De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 2 juni pagina 4

2 juni 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 623 geschikt maken tot zelfmoord. Naast de Portugeezen en Polen mogen de Nederlanders en de Denen genoemd worden, waar sprake is van vurige gehechtheid aan taal, nationaliteit en geschiedenis. Dat de Vlaamsche Beweging Duitsche sympa thieën koestert, die, uit vrees voorde veroveringen van het Fransen", zelfs zouden kunnen leiden tot zelfontbinding, kan niet genoeg gewraakt worden, omdat de strijd in Belgiëtegen onzen Koning Willem I, omdat de omwenteling van 1830 zich van de Fransche taal en van den machtigen arm der Fransche militairen bediend hebben, om ons Nederlanders en onze Nederlandsche taal uit Belgiëte verdrijven. En zoo de latere Vlaamsche Beweging deze fouten zelfs als misdaden beweent, dan dient zij er ten strengste voor te waken, dat de ziekelijke contra-beweging der Vlaamsche taal-partikularisten haar de vruchten eener veertigjarige werk zaamheid niet ontstele. Te München stelde Dr. Max Lossen vervolgens: II. Duitschland mag er in geen geval aan denken Nederland in te palmen. Niet alleen is het bestaan der kleinere tusschenstaten te midden der groote militaire staten een waarborg voor het behoud van den vrede in Europa; maar daarenboven kan het gebeuren, dat er eens een tijd zou kunnen komen, waarin een Duitscher, die de persoonlijke vrijheid van deuken boven alles hoogschat, gelukkig zijn zou een zeker toevluchtsoord te vinden in een bevriend en Germaansch naburig landje." Dankbaar voor de erkenning van ons goed recht van bestaan, welke erkenning echter geheel over bodig sch\jnt, komt mij het tweede argument voor te ver beneden de waardigheid van het vraagstuk zelve te staan, om er een woord over te wisselen. Het is belachelyk voor Nederlanders, wanneer zij hooren beweren, dat hun nationaal onafhankelijk bestaan noodig is, om te eeniger tijd Duitschen vrijzinnigen een asyl te kunnen aanbieden. Utiliteitsgronden als deze gelden alleen buiten onze grenzen. Hoogst dankbaar mogen wij evenwel Dr. Lossen zijn voor zijne derde stelling: IH. Men behoort in Duitschland meer en meer belang in de Nederlandscbe Letterkunde testellen. De Duitschers lezen allen het Platduitsch van Fritz Reuter en Klaus Groth, even gemakkelyk zouden zij het Nederlandsch lezen; het zou nochtans veel belangrijker zijn voor hen, om met eene zelfstandige nationale letterkunde kennis te maken dan met de beoefening van het Platduitsch volksdialekt, dat in het verwerken zijner letterkundige stof zeer begrensd is. Zie hier wat ons als liefelijke muziek in de ooren klinkt. In Duitschland waar zooveel aan taal en letter kunde wordt gedaan, waar de klassiek-philologen en de neu-philologen bijna alle mogelijke en onmogelijke talen en litteraturen beoefenen, heerscht nog groote onverschilligheid voor het Nederlandsch. Men heeft enkele geschriften onzer bekendste auteurs vertaald Van Lennep, Toussaint, Beets, Koetsveld, Ten Kate, Vosmaer, Busken Huet, Keiler, de Gé/iestet, Van Maurik men heeft te Keulen door de vriendelijke zorg van mevrouw Lina Schneider het een en ander ter eer van onzen Joost van den Vondel gedaan, maar voor het overige leest men in Duischland meer Hongaarsch dan Nederlandsch. Daar zij Reuter en Groth verstaan, zouden zij Potgieter en De Génestet ook begrijpen. Dit is wel wat te gewaagd. Dat deze laatsten, dat onze geheel nationale letterkunde voor hen belangrij ker zoude blijken dan een paar geestige schrijvers in Platduitsch, Voor-Pommersch of Holsteinsch, mogen wij niet ontkennen. Terecht beweert de Beiersche journalist, dat schrijvers in een volks dialekt in het verwerken hunner stoffen zeer be grensd zyn, dat eene zelfstandige nationale let terkunde hooger staat, dan eenig liefhebberen in plattelandsidiomcn. Daarom doet het mij leed, dat er onlangs te Andwerpen weer eene vrij zonderlinge plech tigheid heeft plaats gehad ter eere van Klaus Groth. Eenige dagen geleden heeft men in den Vlaamschen schouwburg den zeventigjarigen Hat-duitscher in effigie gehuldigd, en de voorzit ter, de heer Hansen, een Belg geworden Deen, heeft, naar de dagbladen zeggen, bewezen, dat V4aamsch en Plat-duitsch dezelfde talen zijn.' Dat men dichters huldigt, niets schijnt mij billijker, v«rkwikkelijker, gepaster. Maar die hulde te doen strekken tot eene verheerlijking van het Plat duitsch en in dat idioom het Vlaamsen te herken nen, beteekent niets anders dan de banden tussohen Noord- en Zuid-Nederlanders losser te maken; dan het taalgebied van ons Nederlandsch te deen inkrimpen; dan het werk der Nederlandsohe taalkongressen in duigen te doen storten. Is Plat-duitsch en Vlaamsen dezelfde taal, dan heb ben wjj Noord-Nederlanders in de toekomst geen aansluiting meer bij onze stamgenooten in België. Intusschen is het te verwachten, dat deze uiterst gewaagde beweringen geen steun zullen ' vinden bij onze Zuid-Nederlandsche vrienden aan de overzijde van den Moerdijk. Ook het slot van Dr. Max Lossen verdient onze aandacht: IV. Indien de Duitschers zich wat meer met de Nederlandsche Letterkunde bezig hielden, zou dit voor Nederlanders de beste spoorslag zijn, om zich van hunnen kant meer met de Duitsche gedachten en kunstvormen te vereenigen. Ongeluk kig is tot hiertoe de Fransche Letterkunde in Holland en Belgiëmeer in aanzien en beter bekend dan de Duitsche. Het doel, dat men bereiken moet, is, dat de Nederlanders op Duitschland hunne oogen vestigen, gelijk de kleine Romaansche volken op het groote Fransche volk." Mij dunkt het ontbreekt ons in Nederland niet aan belangstelling voor al wat Duitsch is. Onze wetenschap laaft zich getrouw aan de stroomen van kennis en onderzoek, die in den vorm van zeer dure en meestal slecht gedrukte boeken tot ons komen. De oude en nieuwe philologen toonen groote dankbaarheid aan de Duitsche wetenschap. Staatkundige, kerkelijke en letterkundige geschied schrijvers sluiten zich nauw bij Duitsche vakgenooten aan. De Kölnische Zeitung verheugt zich over het aantal denkbeelden, dat door Nederland sche journalisten in hunne ZeatKng-artikels aan hare kolommen ontleend is. De Nederlandsche uitgevers beijveren zich, om de romans van Scheffel, Ebers, Kamerling, Dahn, Spielhagen, zelfs van Julius Stinde in leesbaar Nederlandsch te doen vertolken. Op onze tooneelen grijpen geene ver tooningen, maar louter opvoeringen plaats. De Duitsche posse wordt ijverig toegejuicht. Dat de Fransche letteren bij ons beter bekend zijn, dan de Duitsche, durf ik niet nazeggen. Wij lezen evenveel Fransen als de Duitschers zelven.Vertalingen van Fransche romans zijn bij ons eene zeldzaamheid. De groote massa des volks leest meer vertaalde werken uit het Duitsch, dan oor spronkelijke in hetFransch Onze hoogere kringen, onze beschaafde burgerij lezen veel Fransch, maar daar staat tegenover, dat de fatsoenlijke dames wereld een ongemeen behagen schept in Engelsche Tauchnitz-iom&ns. Maar trotz alledem wnd alle.de.ml?kunnen wij ons slechts verheugen in het te München gespro kene door Dr. Max Lossen. Het ware te wenschen dat al onze stamgenooten in Belgiëhet oor neigden naar dit zeer gematigd en verstandig oordeel. Zij, die verdeeling wenschen, hebben de zijde der West-Vlaamsche taal-partikularisten te volgen. Zij, die de eenheid van het Nederland sche volk in Noord en Zuid verlangen, mogen partij trekken van deze les uit München ont vangen. Dr. JAN TEN BRINK. VARIA. PLASTISCHE KUNST. De Spectator van 25 Mei schrijft na de spade mededeeling van den inhoud van het programma der Amsterdamsche stedelijke tentoonstelling: Waar de tentoonstelling zal gehouden worden blijkt niet uit den gedrukten rondschrijfbrief. Er is daar alleen sprake van het gebouw der ten toonstelling". Naar wij ons herinneren heeft nu drie jaar geleden het gemeentebestuur van de hoofdstad, onder aanhaling van de bepalingen waaronder het Rijksmuseum tot stand is gekomen, het bestuur van de museum-gebouwen gedwongen, de noodige ruimte voor de expositie af te staan. Zou dat met hetzelfde recht ook dit jaar ge schieden ?" Van al wat er dus in de hoofdstad over de quaestie van de tijdelijke schilderijenloods in de laatste maanden te doen geweest is, heeft het Haagsche blad nog niets vernomen. De afstand tusschen Amsterdam en den Haag is dan wél groot. Wat Huet indertijd van de buitenlandsche kunstberichten van den Spectator getuigde, dat namelijk deze gewoonlijk bij die van vreemde kunstbladen een zes weken ten achter waren, schijnt nu wel van de binnenlandsche eenigszins waarheid te gaan worden. Met name de Parijsche Courrier de l'Art is over de zaak der Amsterdamsche tentoonstelling beter ingelicht, en we gewagen daarvan hier vooral omdat de Heer D. Franken zijn uitvoerige Cour rier des Pays-lias in het nummer van 24 Mei, na mededeeling van den bekenden loop van zaken eindigt met het uitspreken van een verstandigen wensen. Verscheidene liefhebbers hebben zich de aan gelegenheid aangetrokken en niet gewild dat de stad Amsterdam zou onderdoen voor mindere steden als Rotterdam en den Haag. Zij hebben een som bijeengebracht, die te zamen met het door den Gemeenteraad toegezegde, voldoende is om voor de Driejaarlijksche tentoonstelling een voorloopig gebouw op te trekken. Hopen wij, zoo schrijft hij, dat het daar niet bij blijve, en dat pogingen zullen worden in het werk gesteld om aan de stad Amsterdam een passend en blijvend lokaal voor hare kunstttentoonstellingen te bezorgen, zooals dat een zoo rijke stad behoort te bezitten, die zich beroemen mag op tradities, welke zij niet te schande behoort te maken." Intusschen, wat nu de plaatsing van het tijde lijke gebouw aangaat, weet men na de Raads vergadering van Woensdag jl. dat zoo goed als zeker het Gemeentebestuur, niettegenstaande de adressen der Damrakkers, (zooals de heer Willeumier dat spottend uitdrukte) een zichtbaar teeken van zijn macht op het Damrak zal plaatsen" d. w. z. de schilderijenloods op het Damrak zal laten optrekken. We wezen voor eenigen tijd op het onpractische in de samenstelling der commissie voor de Amsterdamsche Driejaarlijksche schilderijen-ten toonstelling, die uit niet minder dan een-en-dertig leden bestaat. Thans vernemen we dat het grootste deel dezer een-en-dertig heeren meer als een eere-comitébeschouwd moet worden. Uit nemend, maar waarom dan niet feitelijk, zoodat iedereen het geval begrijpen kan, een comitévan uitvoering en afzonderlijk een eere-comitébenoemd! Als een bewijs, en dat tot nadenken mag stem men, hoe toch altoos de artiesten die wat werke lijk nieuws en krachtigs voortbrengen door hun tijdgenooten worden voorbij gezien, kan dienen wat een Fransch blad dezer dagen schreef naar aanleiding van de tentoonstelling der werken van den grooten Barye in de Ecole des Beaux-Arts zelve, zoovele jaren na zijn dood. Beschimpt gelijk de onstuimige meester van Ie Massacre de Scio (Delacroix), geminacht zooals de bewonderenswaardige schilder van l'Angelus (Millet), kreeg Barye gedurende een tijdperk van veer tig jaren geen enkele officieele bestelling. Hij be zat de kracht om ten dienste van den handel zijn geweldige scheppingskracht aan te wenden, kleine wonderen van kunst bootsende die door zijn tijdi. genooten minachtend presse-papiers werden ge noemd, ze zelf gietende, terwijl hij ze die bewon derenswaardige patine gaf, die alle kunstjes ter wereld nog niet hebben kunnen namaken, en einde lijk trachtende deze aan de burgers van 1830 te verkoopen, die ze hem overigen s lieten, zoodat hij, na vele jaren van hardnekkigen arbeid en voort durende productie, zich een schuld op den hals gehaald zag van dertig duizend francs. Barye die, als