, in gewelde boter te grazen? Moeten die soms botcrlammcfjes geven en zou je nu heusch denken dat die artiest een weiland met een weg heeft willen voorstellen?" -Maar dat is immers gras >tont craché"; die kleuren hoeft de schilder gezien toen hij de im pressie van dat stuk land, door de felle zon be schenen, in zich opnam." Neen, vriend, maak nu een buitenman niet wijs datje ooit kanariegcel gras, violette schapen of een pimpelpaar.sen hemel ziet zooals daar draai je eens om op dat stuk van Regoyos. Enfin, die senor uit Spanje kan den goeden menschen zoo iets nog wijs maken, maar om in Braband zulke kleuren te zien, moet je lang heel strak in de zou hebbeu gekeken of Daltonist". zijn. ;>O, kijk eens hoe aardig." Omstreken van Broek in Waterland door Jan Toorop", zei een gebrild bakvisciije, zoo slank als een aaltje, tot haar cavalier, '11 aspirant-dandy, die zijn laatste morshes waarschijnlijk eerst kort geleden voor zijn eersten Engelsche slobberbroek had venvis Hou jij je gemak maar, Scheele". 't Is voor mijn de inoeile niet meer waard." Waarom niet V" 't Is al over viore; over 'n uurtje mot ik toch opstaan. Maar blijf jijlui maai- ligge; 'k /a! water over hange, dan kan je 'n kom koffie krijge." Nou, (oe dan maar.- Hum! zeg, Leen: wisi jij er van. dat ze de Schorre" zonen....?" Ben je mooi gek? Dan zon 'k 'm immers wel sliekum gowaarschouwd imbbe. Zeg! ken je moeder Leen nou nog niet?'' Nou, maak je maar niel dik! We wel e wel, dat jij niet baldovert (verklikt), maar 't kon toch weze, dal je?' Nee! zeg ik je, dat kan nooit woze! Ik mot op goeie voel blijve met de prinserij (po litie), dat begrijp ie, maar 'k heb nog nooit 't bed voor jelui verschild (den boel bedorven). hoor ie?" Nou goed. hou je kop maar dicht; wc hinno nou klaar wakker. Zet de lamp op tafel en geef de kaartc," roept Arie, een ander, die ook geen lust meer tot slapen heeft. De Scheele" eu ik zelle 'n pamloerfje spele." Daar doe jelui verstandig an, jonges; dat 's beter dan met moeder Leen mot make; 'k znu uit me humeuv komme. Daar pak au. dekaai'le." As ik toch meedoe?" roept ouwe Sam. Nou! as je niet loensch sokl (valsch speelt). God laat je gezond! ouwe S.im is 'n eerlijke gabberd (kameraad)." Ja! as ie niet op z'n vingers wortH gekcke!" Daar heb jelui 't iampie; 'k heb nog'n end kaars, daar zal ik dan 't wel mee rooie. Die stomme weerlieht van 'n Schorre smijt m'u mooie groole petcrléumlanip stuk. Nou lij seld, tenminste hij maakte stappen alsof hij aan het zakloopen was. Och, zie eens Guillaume", ging ze voort, wat is dat snoezig, net kralenborduursel, waar gierstkorreltjes en gedroogde meloenpitjes tusschen gewerkt zijn, o, dat maakt nog eens'n lief effect, maar 't is 'n erg peuterig werkje hoor! Wat zou het beteekeuen, Guillaume, schelpentuintjes ?" Guillaume, die de klok had hooren luiden, mompelde iets van »n gevibreerde vibratie van 'n pointilleur", en bracht de jongedame, die door banden des bloeds of van iets anders, aan hem verbonden scheen, voorbij de drio teekeuingen van denzelfde artist, waarvan de kranige uitvoe ring juist door eenige schilder* zeer werd geroemd tot voor de »mooie schilderijen" van Henri de Groux. »ïloe vindt je ze?" vroeg fluisterend de kleine bakvisch. »'n Groene herrie!" antwoordde halfluid het jonge mensen voor wien de natuur een oogen blik sterker