Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 624
dienst van cabriolets naar Amiens en Rijsel geor
ganiseerd, die reizigers vervoerde eu ook hun
abonnés bediende, zoodat het blad deze altoos
vóór de staatspost bereikte; dit voorrecht van spoe
dige bestelling bleef tientallen van jaren eene
specialiteit. John Lemoinne vertelt, hoe zelfs in
1847 het blad een eigen koerier naar Londen
zond om den tekst eener troonrede spoedig te
krijgen, en hoe hij zelf aan den eersten minister
uizot een exemplaar van zijn blad overhandigde,
vóórdat de staatskoerier was aangekomen. Guizot
nam het blad mede, om het den koning voor te
lezen.
* **
Het eerste keizerrijk was een zware tijd voor
het blad; censuur, inbeslagneming, beschuldigingen
van allerlei aard. De Débats hadden gemeld, dat
twee schepen naar Antwerpen gezonden waren;
dat was openbaarmaking yan staatsgeheimen. Het
Week dat het bericht uit de staatscourant, de
Moniteur, was overgenomen, maar de schade van
het in beslag nemen werd niet vergoed. De oudste
Bertin werd gearresteerd, gevangen genomen, naar
Elba verbannen, toch behield het blad zijn invloed,
zjjn abonnés en zijn stoutmoedigheid. Nu plaatste
Napoleon een censor in het redactiebureau, nam een
deel der winst ten voordeele der regeering in beslag,
verdoopte het blad in Journal de l' jËmpiYeennam
eindelijk in 1811 aan de eigenaars het geheele blad
af. Zelfs het huis en het ameublement werden niet
vergoed; men splitste het eigendomsrecht in 24
aandeelen, die onder gunstelingen des keizers ver
deeld werden; de aandeelen gaven toen reeds
21,000 francs rente 'sjaars.
Hoofdredacteur werd de tooneeldichter Etienne.
Ook in dezen echter scheen de geest des Débats,
die van oppositie weldra gevaren te zijn. Hem
werd eens door den minister van politie een
uiterst heftig artikel tegen keizer Franz van
Oostenrijk te zetten gebracht. Etienne wei
gerde het artikel op te nemen. Vernieuwd bevel,
maar tiienne hield vol. Maar zijt ge gek!"
riep de minister eindelijk uit; de Keizer heeft
het artikel zelf gedicteerd!'' Napoleon's toorn was
namelijk gewekt door de vele bezoeken die de
Oostenrijksche gezant aan Marie Louise bracht,
en hy had in een vinnig artikel aan zijn wrok
tegen z\jn schoonvader lucht gegeven. Etienne
zweeg een poos. Maar neen!" riep hij eindelijk;
zulk een artikel is den keizer onwaardig!" Hij
drukte het artikel niet, en tot verbazing der om
geving gaf de Keizer hem gelijk.
Met Lodewijk XVIII kregen de Bertins hun
blad en het Journal des Déóah zijn naam terug.
In 1841 werd Armand Bertin, een zoon van den
oudsten broeder, redacteur; in 1854 volgde zijn
broeder Eduard, die eerst schilder was geweest.
Deze maakte, nog meer dan de vroegeren, den
salon der Bertins tot een centrum van geestesle
ven; hij vereenigde kunst en politiek, en gaf aan
het blad eene beteekenis op literair en kunstge
bied, die het vroeger niet bezeten had. lederen
avond waren de salons gevuld met alle mannen
van naam; en dit is steeds het geval gebleven.
Ih 1871 stierf Eduard en het bezit ging in de
vrouwelijke linie over; maar steeds is het blad
nog wat het sedert honderd jaren was; een bour
geois, maar aristocraat van opvoeding, kalm en
verstandig te midden der woelingen, geen vriend
van omverwerpingen, maar toch zich herinnerend,
dat zijn wieg in het revolutiejaar 1789 gestaan
heeft.
* *
*
In de lijst van medewerkers aan de Débats
prijkt vooraan de naam van den hertog van Aumale.
Dit is echter geen vleierij of pronkzucht, de namen
zijn alphabetisch geschikt, en te midden van de
schaar beroemde medewerkers, zooals nog nooit
een blad ze geteld heeft, maakt de naam van den
ernstigen historicus geen slecht figuur. Op hem
volgen namen als Renan, Jules Simon, Alexandre
Dumas, Taine, Legouvé, J. J. Weiss, Léon Say,
om van tallooze evenveel beduidende niet te spre
ken. En het meest van waarde hierin is, dat al
deze mannen, in de Academie, in de Kamer, in
den Senaat, in de ambassades, in de Universiteit
terecht gekomen, vrienden van het blad en
meestal medewerkers bleven. Het is het Jou
rnal des Débats vooral geweest, dat aan den
naam journalist den glans verleende, die dezen
titel in Frankrijk het eerst omstraald heeft.
Reeds in 1833, toen Chateaubriand zich in
een politiek proces te verantwoorden had, gaf hij,
door de president der rechtbank naar naam en
stand gevraagd, niet op: pair van Frankrijk,
minister van Staat gewezen ambassadeur", maar
alleen journalist"; hij behoorde tot de Débats.
Bertin stelde dien titel hooger dan welken ook;
hfl weigerde alle onderscheidingen, zelfs voor de
eer van een bezoek van koning Louis Philippe
op zijn buiten bedankte hij. De burger voelt
zich thuis op zijn gemak", zeide hij, de koning
in zijn paleis. Maar als de koning tot den burger
komt, schijnt diens huis zoowel den koning als den
burger te eng; laat ieder dus blijven waar hij
behoort."
Het behoorde tot de traditie der Débats. dat
men de eereambten niet najaagde. Toen ieder het
eens was, dat John Lemoinne lid der Academie
mocht worden, bleek het, dat hij wel artikelen
geschreven had, maar niet het vereischte boek,
om aan zijn toekomstige medeleden aan te bieden.
Men herdrukte toen een paar doodonschuldige
produkten zijner jeugd, maar met Silvestre de
Sacy had men in hetzelfde geval, veertig jaar
vroeger, beter gedaan. Diens vrienden besloten,
als vereischte voor de Academie, een bundel bijeen
te zoeken uit de Sacy's hoofdartikelen, feuilletons,
essays; terwijl echter de bundel nog ter perse
was, benoemden de academiciens reeds de Sacy tot
medelid.
De Débats was als nieuwsblad, na den tijd van
het privilege der spoedige verzending, niet bij
zonder volledig, Nous agissons plutöt par la
prédication que par l'information". zeide John
Lemoinne, en inderdaad, de Débats was nog niet
lang geleden een der slechtst ingelichte en toch
invloedrijkste couranten van Europa. De publieke
opinie in Frankrijk en die der toongevende kringen
in bijna ieder land werd een tijdlang door het blad
beheerscht; de kunst van den echten journalist is,
heden te zeggen wat morgen iedereen denkt,"
zeide Prévost Paradol, en dit was lang met de
het geval.
Als waarborg voor de kracht van zijn blad, was
de oude Bertin zeer gesteld op de anonymiteit
der artikelen. Hij alleen was verantwoordelijk en
wilde dat blijven. Toen er eens, in 1829, in het
blad een artikel tegen den invloed der Polignacs
had gestaan, eindigende Malheureuse France!
malheureux roi!" werd er een proces tegen het
blad op touw gezet. Als schrijver maakte zich
Becquet bekend. Maar de oude Bertin vloog van
zijn plaats op : Er is geen ander persoon ver
antwoordelijk dan ik; ik Jrorn op voor iedere letter
die in het blad staat." De uitslag was ditmaal
vrijspraak, na een prachtige rede van Bertin, eene
vermaning aan de verblinde regeering; maar hij
zou er ook voor in de gevangenis gegaan zijn,
liever dan de anonymiteit prijs te geven. Te weten,
dat dit of dat artikel van Saint-Marc Girardin,
van Cuvillier-Fleury, van Laboulaye was, bleef
alleen als gunst voor de intiemen van het blad
bewaard. Dat deze anonymiteit eene groote kracht
was, werd door Napoleon zoo goed ingezien, dat
hij haar ophief, en decreteerde, dat ieder artikel
onderteekend moest zijn. Zijn besluit deed vele
bladen in belangrijkheid en invloed dalen, omdat
persoonlijke veeten en vijandschappen zich nu
lucht gaven; de Débats echter niet; de redactie
zorgde er voor. Renan, die, onder de Sacy lid der
redactie was, vertelt daaromtrent:
Ik heb den heer de Sacy eenige gedragsregelen
te danken, die ik altoos gevolgd heb, vooral de
grondstelling, nooit op courantenberichten te ant
woorden, al vertellen ze ook de grootste
monstruositeiten. Toen ik hem verschillende gevallen
als uitzondering opnoemde, antwoordde hij: nooit!
nooit! nooit! In dit geval, zooals in vele anderen,
heb ik den raad van mijn ouden meester cons
ciëntieus opgevolgd. Eene courant heeft van mij
een voorgewend facsimile bevat, dat mij, als het
echt geweest was, inderdaad belachelijk zou ge
maakt hebben; ik heb r.iets gezegd, en heb niet
bemerkt, dat het mij eenigszins kwaad gedaan
heeft. Zonder tegenspraak heb ik gedrukt gezien,
dat ik van Rothschild een millioen had gekregen
om La vie de Jésus" te schrijven; en ik verklaar
vooruit, dat ik het niet zal tegenspreken als ik
hier of daar het facsimile der quitantie vind. De
heer de Sacy kan daarboven over mij tevreden
zijn! Eigenlijk is deze wijs van niet te antwoorden
al een heel aardig antwoord, vooral wanneer Renan
er bijvoegt: Toch zal men in de toekomst zeg
gen: Van Renan is verteld, dat hij een millioen
gekregen heeft. Zijne vrienden zeggen dat hij
niets heeft gehad. De waarheid ligt in het midden;
laat ons dus het verschil deelen, of zelfs weinig
nemen: een paar honderdduizend francs heeft hij
er dan toch zeker voor gehad.''
De stijl des Débats was beroemd; men corri
geerde er zelfs Renan. en het was een ondeugend
vermaak voor hem, schitterende zinnen te bouwen,
waarin juist een kleine gramaticale incorrectheid
het gedachten-accent te sterker en fraaier dood
uitkomen. Als men dan aan 't corrigeeren ging,
werd iedere zin minder fraai dan de foutieve.
De stijlstudiën kwamen echter te pas onder het
tweede keizerrijk, toen men zich inspande om
alles te zeggen, zonder vat op zich te geven.
Vive l'oppression !'' zeide daarom Prevost-Paradol
in een particulieren brief; geen beter middel om
te leeren ironie te gebruiken, het tegenwoordige
te critiseeren door het verledene te roemen, het pu
bliek tusschen de regels te laten lezen, vol on
derworpenheid oppositie te voeren, beminnelijk
ergerlijke dingen te ontsluieren. Zoo alleen wordt
de taal souple en het publiek aan goeden stijl
gewend.
In de Débats is het eigenlijke hoofdartikel
ontbtaan, dat later door de geheele Europeesche
pers zijn weg maakte. De Débats heeft ook het
feuilleton met vervolgen uitgevonden. Na een kor
ten proeftijd, met vertellingen van Soulié, en een
paar grootere novellen, durfde het op te treden
met Sue's spannenden, maar eindeloozen roman
Les mystères de Paris; hem volgden Monte Cristo
en anderen, en het lezend publiek had een nieuwe
reden gevonden om naar zijn Débats te verlangen.
Het tooneelfeuillcton is het eerst in dien vorm
door het Journal de Paris gegeven, maar de
Débats wist het achtereenvolgens in handen te
stellen van Jcoffroy, Nodier, Jules Janin, J. J.
Weiss, en eindelijk van Gules Lemaitre, die op
dit oogenblik de matador der Fransche kritiek in
dit opzicht kan heeten. Het blad heeft trouwens
steeds meer naar gehalte, dan naar de populari
teit der massa's gestreefd; het moest steeds eene
elite zijn, die voor eene elite schreef. Vandaar ook
dat De Sacy tot Renan kon zeggen: Geloofme,
wie eenmaal bij de Débats is, moet erbij blijven:
dit blad te verlaten zou een ongeluk voor hem zijn."
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
In haar overzicht van de exposities dezer maand
wijst de Magazine of Art" op het bizondere van
de tentoonstelling van uitgelezen schilderijen der
zoogenoemde romantiek in Frankrijk en Holland,
die dezer dagen te Londen gesloten wordt. Over
de Hollanders laat de kroniek zich uit ongeveer
in de volgende bewoordingen:
Onder de werken van Hollandsche schilders
vin dt men er uitnemende van Israüls, Bosboom,
Mauve en Mesdag, maar de belangrijkste zijn van
de gebroeders Maris. De zes doeken van Mathijs
Maris zullen velen eon revelatie zijn. De harmonie
van kleur en rijkdom van verbeelding, waardoor
het werk van dezen kunstenaar zich onderscheidt,
doen niet denken aan Holland maar aan een
tooverwereld, niet aan den dag van heden maar
aan een tijd die nooit geweest is noch komen zal.
Maar als een der grootste landschapschilders van
dit tijdperk moet Jacob Maris beschouwd worden.
Zijn kunst is van een zeer bepaalde individuali
teit ; hij heeft de Fransche romantiekers bestu
deerd maar niet nagevolgd, en geeft aan alles
wat hij voortbrengt een zeer bizonder cachet."
Eugène Véron, de zeer bekwame hoofdredacteur
van l'Art, die een kunstgeschiedschrijver en een
kunstfilosoof was van zeer ongemeene kracht, is
overleden.
Naar men meent kan dr. P. J. H. Cuypers, de
beroemde architect, de opvolger worden van zijn
betreurden zwager, prof. J. A. Alberdingk Thijm,
als hoogleeraar in de aestethiek en kunstgeschie
denis aan de Amsterdamsche Rijksacademie van
Beeldende Kunsten. Althans zou hierover onder
handeld worden tusschen den Haag en de Com
missie van Toezicht te Amsterdam.
In het nieuwe museum te Berlijn zullen jaar
lijks twee of driemaal tentoonstellingen uit het
prentenkabinet worden gearrangeerd. In de eerst
komende zal, zoo lezen wij, de ontwikkeling der
koper-graveerkunst in Duitschland van haar begin
tot einde der achttiende eeuw in met zorg geko
zen voorbeelden aanschouwelijk worden gemaakt.
Aan het woord ontwikkeling" zal men hier een
bizondere beteekenis te hechten hebben, daar,
gelijk men weet, de zuivere koper-graveerkunst na
Albrecht Dürer aan karakter slechts verloren heeft.
Op de tentoonstelling van de Sociétédes Vingt,
in het Panorama te Amsterdom, zijn verkocht het
Binnenhuis van Anna Boch en het Landschap van
Ilenri de Groux.
De schilderijen enz., die toebehoorden aan de
ontbonden Maatschappij Felix Meritis" te Am
sterdam komen aan het Rijksmuseum, terwijl de
collectie pleisterbeelden aan de Teekenacademie
komt.
El Moghreb al Aksa, een nieuw werk van
Edmond Picard, vrucht van zijn zending naar
Marocco, zal verschijnen in luxe-uitgave van zeer
beperkte oplaag, met een frontispice van Odilon
Redon en vier-en-twintig illustraties van Theo
van Rijsselberghe, die de reis met den
Brusselschen advocaat heeft medegemaakt.
De Antwerpsche schilders-kring Als ik kan"
heeft hare Noord-Nederlandsche broeders voor het
eerst rendez-vous gegeven in den Bosch, waar zij
den 2den Juni een tentoonstelling geopend heeft
van negentig schilderijen, onderscheidene etsen,
teekeningen en beeldhouw-werken". Het Bestuur
spreekt in de voorrede van den catalogus de be
zoekers toe met deze ronde woorden:
Het door ons gekozene was ook het devies van
den grooten Vlaamschen schilder Jan van Eyck.
Even eenvoudig als schoon, voeren wij dat in ons
vaandel; vrij van iederen band, van alle conventie,
lezen wij in het boek der natuur, en ieder tracht
zijn indrukken, zoo goed weer te geven als hij kan.
Tot nu toe hadden onze tentoonstellingen plaats
te Antwerpen, heden hebben wij de eer en de
voldoening onze werken aan onze Nederlandsche
broeders aan te bieden".
Dat 's mooi geweest, zou men zeggen, maar
waarom zoeken deze bescheidenen Noord-Neder
land juist in den Bosch?
Voor het museum te Berlijn is een zeer belang
rijke collectie aangekocht van krijt- en
waterverfteekeningen door den fameuzen teekenaar Adolf
Menzel. Het zijn o. a. de zoogenaamde
Fridericiana, schetsen en studiën voor zijn verbazende
illustratie van het leven van Frederik den Groote.
Van den landschapschilder A. D. Peppercorn die
te Amsterdam op de laatste tentoonstelling van
Wisselingh in Arti" twee eigenaardige schilde
rijen had, heeft de Londensche firma Goupil een
afzonderlijke expositie gearrangeerd.
Het huis Arnold te Dresden, dat al eens een
Rafacl- en een Leonardo-tentoonstelling inrichtte,
heeft nu een Rembrandt-expositie geopend. Alle
werken van den meester prijken er, alleen in
fotografie!
De schilder lellquist krankzinnig. Naar wij
vernemen, bevindt de beroemde schilder Ilellquist,
de schoonzoon van den schilder Thiersch, zich
sedert kort in een krankzinnigengesticht. Ilell
quist, een Zweed van geboorte, doch een der
uitstekendste vertegenwoordigers der Düssoldorfer
school, is door zijn groote historische schilderijen
Ten Sture's dood", Plundering van Wisby" en
Sancta simplicitas" (woorden, die Huss op zijn
laatsten gang uitsprak) in ruimen kring bekend.
Gedurende de laatste jaren woonde hij te München.
Wij vestigen de aandacht op de verkooping
der collectie Oude Kunst, teekeningen prenten enz.
het tweede deel uitmakend der verzameling van
de hh. Schouten en Pappelcndam, (Pictura,
Wolvenstraat), welke deze week door bemiddeling
der hh. Frederik Muller & Roos in de Brakke
Grond" zal gehouden worden. De grootste namen
onzer oude kunst zijn vertegenwoordigd, Van dor
Helst, Ruisdael, Potter, Van de Velde, Wouwer
mans, enz. De kijkdagon zijn 8 en 9 Juni parti
culier, 10 Juni publiek; de veiling heeft op 11
en 12 Juni plaats.
TOONEEL EN MUZIEK.
liet ,.Becthoten-]Iaux' te Honn. De
vereeniging x/Beethoven-IIaus" te Bonn heeft dezer dagen
een circulaire verspreid, waarin er op gewezen
wordt, dat bij a!le eer, die men aan het genie
van Beetboven heeft bewezen, tot nu toe de plaats,
waar hij geboren werd, vergeten is. Om deze
schuld te delgen," aldus de circulaire, heeft de
te Bonn opgerichte vereeniging zijn geboortehuis
aangekocht met het doel, dit weer te brengen in
den toestand, waarin het in Beetboven's jeugd ver
keerde. Veel is daar nog in zijn oorspronkelijken
staat gebleven, zooals bijv. de diep aangrijpende
eenvoud van de kamer, waarin hij werd geboren.
Opdat die vertrekken opnieuw door Beethoven's
genie bezield zullen worden, is men van plan daar
de verschillende uitgaven zijner werken, de over
hem handelende literatuur, handschriften, brieven
en reliquiën, die in hunne stomme taal op zulk
een welsprekende wijze van hem getuigen, de van
hem verschenen portretten enz., bijeen te brengen.
Ter Bereiking van dit doel wenden wij ons vol
vertrouwen tot alle vereerders van Beethoven en
roepen hen op, door lid te worden van onze ver
eeniging, door schenkingen voor ons
Beethovenmuseum of door andere middelen ons ons werk
te helpen voltooien." Onder de namen van hen,
die deze circulaire onderteekenden, komt ook die
van onzen landgenoot, den heer Joh. J. H. Ver
hulst voor.
Verleden jaar maakten wij melding van de voor
stelling, door prof. Herkomer, den Engelschen
schilder en aestheticus (een Tyroler van geboorte)
op zijn buiten georganiseerd. Er is daar een heel
dorp, alles even artistiek door hein voor zich en
zijne leerlingen gebouwd; in de kleine komedie
gaf men een stuk The Sorceress, waarvoor alles,
decoratief, costumes, verlicht'ng, even goed als de
verzen, door den professor waren gemaakt. Het
had veel succes; dit jaar heeft Herkomer alles
nog veel fraaier gemaakt en ook zelf de muziek
er bij gecomponeerd. Het stuk, An Idyll, is in drie
bedrijven, waarvan elk meer uit eene reeks van
prachtig gearrangeerde tableaux-vivants, met mu
ziek, dan uit een spannend drama bestaat. Het
eerste tableau is een gehucht in Engeland in de
veertiende eeuw. Schilderachtige huizen, avond
licht, eene smederij waar de baas met zijn knechts
op het aambeeld slaan en zingen. De zon gaat
onder; de maan gaat op; een jachtgezolschap keert
naar huis; dan volgt een dans van de dorpelingen,
een sprookje door de grootmoeder gezongen, een
avondgebed, meest alles tableaux-vivants. Het
tweede bedrijf speelt in de kamer van den smid;
ballade van den smid, waarin hij een verhaal doet
om zijn dochter te waarschuwen; serenade van
een jonker tut de dochter gericht; zielestrijd van
het meisje, komst van haar verloofde. Derde be
drijf; Het dorp in de morgenzon; gregoriaansch
gezang van reizende muzikanten; daarna
orgeltonen, klokkespel, kerkkoor ; het huwelijk van het
jonge paar wordt gevierd. Kinderen strooien
bloemen, de jonker komt het paar feliciteeren en
vraagt vergiffenis, algemeene vroolijkheid.
Als tooneelstuk is de vertooning blijkbaar al
heel eenvoudig geweest; decoratief, costumeering.
arrangement waren, naar het schijnt, weinig min
der dan volmaakt.
Naar men aan het Berliner Tageblatt meldt,
hebben in het Livadia-Theater te St. Petersburg
twee goede bekenden van ons publiek buitenge
woon succes gehad, Fraulein Betaque als Fraw
Fluth in Die iMstigen V^eiber von Windsor en
Frau Antonia Mielke in Filelio. De laatste werd
niet minder dan twintig malen teruggeroepen.
Te Carlsruhe is met zeer veel succes eene nieuwe
opera opgevoerd, Givendoline, van den Franschen
componist Chabrier. Deze dirigeerde zelf en werd
herhaaldelijk op het tooneel geroepen. De instru
mentatie van het werk doet aan Wagner denken:
de opera bezit zeer groote schoonheden; de uit
voering was uitmuntend.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Een lam/ levende familie. Uit New-York bericht
men dd. 15 dezer: Tengevolge van een, naar aan
leiding der Centennial f'eestviering" ingesteld
onderzoek naar nog levende tijdgenooten van Was
hington, is het bestaan eener zeer merkwaardige
familie bekend geworden, eene familie, die zich
hoogstwaarschijnlijk wel als de langst levende van
de geheele wereld kan beschouwen. Wanneer de
waarlieid der desbetreffende mcdedeelingen niet
nauwkeurig vastgesteld en het onderzoek daarnaar
door de opgave der adressen van de genoemde
personen niet aan iederen twijfelaar mogelijk ge
maakt was, zou men het bericht voor eon ver
zinsel kunnen houden. In een goedonderhouden farm.
ongeveer zeven mijlen ten Oosten van Washington
Court-llouse, in Ohio, woont Margaret Arnold, een
oude dame van ongeveer 112 jaar. Als Margaret
Kiser (haar meisjesnaam) werd zij den 4<ien Juni
1777 in de nabijheid van Richmond geboren, juist
een jaar na de onafhankelijkheidsverklaring, zoodat
zij inderdaad binnen enkele dagen den leeftijd van
112 jaar zal bereikt hebben.
Mrs. Arnold trouwde in het jaar 179(5 en werd
moeder van vijf kinderen. Een van haar zonen,
de heer William Arnold, woont te Greenland,
liio, en is zeventig jaar oud. Hij moet er ech
ter veel ouder uitzien en ook aanmerkelijk
zwakker zijn dan zijne moeder. De oude vrouw,
die sedert vijftig jaar weduwe is, verheugt zich
in oen ongestoorde gezondheid; zij begon ze
ventig jaar geleden voor het eerst tabak te
rooken (een gewoonte, die door Sehotsche kolonisten
in die landstreek overgeplant werd) en gal' deze
gewoonte eerst zes maanden geleden op. Het viel
haar te zwaar de pijp in don tandeloozen mond
vast te houden. Daarentegen beschikt Mrs. Arnold
over een eetlust, die een jonge vrouw eer zou
aandoen. Maagkwalen, een algemeen gebrek op
gevorderden Iceftyd, zijn haar geheel onbekend;
zij heeft zelfs, hoe vreemd dit ook moge klinken,
gedurende haar lang leven nooit een dokter noodig
gehad. Zij weegt nu nog 110 pond en gaat alleen
wandelen, maar is niet meer in staat eenig werk,
wat dan ook, te verrichten. Haar laatste werk
bestond daarin, eon paar kousen voor haar klein
zoon te breien, en naar men verzekert, zijn die
kousen, die door de familie als een merkwaardig
heid bewaard worden, uitstekend afgewerkt, niet
tegenstaande de breister toon 108 jaar oud was.
Behalve Mrs. Arnold leven er nog drie leden
van hare familie, die over de 100 jaar oud zijn.
Mrs. Elisabeth Hillard, eene te Lynn County,
lo\va, wonende oudere zuster van mevrouw Arnold,
is nu 115 jaar oud, maai sedert lang is deze van
bare geestvermogens beroofd en niet in staat zich
alleen van de eene plaats naar de andere te be
wegen. Daarentegen is nog een tweede zuster,
Mrs. Solm Baeley. inleven; zij is volmaakt gezond,
109 jaar oud en woont te Dacota. Zij heeft nog
geen bril noodig en doet geheel alleen groote wan
delingen. Zij ziet er uit als een tachtigjarige.
De eenige broeder dezer oude" zusters woont
nog, op den eveneens respektabelen leeftijd van
104 jaar, in de oorspronkelijke woonplaats der
familie in de nabijheid van Richmoiid, waar ieder
kind den ouden William Kiser kent. Telt men
hun leeftijden bij elkaar op:
Elizabeth Hillard . . 115 jaar.
Margarot Arnold. . . 112
Susan Bailey .... 109
William Kiser . . . 104
samen 440 jaar,
dan blijkt hun gemiddelde leeftijd 110 jaar te zijn.
Ieder dezer personen heeft alle presidenten der
Vereenigde Staten voor zich zien voorbijtrekken