Historisch Archief 1877-1940
?PC8S!3RC55W!T^
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 624
en het spreken van staatkunde en wetenschap
wel wat al te zeer samen te vallen, om niet
verdacht te zijn. Ik kan de gedachte niet
onderdrukken, dat de leer volgens welke
onderwijs een algemeen belang zou zijn, maar
goed etenniet, waarlijk niet toevallig juist door
die klasse wordt verkondigd, die hare kinderen
wel kan laten eten,maar niet zoo gemakkelijk zou
kunnen laten leeren als in de openbare school.
Maar bovendien men krijgt geen antwoord
als men op de ontvouwing van dit economisch
systeem nader aandringt. Het zou de kinde
ren vervreemden van de ouders, zegt men.
Dit is zeer vriendelijk gedacht, waar zou men
de ouders daar niet zelf over moeten laten
oordeelen ? Daarbij geloof ik dat juist net on
derwijs krijgen van vreemden dit gevolg heeft,
omdat de meeste kinderen daardoor andere
denkbeelden krijgen dan de meeste ouders
hebben; maar zou een bord met eten op
school maken dat het huishouden minder
aangenaam werd? Mij dunkt integendeel
rustiger, tevredener, minder een tooneel van
kommer, geringe zelfzucht en tandegeknars.
Men zegt ook dat de verplichtingen van het
huwelijk lichter zullen worden geteld. Ah!
wederom zeer zorgvol voor de zeden. Het is
ook wel mogelijk, maar in dezelfde mate zal
ook de ellende in het huwelijk afnemen, en
de boksvoet van het gebrek zeldzamer wor
den bespeurd op den drempel van onze arme
huizen.
*
* *
Wat het besluit van onzen Gemeenteraad
evenwel het sterkste veroordeelt, is de omstan
digheid, dat zelfs deze versleten leer geen
argumenten bevat om het te verdedigen. De
oude regel, dat de gemeenschap datgene doet
wat de particulier niet of minder goed kan
doen, is hij niet volkomen toepasselijk op het
geval in quaestie ? En als hij dat is, blijkt
dan niet nogmaals zeer duidelijk dat het
eenige wezenlijke, het onbewust werkende
motief van de beslissing deze is : dat de klasse
van de burgerij waaruit de Gemeenteraad is
samengesteld, niet goed oordeelen kan over,
en niet genoeg gevoelen kan voor de noodeii
van de andere klasse ? Dat inderdaad de ge
meente goedkooper. beter, geregelder voedsel
kan geven aan de menigte hongerige wichten
dan de arme huismoeders dat kunnen, dik
wijls onbekwaam, dikwijls van alle hulpmid
delen verstoken, dikwijls van minne en on
voldoende grondstoffen voorzien; dit is geen
-ernstige vraag. En dit erkent het gemeente
bestuur dan ook door te zeggen, dat spijs op
school goed is, maar door particulieren moet
worden verstrekt. Dit te eischen en tevreden
te zijn met een hoogst gebrekkige regeling,
is n en hetzelfde. Iedereen begrijpt dat een
particuliere vereeniging het geld niet bij elkaar
en de hulpmiddelen niet beschikbaar krijgt,
die noodig zijn om de honderde of misschien
duizende kinderen van eten te voorzien, die
daarvoor in aanmerking komen.Hoeveel moeite
heeft Liefdadigheid naar Vennoijen niefom een
miserabele halve ton op te scharrelen,
Liefdadtglizid, een oud en populair genootschap?
Ik weet van de cijfers niet ai', maar ik weet
wat iedereen weet, namelijk dat een nieuw
lichaam voor kindervoeding tientallen van
jaren zou moeten werken en reklame maken,
voor het zou disponecren over maar een klein
gedeelte van de onmisbare fondsen en in
richtingen. Het Dagelijksch Bestuur weet dit,
de Raad weet het, de liberale couranten weten
het, de gezeten burgers weten het, degeheele
wereld weet het. Zeggen dus de gemeentelijke
autoriteiten: wij laten deze zaak over aan het
particulier initiatief, dan zeggen zij tevens:
wij leggen ons neer bij de omstandigheid, dat
de kindervoeding op school is en onafzien
baar lang zal blijven, een bedroevend gebrek
kig geregelde zaak, een zeer onvoldoende
poging om te voorzien in een zeer drin
genden nood.
»De derde, nou ja, die kon er best door;
't was een heel knappe, volslagen mans-meid,
maar of ze nou »Wieri Neerlandsbloed" of
»Jan brandt de lamp nog" zong, 't klonk
precies eender: dus dat ging ook niet. Dan
kwam er nog_bij, dat de lui, die 15 eenten
voor een half maatje cognac, of 20 centen
voor een potje Beiersch betalen, Fransch of
Duitsch willen hebben. Al verstaan ze 'tniet,
dat 's minder, maar 't staat meer gekleed in
een sjantan begrijpt u? Afijn, 't heeft zeker
zoo moeten wezen."
- Er lag een zekere berusting op Jan's ge
laat, als hij.dit vertelde, en onwillekeurig keek
men hem aan om te zien, of hij wel in ernst
sprak; maar zelfs niet de minste trilling zijner
mondhoeken deed aan de oprechtheid zijner
woorden twijfelen. Van nature was hij (lichter,
dit bemerkte men dadelijk aan zijn rijmpjes
op de paling, die hij met talent wist te
varieeren, naar gelang van de gelegenheden, waar
hij dat zceooft ventte.
Paling, dunnen en dikken,
Lekker om te bikken,"
riep hij in een mindere buurt.
Paling ! Paling ! moncereis,
Oiu je te ti-aclcercn."
klonk het op beteren stand.
Ging hij meet- tot comischc poëzie over,
dan zong hij voor den burgerman:
Paling ! lekker en graond,
Ze smelten in je mo-ö-ond!"
Voor den meer gegoeden stand reciteerde hij:
,,1'aling van een daalder liet pond;
Als zalm is hij in je mond.':
Jantje zal liet wel vertellen:
Paling is betor dan ijulingvellcn."
't Was inderdaad bewonderenswaardig, dat
Jan zijn ongeluk met zooveel stoieijnscho
gelatenheid droeg, want 't is geen kleinigheid
om plotseling uit de bedwelmende, weelderige
omgeving van een »sjantan," ai'te dalen ineen
Ik wensch voornamelijk te doen uitkomen,
dat de eenige oorzaak van deze onverschil
ligheid de onmogelijkheid is, waarin deze maat
schappelijke klasse verkeert om de belangen
van een andere behoorlijk waar te nemen.
Het is een feit, dat de Ilaad door haar be
sluit geweigerd heeft de aanspraken, die na
mens de behoeftige klasse aan de gemeen
schap waren gesteld, te laten gelden. Daar
voor kunnen twee redenen zijn: of de Raad
bestaat voornamelijk uit menschen die zulke
aanspraken niet telt, omdat zij de gemeen
schap te dien aanzien niet noodig heelt voor
zich zelve; of de Raadsleden zijn onbarmhar
tige vrekken. Behalve door de argumenten,
die ik heb opgesomd om mijn hoofdzaak te
betoogen, hoe zij werden versterkt door de
openbare onwaarheid van dit alternatief. Het
is geen geheim, dat onder de tegenstemmers !
zeer goedgeefsche lieden worden gevonden en
vele lezers van dit artikel om van den
schrijver te zwijgen zullen rijk zijn met het
bedrag wat door raadsleden, aan beide zijden
van de bestuurstafel, jaarlijks wordt wegge- !
geven. Ik bedoel ook volstrekt niet, dat de
voorstemmers bij uitstek nobele personen zou- j
den zijn; wel nobel ongetwijfeld, maar niet l
bij uitstek. Doch dit zijn zulke duidelijke
waarheden, dat men ze niet behoeft toe te
lichten. Onloochenbaar is het, dat de groote
onbarmhartigheid van den maatregel niet is
een gevolg van individueel gebrek aan ont
ferming, maar van eene algemeene gevoel
loosheid van de eene klasse voor de nooclen
van de andere.
*
# *
Zoo moet dan ook deze klassedaad niet
veroordeeld worden, met beschuldigingen aan
het adres van particuliere personen. Het
is noodig dat duidelijk te zeggen. Ijverige,
maar weinig met het wezen van deze verschijn
selen bekende volksvrienden laten zich licht
vervoeren tot ongerijmde hatelijkheden. Daar
schijnt grond voor. De meesters bevelen het
aan; de ouders zouden het dankbaar aanne
men ; alle organen van de democratische groe
pen ondersteunen het; de kinderen zouden
het heerlijk vinden; het onderwijs zou er door
gebaat worden, de gezondheid, de huisvredc,
de gemoedsrust; evenwel wordt dit alles niets
geacht door de vertegenwoordigers van eene
klasse, voor wie dit alles dan ook niets
beteekent. Niets, indien men voor het
oogenblik de toenadering der klassen niet rekent.
Niets, als men nu het belang van het geheel
bij het geluk van een deel gering schat. Niets,
zoo men er niet tegen opziet den schijn te
aanvaarden van hardvochtigheid. Ons evenwel
mag die schijn niet misleiden. Ik zoek niet
naar uitvluchten of' verzachtende omstandig
heden. De verkeerde daad is bedreven ; de
gelegenheid is voorbijgegaan om te bewijzen
dat de behoeften van de volksklasse 'niet
worden miskend en ontkend; rechtmatige
grieven zijn versterkt, bestaande veeten ver
wijd; als hieruit iets goeds kan voortvloeien,
dan zijn het helaas de nog zoo trage kiezers
waarvan het allén te verwachten ;s ; maai
de donkerste schadv.wcn moeten niet beletten
dat men de waarheid trachte te onderscheiden.
Die waarheid is, dat niet de particuliere
liefdadigheidszin beslist, maar de meeiiing van
de personen over de verplichtingen van de
gemeenschap :_ het gemoed niet. maar het hoofd.
En de regel is, dat die meening op en neer
gaat met de behoefte aan steun van de ge
meenschap. De vertegenwoordiging van de
gezeten burgerij nu, heeft dien steun niet
noodig om haar kroost eten te geven.
Am., (j Juni. F. VAN DER GOKS.
Uit het Haagje.
Tot de meest algemeen bekende en gewaar
deerde goochelstukken behoort ongetwijfeld de
altijd min of meer muffige kelderwoning.
\Vel tooverde hem zijn dichterlijke verbeel
ding somtijds nog tafereelen uit het verleden
voor de oogen en droomde hij als eertijds de ont
troonde kaliefen, van zijn »houris" of zijne Sul
tane favorite, terwijl hij zuchtend zei: »'t Was
'n burgerbestaaii wat ik toen had, een fatsoen
lijk broodje, maar de konkerentie heeft rne
kapot gemaakt. M'n konkerent had 'n
komiekeling, daar liepen de menschen de wereld
mee uit. En wat doe de vent eigenlijk ? Niks
niemendal; hij trok leeli.jke grimassen en zong
als een varken dat gekeeld wordt. Och!
och! had ik toen maar meer zegen gehad."
Doch dit geschiedde alleen, als Jan min of
meer onder den. invloed van het Beiersch
was. O ! dan kon hij zoo weemoedig zeggen:
-'t Is me niet aan mijn wieg voorgczongen,
meneer, dat ik met paling zou loopen, maar
Jantje is eenmaal in de maling en daarom loopt hij
nn met paling,
Dunne en dikke, hoeren ! O, wat binnen ze vet!"
Jan liet met veel behendigheid in 't mid
den, of hij de hccren dan wel de paling be
doelde.
Eens in zijn leven trof hem een gevoelige
slag. Een zijnor dochters namelijk, zon
verlelde hij, :>'n meissie ais melk en bloed, me
neer! heeft haai1 eigen willen verdoen. En
waarom nou? Om een oiuioozelen liminu l van
een jongen, een marionier. Ze was in den Voor
burgwal gesprongen, maar ze is c-i' nog bij
tijds uitgehaald. Zie je meneer: 't is nkt
zoozeer om 't verdoen, dat liet mij hinderde.
maar meer om de sc'ianüaliirheid indebui;ri.
Als je schot en lot behoorlijk betaalt, h.r.tje
niet van zulke dingen. Ik schaamde nu>
eiielie.t', want als ze me na dien tijd zagen, zeiën
de monsehen: d a u r lieb je den vader van
<hU meissie dat laatst in 't water is gespron
gen. Net of ik 't helpen kon, dal die
jongen haar in de steek heeft gelaten. "
Toch is Jan ook dien slag te h iven u''.'ko
men en heeft nog menig jaar daarna zijn
zeebanket rond gevent.
oude toer met den hoed. Het is even onderhoudend
als vermakelijk om uit een doodgewone kachelpijp,
waarin zich niets anders bevindt dan de kap, de
voering en het platte naamkaartje van den eige
naar, door een handigen liamberg letterlijk van
alles voor den dag te zien brengen. Van de twin
tig menschen zitten er minstens negentien van
inwendig genoegen met open mond, op het zien
aangroeien van al die hengselmandjes, linten, zak
doeken, bekers, vlaggetjes en gekleurde ballen,
die iu minder dan geen tijd de kale planken van het
toonccl in een romrnoligen dertig-cents-bazaar
veranderen. Mogelijk werkt dezegoocheltoerdaarom
zoo verrassend en verfrisschend op de toeschouwers,
omdat men in het dagelijks leven zoo dikwijls,
zelfs tot treurens toe juist het tegenovergestelde
waarneemt; bijvoorbeeld dat er uit breed gewelfde
voorhoofden, groote vergaderingen en commissiën,
met geleerdheid opgestopt en volgepropt,als Leidsche
flesschen met clectriciteit, hoegenaamd niets van
belang te voorschijn komt.
Wijsneuzen en alwcters mogen beweren, dat de
goochelaar de voorwerpen uit zijn zak haalt of
de handlangers ze aangeven de groote massa
kan dit niet schelen, zij verkncufert zich aileen
maar in het prettige en afwisselende van de ver
tooning.
Verlangt men dezen toer eens op enorm groote
schaaf te zien verrichten, dan moot men zorgen
op den tweeden Pinksterdag hier te zijn. Daar
een cylinderhoed voor het beoogde doel veel te
klein zou wezen, is deze vervangen door eene
groote van steen gemetselde goocheldoos met vele
deuren en kleppen, welke men hier station noemt.
In plaats van honderden nietige dertig
ccntsartikelen komen daaruit liocux pocuapu» telkens
duizenden onbetaalbare levende persoonlijkheden,
met pak en zak beladen. Wij bezitten twee zoo
danige toover-apparaten, waarvan het eene boel
geheimzinnig aan de Zuid- en het andere aan de
Noordpool der stad gelegen is; maar beide werken
precies volgens hetzelfde systeem.
De inrichting is tamelijk eenvoudig, in den
trant van een Indisch huis, zonder verdieping,
met overdekte galerijen (pendoppo's) vóór en
achter, ruim genoeg om er recepties en
danspartijen te geven. Opdat iedereen zich kunne
overtuigen dat het instrument volkomen ieeg is,
staan alle deuren en kleppen wagenwijd open. en
kan men de ruime vertrekken vrijelijk binnentre
den en doorsnuffelen, Sommige zijn inderdaad
smaakvol gemeubeld, en van goede buffetten voor
zien, maar huiselijk en eigenlijk bewoond zijn zo
niet. Knkele medo-bolaiigstellenden loopen er
rond als katten in een vreemd pakhuis, of' turen,
in den hoek eener canapégedoken, schuw om
zich been, zoodat het er even ongezellig is als in
de danszaal van het paleis in iict A'oordeiadc,
wanneer do koninklijke l'amiüe op bet Loo is.
Kijkt men voor alie zekerheid nog even aan de
achterdeur, dan ontwaart men wei groen land.
zoo ver het oog reikt, en den dubbelen ijzeren
meridiaan, die den gchcclcn aardbol omvat, maar
nergens menschen.
Nu verschijnt de goochelaar, kortweg Chef"
genaamd, die als een ouderwetschc lucifer te
midden van Zweedsehc, door ecu vuurrood hoofd
deksel, afgezet met een randje zwavel, duidelijk
te onderscheiden is van zijne handlangers, die
schijnbaar toevallig altijd in zijne nabijheid, hem
naar de oogen zien. JMet iets
gouverneur-generaalachtigs in zijne houding stapt hij door de
kolfbaanaehtige pcndoppo", en verzoekt u be
leefd maar gebiedend terug te gaan, omdat de
toer zal beginnen.
En daar heb je het lieve leventje gaande. Een
helscb gefluit om iemand totalitcr gek te maken,
wordt op slag gevolgd door een dreun alsof' er
kanonnen losbranden, terwijl rookwolken zoo dicht
als kruitdamp bet bepaald onmogelijk maken om
Lucifer en zijn handlangers in hot oog te houden.
Men begrijpt dat men boet genomen is. als men
bij het optrekken van den kruitdamp gewaar wordt,
dat gebouw en galerijen op eens stampvol zijn
met menschen van allerlei rang en stand, maar
het effect blijft niettemin verrassend en schoon.
Korten tijd voor zijn dood zag ik hem nog
eens toevallig op een keer, dat ik buitenge
woon laat in een koffiehuis zat.
>Wel, Jan, hoe gaat het?"
«Met Godshtilp, redelijk, meneer!"
:>Wil de negotie nog al ?"
«Duf'fies meneer! slappies. 't Is een slechte
tijd, de menschen eten geen paling."
«Vliegt je koopwaar nog wel eens door de
steeg'.1"'
«Jongens neen, meneer alles is nou rustig,
want m'n gocie vrouw is overleden."
»Zoo! 'nGlaasje cognac?"
»U\védolt met me."
>Hoczoo ?"
?>Jan gebruikt nooit geen sterken drank, dal
weet u wel."
:>'N glaasje bier dan?"
»Dat zal ik niet refesecren, omdat u er al
tijd een sigaartje bij presenteert."
vle bent oud geworden, Jan."
Nou meneer, 'fis ook geen wonder;'k ben
al lang over 't, bruggetje. En meneer is er
ook niet jonger op geworden."
:Xen je mij dan nog?"
?Dat zal waar wezen 'k heb vroeger jareu
menigmaal ecu potje van u genoten. Blieft
u ook paling;' 't Heb er nog een stuk of
zes; maak me los, asjeblieft.., 'k geef ze
voor een koopie, omdat u 't is."
Dankje. Kn hoe is 't: met je dochter
afgeloopen, die ? ..''
-?Uwébedoelt die... hm! afijn, die toen haar
eigen .. ."
'Ja juist!"
O! springlevend, 'n knap sluk vrouwsper
soon geworden. Ze is getrouwd, meneer, en
lieve kindertjes heeft ze ook! Al een stuk of'
negen.''
Ki! ei! met den Marinier?"
iioe heb ik het nou niet uwé, meneer?
Waarachüg niet' Met een stoker op een boot,
ja! ''t Was wel een bedje beneden haar stand,
maar afijn! ze: was onder dak, en als vader
mocht ik i och m'n ''oeiilers zinnigheid niet
in den weg .staan, niet waar?"
Het beeld van een door elkander wriemelende!).
zwerm meikevers, plotseling uit de lucht op een.
stuk weiland neergevallen, geeft slechts zwak den
indruk terug, dien dit staaltje der zwarte kunst
van ijzer en steenkool afierwege maken moet.
De gezamentijke hengelinandcn en ellen lint, door
boerinnen met gouden voefhorens aan de mutsen
uit alle hemelstrcken aangevoerd, zouden reeds
voidoende zijn om do heele tent van Bambergtot
den nok toe te vullen. En wat beteekenen nietige
meikevers, die laag bij den grond kruipen, in
vergelijking met do zwarte monsters met ongehoord
lange ruggen, metalen ringen in de ooren en ge
pantserde tabaksdoozen voor de borst, die tot de
boerinnetjes liefelijk lachen, maar tegen ieder
ander slechts vuur en rook uitbraken? Neen,
wilde men hier boelden aan de insectenwereld
ontlccnen, dan zou men eerder moeten nemen
beweeglijke bromvlicgen, pronkende gouden torren,
maar vooral kapellen, zoo kersversch uit moffen
en bonten kragen ontpopt in de aanvaJJigste
zomertoiletton, gewapend met dekschilden in de
heerlijkste nuancen.
Gelijk eone groote elastieko bal dringt de steeds
aanzwellende mensehenmassa naar voren, totdat
zij al draaiende met een zetje den uitgang uitberst
en met een lossen goochelaarszwaai op het stations
plein terecht komt. Vigilantes, landauers,
stoomen paardentrams ruimen op wat zij kunnen; maar
gelijk do zon op Nova-Zembla's ijskorst, likken
zij slechts aan den ontzaglijken menschenklomp,
zonder hem in het minst te doen smelten. Telkens
hoort men opnieuw schel fluiten, den grond
dreunen .... en komen onvermoeid nieuwe
heirlegers opdagen. Do keurig nette en hoogst
zindcfijke residentie, met hare villa's en monumenten,
zoo fijn en artistiek gemaakt als Fransch
kartonwerk, met hare pleinen en sierlijke bloembedden,
als taarten op groote schotels, gelijkt op tweeden
l'inksterdag nog meer dan gewoonlijk op een
modernen suikerbakkerswinkcl; wel te verstaan
in de maand Augustus, wanneer zwermen van
vliegen aan de lekkerste gebakjes het voorkomen
van gewoon krentenbrood geven. .Hoeden at'voor
de liaagsche restaurateurs, confiseurs, bakkers en
slijters, die niet alloen de vreemde troepen man
moedig in hunne versterkende plaatsen afwachten,
maar ze zelfs onversaagd uitdagen om op te komen.
liet gros van het leger trekt rechtstreeks naar
het bosch, om daar onder den blooton hemel in
het gras te kampoeren. Eerst na wat uitgerust
en versterkt te zijn, wordt het beleg geslagen
voor de tent", die hardnekkig net zoo lang om
singeld blijft, totdat onze grenadiers, die daar de
lucht van krijgsmuziek doen weergalmen, den
laatstcn adem hebben uitgeblazen.
De orde in het groote leger, die tot nu toe geen
oogeiüi'ik gestoord is, begint na deze schitterende
overwinning merkbaar te verminderen. Gansene
bataljons trekken schreeuwend en gillend van
opgewondenheid ongeregeld on woest op den Haag
los, waar zij spoedig tot algehcele plundering van
volksgaarkeukens, bakkcrswinkcls, hotels en
kol'tiehuizcii overslaan. J lier en daar is men zelfs oog
getuige van bet weinig verkwikkelijkc schouwspel,
dat zwaar aangeschoten manschappen tusschen
gehelmde dienaren van de groote stedelijke ambu
lance voortgesleept of' weggedragen worden. De
algemeene stemming en gezondheidstoestand laat
echter niets te wenschen over. Allen te gelijk zijn
plotseling met n denkbeeld vervuld, namclyk
om naar Schevenhigen te rijden en zich daar
aan het koele zecstrand wat op te frisschcn. De
groote moeiclijkheid is maar om een tram of paard
en wagen machtig te worden, daar do verhouding
van rijders en rijderessen tot vervoermiddelen,
ongeveer gelijk is aan die van de duinen tot een
duizendtal zandwerkers met kruiwagens. De koet
siers doen anders genoeg hun best. Xij ontzien
zich niet om paarden, (lic reeds bestemd waren
tot aanvulling van het verbrande museum van
natuurlijke historie te Leiden, in het gareel te
', spannen. Visch-, hooi- en bierwagens worden tot
j char-a-bancs" bevorderd. Allen die maar zweep
i en teugels in do hand kunnen houden, worden
tot den bok geroepen, niet zoo zeer om het volk
Dat spi-cekt vanzelf, Jan!"
j --Mijn jongste dochter heeft 't beter
gctrof\ feu, die heeft een -Spelrecomrnandeerder'' van
j BJamis. Al is er nu ook geen kermis meer
j hier in Amsterdam, op den boer halen ze
! toch rijkelijk hun kost op, als hij zijn stem
l maar mag behouen."
j »En je derde dochter?"
Die is dood, meneer, iu 't Gasthuis
gei fitorven. Die was anders erg goed voor me,
j ja! die gaf vader nog wel ereis, wat."
j 'Zoo, was die ook getrouwd?"
j Getrouwd? Hm! neen, dat nou juistement
j niet, maar hum, ja! ziet uwé, 't: was een
i ferme, mooie meid eu zoo hm.'.... zoo
damcsachtig; ze kon haar eigen zoo
alle' machtig netjes kleeden met 'tsienjoii en
j een sleep en ze had kennis aan een heeleu
j netten heer: maar die ging trouwen en...
i afijn! uwébegrijpt me.... Toen was de koek
i op en zij... ja! als ze nou zuinig geweest
was, dan maar ze dacht alevel dat er geen
op! komen aan was en .. . toen is ze nog buf
eti juffrouw geweest, maar daar was ze niet
i astrant genoeg voor, .Later werd ze zoo
mager ais een hout, uwe begrijpt, altijd
? goed gewend geweest, en als 't dan geen
vetpot meer is, gaat: de aardigheid er af...
-.la! dai's altijd erg jammer voor me
ge: wees.l, dat zij niets meer aan me doen kon,
want ik word' oud en zij had voor vader nog
i wel een stuk brood over .. ."
Ik kon Paling-Jan niet goed meer toe
spreken, ik kreeg een gevoel, waaraan ik
geen naam kon geven, 't was alsof' er zich
iets in mijn binnenste omdraaide.
Niet lang daarna hoorde ik, dat hij over
leden v/as, en ik dacht: -'t Was toch een
wonj derlijk type!"
Neen, Goddank! Paling-Jan was geen
' type, hij was- slechts eea rariteit!