was dan zijn ontluikend dandyschap. »Sst!!" fluisterde de jonge juffrouw weer terug, angstig omziende of iemand dat onvoorzichtig antwoord ook reeds vet nomen had. »Zoo iets moet je nooit vertellen, zegt mama, voordat je ge hoord hebt wat de kritiek er van zegt. De men schen zouden anders deuken dat je er geen ver stand van had. In het b. v. weekblad heeft onder »Varia" gestaan: »de mooie stukken van de Groux." Eu zeer luid sprak ze hardop, turend door het kokertje dat ze van haar strak geglaceerd handje trachtte te vormen: »Mooie stukken van dien de Groux, hè? Erg mooi, hm!" Terwijl ik eveneens naar die schilderijen stond te kijken, gelijk (Jolumbus op zijn schip smach tend om »iets" te ontdekken, kwam naast mij een bejaard heer staan. Vindt u die twee schilderstukken niet schoon?" vroeg hij, terwijl zijn scherpe oogen met ecu voorbijgaande looze flikkering erin mij doordrin gend aanstaarden. »Och," zeide ik. Hm ! wat zal ik u.-zeggen, hm! nieuwe richting, niet waar? Honderd oogen zullen er vijflig verschillende kijkjes op hebben." De oude heer lachte sarcastisch. Heel ver standige kritiek, zeer voorzichtig. Zeker ook schilder?" «Pardon, meneer?leek." »0, ik dacht het omdat u zoo ... hm! Weet u wat ?//,? geloof? Dat die mijnheer Heuri de Groux een grapje met ons leeken maakt. Hoezoo ! Wel ik heb zoo'n idee, dat hij, wanneer de expositie gedaan is, en de critiek zijn werk heeft geprezen of gelaakt, eensklaps uit don hoek komt met een: »Siiep uit, sliep uit! 't Was geen schil derij, maar een verfknoeiselije van m ij u kleine broertje, ik heb jelui allemaal eens beet gehad, critici zoowel als publiek.' Maar mijnheer! dat 's een suppositie die. .." s.Iuft'rouw Bloem, mag ik even het genoegen hebbeu om me zelf aan u voor te stellen: »Ik ben Zoo en zoo, redacteur van Dat cu dat," sprak een heer vóór mij tot een bekende schilderes, en met de voortvarendheid van een journalist ging hij voort : »Hoe vindt u die dingen van de Groux?" De dame trok een mondje alsof ze zr-ggeii v.'ou : »'t is nog nooit zoo bedenkelijk geweest", en van haar lippen klonk het: »Ja, itc vind ze teu minste niet mooi!" Nu verbeeldt u, en van Temperen, de criticus, noemt dat uu >mooic" stukken, kunt u je zoo iets begrijpen. Ik geloof, dut zóó te .schilderen niets dan aanstellerij is." Bij het noemen van des criticus naam was het gezicht der schilderes eensklaps veranderd als in een muséc tintamaresque, nu die van Temperen is dan ook een erg bar heer, ;>die maagden noch vrouwen ontziet" en snel liet ze volgen: »Xeen, aanstellerij is het zeker niet, eu als van Temperen ze mooi vindt, dan zit er ook zeker wel wat in. Als ik ze leelijk vindt, dan komt dat natuur lijk alleen doordat ik het mooie nog niet kan zien." »O, geveinsdheid, uw naam is vrouw''! dacht ik, vrij vertaald. ;>Als die redacteur niet zoo gauw met zijn criticus op de lappen was gekomen, had je wel wat anders gehoord, maar 'l i.s een diplomatiek rotje!" mompelde de grijze heer naast me. Kolossacl aerdig," zei een heer met een zeer aristocratisch lispelen in zijn stem, tot zijn vriend, »je moet die boerenkool in dat -?Landschap" es goed uaelezen Henri, dan vind je er waerachtig jijlui de lasl 'r van. Jijlui mol zorge, dat 'k 'n nieuwe krijg, boor!" Wij? Ben je mal?" roept de Scheele,'' die de kaarten schuilt. Wis en