De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 9 juni pagina 3

9 juni 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 624' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. in eene betere atmosfeer te brengen, als wel om zelf goed af te spelen, en zoo spoedig mogelijk voor een nieuw vrachtje terug te zijn. Door dit op- en neervlieg-systeem wordt de liefelijke en frissche Scheveningschc weg geheel onkenbaar gemaakt. Onvermoeid schuift de lange riem zonder eind van komende en gaande trekdieren, sjeezen, rijtuigen en karren met eentonige vastberadenheid en kracht voort. Het groen der boomen, dat in gewone tijden de kleur heeft van versch aangemaakte kropsla, is gepoeierd als de hoofden in den pruikentijd Men mist er de schil derachtige groepen van visschersvrouwen met de manden hoog op den hoed gestapeld, de peinzende of lezende dichters en dichteressen op lommerrijke bankjes, de teekenaars met hunne schetsboeken onder den arm, zelfs de hoogere burgers mot groene botaniseerdoozen op den rug. Slechts dichte drommen fabrieksvolk bewegen zich tusschen de duizenden wielen en assen, die oorverdoovend ratelen en stampen, in wolken van stof. Waar men zich ook wende of keere, alom is hevig gedruisch en lawaai. Zoowel de groote stoom-badgastenplukkerijen en pret-raffinaderijen aan het strand, als de bier- en jenever-gieterijen in het dorp wer ken met full-speed". Op het strand heerscht niet minder drukte en beweging. Gansche karavanen zitten in groote kringen midden in de zandwoestijn neergehurkt. De jongere leden van het gezelschap vermaken zich met het behendig stoppen van zand en schelpen in elkanders hoeden en zakken, terwijl de ouderen kameraadschappelijk de flesch laten rondgaan. Vlak aan de branding geven zorgzame huismoeders plastische voorstellingen van de be kende kip, die eendeneieren uitgebroed had en hare jongen eensklaps zag te water gaan. Met zoonlief's schoenen en kousen in de hand, loopen zij handenwringend aan den oever van het zilte nat ; want Jantje, die verlof had om even tot aan de enkels in zee te gaan. voelt zich daar zoo in zijn element, dat hij zijn Zondagsch buis en broek geheel vergeet en weldra zegevierend tot aan zijn middel in het water staat rond te kijken. Te vergeefs verheffen de mama's hare hooge stemmen. Jantje vindt het veel te prettig om er nu al met baden uit te scheiden. De vrouwen geven zich wel driemaal op. met het voornemen om haar kroost na te springen, maar durven dit plan toch niet te volvoeren. Gelukkig zijn Scheveningers mannen van zaken, die altijd bij de hand zijn als er winsten te behalen zijn, en wordt Jantje a raison van een Scheveningschen stand penning, een dubbeltje, gered. Kantoorklerken met huzarenharten bestijgen paarden met ezelsooren, die zij zonder het zelf te weten, in de hooge school berijden. In vollen galop ziet men de in vrijheid gedresseerde dieren op het racest onverwachts finaal rechts-om-kcert maken, en zoo hartelijk met vóór- en achterpooten salueeren, dat de berijders om in beleefdheid niet voor hen onder te doen, als muzelmannon met hunne aan gezichten ter aarde vallen. Laat ons gerust den Schoolmeester nazeggen : Zoo brengt de zomcrdag genietingen ons aan, Waardoor het menschlijk hart op 't zoetst wordt aangedaan." Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Fransche Lannschouwburg (Ned. Tooneel) De eilla Blcmcm-iijnon Salon des Variétés. Sehoonmctma. Zaterdag l Juni had bij de Vereeniging »Het Nederlandsen Tooneel" do eerste première in het zomerseizoen plaats. Behalve het hier reeds vroe ger vertoonde, allergecstigste blijspelletje van Labiche »Een eerste stil])", gaf men .De villa Blancmignon", blijspel in 3 bedrijven dooi- A. Duru, H. Chivot en A. Eruy, op verdienstelijke wijze uit het fransch vertaald door den lieer C. Ph. J. Clous. Zeer gelukkig kan men de keuze van dit stuk niet noemen ; het is een middel matig blijspel met enkele goede tooneeleu, veel kluchtspelefi'ecten, weinig nieuwe of' oorspronke lijke karakters. Verreweg het beste is het eerste bedrijf; dit deed nog het meest aan een comcdie de MOCWS deuken en nog meer in de verdere bedrijven een comêdie de moeurs verwachten, een verwachting, die, zeker niet tot voordeel van het stuk, niet verwezenlijkt wordt. Zooals uit den korten in houd van het eerste bedrijf genoegzaam blijken zal, bevinden wij ons geheel op franse-hen tooneelbodem. De heer Savourin heeft een liaison met Céle.stine, de vrouw van zijn kamerdienaar Justin en heeft met haar afgesproken in de villa Blancmignon te Neuilly samen te komen. Om vrij te zijn in zijn bewegingen, maakt hij zijn vrouw, Blanche, wijs, dat hij voor zijn gezond heid naar Zwitserland gaat. Zij zelve staat op het punt naar Trouville te vertrekken. Gaston de Camiillac, een vriend van haar man, die haar reeds lang het hof heeft gemaakt, grijpt deze gelegenheid aan, om zijn laatste troef uit te spelen. Hij heeft zooeven zijn benoeming tot attachéaan de ambassade te Stockholm ontvan gen en biedt haar nu zijn carrière in ruil voor haar liefde aan. Na eenige aarzeling weigert zij en meeneude, aldus geheel van he'm ontslagen te worden, dwingt zij hem de hand te vragen van Marie, de dochter van het echtpaar Moulinier, rijkgeworden burgerluidjes. De graaf en de gravin de Carmillac, men.ich en van oudeu adel, maar zonder fortuin, die alvorens een reisje door de Pyreneeën te maken, een afscheidsbezoek komen brengen, zijn niet weinig verwonderd als zij het engagement van hun zoon vernemen, doch stemmen er dadelijk in toe, zoo- j dra het hun blijkt, dat het meisje een bruidsschat ! van ;JOO.OOO frcs. heeft. Mijnheer en mevrouw Moulinier, die bij deze gelegenheid hooren, dat ieder fatsoenlijk mensch des zomers Parijs ver laat en die dus meenen, eveneens op reis te moeten gaan, besluiten na eenig overleg, kamers in de villa Blancmiguon te betrekken, maar laten do andereu in den waan, dat zij naar Italiëgaan. Gaston heeft in Marie een oude kennis ontdekt, en is, naar het schijnt, niet weinig ingenomen met de hem door mevrouw Savourin opgelegde straf'. De/e bemerkt maar al te spoedig, dut haar liefde voor Gaston sterker was dan zr< meende en tracht hem nu door allerlei middelen weer tot zich te trekken. Onder het luidruchtig afscheid nemen der reizigers eindigt het bedrijf. In de verdere verwacht men nu vóór alles twee dingen, in de eerste plaats een geestige hekeliiig van de steeds toenemende reismanie, in de tweede een uitvoerig uitgewerkt iutrigespel tusscheu Blanche en Gaston. De schrijvers hebben er blijkbaar anders over gedacht; zij geven van. beiden slechts zeer weinig en vullen deze bedrij ven bij voorkeur en bijna alleen met dolle grappen en komische persoonsverwarringeu, die op zich zelf soms zeer grappig zijn, maar ons toch niet bijzonder boeien, omdat wij steeds naar iets anders uitzien. Onbegrijpelijk zal het b.v. velen voorko men, dat de heeren Duni c.s, het echtpaar du Carmillac niet eveneens zijn intrek in de villa heeft doen nemen. Telkens en telkens krijgt men den indruk, alsof de schrijvers niet wisten, hoe verder te gaan, alsof zij geen vast plan volgden. Vóór alles mist men eenheid. De aardigheden vloeien niet natuurlijk genoeg uit de toestonden voort. Het geheel heeft iets te kunstmatigs, te gezochts. Het houdt den toeschouwer wel bezig, maar het vermoeit hem tevens en als aan het slot van het derde bedrijf alles terecht komt, verlaat men den schouwburg, hoewel men be kennen moet, herhaaldelijk gelachen te hebben, in een loome en niet bijzonder opgewekte stemming. De vertolking in haar geheel was bevredigend, maar meer ook niet. Alleen mevrouw Chr. Pool man (Blanche) en de lieeren Schulze (Savourin) en Tourniaire (Gaston) waren zeer goed. Van Een eerste stap" maakte men niet veel. Wanneer wij het niet beter wisten, zonden wij kunnen meenen, dat de vertolking ran dit fijne blijspelletje boven de krachten van deze artisteu ging; het komische werd belachelijk gemaakt, het ernstige kwam niet tot ziju recht, ja soms moesten wij ons bepaald afvragen of de vertoon ers ook een loopje met ons namen. Dat het met dit weer en dan nog wel voor een slecht bezette zaal alles behalve een genot is te spelen, kunnen wij zeer goed begrijpen, maar wij meenden altijd, dat de acteurs van de Koninklijke Vereeitiging »Het Nederlandsen Tooneel" hun taak te ernstig opnamen, om dit dermate aan het publiek te doen merken. De directie van den Salon w:-s ditmaal de eerste die ons de gelegenheid schonk, kennis te maken met »Sch.oonmama" niet van, maar naar Sardou en Deslandes. Deze -/Schoonmauia" is op eigenaardige wijze geboren. Op verzoek van de lieeren Kreutniet c. s. is de heer Rooyaards naar Parijs ge togen, heeft daar in het dJymnase" een vijftal voorstellingen vau ->Ucllc-l\Iiuniui" bijgewoond, waarschijnlijk tevens aanteekeningen gemaakt, en daarnaar het blijspel bewerkt, zooals dit nu avond aan avond met veel succes in den salon vertoond wordt. Over de waarde van Bardou's c/ni/éilir kunnen wij dus nog niet oordeelen ; maar binnen kort zal zij bij het gezelschap \au Lier vertoond worden en wel uuar een vertaling van bet aan gekochte handschrift en dan komen ,i'ij er iinuiurlijk op terug ea zullen wij er onwillekeurig toe geleid worden, een vergelijking tusschen het oor spronkelijke en deze bewerking te maken. Dit alleen kunnen wij nu reeds doen, deii lieer Royaards geluk wenschen met zijn arbeid, want deze schijnt ons toe iu allen deele welgeslaagd te zijn. Hut al of niet geoorloofde, het meer of min faii'o daanan, wencellen wij uier onaangeroerd te laten. De Schoonmama", met wie wij hier kennis maken, behoort niet tot het r/riii-r, waarmee blijspeldichters ons gewoonlijk vervolgen en dat zeker in ,,l.cs «iii'pt'ixcs <lu dienrev" wel bet scherpst geteekeml is. Integendeel, mevrouw Noirel aanbidt haar schoonzoon. Op jeugdigen leeftijd is zij getrouwd ;net een fabrikant van behaugselpapier, en zoolang haar man leefde, was zij de ziel der zaak en waren al hare ge dachten daaraan gewijd; maar nu is dit geheel anders geworden. Haar man is overleden en haar eenige dochter Suzaiuie zooeven met den notaris Thévenot getrouwd. Het jonge paartje gaat naar Italiëen zij. door niets meer gebon den, wil nu ook van het leven genieten en be sluit een uitstapje te maken naar Trouville. Zij wordt daarheen gevolgd door twee aanbidders, den burggraat' de Barzae, een »man van de wereld" en Boudinois, die haar reeds twintig jaar kent, haar al even lang lief heeft, maar indertijd met zijn aanzoek een kwartier te laat voor den dag kwam. Zij blijft daar slechts kort, maar toch lang genoeg om zich met de Barzae te cornpromitteeren. Te Parijs teruggekeerd heeft zij van de afwezigheid der jonggelunvdeu gebruik gemaakt, om hun woning naar haar smaak in te richten. Het kantoor van den notaris, lijkt wel het salon van een deiiii-mondaiiic. Boven dien heeft zij een gedeelte vau het hotel ver huurd aan een zekere mevrouw de Rosemonde, met wie zij te Ostende kennis maakte en die een later vroegere maitrcssc van Thcvenot blijkt te zijn. Tot overmaat van ramp. hield zij, om haar schoonzoon gedurende de wittebroodswekeu alle mogelijke beslommeringen te besparen, al de aan hem gerichte brieven achter, waaruit tal van on aangenaamheden voor hem voortvloeien en ver neemt Théveuot bij zijn terugkomst vau Boudinois het gebeurde te Trouville. Een duel niet de Barzae is daarvan het gevolg. Mevrouw Noirel en Suzanne komt dit natuurlijk ter oorc en door een onhandig gezegde van Renaud, Thévenot's klerk, «laartoe gebracht, gelooven zij, dat hij terwille van mevrouw de Koseuioude met haar man gevochten beeft. Suzanne dient nu terstond een ei^ch tot echt scheiding in, dien baar man bij zijn terugkomst vindt. umiddelijk besluit hij dien te beantwoor den en, geholpen door twee zijner vrienden, die tevens zijn getuigen bij het duel waren, begint hij: «Overwegende dat enz.", maar komt al schrijvende tot geheel andere gedachten en ein digt met een vurige liefdesverklaring. Doch te vergeefs. Zoowel Suzanue als zijn schoonmanni overladen hem met verwijtingen en eischen van hem den naam der vrouw, voor wie h ij zijn leven op het spel gezet heeft. Hij, die de moeder niet in liet bijzijn der dochter wil doen blozen, weet niet wat te antwoorden,, maar juist te rech ter tijd komt Boudinois binnen; deze heeft de vraag gehoord en zegt: »Wel, immers voor u." »En met wien ? »Met de Barzae." Nu komt natuurlijk alles weer in orde. De schoonmama belooft beterschap en reikte baar hand aau Bou dinois, die nu zoo te rechter tijd kwam. Van de vertolking kan veel goeds gezegd worden. De wijze, waarop de heer Rooijaards den schoonzoon weergaf, stelde alles, wat wij tot nu van hem zagen, verre in de schaduw. Hij had zich geheel met zijn rol vereenzelvigd, alle onderdeden daarvan met zorg bestudeerd. Hij bewoog zich vrij en gemakkelijk, gevoelde zich iets wat lang niet van ieder acteur gezegd kan worden in zijn rok evenzeer thuis als in zijn reiscostuum en deed ons door zijn beschaafde taal en manieren en losse bewegingen soms bijna vergeten, dat hij speelde. Alleen gunue hij zijn armen en handen wat meer rust. Mevrouw De Boer-van Rijk stond hem als mevrouw Noirel zeer goed ter zijde. Eeji beetje meer levendigheid en dartelheid zou in enkele gedeelten van deze rol niet schaden. Mejuffrouw Josephiue Spoor (Suzanue Noirel) is nog een nieuwelinge in het vak. Zij moet nog veel leerea (in de allereerste plaats wijde zij haar aandacht aan het loopen op het tooneel, dat nog veel te wenschen laat), maar belooft toch nu reeds iets voor de toekomst. Van de overige medespelendei), die allen, naar mate hunner krachten tot het welslagen van het geheel bijdroegen, wcnschen wij nog afzonderlijk melding te maken van de heeren Bigot (Boudi nois) en van den Heuvel (llenaud). De eerste leverde een uitstekend type van den goedbartigeu, wel wat onnoozelen, maar door en door braven Boudinois en de heer van den Heuvel wist, al was hem ditmaal slechts een klein rolletje toe bedeeld, juist door zich meestal bescheiden op den achtergrond te houden, veel relief aau zijn spel te geven. Alle eer aan den regisseur, aan wien dit stuk zulke zware eischen stelt, vooral daar, waar hij, zooals hier, over zoo weinig ruimte te beschikken beeft. Soms verwonderden wij er ons bepaald over, dat alles zoo goed van stapel liep, vooral in bet tweede en derde bedrijf, waar het tooneel meer dan vol was. Ook aan de decoraties was veel zorg besteed. Zij mogen gezien worden, maar hadden smaak voller kunnen zijn. Of was dit opzettelijk ge schied ? De dames de Boer-van Rijk en Josephino Spoor verdienen een woord van lof voor hare keurige costunies. In het Theatre Tivoli wordt een der volgende dagen de klucht -Verboden vruchten" naar Sardou vertoond. In het Th.'atre du Palais Rovul werd zij vele jaren geleden, en in het Tlu'atre Cluiiy dei! vorigeii winter gedurende zes achter eenvolgende maanden niet groot succes opgevoerd. HET THEATRE LIBRE. De laatste voorstclli'ür. door Ar.toine 0,1 zijn i.ap in het ParijsrUe Theatro libre gegeven. bestond uit drie nummers: een Russisch drama Le Comtc Witold, van Stanislaus lizewuski, een sprookje van Edgar Poe, Le Cocur ri-nliilcur, voor het tooneel geschikt gemaakt, en een stukje van Oscar MiHonior, LH. ('iiyserole,. Le Cocur ri-célttteur is hot verhaal van een man die een moord gepleegd heeft, en door- liet klop pen van zijn eigen hart tot vertwijfeling en be kentenis gebracht wordt. De vertaling vau Baudelaire was uitmuntend eu aangrijpend; nu door den heer Laumann voor het tooneel toe bereid, was de indruk lang niet dezelfde. La Cusserole is een woord uit het tiri/ol\ iiet betcekeut daar verkükster. Het stukje speelt in een wereld vau souteneurs en vrouwen van liet allerlaagste allooi; geen enkel van hun afschuwe lijkste woorden wordt er aan het publiek gespaard. Integendeel, Oscar Mëtcnier is een puriste de la langue verte", de actrices schelden er elkander uit in een taal die zij, naar rnon wil hopen, uit haar rol het eerst vernomen hebben. Lc Cuinie Wilold daarentegen is een aangrij pend drama. Rzewnski is, naar Sarcey vertelt, sinds tal van jaren een pariaien p<irixiomant\ volgens anderen worden zijn drama's in Warschau geregeld gespeeld. Hoe het zij, Le Comtc Witold, in Polen spe lend, kou zeer goed een Eransch drama zijn. hl het eerste bedrijf ziet men graaf Witold, die, door eene onweerstaanbare liefde voor eene Erancaise medegcsleept, tien jaren te Parijs heeft doorgebracht, aan den huiselijken haard terugkeeren. De gravin heeft voorgesteld, dat zij zijne schulden betalen zou, en hij zijne plaats aan den huiselijkcn haard zou hernemen; maar op voor waarde dat zij alleen in naam zijn echtgcnoote zal zijn. Graaf Witold heeft toegestemd; hij komt t'huis; do gravin wijst hem zijne plaats aan het hoofd der tafel; zonder een woord te spreken groet hij de verzamelde dischgenooten en gaat zitten. De gravin neemt nu plaats, daarna de gasten; men begint te dienen, alles zwijgend, en de gordijn valt. In het tweede bedrijf meent do gravin, die nog steeds haren man liefheeft, en dus jalocrsch is, dat do graaf booze plannen heeft met een mooi jong meisje, eene pupil der gravin, die op het kasteel woont, /ij vergist zich, maar het tooneel waarin het tot eene verklaring tusschen do beide cditgcnooten komt, is zeer schoon en zeer treffend. Do gravin verwijt haar man die nieuwe zonde, erger en ontcerendcr dan alle anderen; hij komt op tegen de onverdiende beschuldiging, maar zij gaat voort, stapelt verwijten op verwijten, brengt hem in herinnering hoe zij zijne schulden be taald heeft, hoe hij van hare weldaden leeft, ver wijt hem zijne vernederende positie en zegt dat een man van eer liever een zelfmoord gepleegd zou hebben, dan zulk een schande aan te nemen. De graaf, op zijn beurt tot toorn opgezweept, en ziende dat zij hem nog bemint, wreekt zich met het wapen dat zij zelve hem in handen geeft: hij verklaart dat hij nooit iemand anders bemind heeft dan zijn Pariaicnne, dat hij haar nog be mint, en dat zijn ccnig doel, met terug te komen, is geweest, geld genoeg te vinden om haar weer te gaan opzoeken. Het tooneel wordt steeds hef tiger; beiden worden, men gevoelt het, verder medegosleept dan zij willen. Ten laatste slingert de graaf zijn vrouw op den grond, en snelt heen om vergif in te nemen. In het laatste bedrijf komt een treffend realisme aan het woord. De graaf ligt in bed, stervend, reute lend; zijne vrouw waakt bij hem, wanhopig en berouwvol; zij toch heeft hein tot den dood ge dreven, hem dien aangeraden. Zij valt op de knieën en smeekt hem om vergiffenis; hij schenkt haar die. Maar do graaf denkt alleen aan de vrouw die hij bemind heeft; hij wil nog eens haar portret zien. De gravin gaat heen om het te ha len, dat is hare boete. Hij beschouwt het lang en aandachtig; dan opent zich zijne hand en hij laat het vallen. Hij is dood, en de gravin werpt zich met een woesten kreet van liefde op het lijk: Nu behoort gij mij geheel!" Dit heftige drama is zeer toegejuicht; Sarcey vond de ontknooping wat lang, maar de groote scène van de tweede acte prachtig. Ook het eind van de eerste acte is vreemd en trefl'end; do meeste critici, Charles Martel, Paul Ginisty en anderen, hebben enkel lof voor net stuk, zoowel als voor Antoine en Mlle Régine Martial, die de hoofdrollen vervulden. HET EEUWFEEST DER DÉBATS. Het Journal des Débats viert dit jaar zijn honderdjarig bestaan, en geeft bij deze gelegen heid een prachtwerk uit, dat behalve de geschie denis van liet ontstaan en de ontwikkeling der courant, ook een karakteristiek der voornaamste medewerkers bevat, een waar monument voor het blad. In Frankrijk zijn de honderdjarige couranten niet vele, en de twee die met het Journal des 'Débats dezen hoogen leeftijd deelen, de Monitew en de Gazette de France, zijn. donzelfden naam behoudend, van eigenaar en richting veranderd. Alleen de Débats is als goed rentogevend eigen dom in dezelfde familie, de Bertin's, gebleven en heeft, als reden van bestaan en zekerheid voor de toekomst, zijne zelfde beginselen behouden, een verlicht en gematigd conservatisme, steeds nieuwe jonge elementen in zich opnemend, maar steeds wortelend in het verleden. * " * In het oudste deel van Parijs, tusschen het Louvre en het hotel de Mlle, is een oude. straat, waar de- kerk SainKiermain-l' Auxerrois met de monsterkoppen barer oude dakgoten inkijkt. Het is de ruo des Prêtres; vroeger woonden er zeker huippredikers en beambten der oude voorname kerk. In die straat huist sedert negentig jaren het Journal des Ucbuts; de drukkerij is steeds in dezelfde lokalen gebleven; de rodactiekamer, niet haar gewelfd plafond, houten kolommen en kacholpijp door den geheelo lengte van het lokaal, ziet er zoo burgerlijk en ouderwotsc-h uir als het de lioitrt/coixic maar wenschen kan. Evenals de kamer is ook de geest der redactie steeds dezelfde gebleven; het is een moedige