alle pionniers der kunst, een forsche oor spronkelijkheid bezat, tot geen platheid in staat was, en het toegeven, waardoor men tot succes kan komen, verachtte, stond van den beginne af aan bloot aan de vijandelijkheden der potentaten van het Instituut. Na vier vruchtelooze pogingen gaf hij den Prijs van Rome op; in 1837 werd een verrukkelijk werk van hem voor den Salon geweigerd, niettegen staande de bewondering die de artiesten voor zijn vroegere inzendingen betuigd hadden." Te Londen is den vijf-en-twintigsten Mei bij Christie, Manson en Woods het eerste gedeelte verkocht van de collectie van wijlen Henry Hill, uit Brighton, waaronder schilderijen o. a. van Corot, Daubigny, Theodore Rousseau, Millet, Vollon, Fantin Latour en Jozef Israëls. De schilderijen van twaalf leden der XX, die thans in het Amsterdamsche Panorama zijn ge xposeerd, werden geplaatst naar het uitnemende systeem dat de Brusselsche kunstkring eens vooral heeft aangenomen. De disponible ruimte aan den muur wordt namelijk verdeeld in zooveel vakken als er leden exposeeren en dan wordt om die vakken geloot, zoodat van onbillijke plaatsing nooit sprake kan zijn. Dit systeem is natuurlijk het gemakkelijkst toe te passen wanneer, zooals in de kunstzaal van het Panorama, eigenlijk alle plaatsen goed zijn, en ook alleen dan wanneer, zooals bij tentoonstellingen van een eerde, het aantal exposanten vanzelf beperkt is. De politiek en de Kunst (als panorama-schil deren kunst mag worden genoemd) zijn in bot sing gekomen bij gelegenhe'd dat de schilder Castellani te Parijs zijn panorama Tout-Paris zou openen. De opening werd namelijk riet toe gestaan want, (deze reden wordt door de offici euze couranten gegeven) de generaal Boulanger bevindt zich, in dit panorama, te paard op het eerste plan, terwijl de president Carnot in een hoek verbannen is, door andere personen gedeel telijk gemaskeerd. De schilder gaf nu in de couranten openbaar heid aan den volgenden brief, door hem aan den generaal gericht: Gemraal, Het schijnt onmogelijk te zijn u te Parijs te zien te krijgen, zelfs niet geschilderd: noch het Fransche, noch het vreemde publiek zal kunnen begrijpen dat het gouvernement mij lastig valt, omdat ik u in mijn panorama uwe natuurlijke plaats heb gegeven; het is buiten twijfel van oor deel, dat gij niet genoegzaam bekend, of dat gij het te veel zijt. Ik, die niet aan politiek doe, heb er evenmin iets van begrepen. En nochthans ben ik reeds gedurende drie maanden gesommeerd u op hooger bevel op te offeren. Reeds heb ik u op de hoogte gehouden van dit herhaalde last-aandoen, dat ik echter niet voor ernst opnam; overigens hebt gij, mij voor mijn standvastigheid dankende, mij formeel verzocht in het uiterste geval de belangen der overheid te sparen." Thans neemt de minister de moeite een held haftig decreet uit te vaardigen: hij sluit mijn ^panorama, tot uw portret er uit verwijderd zal zijn. Ik beoordeel noch het besluit, noch de beweegredenen die het dicteeren; ik sta er zelfs niet op, het belachelijk of woest te noemen ; elk oordeele. Ik wil u alleen zeggen, dat ik zwicht om te gehoorzamen, niet aan een tyranniek bevel, maar aan uw wensch en uw tweemaal geformu leerd verlangen, om door geen enkel verzet de opening der tentoonstelling in den weg te staan. Ontvang etc." Auctie Cabanel. Men bericht uit Parijs, dd. 26 Mei: Gisteren eindigde in het Hotel Drouot de verkooping van kunstwerk en uit de nalatenschap van Cabanel. In ronde cijfers bracht deze 150,000 frcs. op. Een kleine schets Rebekka en Eleazar" werd voor 2600, een ten gevolge van den dood des meesters onvoltooid gebleven schilderij, eene Venus Victrix", in de hand den haar door Paris geschonken appel hou dende, voor denzelfden prijs, een leven van den heiligen Lodewijk" naar de gelijknamige schilderij in het Pantheon verkleind, voor 10.000, en een verkleining zijner beroemde schilderij Cleopatra, op gevangenen een proef nemende met vergif" (deze bevindt zich in het museum te Antwerpen), geteekend en gedateerd 1887, voor 20,000 frcs. verkocht. Den Isten Juni begint de verkoop der schilderijen, kunstvoorwerpen en oude meubels uit het slot Chenonceaux. De zaakgelastigde der schuldeischers van Wilson en diens zuster heeft daarvoor zes zalen van het Hotel Drouot gehuurd. De jury van den Parijschen salon heeft aan mej. Thérèse Sehwartze een medaille d'honneur toegekend wegens haar schilderij: Orphelinat d'Amsterdam. Eenige prijzen van de verkooping Dreyfus te Parijs: Troyon, Le passage du liac, 100,000 fr., en La route du marché, 62,000 fr.; Detaille, Bona parte en Egypte, 31,500 fr.; Meissonnier, Jeune homme lisant, 50/KX) fr.; Vauthier, Noce Alsacicnne, 48,500 fr.; Vibert, Le dfyart des mariés (Espagne) 45,000 fr. Eenige andere stukken brachten zeer geringe prijzen op, Murillo 800 fr., Van Dyck 800 fr., maar het gehalte of de echtheid der stukken waren waarschijnlijk sujets a caution. TOONEEL EN MUZIEK. Het weldadigheids-concert, uitgaande van het dilettanten Muziekgezelschap Amphion, ten bate van het genootschap: Liefdadigheid naar vermo gen, blijkt hier ter stede algemeene sympathie en steun te ondervinden. Reeds meer dan 100 heeren dilettanten hebben zich verbonden bij dit concert mede te werken, waardoor ook enkele uit andere plaatsen als: Baarn, Deventer, Leiden, Rotterdam enz. enz. De eerste repetitie zal met geheele bezetting plaats vinden op Maandag 3 Juni a. s. in het gebouw der Maatschappij voor den Werkenden Stand, aanvang 8 uur. De algemeene Muziekhandel heeft zich belast met het concert-arrangement, terwijl, verdere informatien gaarne verstrekt worden, door den secretaris, den heer R. E. Stang, van Woustraat 4, of door den President den heer A. W. de Flines, Rokin 17. In den schouwburg van Kroll te Berlijn, is men tegenwoordig bezig een noviteit op operagebied in te studeeren nl. Sylvana, de opera die C. M. von Weber in zijn jeugd heeft gecomponeerd. Onder den titel: Het stomme woudmeisje", ging dit werk voor het eerst in 1800 te Freiberg in Saksen, waar de toenmaals veertienjarige compo nist met zijn vader woonde, en werd daarna te Weenen, Praag, Petersburg, enz met groot suc ces gegeven. In 1807 werkte Weber, de daarna Sylvana" genoemde opera geheel om, maar on danks hare vele muzikale schoonheden raakte zij geheel in vergetelheid, totdat eenige jaren gele den de librettist Pasquéen de hofkapelmeester Ferd. Langer besloten, haar nogmaals geheel om te werken, welke omwerking (wij gaven destijds een overzicht van den inhoud) een vaste plaats inneemt op het repertoire van vele groote schouwr burgen van Duitschland. Het passiespel te Oberammergau in 1890. Uit Oberammergau wordt aan de Frankfurter Zei tung gemeld: Gisteren is de bouw van den schouw burg en het leveren van de tooneelinrichting voor de hier in den zomer van 1890 weer plaats vin dende Passiespelen opgedragen aan den heer Lautenschlager,den oppermachinist van den hofschouwburg te München. Men heeft hem hierbij tot plicht gesteld zich streng te houden aan de tradities van het oude Oberammergauer volkstooneel. De kosten worden op 80,000 mark geraamd. Uit Hamburg meldt men: Eenstemmig en zon der debat is namens de burgerij aan Johannes Brahms het eereburgerschap onzer stad verleend. Het bestuur heeft de volgende redactie van dit besluit voorgesteld: Tot waardeering van de groote verdiensten van den genialen, uit onze vaderstad gesproten meester, neemt de burgerij het voorstel van den senaat om aan Johannes Brahms het eereburgerschap te verleenen, aan." Hij is de eerste eereburger van Hamburg, over wiens be noeming geen debat plaats gevonden heeft. Wolfgang Quincke, tooneelspeler en regisseur van den Stadsschouwburg te Leipzig, heeft onlangs bij J. J. Weber aldaar een rijk geïllustreerden katechismus der kostuumkunde het licht doen zien. Ofschoon reeds sedert een menschenleei'tijd de belangstelling in de kostuumkunde aanmerkelijk is toegenomen, ontbrak het tot nu toe nog aan een korte handleiding, die door matigen omvang en prijs voor een ieder bereikbaar was. Men kan het feit daarom ook met vreugde begroeten, dat ge noemde uitgever Quincke's kostuumkunde in de reeks zijner bekende geïllustreerde katechismen, die hiermede tot 124 zijn geklommen, heeft opge nomen. Op eene geschiedkundige inleiding volgt de in drie afdeelingen oudheid, middeleeuwen, nieuwen tijd gesplitste geschiedenis der kleeder drachten. De duidelijkheid van den tekst wordt aanmerkelijk bevorderd door de daaraan toege voegde 453 costuumteekeningen. Onder de vijf en veertig congressen, die naar aanleiding van de wereldtentoonstelling te Parijs zullen bijeenkomen, zal ongetwijfeld het congres van letterkundigen, dat door Jules Simon wordt gepresideerd, wel het meest belangwekkende zijn. De plechtige opening vindt den 20sten Juni in het Trocadéro plaats. Aan de Section de l gislation zullen de volgende vragan worden voor gelegd. 1. Heeft de schrijver van een letterkundig werk het uitsluitende recht, dit in een vreemde taal te vertalen of tot de vertaling te autoriseeren ? Moet de schrijver zich uitdrukkelijk het vertalingsrecht voorbehouden'? 2. Kunnen artikelen uit dagbla den en periodieke tijdschriften zonder machtiging van den schrijver weergegeven of vertaald worden? Moet de laatste het ook hier uitdrukkelijk ver bieden? Moet daaromtrent met de politieke arti kelen, het nieuws van den dag en telegrammen een uitzondering worden gemaakt? En hoe met de feuilleton-romans? 3. Moet men voor de op name van een litterair stuk in eene bloem lezing eveneens machtiging aan den schrijver vragen? 4. Is het wenschelijk, dat de Berner conventie, wat voorgaande drie punten betreft, veranderd worde? 5. Is de om werking van een roman in een tooneelstuk of omgekeerd als onge oorloofd te beschouwen? 6. Moet men, om een letterkundig werk in het openbaar voor te lezen, machtiging aan den schrijver vragen? 7. Is er een bijzondere wet noodig tot regeling van de betrekkingen tusschen schrijvers en uitgevers ? In de letterkundige aldeeling worden twee onderwer pen behandeld: 1. De wetenschap in de literatuur van onzen tijd, en 2. De Russische literatuur in Frankrijk. LETTEREN EN WETENSCHAP. De GoetUe-Vereeniging te Weimar. Volgens het i in het 10de deel van het Goethe-jaarboek voorj komend vierde jaarverslag telt de Goethe-Vereeniging te Weiinar tegei^ioordig 3038 leden, onder welk getal de 188 leden der Engolsche Goethe-Vereeniging begrepen zijn. De financiëele toestand der Vereeniging is zeer heugelijk; zij bezit een vermogen van 18.686 Mark. In het al'geloopen jaar verscheen de derde uitgave der vereeniging, het kostbare album van 22 handteekeningen van Goethe, dat aan de leden werd toe gezonden. Het archief werd in de eerste plaats verrijkt met het origineele handschrift van de briefwisseling tusschen Schiller en Goethe en verder metLoeper's verzameling van handschriften. Micliael Jeicr/raplwwitsclt Soltikow-Srhtschedrin. Men meldt d.ii. 11 dezer uit Petersburg: De be roemde Russische satirist is aan een jarenlange, /ware ziekte bezweken. Toen hem drie dagen ge leden een beroerte trof, gaven de gcneesheercn terstond alle hoop op; zij wisten dat het door ziekte geteisterde lichaam geen weerstand meer j kon bieden. M. J. Soltikow, of laten wij hem lie ver bij zijn,ook ver over de Russische grenzen bekend pseudoniem Selitschcdrhi" noemen, heeft den ouder dom van 6:i jaren bereikt. Hij werd iu 1820 in j liet gouvernement Twcr, op het landgoed Spaszi Usolje" zijner ouders geboren, waar hij eerst onder wijs ontving vau een lijfeigene, vervolgeus van zijn zuster, om daarna iu het adellijk instituut te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl