Historisch Archief 1877-1940
Na. 623
I>E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
lacht, maar mijn oogen doet het zeer om aan te
zien. 't Is me of ik een vrouw, die ik mijnheele
leven lang heb vereerd en liefgehad, nu tot spot
van iedereen zie loopen met caricaturen, die men
haar op het kleed heeft gespeld.
t.t.
DAXDOLY.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Het geheim van een huurrijtuiq.
Gelukkig begint het er aan onzen tooneelhemel
weer wat helderder uit te zien. De Koninklijke
Vereeniging Het Nederlandsen Tooneel" blijft
ondanks alle hitte den koninklijken weg bewandelen
en begon jl. Zaterdag haar zomer-carapagne in
den Fransche-Laan-schouwburg met Fédora", het
Lekende en door hare artisten zoo uitstekend ver
tolkte drama van Victorien Sardou. Vérder gaf zij
deze week reprises van De blauwe grot" en
Rooie Hannes" en zal zij ons eerstdaags in de
gelegenheid stellen, kennis te maken met Villa
Blancmignon", een hier nog nimmer vertoond
blijspel, dat n te Parijs n in Berlijn grooten
opgang maakte.
En ook andere schouwburgdirecties gaan het
gedurende den laatsten tijd bewandelde pad ver
laten. En in den Salon n in het Grand Théatre
n bij het Ned, Tooneel is men bezig met het toilet
van de SdLOonrmkmtt" (Belle-Maman), bet nieuwe
bhjspel van Victorien Sardou en Raymond Deslandes,
dat een paar maanden geleden voor het eerst te Parijs
werd opgevoerd en daar zulk een succes behaalt.
In den Salon zal zij reeds Maandag hare opwach
ting maken.
Inmiddels gaf men daar deze week reprises
van Janus Tulp" en De twee weezen", en
brachten de heeren van Lier een noviteit voor
het voetlicht, nl. Het geheim van een huurrijtuig",
zooals het programma zegt, een drama in acht
tafereelen, naar het aangekochte oorspronkelijk
Engelsche handschrift Tlie mystery of a hansom
cab, van Arthur Law en Fergus Hume. En de
gebroeders van Lier toonen hun publiek te ken
nen. In de eerste plaats zorgden zij, dat reeds
eenige dagen te voren zijn aandacht getrokken
werd door een in schrille kleuren gedrukte plaat,
waarop men in een hansom een heer ziet zitten'
om wiens mond een doek gebonden is. Natuurlijk'
miate deze bare uitwerking niet en al spoedig
herkenden de trouwe lezers van Het Vliegend Blad
in dien gemuilbanden heer Oliver Why'te, een der
helden van den roman Een snipper papier", die
daarin ten vorigen jare als feuilleton voorkwam.
Reeds daardoor was het pleit zoo goed als ge
wonnen en de verdeeling der tafereelen (1. De
misdaad. 2. De bekentenis eener stervende moe
der. 3. De verdenking. 4. De arrestatie 5. Do
ontdekking. 6. De wraak. 7. De ontvluchting.
8. De ontmaskering), die daaronder volgde,
deed het overige. Jl. Zaterdag was het
GrandThéatre dan ook bijna te klein om de van alle
kanten toestroomende nieuwsgierigen en
kijklustigen to bevatten. Wat ons vooral had aange
trokken, was de omstandigheid, dat, alweer volgens
die aanplakbiljetten, bijna het geheele personeel
der heeren Van Lier er in zou optreden.
Op handige wijze hebben de heeren Arthur Law
en Fergus Hume uit den ten vorige jare te
Melbourne verschenen seiisatieroman, die bij duizenden
en duizenden verkocht ia, een drama weten te
trekken, dat het groote publiek van het begin tot
het einde boeit en doet meeleven. In enkele
opzichten hebben zij den roman eenigszins ge
wijzigd en o. a. de daarin voorkomende verwikke
lingen tot een bevredigender oplossing gebracht.
door Mark Frettlby geen zelfmoord te doen plegenj
maar hem, zij het dan ook willeloos (als slaap- l
wandelaar) te doen meewerken tot de ontmaskering '
en gevangenneming van Roger Moreland, den
schurk uit het stuk.
De vertaling scheen ons toe niet overal even
gelukkig te zijn. Uitdrukkingen als het sluit als
een boek", iemand met een zaak in Ac* verband
brengen", bedreigmiddel" enz., klinken niet erg
mooi en men moet al bepaald volbloed Amster
dammer zijn, om geen aanstoot te nemen aan het
telkens en telkens weer herhaalde: voor zooveel
jaar, zooveel maanden geleden".
Eén opmerking nog mag ik niet achterwege
laten. De uitspraak van het Engelsen bleek voor
de meeste acteurs een groot struikelblok te zijn;
dezelfde naam werd door verschillende personen
ja soms zelfs door een en dezelfde, op verschil
lende wijzen uitgesproken, iets wat natuurlijk
gebrek aan leiding op dit punt verraadt. Zoo werd
b.v. door velen van Madge, mets gemaakt.
Over de vertolking valt niets dan goeds te zeg
gen. In de eerste plaats dienen de heeren Bouw
meester en Veltman genoemd te worden. Had de
eerste ditmaal geen gelegenheid ons zijn talent
in het weergeven van scherp geteekeride, verheven
of lage _ hartstochten te doen bewonderen, des te
meer wist hij ons doft1 zijn welberekend stil spel
te boeien.
Het optreden van den hoer Veltman is voor
hem reeds een triomf. Zoodra het publiek maar
het puntje van zijn neus ziet, wordt het reeds
rumoerig, en wanneer hij zijn verradeiiijken slag
geslagen heeft of ten slotte ontmaskerd wordt
bereikt do geestdrift haar toppunt. En die toe
juichingen zijn alleszins verdiend door het juiste
en steeds volkomen gemotiveerde spol van 'dezen
kunstenaar, die dan ook in de rol van Roger
Moreland opnieuw blijk gaf, dat, ondanks het
klfmmen zijner jaren, zijn talent nog onverzwakt blijft.
Van de dames tradon mevrouw
Albrccht-Engelman, Van Rossum en Poons-Van Bione het meest
op den voorgrond.
Als de babbelachtige, vinnige mrs. Sampson, de
huisjuft'rouw van Brian Fitzgeiald, had mevrouw
Alhrecht de gelegenheid ons de beste zijde van
haar talent te toonen en de scène tusschen haar
en den detective Gorby in de spreekkamer der
gevangenis was een waar juweeltje.
Mevrouw van Rossum leverde, zoowel wat grime
als spol betreft, een uitstekende creatie van moeder
Guttersnipe, de vrouw, die door den drank en door j
hare_lage hartstochten al dieper en dioper gezon
ken is, in wie alle betere gevoelens verstikt zijn
en die zich bijna in niets boven liet dier verheft.
' j
De rol van Sally Rawlins, de kleindochter van
moeder Guttersnipe, het meisje, dat ondanks den
verpestenden invloed van hare omgeving toch rein
gebleven is, werd door mevr. Poons-van Biene op
bevredigende wijze vertolkt. Zij oogstte dan ook
een goed deel der niet gespaarde toejuichingen
in, vooral ook omdat zij het is, door wier toedoen
ten laatste de schurk ontmaskerd wordt.
Al de overigen, vooral de dames Ellenberger,
van Beem-Kapper en André-Meeuwisson en de
heeren Smith, Malherbe en Jurgens, werkten
mede om de voorstelling goed van stapel te doen
loopen.
De regie en tooneelschikking waren zeer vol
doende.
LE PREMIER BAISER.
De geestige chroniqueur van Figaro, Caliban",
heeft deze week met zijne collega's-journalisten
geschermutseld Van Caliban" was, onder zijn
eigen naam, Emile Bergerat, in de Comédie
Franfaise een stukje in n bedrijf opgevoerd, Le
premier laiser. De critici verklaarden als uit n
mond, dat de bedoeling des schrijvers hun niot dui
delijk was, en het publiek onderschreef dit oordeel.
Caliban zette in Figaro het denkbeeld verder
uiteen, paste op zijn critici, met een eenigszins
indirecte zinswending, maar toch duidelijk, het
woord imbéciles" toe, stelde voor, dat men in
't vervolg do journalisten eerst tot de tweede
voorstelling zou toelaten, opdat zij het publiek niet
meer in verwarring zouden brongen, en beweerde
dat een plattelander uit den achterhoek van
Bretagne begrijpen zou, hetgeen voor de intelligente
Parijzenaars duister was gebleven. Sarcey ant
woordt, .dat het jammer is, dat Bergerat dan do
zaal niet heeft kunnen vullen met Bas-Bretons, en
voegt er bij, dat na Caliban's uitleg het stuk hem
nog niet veel duidelijker is. Jules Lemaitre zegt,
dat Caliban's cxplicatiën ongeveer overeenkomen
met hetgeen hij zelf er ook achter gezocht had,
maar komt nu ook weer met zijn bezwajren.
Het comedietje loopt als volgt: Mevrouw de
Razbel is als weduwe achtergebleven met een
dochtertje, nog een baby. Haren man, een onaan
genaam personnage, heeft zij slechts weinig be
treurd ; zij heeft zich getroost met het gezelschap
van den heer Henri de Montagne, haar buurman
buiten, een zeer gedistingeerd man. Toen de kleine
Violette zeven jaar was. begreep Henri dat zij
te verstandig werd en verliet de buurt van mad.
de Razbel. Violette intusschen groeide nog verder
op; toen het tijd werd om haaruittehuwelijken.stelde
men haar den heer Alban de Mortagno voor.en diens
oom, de heer Henri, komt hare hand vragen voor
zijn neef. Maar Violette herinnert zich plotseling
den vroegeren huisvriend, en eenige détails, nu
plotseling door haar gecombineerd, doen haar alles
begrijpen. Zij vlucht vol verontwaardiging en
schaamte en wil, als hare moeder haar onder
vraagt, geen enkel woord antwoorden. Geen
redeneering helpt; eindelijk laat men haar eenige
oogenblikken alleen met Alban; deze vraagt haar
een kus, zij weigert; hij neemt toch den kus,...
en het meisje heeft nu het leven en de liefde
begrepen, en stemt toe in het huwelijk.
Men vindt deze opeenvolging van gevoelens in
het hart der Backfisch wat zonderling, on Caliban
gaat nu aan hot verklaren:
Violette blijft onverbiddelijk voor don minnaar
harer moeder, toch een goedhartig en
edelaardig man. en die haar aanbidt, omdat zij, in het
eerste gedeelte van het stuk haren bruidegom
alleen verstandelijk bemint, als christelijke maagd,
volgens de symbolische boeken die mon haar heeft
doen lezen. Onder Alban's braridendcn kus ont
waakt zij nu tot het werkelijk leven en dus tot
zijne ellenden. Zij zal geleden hebben, de natuur
wil dat, en de smart brengt de vergiffenis mede.
Alban, een kind zijner eeuw, die tiolla gelezen
heeft, neemt het eenigzins gewaagde, maar zekere
middel te baat, om deze onhandelbare pop te
overmeesteren. Il veille la béte, en de vrouw is
ontstaan."
Er moet in dien kus heel wat geweest zijn,
vindt Sarcey, en met dat al verheldert de uit
legging niot veel aan de quacstie. Jules Lemaitre
gaat verder, en zet de puntjes op do i. Twee
punten maken dat de zaak voor dca hoorder
duister is. Voor een romanlezer had men dat
met vernuftige analyses kunnen voelbaar maken,
maar op het tooncel is het niet uitgelegd en kan
niet uitgelegd worden. De twee punten zijn:
1. Als Violette de Razbel zich verbeeldt, dat haar
moeder de maitresse" van den heer de Mortagne
is gewoest, weiken zin hecht zij dan aan dat
woord ? Vindt zij het alleen romanesk onbehoor
lijk dat hare moeder tweemaal haar hart" heeft
weggeschonken, of heeft zij cenig denkbeeld van
de werkelijke beteekeuis van het feit V En '2e:
Is Madame de Rasbel enkel de Mortagne's sym
pathieke vriendin geweest, of zijne feitelijke
iraitresseV De laatste vraag wil men op het tooneel,
waar men roet de levende personen kennis maakt,
gaarne beantwoord hebben, om daarnaar de mate
van waarschijnlijkheid der toestanden te
beoordeelen; en wat de eerste betreft, met Violette's
voorstellingen hangt geheel de wondcrkracht van
dien eersten kus" samen, die haar doet
omkeeren als een blad op een boom.
De rol van Violette wordt gespeeld door Mllc
Reichemberg: die van de moeder deor Mad.
Pierson, Henri en. Alban door do II1I. Leloir en
Le Bargy.
dergelijke vragen een afdoend antwoord
moeielijk misschien onmogelijk is, maar beweer
dan ook, dat, zoolang dat antwoord niet gegeven
wordt, een werk niet volledig kan genoemd wor
den. Trouwens de verwarring op muzikaal
versieringsgebied is ontzaglijk. Elk componist
houdt er gewoonlijk min of meer zijn eigen sy
steem van tcekeus op na, waarvan de verklaring
dikwijls natuurlijk sleehts problematisch juist
kan zijn. Zoo bestaat er groote oneenigheid op
het gebied van »pralitriller" en »schneller". Het
besproken werkje noemt deze twee identiek,
maar deze opvatting wordt Jang niet al
gemeen gedeeld. Sommigen zien n.l. in den
schneller eene versiering, bestaande nit een kor
ten voorslag, die gevormd wordt door hoofdnoot
eu bovensecondc en die niets van de waarde van
de versierde noot wegneemt, en in deu pralltriller
eene splitsing van de noot in twee doelen, liet
eene bestaande uit de min of'meer snel gespeelde
hoofdnoot en bovenseconde, het andere deel uit
de nog overblijvende waarde. Zeker is het, dat
deze twee soorten van versiering uit elkaar die
nen gehouden te worden, daar men niet overal
met laatstbedoelde soort volstaan kan. (Zoo zou
men in het 2e thema van het Ie Allegro der
«Sonate pathétiqne" van Beethoven eene achtsten
triool krijgen! Hier is dus waarschijnlijk de
schneller de voorslag bedoeld. Men zou
eigenlijk den pralltriller. behalve in zeer snelle
tempi, waar hij onvermijdelijk is, wel eens voor
altijd kunnen afschaffen, daar hij gewoonlijk niet
vee! anders doet dan het rhytmns benadeelen,
overigens zoo stijf is als de tijd, waaruit hij
stamt). Rest nog de vraag, welk teeken de schneller
moet hebben. Sommigen geven hem nu ongeluk
kigerwijze het teeken, dat reeds voor den
»mordeut" dient, welk laatste teeken sintsdien dus
ook al niet meer vertrouwbaar is.
Het is dus maar goed, dat in onzen tijd de
liefhebberij voor dat geknutsel met versieringen
er grootendcels uitgaat, daar wij anders op een
goeden dag zooals eertijds de »Hoeksche en
Kaheljauwache twisten" nog eens een oorlog
tusschen de praltriller-inannen en de
schnellerkerels mochten zien uitbarsten. Voor die con
sciëntieuze spelers echter, rüe liever zouden ster
ven dan met bewustheid een triller van Bueh
zonder bovensecomle beginnen, kun dit werkje
een bron van zielsrust worden, en prijs ik het
dun ook gaarne aan als een aardig vraagbnnkje
voor velen.
Nog een opmerking, nl. omtrent trillers. Moet
een »lange triller" altijd een nashig krijgen?
Waarom schrijft Beethoven dan sommige zijner
trillers in de C dur sonate, op. ">3, Ia.-U.-ite ge
deelte, met naslag en andere, die geheel in de
zelfde omstandigheden verkeeren, ;.<w/."T? 11:
gei loof zelf' aan omissie hier, maar vraag dan toch:
j wie durft, bij de aanwezigheid van dergelijke
voorbeelden, nog vaste regels stellen ? Verder
vraag ik: hoe te doen niet .ilange trillers", die
in de hoofdnoot zelve en op een zwak maatdei-l
oplossen'? Men zie den triller in de groote Bes
dur Sonate van Beethoven, op 100, eerste Alle
gro, g dur passage. Moet deze ook een naslag
krijgen? M. i. niet; een naslag zou bier den in
druk van een bijzonder leelijk aanhangsel maken.
Zonder naslag hangt de/e triller in de lucht,
maar met. naslag wordt hij een misgeboorte.
Men ziet dus : geen regel zonder uitzonderingen,
en geen boek ter wereld, dat in alle mogelijke
gevallen kan voorzien.
Het werkje, dat 48 bladzijden telt, is netjes
en duidelijk uitgegeven bij de iinnn N. J. Boon,
alhier.
30 Mei. F.
NIEUWE UITGAVEN 01' MUZIKAAL
GEBIED.
/Theorie van de Muzikale Versieringen (orna
mentiek), naar het Koogduitscli vun Dr. Ilugo
Kienumu, bewerkt door Corii. Iniüiig J r."
Uit werkje kan velen, die op liet moeielijke
terrein van de muzikale versieringen hulpeloos
ronddolen, op den rechten weg brt-ngen. Even
wel niet in alle gevallen, b.v. in dat van den
: dubbelslag". Wie bepaalt den graad van snel
heid van een tempo, waarin de dubbelslag, ;L zij
volgens het laatste noten-voorbeeld op pag. 'S>,
of' volgens dat op pag. 20 uitgevoerd moc-t wor
den? Welke zijn voorts de ./harmonische redenen"
(pag. 27), die de uitvoering van den duH>el>lag
nieue bepalen? Ik weet wel, dut op de/e en
EEN PORTRET NAAR REMBRANDT.
In het atelier van onzen verinaarden etser P. J.
Arendzcn, Parkweg bij het Concertgebouw, was
ons dezer dagen een buitengewoon kunstgenot
gegund. De heer Arendzen voltooit er de
teekening die hij in Buckingham-Palace gemaakt heeft
naar een stuk van Rembrandt, het portret eoner
jonge vrouw. Deze teekcning, op dezelfde grootte
als het origineel, is bestemd om, ecu weinig ver
kleind, in ets gebracht te worden; daarna gaat
zij naar Londen, naar con Engelsen kunstliefhebber.
De naam der jonge vrouw is niet bekend, het
stuk is in het begin dezer cenw uit de collectie
van Lord Townscnd in die van Buckingham-Palace
overgegaan, do lieer Arendzsn meent dat zij
tot de familie De Bas moet behoord hebben, waar
van Rembrandt portretten maakte, en waar een
dochter Eiisaboth was, wier portret men niet
heeft. Het btuk heeft iets wonderbaar aantrekke
lijks, zoowel voor den leek als voor den kunstenaar.
Het jonge meisje, blond, met donkere oogen, heeft
een eenvoudig, vriendelijk en verstandig gelaat,
uiterst sympathiek, zonder oen zweem van trots
en toch vol kalme waardigheid; zij beeft nooit
eenigo zorgen gekend, maar ook nooit eenig verdriet
verdiend, on zal ongetwijfeld later, als patricische
huisvrouw even kalm haar plichten waarnemen
als zij thans, als patricische jonkvrouw deugdzame
genoegens geniet. Haar kleed, een zwaar
tluweelen overklced met wijde breede mouwen op een
satijnen keursje en tabJicr, verbergt schijnbaar alle
lijnen van arm en taille, de groote driekante
halsdoek, waarvan de punten, met kant omzoomd,
haar op de borst vallen, onttrekt geheel den
vorm van hals en schouders aan het gezicht; te
verwonderlijker is het dan, dat het slanke der
gestalte, het elegante van den arm, het gc
vcnredigde en onbewust gracieusc der geheele figuur
terstond in het oog valt. Het stuk kon bijna niet
eenvoudiger van compositie zijn, men ziet het
meisje recht en face, de beide punten van den
doek hangen bijna evenwijdig neer, de eene hand
draagt een half geopendcn waaier van paarlemoer
en kant; op de borst heeft zij n kleinood, een c
soort van broche, met iets als eene keizerskroontje
gedekt, en toch maakt het geheel den indruk
van iets buitengewoon rijks en kostbaars; het is
do harmonie die uit alles spreekt en den toe
schouwer imponeert. Wij nemen aan, dat het
oorspronkelijke dit alles heeft, omdat de teekcning
van den heer Arendzcn dit alles ta zien geeft; het
mollige gedistingeerde van den toon, het zacht
overgaan der nuanceeringen, het maagdelijke en
reine der gebeele figuur. Men kan zich voor
stellen, dat Rembrandt naar uit model, cii
Arendzen naar Rembrandt, met voorliefde ge
werkt hebben. De etser had zich op een dar
Londensche Art-exhibitions, waarbij de koningin
dezen Rembrandt te leen had gezonden, door
het stuk bijzonder aangetrokken gevoeld; hfl
verzocht verlof, er de bewuste teekening naar te
maken, en ontving men weet hoe de Engel
sche tijdschriften en kunstcritici hem steeds waar
deeren zonder moeite eene kamer in Bucking
ham-Palace tot zijn inschikking. Hier toekende hjj
zes weken; thans teruggekeerd en weer sedert
eene maand in Amsterdam aan 't werk, hoopt hij
binnen eenige weken, als men hem niet al te
veel ophoudt, de teekening gereed te hebben.
Dan komt er een ets van, op het formaat van
zijne etsen van mijnheer en mevrouw Sis,
die door de firma Buffa in den handel worden
gebracht. Het is een genot, de fijnheid van toets,
de techniek van kleur en stof en vooral liet arti
stiek gevoel, voor het weergeven van zulk een
werk vereischt, na te gaan.
GOED NIEUWS UIT MUNCHEN.
Onlangs Maart 1889 verscheen er in een
Beierschdagblad: MunclicnerneuesteNaehricliten,
een zeer opmerkelijk artikel.
De auteur schreef er Niederlander und
Wollonen" boven.
Terstond blijkt het, dat men ons zal bezig hou
den met onze Zuid-Nederlandsche stamgenooteu
in België, met ons zelven en met de Walen. Het
is niet onnoodig, dat op dit oogenblik in
Nederlandsche dag- of weekbladen de aandacht op de
belangen van Noord- en Zuid-Nederland geves
tigd worde. De Belgische klerikale Vlamingen,
doen sedert eenige jaren hun best te bewijzen,
dat er eigenlijk geeno Nederlandsche spreek- en
schrijftaal bestaat, maar, dat men in ons Neder
land, en dosgclijks in de Zuid-Nederlandsche pro
vinciën in België, een paar honderd oude dialek
ten spreekt, zooals b.v. in Pommeren, Holsteinen
Oost-Friesland. Van eene Nederlandsche taal- en
letterkunde, van eene taaleenheid in de groote
dichters Vondel Bildcrdijk Da Costa
Ledeganck willen deze heeren niets weten, voel min
der van Nederlandsehe taalleer, Nederlandsche
woordenboeken, NederlandscJte spelling.
Op het letterkundig congres te Brugge zag ik
in 1884 een geestelijke opstaan ik meen, dat
men hem Pastoor Vorriest noemde. Toen ik hem
aanzag, voelde ik onwillekeurig belangstelling.
Aangenamer, waardiger, vriendelijker blik dan
Pastoor Vcrriest in het rond sloeg, kan men zich
nauwelijks denken. Zijne stem klonk als eene be
moediging en vertroosting in inftnite. Maar toen
moest ik hooron, dat deze spreker, met sterk
West-Viaamsch dialekt. vroeg:
Bestoat er iene Nederlandsche toale? Woar
is zij cigenlicke? Woar de toaUeere:1 Woar woor
denboeken?"
Het geheim van dit abracadabra was eenvoudig,
dat; do Wcst-Vhiamsclie klerikalon eene
zoogenocmde West-Vlaamsche beweging in het leven
hebben geroepen, om te kunnen volhouden, dat
men in Vlaanderen geene aansluiting behoeft met
do-Noord-Noderlandsehe stamgenooten. En de goede
man vergeet, dat in Noord-Nederland een en drie
kwart millioon Noderlandsclie katholieken leven,
die prozaschrijvers, als Albordingk Thijra, Nuyens
en Brouwers, dichters, als Schaepman, bezitten, en.
die zeer ongaarne tot de heerlijkheden van het
West-Vlaamsche particularisme zouden bekeerd
worden.
Dit verschijnsel, gevoegd bij het feit, dat men
sedert het laatste congres te Amsterdam (1887)
nog geen woord hoort spreken van een volgend
congres in België, terwijl de talentvolste en
ijverigsto Zuid-Nederlanders zich nu bijna uitsluitend
wijden aan het door Dr. Max Rooses in 1887 ge
stichte 'J'atilrcrbond, geeft stof tot beduchtheid,
dat heel de arbeid vau twintig congressen (1849
1889) gevaar loopt in rook te vervliegen.
In dezen stand van zaken schijnt het niet over
bodig de aandacht te vestigen op het oordeel in.
Duitscliland, en wel te München, onlangs uitge
sproken over dit belangrijke onderwerp. Er werd
in Maart jl. eene vergadering gehouden van het
Verzin zu Frluiltung des Deutacltthums in
dus Ausland, en bij deze gelegenheid heeft de
secretaris van het Verein, Dr. Max Lossen, zeer
opmerkelijke dingen gezegd over soord-Nederland,
over do Vlaamscbe beweging, over de houding
van Duitscliland tegenover beide.
Ik breng ze onder de oogen onzer lozers, om er
bier en daar een kort critisch woordje aan toe
to voegen.
De Duitsche redenaar vatte aan het slot van
zijne voordracht de uitkomst saam in de volgende
stellingen:
I. Men moet voor altijd het denkbeeld laten varen,
,,dat de Nederlandsche taal ooit voor de Duitsche in
Holland en Belgiëzou kunnen plaats maken of'in het
Duitscu zou kunnen versmolten worden. Dit
denkbeeld wordt evenwel soms uitgesproken, daar een
geleerde als Jacob Grinim. van de mogelijkheid
heeft gesproken, dat het Nederlandsen in het
l )uitsch zou overgaan,en daar enkele Duitschgezindo
Belgen wel eens, uit vrees voor de veroveringen
van liet Fransch, den raad gegeven hebben de
Duitsche taal in Vlaanderen aan te nemen. Een.
volk, dat eene zoo schitterende geschiedenis heeft
als het Nederlandsche on eene zoo rijke Letter
., kunde, zal evenmin zijne taal verzaken als de
Portugoezen of do Polen."
Helderder, verstandiger, billijker kan er zeker
niet gesproken worden.
Zeer terecht wordt er op het onmogelijke der
Pangermanistische taal-illu.siën van Jacob Grimru
gewezen. Zeer terecht wordt er gegispt, dat de
J/uitschgezii!(ie Flarainganten van Brussel er aan.
dachten hun idioom voor het Duitsch te verruilen.
Men had er bij kunnen zeggen, dat dezelfde kleine
club in 188:2 een. Duitsch dagbladschrijver, Dr.
Julius Rodenbcrg (Julins Lovy), die in zijn Deut
sche lïiuidschtm gunstige dingen van de
Vlaamsche Beweging gezegd had, op de handen heeft
gedragen en zelfs Koning Leopokl II wist te be
wegen den Duitschen broeder het kruis van do
jcopolds-ordc te vereeren.
Zeer terecht eindelijk erkent men, dat eene
schitterende" geschiedenis en een rijke'' Letter
kunde als Nederland bezit, ons vaderland niet zeer