degelijkheid, die niet vreesachtig en halsstarrig in het oude blijft .smoren, maar al wat nieuw is beproeft, onderzoekt, en wanneer liet goed bevonden wordt, assimileert. liet blad was was daardoor nu eens bij ?iju om geving vooruit, dan weer ten achter: omier het eerste keizerrijk schoen het oproeiïg, onder de J uil-monarchie officieus, onder het tweede keizer rijk radicaal, onder do republiek meestal reactionnair. Toen de iioiu't/uoi.fic almachtig was, drong liet Joiiniul des Débutu op voltooiing van het sociaal gebouw aan, na IS.'iO schreef het als pro gramma: lustruirc les ouvriers et les rcndrc propriétaires". en dat klonk toen ais een. stoutmoe dige eisch. * ' * De stichter var. het blad was een zekere Gaultier de lüanzolt, die in 178!! als afgevaardigde voor den derden stand bet .stadje Clermont in Auvergne te YcrsiuTlus vcrie.gonwoor.-ligde. Om zijn belangstel lende vrienden op de hoogte te houden, zond hij hun eenige brieven over de debatten in de Volksvergadcring; deze verslagen werden in den stads schouwburg te C'lcrmont voorgelezen, herhaalde malen achtereen; men luisterde, juichte toe, de batteerde, en zond afschriften van de brieven aan naburige steden, (jaultier. kwam op het denkbeeld, voordeel van zijn brieven te trekken; hij zond ze dus voortaan aan een boekdn kker, die zo koste loos in Cleriaont moest verspreiden, maarzo verder verkoopen rnocht. Op 29 Augustus 178!) verschoon het eerste nummer van het Journal des dcbuts et décrels, ongeveer op het formaat van Gaultiers postpapier. Het bevatte toen nog geen berichten; eerst later kwamen er nieuwstijdingen eu nog later advertentiën bij. In 1791 k wan? het blad te Parijs uit, onder redactie van Louvet, den schrij ver van den liclitzinnigen roman Le cJv'Ctdier de Faublas. Op dezen volgde de blijspeldichter Bourgucil; langzamerhand werd het blad vermeerderd met een handels- en beursbericht, rechtszaken, tooneel- en kunstkritiek, stadsnicuwtjes, en nam toe. in lezers en naam, zoodat de gebroeders Bertin reeds op het eind van 1790 do som van 20,000 francs voor het aankoopen van het blad over hadden. In 1812 telde het 25,!)()() abonnés, had eene vermaardheid en bracht jaarlijks aan zijn eigenaars 200,000 francs op. De ziel der onderneming was de oudste Bertin,' die tot 1841 de gehcele leiding in handen had. Slechts korten tijd schreef hij er aan, maar in het regecren on kiezen bleek zijn gezond, helder ver stand, zijn moed en wilokracht. Zijn portret, door Ingres, toekent verstand, adel en beschaving, maar vooral energie ; zeer zeker een krachtig bourgeois, toch ook onmiskenbaar een aristocraat. Bertin zeide steeds tot ziju medewerkers: Schrijf gij voor vijfhonderd menschen, ik zorg voor de rest!" Zijn jongere broeder, Bertin do Vaux, was als zeer geestig bekend; Tallcyrand zeide: Er zijn maar twee geestige menschen in Frankrijk, Bertin de Vaux en ik.'1 Toch was zijn geest was meer salongeest, pikant en beminnelijk, naar den smaak dier dagen, dan krachtig. Beide broeders hadden reeds vroeger in den revolutietijd een blad geredigeerd, VMcluir, waarin zij de Jacobijnen bestreden; hun doel was nu een verlicht consti tutioneel koningschap. In plaats daarvan kwam het keizerrijk. Napoleon schafte van de 73 cou ranten in Parijs er zestig af; onder de dertien die gespaard bleven, behoorde nochtans de Débats. liet blad had zich een bijzondere positie weten te verschaffen; de Bertin's namelijk hadden een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl