De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 9 juni pagina 2

9 juni 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?PC8S!3RC55W!T^ DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 624 en het spreken van staatkunde en wetenschap wel wat al te zeer samen te vallen, om niet verdacht te zijn. Ik kan de gedachte niet onderdrukken, dat de leer volgens welke onderwijs een algemeen belang zou zijn, maar goed etenniet, waarlijk niet toevallig juist door die klasse wordt verkondigd, die hare kinderen wel kan laten eten,maar niet zoo gemakkelijk zou kunnen laten leeren als in de openbare school. Maar bovendien men krijgt geen antwoord als men op de ontvouwing van dit economisch systeem nader aandringt. Het zou de kinde ren vervreemden van de ouders, zegt men. Dit is zeer vriendelijk gedacht, waar zou men de ouders daar niet zelf over moeten laten oordeelen ? Daarbij geloof ik dat juist net on derwijs krijgen van vreemden dit gevolg heeft, omdat de meeste kinderen daardoor andere denkbeelden krijgen dan de meeste ouders hebben; maar zou een bord met eten op school maken dat het huishouden minder aangenaam werd? Mij dunkt integendeel rustiger, tevredener, minder een tooneel van kommer, geringe zelfzucht en tandegeknars. Men zegt ook dat de verplichtingen van het huwelijk lichter zullen worden geteld. Ah! wederom zeer zorgvol voor de zeden. Het is ook wel mogelijk, maar in dezelfde mate zal ook de ellende in het huwelijk afnemen, en de boksvoet van het gebrek zeldzamer wor den bespeurd op den drempel van onze arme huizen. * * * Wat het besluit van onzen Gemeenteraad evenwel het sterkste veroordeelt, is de omstan digheid, dat zelfs deze versleten leer geen argumenten bevat om het te verdedigen. De oude regel, dat de gemeenschap datgene doet wat de particulier niet of minder goed kan doen, is hij niet volkomen toepasselijk op het geval in quaestie ? En als hij dat is, blijkt dan niet nogmaals zeer duidelijk dat het eenige wezenlijke, het onbewust werkende motief van de beslissing deze is : dat de klasse van de burgerij waaruit de Gemeenteraad is samengesteld, niet goed oordeelen kan over, en niet genoeg gevoelen kan voor de noodeii van de andere klasse ? Dat inderdaad de ge meente goedkooper. beter, geregelder voedsel kan geven aan de menigte hongerige wichten dan de arme huismoeders dat kunnen, dik wijls onbekwaam, dikwijls van alle hulpmid delen verstoken, dikwijls van minne en on voldoende grondstoffen voorzien; dit is geen -ernstige vraag. En dit erkent het gemeente bestuur dan ook door te zeggen, dat spijs op school goed is, maar door particulieren moet worden verstrekt. Dit te eischen en tevreden te zijn met een hoogst gebrekkige regeling, is n en hetzelfde. Iedereen begrijpt dat een particuliere vereeniging het geld niet bij elkaar en de hulpmiddelen niet beschikbaar krijgt, die noodig zijn om de honderde of misschien duizende kinderen van eten te voorzien, die daarvoor in aanmerking komen.Hoeveel moeite heeft Liefdadigheid naar Vennoijen niefom een miserabele halve ton op te scharrelen, Liefdadtglizid, een oud en populair genootschap? Ik weet van de cijfers niet ai', maar ik weet wat iedereen weet, namelijk dat een nieuw lichaam voor kindervoeding tientallen van jaren zou moeten werken en reklame maken, voor het zou disponecren over maar een klein gedeelte van de onmisbare fondsen en in richtingen. Het Dagelijksch Bestuur weet dit, de Raad weet het, de liberale couranten weten het, de gezeten burgers weten het, degeheele wereld weet het. Zeggen dus de gemeentelijke autoriteiten: wij laten deze zaak over aan het particulier initiatief, dan zeggen zij tevens: wij leggen ons neer bij de omstandigheid, dat de kindervoeding op school is en onafzien baar lang zal blijven, een bedroevend gebrek kig geregelde zaak, een zeer onvoldoende poging om te voorzien in een zeer drin genden nood. »De derde, nou ja, die kon er best door; 't was een heel knappe, volslagen mans-meid, maar of ze nou »Wieri Neerlandsbloed" of »Jan brandt de lamp nog" zong, 't klonk precies eender: dus dat ging ook niet. Dan kwam er nog_bij, dat de lui, die 15 eenten voor een half maatje cognac, of 20 centen voor een potje Beiersch betalen, Fransch of Duitsch willen hebben. Al verstaan ze 'tniet, dat 's minder, maar 't staat meer gekleed in een sjantan begrijpt u? Afijn, 't heeft zeker zoo moeten wezen." - Er lag een zekere berusting op Jan's ge laat, als hij.dit vertelde, en onwillekeurig keek men hem aan om te zien, of hij wel in ernst sprak; maar zelfs niet de minste trilling zijner mondhoeken deed aan de oprechtheid zijner woorden twijfelen. Van nature was hij (lichter, dit bemerkte men dadelijk aan zijn rijmpjes op de paling, die hij met talent wist te varieeren, naar gelang van de gelegenheden, waar hij dat zceooft ventte. Paling, dunnen en dikken, Lekker om te bikken," riep hij in een mindere buurt. Paling ! Paling ! moncereis, Oiu je te ti-aclcercn." klonk het op beteren stand. Ging hij meet- tot comischc poëzie over, dan zong hij voor den burgerman: Paling ! lekker en graond, Ze smelten in je mo-ö-ond!" Voor den meer gegoeden stand reciteerde hij: ,,1'aling van een daalder liet pond; Als zalm is hij in je mond.': Jantje zal liet wel vertellen: Paling is betor dan ijulingvellcn." 't Was inderdaad bewonderenswaardig, dat Jan zijn ongeluk met zooveel stoieijnscho gelatenheid droeg, want 't is geen kleinigheid om plotseling uit de bedwelmende, weelderige omgeving van een »sjantan," ai'te dalen ineen Ik wensch voornamelijk te doen uitkomen, dat de eenige oorzaak van deze onverschil ligheid de onmogelijkheid is, waarin deze maat schappelijke klasse verkeert om de belangen van een andere behoorlijk waar te nemen. Het is een feit, dat de Ilaad door haar be sluit geweigerd heeft de aanspraken, die na mens de behoeftige klasse aan de gemeen schap waren gesteld, te laten gelden. Daar voor kunnen twee redenen zijn: of de Raad bestaat voornamelijk uit menschen die zulke aanspraken niet telt, omdat zij de gemeen schap te dien aanzien niet noodig heelt voor zich zelve; of de Raadsleden zijn onbarmhar tige vrekken. Behalve door de argumenten, die ik heb opgesomd om mijn hoofdzaak te betoogen, hoe zij werden versterkt door de openbare onwaarheid van dit alternatief. Het is geen geheim, dat onder de tegenstemmers ! zeer goedgeefsche lieden worden gevonden en vele lezers van dit artikel om van den schrijver te zwijgen zullen rijk zijn met het bedrag wat door raadsleden, aan beide zijden van de bestuurstafel, jaarlijks wordt wegge- ! geven. Ik bedoel ook volstrekt niet, dat de voorstemmers bij uitstek nobele personen zou- j den zijn; wel nobel ongetwijfeld, maar niet l bij uitstek. Doch dit zijn zulke duidelijke waarheden, dat men ze niet behoeft toe te lichten. Onloochenbaar is het, dat de groote onbarmhartigheid van den maatregel niet is een gevolg van individueel gebrek aan ont ferming, maar van eene algemeene gevoel loosheid van de eene klasse voor de nooclen van de andere. * # * Zoo moet dan ook deze klassedaad niet veroordeeld worden, met beschuldigingen aan het adres van particuliere personen. Het is noodig dat duidelijk te zeggen. Ijverige, maar weinig met het wezen van deze verschijn selen bekende volksvrienden laten zich licht vervoeren tot ongerijmde hatelijkheden. Daar schijnt grond voor. De meesters bevelen het aan; de ouders zouden het dankbaar aanne men ; alle organen van de democratische groe pen ondersteunen het; de kinderen zouden het heerlijk vinden; het onderwijs zou er door gebaat worden, de gezondheid, de huisvredc, de gemoedsrust; evenwel wordt dit alles niets geacht door de vertegenwoordigers van eene klasse, voor wie dit alles dan ook niets beteekent. Niets, indien men voor het oogenblik de toenadering der klassen niet rekent. Niets, als men nu het belang van het geheel bij het geluk van een deel gering schat. Niets, zoo men er niet tegen opziet den schijn te aanvaarden van hardvochtigheid. Ons evenwel mag die schijn niet misleiden. Ik zoek niet naar uitvluchten of' verzachtende omstandig heden. De verkeerde daad is bedreven ; de gelegenheid is voorbijgegaan om te bewijzen dat de behoeften van de volksklasse 'niet worden miskend en ontkend; rechtmatige grieven zijn versterkt, bestaande veeten ver wijd; als hieruit iets goeds kan voortvloeien, dan zijn het helaas de nog zoo trage kiezers waarvan het allén te verwachten ;s ; maai de donkerste schadv.wcn moeten niet beletten dat men de waarheid trachte te onderscheiden. Die waarheid is, dat niet de particuliere liefdadigheidszin beslist, maar de meeiiing van de personen over de verplichtingen van de gemeenschap :_ het gemoed niet. maar het hoofd. En de regel is, dat die meening op en neer gaat met de behoefte aan steun van de ge meenschap. De vertegenwoordiging van de gezeten burgerij nu, heeft dien steun niet noodig om haar kroost eten te geven. Am., (j Juni. F. VAN DER GOKS. Uit het Haagje. Tot de meest algemeen bekende en gewaar deerde goochelstukken behoort ongetwijfeld de altijd min of meer muffige kelderwoning. \Vel tooverde hem zijn dichterlijke verbeel ding somtijds nog tafereelen uit het verleden voor de oogen en droomde hij als eertijds de ont troonde kaliefen, van zijn »houris" of zijne Sul tane favorite, terwijl hij zuchtend zei: »'t Was 'n burgerbestaaii wat ik toen had, een fatsoen lijk broodje, maar de konkerentie heeft rne kapot gemaakt. M'n konkerent had 'n komiekeling, daar liepen de menschen de wereld mee uit. En wat doe de vent eigenlijk ? Niks niemendal; hij trok leeli.jke grimassen en zong als een varken dat gekeeld wordt. Och! och! had ik toen maar meer zegen gehad." Doch dit geschiedde alleen, als Jan min of meer onder den. invloed van het Beiersch was. O ! dan kon hij zoo weemoedig zeggen: -'t Is me niet aan mijn wieg voorgczongen, meneer, dat ik met paling zou loopen, maar Jantje is eenmaal in de maling en daarom loopt hij nn met paling, Dunne en dikke, hoeren ! O, wat binnen ze vet!" Jan liet met veel behendigheid in 't mid den, of hij de hccren dan wel de paling be doelde. Eens in zijn leven trof hem een gevoelige slag. Een zijnor dochters namelijk, zon verlelde hij, :>'n meissie ais melk en bloed, me neer! heeft haai1 eigen willen verdoen. En waarom nou? Om een oiuioozelen liminu l van een jongen, een marionier. Ze was in den Voor burgwal gesprongen, maar ze is c-i' nog bij tijds uitgehaald. Zie je meneer: 't is nkt zoozeer om 't verdoen, dat liet mij hinderde. maar meer om de sc'ianüaliirheid indebui;ri. Als je schot en lot behoorlijk betaalt, h.r.tje niet van zulke dingen. Ik schaamde nu> eiielie.t', want als ze me na dien tijd zagen, zeiën de monsehen: d a u r lieb je den vader van <hU meissie dat laatst in 't water is gespron gen. Net of ik 't helpen kon, dal die jongen haar in de steek heeft gelaten. " Toch is Jan ook dien slag te h iven u''.'ko men en heeft nog menig jaar daarna zijn zeebanket rond gevent. oude toer met den hoed. Het is even onderhoudend als vermakelijk om uit een doodgewone kachelpijp, waarin zich niets anders bevindt dan de kap, de voering en het platte naamkaartje van den eige naar, door een handigen liamberg letterlijk van alles voor den dag te zien brengen. Van de twin tig menschen zitten er minstens negentien van inwendig genoegen met open mond, op het zien aangroeien van al die hengselmandjes, linten, zak doeken, bekers, vlaggetjes en gekleurde ballen, die iu minder dan geen tijd de kale planken van het toonccl in een romrnoligen dertig-cents-bazaar veranderen. Mogelijk werkt dezegoocheltoerdaarom zoo verrassend en verfrisschend op de toeschouwers, omdat men in het dagelijks leven zoo dikwijls, zelfs tot treurens toe juist het tegenovergestelde waarneemt; bijvoorbeeld dat er uit breed gewelfde voorhoofden, groote vergaderingen en commissiën, met geleerdheid opgestopt en volgepropt,als Leidsche flesschen met clectriciteit, hoegenaamd niets van belang te voorschijn komt. Wijsneuzen en alwcters mogen beweren, dat de goochelaar de voorwerpen uit zijn zak haalt of de handlangers ze aangeven de groote massa kan dit niet schelen, zij verkncufert zich aileen maar in het prettige en afwisselende van de ver tooning. Verlangt men dezen toer eens op enorm groote schaaf te zien verrichten, dan moot men zorgen op den tweeden Pinksterdag hier te zijn. Daar een cylinderhoed voor het beoogde doel veel te klein zou wezen, is deze vervangen door eene groote van steen gemetselde goocheldoos met vele deuren en kleppen, welke men hier station noemt. In plaats van honderden nietige dertig ccntsartikelen komen daaruit liocux pocuapu» telkens duizenden onbetaalbare levende persoonlijkheden, met pak en zak beladen. Wij bezitten twee zoo danige toover-apparaten, waarvan het eene boel geheimzinnig aan de Zuid- en het andere aan de Noordpool der stad gelegen is; maar beide werken precies volgens hetzelfde systeem. De inrichting is tamelijk eenvoudig, in den trant van een Indisch huis, zonder verdieping, met overdekte galerijen (pendoppo's) vóór en achter, ruim genoeg om er recepties en danspartijen te geven. Opdat iedereen zich kunne overtuigen dat het instrument volkomen ieeg is, staan alle deuren en kleppen wagenwijd open. en kan men de ruime vertrekken vrijelijk binnentre den en doorsnuffelen, Sommige zijn inderdaad smaakvol gemeubeld, en van goede buffetten voor zien, maar huiselijk en eigenlijk bewoond zijn zo niet. Knkele medo-bolaiigstellenden loopen er rond als katten in een vreemd pakhuis, of' turen, in den hoek eener canapégedoken, schuw om zich been, zoodat het er even ongezellig is als in de danszaal van het paleis in iict A'oordeiadc, wanneer do koninklijke l'amiüe op bet Loo is. Kijkt men voor alie zekerheid nog even aan de achterdeur, dan ontwaart men wei groen land. zoo ver het oog reikt, en den dubbelen ijzeren meridiaan, die den gchcclcn aardbol omvat, maar nergens menschen. Nu verschijnt de goochelaar, kortweg Chef" genaamd, die als een ouderwetschc lucifer te midden van Zweedsehc, door ecu vuurrood hoofd deksel, afgezet met een randje zwavel, duidelijk te onderscheiden is van zijne handlangers, die schijnbaar toevallig altijd in zijne nabijheid, hem naar de oogen zien. JMet iets gouverneur-generaalachtigs in zijne houding stapt hij door de kolfbaanaehtige pcndoppo", en verzoekt u be leefd maar gebiedend terug te gaan, omdat de toer zal beginnen. En daar heb je het lieve leventje gaande. Een helscb gefluit om iemand totalitcr gek te maken, wordt op slag gevolgd door een dreun alsof' er kanonnen losbranden, terwijl rookwolken zoo dicht als kruitdamp bet bepaald onmogelijk maken om Lucifer en zijn handlangers in hot oog te houden. Men begrijpt dat men boet genomen is. als men bij het optrekken van den kruitdamp gewaar wordt, dat gebouw en galerijen op eens stampvol zijn met menschen van allerlei rang en stand, maar het effect blijft niettemin verrassend en schoon. Korten tijd voor zijn dood zag ik hem nog eens toevallig op een keer, dat ik buitenge woon laat in een koffiehuis zat. >Wel, Jan, hoe gaat het?" «Met Godshtilp, redelijk, meneer!" :>Wil de negotie nog al ?" «Duf'fies meneer! slappies. 