waarachlig; dan doe jelui maar j botje bij botje: 'n lamp mot 'k weerom hobbe." j Sam zal d'r wel een voor je gappe," lacht i Arie. Overwat mot jij ouwe Sam voor 'n matwieger (dief) lumwe?" Speel op, jood! klavcrc (roef?eu Kou je wafl'el." Maar as jij toch zeit, as dat..." ,Dal je '"n lampgappc mol, ja! TroeChecr." Maar bij mijn gezond! as 'k toch een eer lijke koopman ben; jijlui zouü'u mens z'n naam slecht make.!" Slik! L)ic slag is voor mijn. Nou jij, Sam." Schoppe-drio! Maar 'k laaf, me als Inch niel zegge, asdal. 'k e<'n gaimef beu. Scheole." ^Speel op klets niel. 'k Heb 'i aas." Kn ik de vrouw. 'k Heb als nooit gctuchl, i (gezeten) zie je?'' { , Ma tik .je nief kwaad. Sam! '( Is jou schuld l immers niet, dat zi: je nooit treii'e verschilt (op j de daad liclrapl) hebb». Arie spoelt op." Jijlui, Innlemalocliem (.joden), beul Ie goocliem, hè?" lacht Arie. on terwijl hij de kaarten, die hij in de band houdt, neorwerpt, roept hij luid: Pandoer !" Wal 'n massel (geluk)-" ,,Ja! dats geen sjiek voor jou bek." Wat doet Sam mei spek? Onkauscher goed, ba!" Hul je maar 'n half pondjo, vrome man.'" God zegen' jelui! maar je bint mooie jonges.. Alijn! ik kan wal van jelui vele: Sam nog een arcaedisch paertje ook in hae, hae, une paege d'aemour iu de bietste rnodekleur." »En onder aan den linkerhoek, eeu gezicht dat zijn tong uitsteekt, tegen het Leven waarschijn lijk, 't zal toch geen filiaal van den Volenwijk zijn?" antwoordde Henri. »Die >>Ophelia" is zeer realistisch opgevat" sprak een ander, »je kunt uit haar opgezwollen lichaam zelfs tennaastcbij den tijd bepalen dien ze ondelwater is geweest". »En die halfvergane witte Cupido" viel de naast hem staande in de rede, »die als eea vlieger ia de boomen is blijven hangen, wijst er treffend op »dat het de liefde, helaas! de liefde was, die haar zoo ver heeft gebracht". De beteekenis van die verschoten pauw in een boom is minder duidelijk of het moet op voorbijgegane pracht eu schoon heid wijzen." »'t Is schande heeren" zei trillend van drift een jongmensch met een pince-nez eu een uiter lijk alsof hij nog al met zich zich zelf iu zijn schik was, om kunst zooals deze beide doeken haar uitdrukken, op uw wijze belachelijk te maken. Maar boe komt dat ? Omdat u verwend bent door schilders die zooals de meesten nog doen de dingen weergeven zooals ieder gewoou mensch ze ziet. Wat u zoo belachelijk toeschijnt zijn de worstelingen van groote genieën die onbetredeu wegen zoeken om tot hun ideaal te geraken." »Ja, wat u daar 't laatst debiteert staat ten naastebij in het voorwoord van den catalogus, maar u zult zeker denken, de meeste lui lezen dat niet", klonk liet ijskoud voornaam uit den mond van mijn ouden vriend terwijl hij zijn scherpe kalme oogen op den driftigen spreker richtte. »Maar ik zou u wel willen vragen waarom artisten die alleen gewaardeerd kuuueu worden door menscheu die «ongewoon" zien kunnen exposeereu voor ecu publiek waarvan het meorendeel toch »gewoon" ziet?" De gevraagde antwoordde iets van aonverschilligheid en opwekking, publieke kunstzin ea ver edeling", maar heel duidelijk v/as ziju antwoord niet. »De Groux c.s. schijnen bij u ook al geen genade te vindeu," zei ik tot den ouden heer, »maur hoe vindt u dan die stukkeu van Vogels, die Clirysauthèmes" »vau Anna Boch eu dat Koren" met zijn fijne grijze lucht er boven van. Vau trijilonck." »Ik zon me er nu at' kunnen maken mat uwcritiek van daareven " gaf hij met een glimlach ton antwoord, -maar ik zal rondborstiger zijn en u bekennen, dut voor mijn ^gewone" oogeu -Het dorp Boendaal" en .>Aan den Woudzoom" uitste kend zijn, al mogen ze dan ook iets »oiiafs" hebben en voor de afmetingen van onze hedendaagsche vertrekken niet berekend zijn. Die asters van Boch en vooral haar »Kopje" vind ik ook zeer goed en dat >Koren", bijna beclemaal met het tempermes gedaan, bepaald mooi. Jammer dut die Grijsaard" zoo allemachtig nieuwsgierig is dat bij over den beiicdeuraud van zijn omlijs ting heenkijkt. Maar die vrouwenfiguren van Georgc Lemmcn daarentegen zijn baar >vereeuwiging" werkelijk niet waard, 't zijn letterlijk ont haarde apen. Zijn Oliiantcndrieling is beter. Die buste iu pleister van Dubois eu die-Bedclaarster" met een pince-uez van Hops vind ik beiden even knap gedaan eu even zwartgallig om aan te zien. De herinneringen aan Londen" had Schlobacli wat mij betreft, gerust kunnen vergeten, 't beste vind ik nog die dame zonder onderlijf" met haar grijze mikado om den hals. Zijn stuk ken zijn geen reclame voor de vaak geprezen Kiigelsche ..beantie.s" dunkt me. Hoe verstandig dat vau Rysselberg'he een scheepje heeft geteckeud in »Hooge zee". Xu begrijpt je ook zonder catalogus dat het niet anders dan eeu zee kau zijn, want in geen enkel werelddeel zul je haar ooit zóó in natura zien. Maar och, voor het on mogelijkste schilderij is tegenwoordig een afdoend excuus; 'n uieuvve richting. Dat gaat altijd op niet waar?" 't Speet me dat ik afscheid vau mijn kalmen prater moest nemen, maar 't was meer dan tijd om te gaan. Bij den uitgang stond een oud man, een schilder die nog nk-t vergeten is nH'tec-n somber gezicht te luisteren naar een jongere die opge wekt tot hem sprak. Onder het voorbijgaan hoorde ik den bejaarden artist zeggen: »Ocli, ja, jij hebt gelijk datje weet wie 't zeit! Daar, nou is ruile troef en ik kom uit, met hurle-vrouw." Harte bij. Zog, Sam. geel'je 'n rondje? Pandoere zonder een spaan (borrel) gaat niet. Leen, kom ereis bier! Li ooi'os 'n likkio klare; 'k beb zoo'n kinderachtige smaak in me mond. Sam betaalt." Ik betale? Blijf gezond, 'k beb de dalles (armoeil), geen inoos (geld), hoor je?' Nou,'' zegt Arie, dan drinke we op de lat. Leen weet wel, dal we d'r voor geen kivikerlje (borrel) bedibbei'o zelle." Mijn ook n," roept een stem uil^ 't half ilnisliT. l'Aen omziende, lacht de Scheele: 7/>ó, gi-oeuc Kaffer, bon jij nok nog wakker?" Ja. 'k ben zoo flauw.1' Dan mul je een pielsie bitier in ie pioreverlakker neme," /egt Arie, en terwijl bij do ktitirlen schuilt en daarna rondgeeft. vervolgt hij: Leen! d'r is nog een liefhebber voor ja.jirn (jenever). - dal uióuwkoopie daYir op den grond." Non! 'k zal jelui maar 'reis rredeleere,'\antwoordl Leen, d'ie bij 't licht der kaars bezig is om op een polroleumloeslel water te koken. Ik zei jelui be-dione naar je staal." Zij schenkt vier glaasjes vol en deell ze rond. 't Begint te schemeren buiten; uit de verte kraait een haan, en terwijl Arie zijn borrel uildrinkt, vraasthij lachend: Hoor je 'm. Scheele? Dat 's''I. baantje vau den melkboer uit <le Uijk.slraat. 't Wordt dag. Schoppe is Iroef!" (Wordi vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl