Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 623
geschikt maken tot zelfmoord. Naast de
Portugeezen en Polen mogen de Nederlanders en de
Denen genoemd worden, waar sprake is van vurige
gehechtheid aan taal, nationaliteit en geschiedenis.
Dat de Vlaamsche Beweging Duitsche sympa
thieën koestert, die, uit vrees voorde veroveringen
van het Fransen", zelfs zouden kunnen leiden tot
zelfontbinding, kan niet genoeg gewraakt worden,
omdat de strijd in Belgiëtegen onzen Koning
Willem I, omdat de omwenteling van 1830 zich
van de Fransche taal en van den machtigen arm
der Fransche militairen bediend hebben, om ons
Nederlanders en onze Nederlandsche taal uit
Belgiëte verdrijven.
En zoo de latere Vlaamsche Beweging deze
fouten zelfs als misdaden beweent, dan dient zij
er ten strengste voor te waken, dat de ziekelijke
contra-beweging der Vlaamsche
taal-partikularisten haar de vruchten eener veertigjarige werk
zaamheid niet ontstele.
Te München stelde Dr. Max Lossen vervolgens:
II. Duitschland mag er in geen geval aan
denken Nederland in te palmen. Niet alleen is
het bestaan der kleinere tusschenstaten te midden
der groote militaire staten een waarborg voor het
behoud van den vrede in Europa; maar
daarenboven kan het gebeuren, dat er eens een tijd
zou kunnen komen, waarin een Duitscher, die de
persoonlijke vrijheid van deuken boven alles
hoogschat, gelukkig zijn zou een zeker
toevluchtsoord te vinden in een bevriend en Germaansch
naburig landje."
Dankbaar voor de erkenning van ons goed recht
van bestaan, welke erkenning echter geheel over
bodig sch\jnt, komt mij het tweede argument voor
te ver beneden de waardigheid van het vraagstuk
zelve te staan, om er een woord over te wisselen.
Het is belachelyk voor Nederlanders, wanneer zij
hooren beweren, dat hun nationaal onafhankelijk
bestaan noodig is, om te eeniger tijd Duitschen
vrijzinnigen een asyl te kunnen aanbieden.
Utiliteitsgronden als deze gelden alleen buiten onze
grenzen. Hoogst dankbaar mogen wij evenwel
Dr. Lossen zijn voor zijne derde stelling:
IH. Men behoort in Duitschland meer en meer
belang in de Nederlandscbe Letterkunde
testellen. De Duitschers lezen allen het Platduitsch
van Fritz Reuter en Klaus Groth, even
gemakkelyk zouden zij het Nederlandsch lezen; het zou
nochtans veel belangrijker zijn voor hen, om met
eene zelfstandige nationale letterkunde kennis
te maken dan met de beoefening van het
Platduitsch volksdialekt, dat in het verwerken zijner
letterkundige stof zeer begrensd is.
Zie hier wat ons als liefelijke muziek in de
ooren klinkt.
In Duitschland waar zooveel aan taal en letter
kunde wordt gedaan, waar de klassiek-philologen
en de neu-philologen bijna alle mogelijke en
onmogelijke talen en litteraturen beoefenen, heerscht
nog groote onverschilligheid voor het Nederlandsch.
Men heeft enkele geschriften onzer bekendste
auteurs vertaald Van Lennep, Toussaint, Beets,
Koetsveld, Ten Kate, Vosmaer, Busken Huet,
Keiler, de Gé/iestet, Van Maurik men heeft
te Keulen door de vriendelijke zorg van mevrouw
Lina Schneider het een en ander ter eer van
onzen Joost van den Vondel gedaan, maar voor
het overige leest men in Duischland meer
Hongaarsch dan Nederlandsch.
Daar zij Reuter en Groth verstaan, zouden zij
Potgieter en De Génestet ook begrijpen. Dit is
wel wat te gewaagd. Dat deze laatsten, dat onze
geheel nationale letterkunde voor hen belangrij
ker zoude blijken dan een paar geestige schrijvers
in Platduitsch, Voor-Pommersch of Holsteinsch,
mogen wij niet ontkennen. Terecht beweert de
Beiersche journalist, dat schrijvers in een volks
dialekt in het verwerken hunner stoffen zeer be
grensd zyn, dat eene zelfstandige nationale let
terkunde hooger staat, dan eenig liefhebberen in
plattelandsidiomcn.
Daarom doet het mij leed, dat er onlangs
te Andwerpen weer eene vrij zonderlinge plech
tigheid heeft plaats gehad ter eere van Klaus
Groth. Eenige dagen geleden heeft men in
den Vlaamschen schouwburg den zeventigjarigen
Hat-duitscher in effigie gehuldigd, en de voorzit
ter, de heer Hansen, een Belg geworden Deen,
heeft, naar de dagbladen zeggen, bewezen, dat
V4aamsch en Plat-duitsch dezelfde talen zijn.' Dat
men dichters huldigt, niets schijnt mij billijker,
v«rkwikkelijker, gepaster. Maar die hulde te doen
strekken tot eene verheerlijking van het Plat
duitsch en in dat idioom het Vlaamsen te herken
nen, beteekent niets anders dan de banden
tussohen Noord- en Zuid-Nederlanders losser te maken;
dan het taalgebied van ons Nederlandsch te
deen inkrimpen; dan het werk der
Nederlandsohe taalkongressen in duigen te doen storten. Is
Plat-duitsch en Vlaamsen dezelfde taal, dan heb
ben wjj Noord-Nederlanders in de toekomst geen
aansluiting meer bij onze stamgenooten in België.
Intusschen is het te verwachten, dat deze
uiterst gewaagde beweringen geen steun zullen
' vinden bij onze Zuid-Nederlandsche vrienden aan
de overzijde van den Moerdijk.
Ook het slot van Dr. Max Lossen verdient onze
aandacht:
IV. Indien de Duitschers zich wat meer met
de Nederlandsche Letterkunde bezig hielden, zou
dit voor Nederlanders de beste spoorslag zijn, om
zich van hunnen kant meer met de Duitsche
gedachten en kunstvormen te vereenigen. Ongeluk
kig is tot hiertoe de Fransche Letterkunde in
Holland en Belgiëmeer in aanzien en beter bekend
dan de Duitsche. Het doel, dat men bereiken moet,
is, dat de Nederlanders op Duitschland hunne
oogen vestigen, gelijk de kleine Romaansche volken
op het groote Fransche volk."
Mij dunkt het ontbreekt ons in Nederland niet
aan belangstelling voor al wat Duitsch is. Onze
wetenschap laaft zich getrouw aan de stroomen
van kennis en onderzoek, die in den vorm van zeer
dure en meestal slecht gedrukte boeken tot ons
komen. De oude en nieuwe philologen toonen
groote dankbaarheid aan de Duitsche wetenschap.
Staatkundige, kerkelijke en letterkundige geschied
schrijvers sluiten zich nauw bij Duitsche
vakgenooten aan. De Kölnische Zeitung verheugt zich
over het aantal denkbeelden, dat door Nederland
sche journalisten in hunne ZeatKng-artikels aan
hare kolommen ontleend is. De Nederlandsche
uitgevers beijveren zich, om de romans van
Scheffel, Ebers, Kamerling, Dahn, Spielhagen, zelfs van
Julius Stinde in leesbaar Nederlandsch te doen
vertolken. Op onze tooneelen grijpen geene ver
tooningen, maar louter opvoeringen plaats. De
Duitsche posse wordt ijverig toegejuicht.
Dat de Fransche letteren bij ons beter bekend
zijn, dan de Duitsche, durf ik niet nazeggen. Wij
lezen evenveel Fransen als de Duitschers
zelven.Vertalingen van Fransche romans zijn bij ons eene
zeldzaamheid. De groote massa des volks leest
meer vertaalde werken uit het Duitsch, dan oor
spronkelijke in hetFransch Onze hoogere kringen,
onze beschaafde burgerij lezen veel Fransch, maar
daar staat tegenover, dat de fatsoenlijke dames
wereld een ongemeen behagen schept in Engelsche
Tauchnitz-iom&ns.
Maar trotz alledem wnd alle.de.ml?kunnen
wij ons slechts verheugen in het te München gespro
kene door Dr. Max Lossen. Het ware te wenschen
dat al onze stamgenooten in Belgiëhet oor
neigden naar dit zeer gematigd en verstandig
oordeel. Zij, die verdeeling wenschen, hebben de
zijde der West-Vlaamsche taal-partikularisten te
volgen. Zij, die de eenheid van het Nederland
sche volk in Noord en Zuid verlangen, mogen
partij trekken van deze les uit München ont
vangen.
Dr. JAN TEN BRINK.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De Spectator van 25 Mei schrijft na de spade
mededeeling van den inhoud van het programma
der Amsterdamsche stedelijke tentoonstelling:
Waar de tentoonstelling zal gehouden worden
blijkt niet uit den gedrukten rondschrijfbrief. Er
is daar alleen sprake van het gebouw der ten
toonstelling". Naar wij ons herinneren heeft nu
drie jaar geleden het gemeentebestuur van de
hoofdstad, onder aanhaling van de bepalingen
waaronder het Rijksmuseum tot stand is gekomen,
het bestuur van de museum-gebouwen gedwongen,
de noodige ruimte voor de expositie af te staan.
Zou dat met hetzelfde recht ook dit jaar ge
schieden ?"
Van al wat er dus in de hoofdstad over de
quaestie van de tijdelijke schilderijenloods in de
laatste maanden te doen geweest is, heeft het
Haagsche blad nog niets vernomen. De afstand
tusschen Amsterdam en den Haag is dan wél
groot. Wat Huet indertijd van de buitenlandsche
kunstberichten van den Spectator getuigde, dat
namelijk deze gewoonlijk bij die van vreemde
kunstbladen een zes weken ten achter waren,
schijnt nu wel van de binnenlandsche eenigszins
waarheid te gaan worden.
Met name de Parijsche Courrier de l'Art is
over de zaak der Amsterdamsche tentoonstelling
beter ingelicht, en we gewagen daarvan hier vooral
omdat de Heer D. Franken zijn uitvoerige Cour
rier des Pays-lias in het nummer van 24 Mei,
na mededeeling van den bekenden loop van zaken
eindigt met het uitspreken van een verstandigen
wensen.
Verscheidene liefhebbers hebben zich de aan
gelegenheid aangetrokken en niet gewild dat de
stad Amsterdam zou onderdoen voor mindere
steden als Rotterdam en den Haag. Zij hebben
een som bijeengebracht, die te zamen met het
door den Gemeenteraad toegezegde, voldoende
is om voor de Driejaarlijksche tentoonstelling een
voorloopig gebouw op te trekken. Hopen wij, zoo
schrijft hij, dat het daar niet bij blijve, en dat
pogingen zullen worden in het werk gesteld om
aan de stad Amsterdam een passend en blijvend
lokaal voor hare kunstttentoonstellingen te
bezorgen, zooals dat een zoo rijke stad behoort te
bezitten, die zich beroemen mag op tradities,
welke zij niet te schande behoort te maken."
Intusschen, wat nu de plaatsing van het tijde
lijke gebouw aangaat, weet men na de Raads
vergadering van Woensdag jl. dat zoo goed als
zeker het Gemeentebestuur, niettegenstaande de
adressen der Damrakkers, (zooals de heer
Willeumier dat spottend uitdrukte) een zichtbaar teeken
van zijn macht op het Damrak zal plaatsen"
d. w. z. de schilderijenloods op het Damrak zal
laten optrekken.
We wezen voor eenigen tijd op het
onpractische in de samenstelling der commissie voor de
Amsterdamsche Driejaarlijksche schilderijen-ten
toonstelling, die uit niet minder dan een-en-dertig
leden bestaat. Thans vernemen we dat het
grootste deel dezer een-en-dertig heeren meer als
een eere-comitébeschouwd moet worden. Uit
nemend, maar waarom dan niet feitelijk, zoodat
iedereen het geval begrijpen kan, een comitévan
uitvoering en afzonderlijk een eere-comitébenoemd!
Als een bewijs, en dat tot nadenken mag stem
men, hoe toch altoos de artiesten die wat werke
lijk nieuws en krachtigs voortbrengen door hun
tijdgenooten worden voorbij gezien, kan dienen
wat een Fransch blad dezer dagen schreef naar
aanleiding van de tentoonstelling der werken van
den grooten Barye in de Ecole des Beaux-Arts
zelve, zoovele jaren na zijn dood.
Beschimpt gelijk de onstuimige meester van Ie
Massacre de Scio (Delacroix), geminacht zooals de
bewonderenswaardige schilder van l'Angelus
(Millet), kreeg Barye gedurende een tijdperk van veer
tig jaren geen enkele officieele bestelling. Hij be
zat de kracht om ten dienste van den handel zijn
geweldige scheppingskracht aan te wenden, kleine
wonderen van kunst bootsende die door zijn tijdi.
genooten minachtend presse-papiers werden ge
noemd, ze zelf gietende, terwijl hij ze die bewon
derenswaardige patine gaf, die alle kunstjes ter
wereld nog niet hebben kunnen namaken, en einde
lijk trachtende deze aan de burgers van 1830 te
verkoopen, die ze hem overigen s lieten, zoodat hij,
na vele jaren van hardnekkigen arbeid en voort
durende productie, zich een schuld op den hals
gehaald zag van dertig duizend francs. Barye
die, als alle pionniers der kunst, een forsche oor
spronkelijkheid bezat, tot geen platheid in staat
was, en het toegeven, waardoor men tot succes
kan komen, verachtte, stond van den beginne af
aan bloot aan de vijandelijkheden der potentaten
van het Instituut.
Na vier vruchtelooze pogingen gaf hij den Prijs
van Rome op; in 1837 werd een verrukkelijk werk
van hem voor den Salon geweigerd, niettegen
staande de bewondering die de artiesten voor zijn
vroegere inzendingen betuigd hadden."
Te Londen is den vijf-en-twintigsten Mei bij
Christie, Manson en Woods het eerste gedeelte
verkocht van de collectie van wijlen Henry Hill,
uit Brighton, waaronder schilderijen o. a. van
Corot, Daubigny, Theodore Rousseau, Millet,
Vollon, Fantin Latour en Jozef Israëls.
De schilderijen van twaalf leden der XX, die
thans in het Amsterdamsche Panorama zijn ge
xposeerd, werden geplaatst naar het uitnemende
systeem dat de Brusselsche kunstkring eens vooral
heeft aangenomen. De disponible ruimte aan den
muur wordt namelijk verdeeld in zooveel vakken
als er leden exposeeren en dan wordt om die
vakken geloot, zoodat van onbillijke plaatsing
nooit sprake kan zijn. Dit systeem is natuurlijk
het gemakkelijkst toe te passen wanneer, zooals
in de kunstzaal van het Panorama, eigenlijk alle
plaatsen goed zijn, en ook alleen dan wanneer,
zooals bij tentoonstellingen van een eerde, het
aantal exposanten vanzelf beperkt is.
De politiek en de Kunst (als panorama-schil
deren kunst mag worden genoemd) zijn in bot
sing gekomen bij gelegenhe'd dat de schilder
Castellani te Parijs zijn panorama Tout-Paris
zou openen. De opening werd namelijk riet toe
gestaan want, (deze reden wordt door de offici
euze couranten gegeven) de generaal Boulanger
bevindt zich, in dit panorama, te paard op het
eerste plan, terwijl de president Carnot in een
hoek verbannen is, door andere personen gedeel
telijk gemaskeerd.
De schilder gaf nu in de couranten openbaar
heid aan den volgenden brief, door hem aan den
generaal gericht:
Gemraal,
Het schijnt onmogelijk te zijn u te Parijs te
zien te krijgen, zelfs niet geschilderd: noch het
Fransche, noch het vreemde publiek zal kunnen
begrijpen dat het gouvernement mij lastig valt,
omdat ik u in mijn panorama uwe natuurlijke
plaats heb gegeven; het is buiten twijfel van oor
deel, dat gij niet genoegzaam bekend, of dat gij
het te veel zijt.
Ik, die niet aan politiek doe, heb er evenmin
iets van begrepen.
En nochthans ben ik reeds gedurende drie
maanden gesommeerd u op hooger bevel op te
offeren.
Reeds heb ik u op de hoogte gehouden van
dit herhaalde last-aandoen, dat ik echter niet voor
ernst opnam; overigens hebt gij, mij voor mijn
standvastigheid dankende, mij formeel verzocht in
het uiterste geval de belangen der overheid te
sparen."
Thans neemt de minister de moeite een held
haftig decreet uit te vaardigen: hij sluit mijn
^panorama, tot uw portret er uit verwijderd zal
zijn. Ik beoordeel noch het besluit, noch de
beweegredenen die het dicteeren; ik sta er zelfs
niet op, het belachelijk of woest te noemen ; elk
oordeele. Ik wil u alleen zeggen, dat ik zwicht
om te gehoorzamen, niet aan een tyranniek bevel,
maar aan uw wensch en uw tweemaal geformu
leerd verlangen, om door geen enkel verzet de
opening der tentoonstelling in den weg te staan.
Ontvang etc."
Auctie Cabanel. Men bericht uit Parijs, dd.
26 Mei: Gisteren eindigde in het Hotel Drouot
de verkooping van kunstwerk en uit de
nalatenschap van Cabanel. In ronde cijfers
bracht deze 150,000 frcs. op. Een kleine schets
Rebekka en Eleazar" werd voor 2600, een ten
gevolge van den dood des meesters onvoltooid
gebleven schilderij, eene Venus Victrix", in de
hand den haar door Paris geschonken appel hou
dende, voor denzelfden prijs, een leven van den
heiligen Lodewijk" naar de gelijknamige schilderij
in het Pantheon verkleind, voor 10.000, en een
verkleining zijner beroemde schilderij Cleopatra,
op gevangenen een proef nemende met vergif"
(deze bevindt zich in het museum te Antwerpen),
geteekend en gedateerd 1887, voor 20,000 frcs.
verkocht. Den Isten Juni begint de verkoop der
schilderijen, kunstvoorwerpen en oude meubels uit
het slot Chenonceaux. De zaakgelastigde der
schuldeischers van Wilson en diens zuster heeft
daarvoor zes zalen van het Hotel Drouot gehuurd.
De jury van den Parijschen salon heeft aan
mej. Thérèse Sehwartze een medaille d'honneur
toegekend wegens haar schilderij: Orphelinat
d'Amsterdam.
Eenige prijzen van de verkooping Dreyfus te
Parijs: Troyon, Le passage du liac, 100,000 fr., en
La route du marché, 62,000 fr.; Detaille, Bona
parte en Egypte, 31,500 fr.; Meissonnier, Jeune
homme lisant, 50/KX) fr.; Vauthier, Noce Alsacicnne,
48,500 fr.; Vibert, Le dfyart des mariés (Espagne)
45,000 fr. Eenige andere stukken brachten zeer
geringe prijzen op, Murillo 800 fr., Van Dyck
800 fr., maar het gehalte of de echtheid der
stukken waren waarschijnlijk sujets a caution.
TOONEEL EN MUZIEK.
Het weldadigheids-concert, uitgaande van het
dilettanten Muziekgezelschap Amphion, ten bate
van het genootschap: Liefdadigheid naar vermo
gen, blijkt hier ter stede algemeene sympathie en
steun te ondervinden.
Reeds meer dan 100 heeren dilettanten hebben
zich verbonden bij dit concert mede te werken,
waardoor ook enkele uit andere plaatsen als:
Baarn, Deventer, Leiden, Rotterdam enz. enz.
De eerste repetitie zal met geheele bezetting
plaats vinden op Maandag 3 Juni a. s. in het
gebouw der Maatschappij voor den Werkenden
Stand, aanvang 8 uur.
De algemeene Muziekhandel heeft zich belast
met het concert-arrangement, terwijl, verdere
informatien gaarne verstrekt worden, door den
secretaris, den heer R. E. Stang, van Woustraat
4, of door den President den heer A. W. de
Flines, Rokin 17.
In den schouwburg van Kroll te Berlijn, is men
tegenwoordig bezig een noviteit op operagebied
in te studeeren nl. Sylvana, de opera die C. M.
von Weber in zijn jeugd heeft gecomponeerd.
Onder den titel: Het stomme woudmeisje", ging
dit werk voor het eerst in 1800 te Freiberg in
Saksen, waar de toenmaals veertienjarige compo
nist met zijn vader woonde, en werd daarna te
Weenen, Praag, Petersburg, enz met groot suc
ces gegeven. In 1807 werkte Weber, de daarna
Sylvana" genoemde opera geheel om, maar on
danks hare vele muzikale schoonheden raakte zij
geheel in vergetelheid, totdat eenige jaren gele
den de librettist Pasquéen de hofkapelmeester
Ferd. Langer besloten, haar nogmaals geheel om
te werken, welke omwerking (wij gaven destijds
een overzicht van den inhoud) een vaste plaats
inneemt op het repertoire van vele groote schouwr
burgen van Duitschland.
Het passiespel te Oberammergau in 1890. Uit
Oberammergau wordt aan de Frankfurter Zei
tung gemeld: Gisteren is de bouw van den schouw
burg en het leveren van de tooneelinrichting voor
de hier in den zomer van 1890 weer plaats vin
dende Passiespelen opgedragen aan den heer
Lautenschlager,den oppermachinist van den
hofschouwburg te München. Men heeft hem hierbij tot plicht
gesteld zich streng te houden aan de tradities
van het oude Oberammergauer volkstooneel. De
kosten worden op 80,000 mark geraamd.
Uit Hamburg meldt men: Eenstemmig en zon
der debat is namens de burgerij aan Johannes
Brahms het eereburgerschap onzer stad verleend.
Het bestuur heeft de volgende redactie van dit
besluit voorgesteld: Tot waardeering van de groote
verdiensten van den genialen, uit onze vaderstad
gesproten meester, neemt de burgerij het voorstel
van den senaat om aan Johannes Brahms het
eereburgerschap te verleenen, aan." Hij is de
eerste eereburger van Hamburg, over wiens be
noeming geen debat plaats gevonden heeft.
Wolfgang Quincke, tooneelspeler en regisseur van
den Stadsschouwburg te Leipzig, heeft onlangs bij
J. J. Weber aldaar een rijk geïllustreerden
katechismus der kostuumkunde het licht doen zien.
Ofschoon reeds sedert een menschenleei'tijd de
belangstelling in de kostuumkunde aanmerkelijk
is toegenomen, ontbrak het tot nu toe nog aan
een korte handleiding, die door matigen omvang
en prijs voor een ieder bereikbaar was. Men kan
het feit daarom ook met vreugde begroeten, dat ge
noemde uitgever Quincke's kostuumkunde in de
reeks zijner bekende geïllustreerde katechismen,
die hiermede tot 124 zijn geklommen, heeft opge
nomen. Op eene geschiedkundige inleiding volgt
de in drie afdeelingen oudheid, middeleeuwen,
nieuwen tijd gesplitste geschiedenis der kleeder
drachten. De duidelijkheid van den tekst wordt
aanmerkelijk bevorderd door de daaraan toege
voegde 453 costuumteekeningen.
Onder de vijf en veertig congressen, die naar
aanleiding van de wereldtentoonstelling te Parijs
zullen bijeenkomen, zal ongetwijfeld het congres
van letterkundigen, dat door Jules Simon wordt
gepresideerd, wel het meest belangwekkende zijn.
De plechtige opening vindt den 20sten Juni in
het Trocadéro plaats. Aan de Section de l
gislation zullen de volgende vragan worden voor
gelegd.
1. Heeft de schrijver van een letterkundig werk
het uitsluitende recht, dit in een vreemde taal te
vertalen of tot de vertaling te autoriseeren ? Moet
de schrijver zich uitdrukkelijk het vertalingsrecht
voorbehouden'? 2. Kunnen artikelen uit dagbla
den en periodieke tijdschriften zonder machtiging
van den schrijver weergegeven of vertaald worden?
Moet de laatste het ook hier uitdrukkelijk ver
bieden? Moet daaromtrent met de politieke arti
kelen, het nieuws van den dag en telegrammen
een uitzondering worden gemaakt? En hoe met
de feuilleton-romans? 3. Moet men voor de op
name van een litterair stuk in eene bloem
lezing eveneens machtiging aan den schrijver
vragen? 4. Is het wenschelijk, dat de
Berner conventie, wat voorgaande drie punten betreft,
veranderd worde? 5. Is de om werking van een
roman in een tooneelstuk of omgekeerd als onge
oorloofd te beschouwen? 6. Moet men, om een
letterkundig werk in het openbaar voor te lezen,
machtiging aan den schrijver vragen? 7. Is er
een bijzondere wet noodig tot regeling van de
betrekkingen tusschen schrijvers en uitgevers ? In
de letterkundige aldeeling worden twee onderwer
pen behandeld: 1. De wetenschap in de literatuur
van onzen tijd, en 2. De Russische literatuur in
Frankrijk.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
De GoetUe-Vereeniging te Weimar. Volgens het
i in het 10de deel van het Goethe-jaarboek
voorj komend vierde jaarverslag telt de
Goethe-Vereeniging te Weiinar tegei^ioordig 3038 leden,
onder welk getal de 188 leden der Engolsche
Goethe-Vereeniging begrepen zijn. De financiëele
toestand der Vereeniging is zeer heugelijk; zij
bezit een vermogen van 18.686 Mark. In het
al'geloopen jaar verscheen de derde uitgave der
vereeniging, het kostbare album van 22
handteekeningen van Goethe, dat aan de leden werd toe
gezonden. Het archief werd in de eerste plaats
verrijkt met het origineele handschrift van de
briefwisseling tusschen Schiller en Goethe en
verder metLoeper's verzameling van handschriften.
Micliael Jeicr/raplwwitsclt Soltikow-Srhtschedrin.
Men meldt d.ii. 11 dezer uit Petersburg: De be
roemde Russische satirist is aan een jarenlange,
/ware ziekte bezweken. Toen hem drie dagen ge
leden een beroerte trof, gaven de gcneesheercn
terstond alle hoop op; zij wisten dat het door
ziekte geteisterde lichaam geen weerstand meer
j kon bieden. M. J. Soltikow, of laten wij hem lie
ver bij zijn,ook ver over de Russische grenzen bekend
pseudoniem Selitschcdrhi" noemen, heeft den ouder
dom van 6:i jaren bereikt. Hij werd iu 1820 in
j liet gouvernement Twcr, op het landgoed
Spaszi Usolje" zijner ouders geboren, waar hij eerst onder
wijs ontving vau een lijfeigene, vervolgeus van
zijn zuster, om daarna iu het adellijk instituut te