't Is een slechte tijd, de menschen eten geen paling." «Vliegt je koopwaar nog wel eens door de steeg'.1"' «Jongens neen, meneer alles is nou rustig, want m'n gocie vrouw is overleden." »Zoo! 'nGlaasje cognac?" »U\védolt met me." >Hoczoo ?" ?>Jan gebruikt nooit geen sterken drank, dal weet u wel." :>'N glaasje bier dan?" »Dat zal ik niet refesecren, omdat u er al tijd een sigaartje bij presenteert." vle bent oud geworden, Jan." Nou meneer, 'fis ook geen wonder;'k ben al lang over 't, bruggetje. En meneer is er ook niet jonger op geworden." :Xen je mij dan nog?" ?Dat zal waar wezen 'k heb vroeger jareu menigmaal ecu potje van u genoten. Blieft u ook paling;' 't Heb er nog een stuk of zes; maak me los, asjeblieft.., 'k geef ze voor een koopie, omdat u 't is." Dankje. Kn hoe is 't: met je dochter afgeloopen, die ? ..'' -?Uwébedoelt die... hm! afijn, die toen haar eigen .. ." 'Ja juist!" O! springlevend, 'n knap sluk vrouwsper soon geworden. Ze is getrouwd, meneer, en lieve kindertjes heeft ze ook! Al een stuk of' negen.'' Ki! ei! met den Marinier?" iioe heb ik het nou niet uwé, meneer? Waarachüg niet' Met een stoker op een boot, ja! ''t Was wel een bedje beneden haar stand, maar afijn! ze: was onder dak, en als vader mocht ik i och m'n ''oeiilers zinnigheid niet in den weg .staan, niet waar?" Het beeld van een door elkander wriemelende!). zwerm meikevers, plotseling uit de lucht op een. stuk weiland neergevallen, geeft slechts zwak den indruk terug, dien dit staaltje der zwarte kunst van ijzer en steenkool afierwege maken moet. De gezamentijke hengelinandcn en ellen lint, door boerinnen met gouden voefhorens aan de mutsen uit alle hemelstrcken aangevoerd, zouden reeds voidoende zijn om do heele tent van Bambergtot den nok toe te vullen. En wat beteekenen nietige meikevers, die laag bij den grond kruipen, in vergelijking met do zwarte monsters met ongehoord lange ruggen, metalen ringen in de ooren en ge pantserde tabaksdoozen voor de borst, die tot de boerinnetjes liefelijk lachen, maar tegen ieder ander slechts vuur en rook uitbraken? Neen, wilde men hier boelden aan de insectenwereld ontlccnen, dan zou men eerder moeten nemen beweeglijke bromvlicgen, pronkende gouden torren, maar vooral kapellen, zoo kersversch uit moffen en bonten kragen ontpopt in de aanvaJJigste zomertoiletton, gewapend met dekschilden in de heerlijkste nuancen. Gelijk eone groote elastieko bal dringt de steeds aanzwellende mensehenmassa naar voren, totdat zij al draaiende met een zetje den uitgang uitberst en met een lossen goochelaarszwaai op het stations plein terecht komt. Vigilantes, landauers, stoomen paardentrams ruimen op wat zij kunnen; maar gelijk do zon op Nova-Zembla's ijskorst, likken zij slechts aan den ontzaglijken menschenklomp, zonder hem in het minst te doen smelten. Telkens hoort men opnieuw schel fluiten, den grond dreunen .... en komen onvermoeid nieuwe heirlegers opdagen. Do keurig nette en hoogst zindcfijke residentie, met hare villa's en monumenten, zoo fijn en artistiek gemaakt als Fransch kartonwerk, met hare pleinen en sierlijke bloembedden, als taarten op groote schotels, gelijkt op tweeden l'inksterdag nog meer dan gewoonlijk op een modernen suikerbakkerswinkcl; wel te verstaan in de maand Augustus, wanneer zwermen van vliegen aan de lekkerste gebakjes het voorkomen van gewoon krentenbrood geven. .Hoeden at'voor de liaagsche restaurateurs, confiseurs, bakkers en slijters, die niet alloen de vreemde troepen man moedig in hunne versterkende plaatsen afwachten, maar ze zelfs onversaagd uitdagen om op te komen. liet gros van het leger trekt rechtstreeks naar het bosch, om daar onder den blooton hemel in het gras te kampoeren. Eerst na wat uitgerust en versterkt te zijn, wordt het beleg geslagen voor de tent", die hardnekkig net zoo lang om singeld blijft, totdat onze grenadiers, die daar de lucht van krijgsmuziek doen weergalmen, den laatstcn adem hebben uitgeblazen. De orde in het groote leger, die tot nu toe geen oogeiüi'ik gestoord is, begint na deze schitterende overwinning merkbaar te verminderen. Gansene bataljons trekken schreeuwend en gillend van opgewondenheid ongeregeld on woest op den Haag los, waar zij spoedig tot algehcele plundering van volksgaarkeukens, bakkcrswinkcls, hotels en kol'tiehuizcii overslaan. J lier en daar is men zelfs oog getuige van bet weinig verkwikkelijkc schouwspel, dat zwaar aangeschoten manschappen tusschen gehelmde dienaren van de groote stedelijke ambu lance voortgesleept of' weggedragen worden. De algemeene stemming en gezondheidstoestand laat echter niets te wenschen over. Allen te gelijk zijn plotseling met n denkbeeld vervuld, namclyk om naar Schevenhigen te rijden en zich daar aan het koele zecstrand wat op te frisschcn. De groote moeiclijkheid is maar om een tram of paard en wagen machtig te worden, daar do verhouding van rijders en rijderessen tot vervoermiddelen, ongeveer gelijk is aan die van de duinen tot een duizendtal zandwerkers met kruiwagens. De koet siers doen anders genoeg hun best. Xij ontzien zich niet om paarden, (lic reeds bestemd waren tot aanvulling van het verbrande museum van natuurlijke historie te Leiden, in het gareel te ', spannen. Visch-, hooi- en bierwagens worden tot j char-a-bancs" bevorderd. Allen die maar zweep i en teugels in do hand kunnen houden, worden tot den bok geroepen, niet zoo zeer om het volk Dat spi-cekt vanzelf, Jan!" j --Mijn jongste dochter heeft 't beter gctrof\ feu, die heeft een -Spelrecomrnandeerder'' van j BJamis. Al is er nu ook geen kermis meer j hier in Amsterdam, op den boer halen ze ! toch rijkelijk hun kost op, als hij zijn stem l maar mag behouen." j »En je derde dochter?" Die is dood, meneer, iu 't Gasthuis gei fitorven. Die was anders erg goed voor me, j ja! die gaf vader nog wel ereis, wat." j 'Zoo, was die ook getrouwd?" j Getrouwd? Hm! neen, dat nou juistement j niet, maar hum, ja! ziet uwé, 't: was een i ferme, mooie meid eu zoo hm.'.... zoo damcsachtig; ze kon haar eigen zoo alle' machtig netjes kleeden met 'tsienjoii en j een sleep en ze had kennis aan een heeleu j netten heer: maar die ging trouwen en... i afijn! uwébegrijpt me.... Toen was de koek i op en zij... ja! als ze nou zuinig geweest was, dan maar ze dacht alevel dat er geen op! komen aan was en .. . toen is ze nog buf eti juffrouw geweest, maar daar was ze niet i astrant genoeg voor, .Later werd ze zoo mager ais een hout, uwe begrijpt, altijd ? goed gewend geweest, en als 't dan geen vetpot meer is, gaat: de aardigheid er af... -.la! dai's altijd erg jammer voor me ge: wees.l, dat zij niets meer aan me doen kon, want ik word' oud en zij had voor vader nog i wel een stuk brood over .. ." Ik kon Paling-Jan niet goed meer toe spreken, ik kreeg een gevoel, waaraan ik geen naam kon geven, 't was alsof' er zich iets in mijn binnenste omdraaide. Niet lang daarna hoorde ik, dat hij over leden v/as, en ik dacht: -'t Was toch een wonj derlijk type!" Neen, Goddank! Paling-Jan was geen ' type, hij was- slechts eea rariteit!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl