Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 623
ger, dien ge nog wel wat zoudt willen aanwak
keren en om welken niet te doen verminderen
ge zelfs het zouten krakelingetjo van de hand
wijst, omdat ge straks gestoofde kabeljauw op
tafel vindt of heerlijke asperges. Maar zoo'n
hongertje van 24 uren achteruit en van X uren
?vooruit. Zoo'n hongertje dat droog brood en koude
aardappelen doet smaken als banket.
Als de heeren zoo'n honger niet kennen en geen
verbeeldingskracht genoeg hebben om zich voor
te stellen hoe het er in een kindermaag en in
een kinderhart vooral moef uitzien, wier
eigenaartje dat voorrecht wel heeft dan moesten zij
zich, zooals mr. Van Hall wilde, toch wel twee
malen bedenken om op grond van adviezen voor
vijf jaar gegeven, door -mannen waaronder er ze
ker zijn wier meening sinds dien een groote wijzi
ging heeft ondergaan, een schotel warm eten te
weigeren aan die arme stumperds.
De particuliere liefdadigheid is een groote zegen,
zei de heer Hovy, omdat zij het bewustzijn leven
dig houdt, dat wij menscheu elkaar moeten hol
pen en steunen. Dat is in alle geval een
argu' ment dat cenigszans hout snijdt. En als de heer
Hovy van die waarheid vooral particulieren kon
doordringen dat er geld genoeg binnen kwam om
de arme kinderen bet hongerlijden te beletten,
dan zou zeker niemand er iets op tegen hebben.
Maar er zijn nog zooveel goddeloozc particulieren
die altijd tot het doen van hun Christen- en Is
raëlietenplicht moeten gedwongen worden !
En de nood is zoo hoog gestegen, zei de heer
Van Hall.
Enfin, 't is nu weer van de baan af, maar 't
kan er toch elk oogenblik weer op gebracht wor
den. Als er eerst maar eens een paar kinderen
dood op school komen, wie weet hoe de 30 dan
nog veranderen!
De schilderijenloods komt op het Damrak, on
danks het protest van de Damrakschen. Ik begrijp
niet wat die menschen daar op tegen hebben.
leder neringdoende wenscht altijd een drukken stand
en nu men dien stand daar drukker wil maken
door er oen aantal vreemdelingen heen te lokken,
nu komen zij in verzet! Dat zijn ook rakkers
die geen goed gedaan willen zijn.
Als we er niet gauw bij zijn, dreigde mr. Van
Merop. dan verloopt onze heele petroleumhandel.
Ja, riep de heer Gerritsen, en onze
houthandel ook.
Daarom moesten dan ook flinke mannon aan
het hoofd staati, die niet telkens een groote com
missie te raadplegen hadden en daardoor in hun
streven werden belemmerd.
Dat was ook de bedoeling niet. verzekerde de
burgemeester. Een heel klein sub-conimissietjo
van een heer of drie zou geheel onafhankelijk
kunnen worken en het beheer voeren.
Zoo zij het! En dat onze handelsinrichtingen
mogen groeien en bloeien, amen!
*
* *
In den stadsschouwburg blijven we voorloopig,
ondanks den heer Gerritsen, tegen het leelijke
scherm kijken. Die twee kereltjes onder aan in
de medaiUons Weber vooral zien er net uit
of ze het erg benauwd hebben en heel graag even
achter de coulissen zouden willen gaan.
Maar ze zullen zich nu minstens nog een jaar
moeten inhouden.
Ka nog eenige weinig belangrijke discussiën
over wijzigingen in de politieverordening, die nu
zoo langzamerhand de volmaaktheid wel nabij zal
komen, interpellcerde de heer V. Hall B. en W.
over de particuliere diensten aan de vereenïging
Willemspark door den Stads-ingenieur bewezen
met vergunning van hot D. U., welke interpellatie
tot niets anders leidde dan dat het weer heel
goed was.
NEMO.
BKIEVEN UIT GROOT MOKTJM.
Amice!
Onlangs las ik in PEtoile Beige een entrefilet
waarvan ik je hier copy-conform geef.
Le Gercle des XX organise mie ex/tibition <}
l'étranr/cr. Cefte cxposition s'oitrn'ra ft
Ainsfcrdam i'ers la fin de cc mois; cllc est limitfc (mx
Vingtisfeft et a Ici/rs invites Iinbïtneh. Ce sera
dono nnc sortc de iïtcans-Exliibifinn sf.inblable a
celles (mxriiicllcs nous ont aceoiiltni/és -HOS
ncoimp r c ss i om i isfes.
Cc que, nos bons frcrcs du Nbnl -vont ftre
ahuris?
hobbelt 'n beetje bot aan de vischmarkt en hij
was dood moei feusterc-avond. Zeg, Piet!
je leit met je hooi'cl in je sepee; word erois
wakker." En als hij doorslaapt, niettegenstaande
het schuddon dat Leen hem doet, zegt de recher
cheur: «Laat 'm maar liggen, 'k heb hem niet
noodig," en gaat terug naar den voorkeldcr, waar
de overige gasten, in afwachting wat er nu nog
zal gebeuren, op den grond liggen of zitten.
Nou heit uwe ze allemaal gezien."
Dan zal ik je groeten, moeder!"
Wel thuis, melieer!"
De rechercheur verlaat De Kcmphaantjes",
en als hij vertrokken is, sluit Leen achter hem
de deur.
Ze hadde'm (och niet geschole ',rnompelt ze in
zichzelf.terwijl ze naar ach teren gaat en bij de bed
stee gekomen fluisterend zegt: .,Manes! ze benne
wegf?Heeregod! wat 'n.jongc;hij .slaapt waar
achtig echt.?Manes! Manes!?Heereallemaclitig!
zoo 'ies heb ik nog nooit van me leve bijge
woond': ik zit voor hém in de rats (angst), en
hij slaapt." Zij houdt de lamp omhoog, zooclat
het licht op het gelaat van den waarlijk niet
onknappen jongen man schijnt en pruttelt:
Hij denkt zeker: 'k ben hier as kind in huis.
Hm!?(]an. heit ie toch ook 'n borrel opgehad,
anders was ie wel wakker geworde." Zij ziet
hem nogmaals lang en oplettend aan, neemt haar
iamp en gaat weer naar voren, terwijl zij zuch
tend zegt: 't Is toch persies mijn Hannes.
Eeuwig zonde, dat die jonge dood is gegaan."
Buiten slaat het vier uur!
Eenige van de jonges" zijn weer gaan liggen,
even alsof er niets was gebeurd, en _een hun
ner roept haar toe: Zeg! leg nou niet langer
te hannessen met die lamp. Ga liever lui
men: 't is nog geen dag."
Je kunt dus begrijpen dat ik, zoodra in de
kunstzaal van het Panoramagebouw de schilde
rijententoonstelling der XX geopend was, er heen
snelde.
Je weet natuurlijk dat de Vingtistcn »de groote
voorstanders zijn van den strijd der nieuwe ideeën
tegen de oude sleur en als hun innige overtui
ging uitspreken dat scholen verderfelijk zijn en
de artistieke vlucht belemmeren, zoodat ieder zich
door zijn eigen temperament laat inspireeren en
voortschildert zonder zich te bekreunen om de
angstige protesten van het publiek en de kinder
achtige vermaningen der kritiek", zooals zij zelf
in het voorwoord van den catalogus zeggen.
Vraag me niet hoe ik zelf ze vind. Ik wil als
leek geen oordeel vellen, maar zal je alleen
mededeelen wat ik zag en welke oordeelvellingen ik
hoorde van den betalenden criticus «publiek".
Vlak voor mij gingen een paar heeren naar
binnen, een kleine en een groote. De kleine had
zich. zeer warm en rood gemaakt in een gesprok.
waarvan hij alleen meester scheen en dat slechts
even door hem werd afgebroken, toen hij de
entrees nam en. zijn stok overgaf.
Gedurig nam hij zijn stroohoedje af, veegde
met een zakdoek zijn voorhoofd droog, blies zijn
wangen op en transpireerde van opgewondenheid.
Hij stoof regelrecht af op een der schilderijen
van Finch »Op den weg bij Mariakerke" en
terwijl hij zijn vriend toeriep: »Kijk eerst even
naar die goddelijke hooibergen, is 't niet of je
ze ruikt" wuifde hij zijn zakdoek heen en
weer. Als aemechtig van warmte en steeds druk
sprekend, nam hij plaats op een bank vlak over
de schilderijen van Finch: »Zie je, kerel, daar
heb je 't nu, is dat nu mooi of' niet hè? Straalt
de zon je daar nu niet uit tegen? Heb je dat
ooit in vroegere kunst gezien hè?" en meteen
gaf hij zich zelf zulk een stevigen slag op de
knie, dat hij bijna de bank afbihvipte" van
verbazing over zijn eigen kracht.
Kerel! 't is zoo heerlijk. Kijk me zoo'n ver
schiet eens aan, wat een diepte met die oneindig
heid van telegraaf palen. Donders! wat schuift
dat, hè? Wat is dat toch nieuw en mooi. Maar
jij" zich tot zijn vriend wendend jij zegt
niets."
De dikke, na zich mst de langzame
gemakkelijkhcid van een provinciaal eveneens op de bank
neergezet te hebben, had onder het radde praten
van zijn metgezel, met groote verbazing in zijn
heldere bruiue oogen, nu eens de schilderstukken
en dau weer den opgetogen bewonderaar aan
gezien.
Op het laatste gezegde van zijn vriend barstte
hij in een hartelijk en Inch uit en vroeg: »Wat zou
je willen hebben dat ik zei? Dat ik die hooi
bergen en die schapen c. s. allemachtig Icelijk
vind ?"
»Maar vent, ben je nou gek! 'f Is goddelijk! Ik
bezweer je toch dat ik hier gisteren twee uur
achtereen heb gezeten" antwoordde de kleine,
terwijl hij meteen weer opvvipte als een kanarie
van zijn stokje, .»'k heb ten slotte mijn blauwe
pince-nez maar opgezet, omdat die geschilderde
zonneschijn werkelijkheid voor mij was geworden."
»Nu, als ik aannemen kon dat jij waarachtig
twee uur achter elkaar kon stilzitten, zon il: b?st
willen gelooven dat door die schilderijen je oogen
begonnen te tranen; ze zijn er schel genoeg voor.
Maar vertel me eens, waarom staan die schapen,
die allemaal precies gelijke, gele ruggen en een
paarse schaduw hebbeu, in gewelde boter te
grazen? Moeten die soms botcrlammcfjes geven
en zou je nu heusch denken dat die artiest een
weiland met een weg heeft willen voorstellen?"
-Maar dat is immers gras >tont craché"; die
kleuren hoeft de schilder gezien toen hij de im
pressie van dat stuk land, door de felle zon be
schenen, in zich opnam."
Neen, vriend, maak nu een buitenman niet
wijs datje ooit kanariegcel gras, violette schapen
of een pimpelpaar.sen hemel ziet zooals daar
draai je eens om op dat stuk van Regoyos.
Enfin, die senor uit Spanje kan den goeden
menschen zoo iets nog wijs maken, maar om in
Braband zulke kleuren te zien, moet je lang heel
strak in de zou hebbeu gekeken of Daltonist".
zijn.
;>O, kijk eens hoe aardig." Omstreken van
Broek in Waterland door Jan Toorop", zei een
gebrild bakvisciije, zoo slank als een aaltje, tot
haar cavalier, '11 aspirant-dandy, die zijn laatste
morshes waarschijnlijk eerst kort geleden voor
zijn eersten Engelsche slobberbroek had
venvis
Hou jij je gemak maar, Scheele". 't Is voor
mijn de inoeile niet meer waard."
Waarom niet V"
't Is al over viore; over 'n uurtje mot ik toch
opstaan. Maar blijf jijlui maai- ligge; 'k /a!
water over hange, dan kan je 'n kom koffie
krijge."
Nou, (oe dan maar.- Hum! zeg, Leen: wisi
jij er van. dat ze de Schorre" zonen....?"
Ben je mooi gek? Dan zon 'k 'm immers
wel sliekum gowaarschouwd imbbe. Zeg! ken
je moeder Leen nou nog niet?''
Nou, maak je maar niel dik! We wel e
wel, dat jij niet baldovert (verklikt), maar 't
kon toch weze, dal je?'
Nee! zeg ik je, dat kan nooit woze! Ik
mot op goeie voel blijve met de prinserij (po
litie), dat begrijp ie, maar 'k heb nog nooit 't
bed voor jelui verschild (den boel bedorven).
hoor ie?"
Nou goed. hou je kop maar dicht; wc hinno
nou klaar wakker. Zet de lamp op tafel en geef
de kaartc," roept Arie, een ander, die ook geen
lust meer tot slapen heeft. De Scheele" eu ik
zelle 'n pamloerfje spele."
Daar doe jelui verstandig an, jonges; dat 's
beter dan met moeder Leen mot make; 'k znu
uit me humeuv komme. Daar pak au. dekaai'le."
As ik toch meedoe?" roept ouwe Sam.
Nou! as je niet loensch sokl (valsch
speelt).
God laat je gezond! ouwe S.im is 'n eerlijke
gabberd (kameraad)."
Ja! as ie niet op z'n vingers wortH gekcke!"
Daar heb jelui 't iampie; 'k heb nog'n end
kaars, daar zal ik dan 't wel mee rooie. Die
stomme weerlieht van 'n Schorre smijt m'u
mooie groole petcrléumlanip stuk. Nou lij
seld, tenminste hij maakte stappen alsof hij aan
het zakloopen was.
Och, zie eens Guillaume", ging ze voort, wat
is dat snoezig, net kralenborduursel, waar
gierstkorreltjes en gedroogde meloenpitjes tusschen
gewerkt zijn, o, dat maakt nog eens'n lief effect,
maar 't is 'n erg peuterig werkje hoor! Wat zou
het beteekeuen, Guillaume, schelpentuintjes ?"
Guillaume, die de klok had hooren luiden,
mompelde iets van »n gevibreerde vibratie van
'n pointilleur", en bracht de jongedame, die door
banden des bloeds of van iets anders, aan hem
verbonden scheen, voorbij de drio teekeuingen
van denzelfde artist, waarvan de kranige uitvoe
ring juist door eenige schilder* zeer werd geroemd
tot voor de »mooie schilderijen" van Henri
de Groux.
ȕloe vindt je ze?" vroeg fluisterend de kleine
bakvisch.
»'n Groene herrie!" antwoordde halfluid het
jonge mensen voor wien de natuur een oogen
blik sterker was dan zijn ontluikend dandyschap.
»Sst!!" fluisterde de jonge juffrouw weer terug,
angstig omziende of iemand dat onvoorzichtig
antwoord ook reeds vet nomen had. »Zoo iets moet
je nooit vertellen, zegt mama, voordat je ge
hoord hebt wat de kritiek er van zegt. De men
schen zouden anders deuken dat je er geen ver
stand van had. In het b. v. weekblad heeft onder
»Varia" gestaan: »de mooie stukken van de
Groux." Eu zeer luid sprak ze hardop, turend
door het kokertje dat ze van haar strak
geglaceerd handje trachtte te vormen: »Mooie stukken
van dien de Groux, hè? Erg mooi, hm!"
Terwijl ik eveneens naar die schilderijen stond
te kijken, gelijk (Jolumbus op zijn schip smach
tend om »iets" te ontdekken, kwam naast mij
een bejaard heer staan.
Vindt u die twee schilderstukken niet schoon?"
vroeg hij, terwijl zijn scherpe oogen met ecu
voorbijgaande looze flikkering erin mij doordrin
gend aanstaarden.
»Och," zeide ik. Hm ! wat zal ik u.-zeggen,
hm! nieuwe richting, niet waar? Honderd oogen
zullen er vijflig verschillende kijkjes op hebben."
De oude heer lachte sarcastisch. Heel ver
standige kritiek, zeer voorzichtig. Zeker ook
schilder?"
«Pardon, meneer?leek."
»0, ik dacht het omdat u zoo ... hm! Weet
u wat ?//,? geloof? Dat die mijnheer Heuri de
Groux een grapje met ons leeken maakt.
Hoezoo !
Wel ik heb zoo'n idee, dat hij, wanneer de
expositie gedaan is, en de critiek zijn werk heeft
geprezen of gelaakt, eensklaps uit don hoek komt
met een: »Siiep uit, sliep uit! 't Was geen schil
derij, maar een verfknoeiselije van m ij u kleine
broertje, ik heb jelui allemaal eens beet gehad,
critici zoowel als publiek.'
Maar mijnheer! dat 's een suppositie die. .."
s.Iuft'rouw Bloem, mag ik even het genoegen
hebbeu om me zelf aan u voor te stellen: »Ik
ben Zoo en zoo, redacteur van Dat cu dat," sprak
een heer vóór mij tot een bekende schilderes, en
met de voortvarendheid van een journalist ging
hij voort : »Hoe vindt u die dingen van de Groux?"
De dame trok een mondje alsof ze zr-ggeii v.'ou :
»'t is nog nooit zoo bedenkelijk geweest", en van
haar lippen klonk het: »Ja, itc vind ze teu minste
niet mooi!"
Nu verbeeldt u, en van Temperen, de criticus,
noemt dat uu >mooic" stukken, kunt u je zoo
iets begrijpen. Ik geloof, dut zóó te .schilderen
niets dan aanstellerij is."
Bij het noemen van des criticus naam was het
gezicht der schilderes eensklaps veranderd als in
een muséc tintamaresque, nu die van Temperen is
dan ook een erg bar heer, ;>die maagden noch
vrouwen ontziet" en snel liet ze volgen: »Xeen,
aanstellerij is het zeker niet, eu als van Temperen
ze mooi vindt, dan zit er ook zeker wel wat
in. Als ik ze leelijk vindt, dan komt dat natuur
lijk alleen doordat ik het mooie nog niet kan
zien."
»O, geveinsdheid, uw naam is vrouw''! dacht
ik, vrij vertaald.
;>Als die redacteur niet zoo gauw met zijn
criticus op de lappen was gekomen, had je wel
wat anders gehoord, maar 'l i.s een diplomatiek
rotje!" mompelde de grijze heer naast me.
Kolossacl aerdig," zei een heer met een zeer
aristocratisch lispelen in zijn stem, tot zijn vriend,
»je moet die boerenkool in dat -?Landschap" es
goed uaelezen Henri, dan vind je er waerachtig
jijlui de lasl 'r van. Jijlui mol zorge, dat 'k
'n nieuwe krijg, boor!"
Wij? Ben je mal?" roept de Scheele,'' die
de kaarten schuilt.
Wis en waarachlig; dan doe jelui maar
j botje bij botje: 'n lamp mot 'k weerom hobbe."
j Sam zal d'r wel een voor je gappe," lacht
i Arie.
Overwat mot jij ouwe Sam voor 'n
matwieger (dief) lumwe?"
Speel op, jood! klavcrc (roef?eu Kou je
wafl'el."
Maar as jij toch zeit, as dat..."
,Dal je '"n lampgappc mol, ja! TroeChecr."
Maar bij mijn gezond! as 'k toch een eer
lijke koopman ben; jijlui zouü'u mens z'n
naam slecht make.!"
Slik! L)ic slag is voor mijn. Nou jij,
Sam."
Schoppe-drio! Maar 'k laaf, me als Inch niel
zegge, asdal. 'k e<'n gaimef beu. Scheole."
^Speel op klets niel. 'k Heb 'i aas."
Kn ik de vrouw. 'k Heb als nooit gctuchl,
i (gezeten) zie je?''
{ , Ma tik .je nief kwaad. Sam! '( Is jou schuld
l immers niet, dat zi: je nooit treii'e verschilt (op
j de daad liclrapl) hebb». Arie spoelt op."
Jijlui, Innlemalocliem (.joden), beul Ie
goocliem, hè?" lacht Arie. on terwijl hij de kaarten,
die hij in de band houdt, neorwerpt, roept hij
luid: Pandoer !"
Wal 'n massel (geluk)-"
,,Ja! dats geen sjiek voor jou bek."
Wat doet Sam mei spek? Onkauscher goed,
ba!"
Hul je maar 'n half pondjo, vrome man.'"
God zegen' jelui! maar je bint mooie
jonges.. Alijn! ik kan wal van jelui vele: Sam
nog een arcaedisch paertje ook in hae, hae, une
paege d'aemour iu de bietste rnodekleur."
»En onder aan den linkerhoek, eeu gezicht dat
zijn tong uitsteekt, tegen het Leven waarschijn
lijk, 't zal toch geen filiaal van den Volenwijk
zijn?" antwoordde Henri.
»Die >>Ophelia" is zeer realistisch opgevat" sprak
een ander, »je kunt uit haar opgezwollen lichaam
zelfs tennaastcbij den tijd bepalen dien ze
ondelwater is geweest".
»En die halfvergane witte Cupido" viel de naast
hem staande in de rede, »die als eea vlieger ia
de boomen is blijven hangen, wijst er treffend op
»dat het de liefde, helaas! de liefde was, die haar
zoo ver heeft gebracht". De beteekenis van die
verschoten pauw in een boom is minder duidelijk
of het moet op voorbijgegane pracht eu schoon
heid wijzen."
»'t Is schande heeren" zei trillend van drift
een jongmensch met een pince-nez eu een uiter
lijk alsof hij nog al met zich zich zelf iu zijn
schik was, om kunst zooals deze beide doeken
haar uitdrukken, op uw wijze belachelijk te
maken. Maar boe komt dat ? Omdat u verwend
bent door schilders die zooals de meesten
nog doen de dingen weergeven zooals ieder
gewoou mensch ze ziet. Wat u zoo belachelijk
toeschijnt zijn de worstelingen van groote genieën
die onbetredeu wegen zoeken om tot hun ideaal
te geraken."
»Ja, wat u daar 't laatst debiteert staat ten
naastebij in het voorwoord van den catalogus,
maar u zult zeker denken, de meeste lui lezen
dat niet", klonk liet ijskoud voornaam uit den
mond van mijn ouden vriend terwijl hij zijn
scherpe kalme oogen op den driftigen spreker
richtte. »Maar ik zou u wel willen vragen
waarom artisten die alleen gewaardeerd kuuueu
worden door menscheu die «ongewoon" zien
kunnen exposeereu voor ecu publiek waarvan het
meorendeel toch »gewoon" ziet?"
De gevraagde antwoordde iets van
aonverschilligheid en opwekking, publieke kunstzin ea ver
edeling", maar heel duidelijk v/as ziju antwoord
niet.
»De Groux c.s. schijnen bij u ook al geen
genade te vindeu," zei ik tot den ouden heer,
»maur hoe vindt u dan die stukkeu van Vogels,
die Clirysauthèmes" »vau Anna Boch eu dat
Koren" met zijn fijne grijze lucht er boven van.
Vau trijilonck."
»Ik zon me er nu at' kunnen maken mat uwcritiek
van daareven " gaf hij met een glimlach ton
antwoord, -maar ik zal rondborstiger zijn en u
bekennen, dut voor mijn ^gewone" oogeu -Het
dorp Boendaal" en .>Aan den Woudzoom" uitste
kend zijn, al mogen ze dan ook iets »oiiafs"
hebben en voor de afmetingen van onze
hedendaagsche vertrekken niet berekend zijn. Die asters
van Boch en vooral haar »Kopje" vind ik ook
zeer goed en dat >Koren", bijna beclemaal met
het tempermes gedaan, bepaald mooi. Jammer
dut die Grijsaard" zoo allemachtig nieuwsgierig
is dat bij over den beiicdeuraud van zijn omlijs
ting heenkijkt. Maar die vrouwenfiguren van
Georgc Lemmcn daarentegen zijn baar
>vereeuwiging" werkelijk niet waard, 't zijn letterlijk ont
haarde apen. Zijn Oliiantcndrieling is beter.
Die buste iu pleister van Dubois eu
die-Bedclaarster" met een pince-uez van Hops vind ik
beiden even knap gedaan eu even zwartgallig
om aan te zien.
De herinneringen aan Londen" had
Schlobacli wat mij betreft, gerust kunnen vergeten,
't beste vind ik nog die dame zonder onderlijf"
met haar grijze mikado om den hals. Zijn stuk
ken zijn geen reclame voor de vaak geprezen
Kiigelsche ..beantie.s" dunkt me. Hoe verstandig
dat vau Rysselberg'he een scheepje heeft
geteckeud in »Hooge zee". Xu begrijpt je ook zonder
catalogus dat het niet anders dan eeu zee kau
zijn, want in geen enkel werelddeel zul je haar
ooit zóó in natura zien. Maar och, voor het on
mogelijkste schilderij is tegenwoordig een afdoend
excuus; 'n uieuvve richting. Dat gaat altijd op
niet waar?"
't Speet me dat ik afscheid vau mijn kalmen
prater moest nemen, maar 't was meer dan tijd
om te gaan.
Bij den uitgang stond een oud man, een
schilder die nog nk-t vergeten is nH'tec-n somber
gezicht te luisteren naar een jongere die opge
wekt tot hem sprak.
Onder het voorbijgaan hoorde ik den bejaarden
artist zeggen: »Ocli, ja, jij hebt gelijk datje
weet wie 't zeit! Daar, nou is ruile troef en
ik kom uit, met hurle-vrouw."
Harte bij. Zog, Sam. geel'je 'n rondje?
Pandoere zonder een spaan (borrel) gaat niet.
Leen, kom ereis bier! Li ooi'os 'n likkio klare;
'k beb zoo'n kinderachtige smaak in me mond.
Sam betaalt."
Ik betale? Blijf gezond, 'k beb de dalles
(armoeil), geen inoos (geld), hoor je?'
Nou,'' zegt Arie, dan drinke we op de lat.
Leen weet wel, dal we d'r voor geen kivikerlje
(borrel) bedibbei'o zelle."
Mijn ook n," roept een stem uil^ 't half
ilnisliT. l'Aen omziende, lacht de Scheele:
7/>ó, gi-oeuc Kaffer, bon jij nok nog wakker?"
Ja. 'k ben zoo flauw.1'
Dan mul je een pielsie bitier in ie
pioreverlakker neme," /egt Arie, en terwijl bij do
ktitirlen schuilt en daarna rondgeeft. vervolgt hij:
Leen! d'r is nog een liefhebber voor ja.jirn
(jenever). - dal uióuwkoopie daYir op den grond."
Non! 'k zal jelui maar 'reis
rredeleere,'\antwoordl Leen, d'ie bij 't licht der kaars bezig is
om op een polroleumloeslel water te koken.
Ik zei jelui be-dione naar je staal." Zij schenkt
vier glaasjes vol en deell ze rond.
't Begint te schemeren buiten; uit de verte
kraait een haan, en terwijl Arie zijn borrel
uildrinkt, vraasthij lachend: Hoor je 'm. Scheele?
Dat 's''I. baantje vau den melkboer uit <le
Uijk.slraat. 't Wordt dag. Schoppe is Iroef!"
(Wordi vervolgd).