Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 625
de Heer v. d. Goes vlug denkt kwam hij tot
het volgende besluit: Die hoeren van don gemeen
teraad zijn niet zulke onmenschen als men mis
schien uit dit besluit zou opmaken. Onder de
tegenstemmers worden zeer goedgeefscbe lieden
gevonden." Maar er is een eenvoudige oorzaak,
die onbewust heeft gewerkt, en als gevolg daar
van moesten de heeren zoo handelen. Die vaders
en moeders onttrekken zich aan afspraken met
arme moeders en vaders om de
gemeenschappeIjjke verpleging nog verder dan het onderwijs uit
te strekken"- En dit is natuurlijk. Elke klasse
welt alleen hare eigen belangen". Deze
mennchen weigeren de zorg van het geheel verder te
laten gaan dan tot de bevrediging van |hare eigen
behoeften". En het bewijs voor die stelling, het
onderwijs. Vroegere ouders hebben zoo iets reeds
tegen elkaar gezegd, toen zij spraken over de
beste manier om hunne kinderen te laten lecren".
Naar mijn bescheiden meening evenwel is deze
voorstelling volmaakt scheef. Het is volstrekt niet
noodzakelijk dat de leden eener vertegenwoordi
ging zekere behoeften zelf moeten gevoelen om
de leniging daarvan aan de gemeenschap op te
dragen.
Of waren de mannen, wier macht de volksschool
in het leven heeft geroepen, niet in staat het
onderwys hunner kinderen te betalen?
Of -hebben verleden week de kinderen der ge
meenteraadsleden in het stadsbassin gezwommen?
Of brengen die kinderen hun stuivertjesnaar de
stadsspaarbank, waar ze beveiligd zijn voor eigen
spilzucht en de begeerte van anderen ?
Wachten de gemeenteraadsleden tot de
regenbaden klaar zijn, of gaan ze naar het Rokin?
Indien de gedachte van den heer v. d. Goes
waarheid was, dan moesten zoo gauw mogelijk
eenige mannen van den geringsten stand naar den
gemeenteraad afgevaardigd worden Of dit de
ongeschreven strekking van het opstel was ?
De genoemde feiten, die mij, leek, bekend zijn
misschien zijn er nog moer bewijzen, dat door
de gemeenschap betaald worden behoeften van
menschen die niet in den Raad zitten, door den
wil en de steun van menschen, die er wel in
zitten. Maar waar is in deze richting de grens?
Hier hebben wij 't, wo es sich urn handelt.
Waar is de grens der staats- of
gemeentebemoeiïng!
In eindelooze verscheidenheid is die grens te
trekken, verschillend tot op een duim. Bij de
bekende sympathie van den heer v. d. Goes voor
de sociaal-democratie is het niet te verwonderen
dat deze heer die grens zoo ver mogelijk wil
bepalen. Dat hij bij gelegenheid met evenveel
?warmte voor het geven van kleercn zal pleiten
h\j heeft er zijn weldoordachte redenen voor.
Maar wanneer de raadsleden in dit opzicht niet
met hen meegaan, dan heeft hij nog niet het
recht te zeggen: Gij mijne heeren, zijt tegen
uitbreiding van de bemoeiing der gemeenschap,
niet omdat gij daarvoor gronden hebt, door
ervaring, wetenschap of nadenken verkregen, maar
omdat ge niet in staat zij t, u goed in de plaats
van den armen man te stellen".
A. B. D.
BRIEVEN UIT GROOT MOKUM.
Amice !
De Piuksterdagen zijn voorbijgegaan, veel
rustiger en kalmer dan ik had gedacht; 'k had
er mij reeds op gespitst de echte Amsterdamsche
Pinksterblommen eens in vollen bloei te aan
schouwen; maar er was niet veel te doen in »de
Meer", een lange laan door weiland begrensd,
wier naam nog aanduidt dat het land daar
eertijds water was. \7roeger stroomde het volk
er heen. En als de dag des Pinkster vervuld
(grahambrood) en vruchten voor ontbijt; aard
appelen, groenten, melkpoddingen en vruchten
voor middagmaal; melk, brood en vruchten
voor avondmaaltijd, meer niet. De tijd ging
om en weldra wa» de dag daar, dat ik mij
herinnerde, reeds een week in Waldesheim te
zijn, en tevens mijn eerste besluit om niet
langer te blijven. Toch had ik nu geen lust
om al heen te gaan, ik voelde mij veel beter
dan in vele jaren. Ik_ was van de plaats zelve,
van de natuurlijke middelen gaan houden, en
het voedsel, gekruid met gezonden eetlust, vond
ik heerlijk. Ik vond het verstandig om het
Waldesheimer systeem nog meer kans van
slagen te geven: ik bleet' dus. De tijd ging
snel voorbij, de dagen schenen om te vliegen.
De kuur en de beweging in de open lucht
hielden de patiënten den geheelen dag bezig.
EM ook het gezellige leven was zeer aange
naam: er werden plannen gemaakt tot
tochtjes in de bosschen en ten uitvoer ge
bracht; 's avonds werd er gezongen en ge
musiceerd, soms ook gedanst. Men kan
Dusseldorf te voet bereiken en het bezoek,
aan de groote Industrieele Tentoonstelling en
aan de schilderijententoonstellingen in de
stad vulde de regenachtige middagen. De om
geving en de eenvoudigheid der inrichting
trokken mij aan. Van een zwak, vermoeid,
jichtig man met slechte spijsvertering werd
ik langzamerhand sterk en gezond, vol kracht
en opgewektheid, terwijl ik ook een
verstandeljiken omkeer ondervond. Ik zag de kostbare
wederlegging van het bedriegelijk argument,
dat vleesch en geestrijke dranken kracht ge
ven; ik had de deugdelijkheid van een een
voudig vegcterianiseh dieet ondervonden.
Eenige dagen vóór mij, was eeiiDuitsch
oflicier in Waldesheim aangekomen zoo stijf en
hulpbehoevend door rheumatisme, dat hij ge
dragen moest worden; na een verblijf van
vijf weken was hij in staat alleen te loopen.
Ik zou zulk een genezing niet geloofd heb
ben, als ik het niet met eigen oogen gezien
had. Sedert den Franscli-Duitschen oorlog had
de man alle groote medicinische autoriteiten
geraadpleegd, niemand had hem kunnen hel
pen, hij was altijd erger geworden, nu was
hij op weg tot herstel, en ik heb later gehoord
dat hij tegenwoordig zijne gezondheid geheel
heeft terug bekomen.
Sedert mijne aankomst in de Kuranstalt
?waren vijf weken verloopen, toen ik een
telewerd, waren zij allen ->eendrachtelijk" bijeen, natuur
lijk vóór de jenever een iegelijk van hen vurige
tongen had gegeven, want zoodra ze »andere talen"
begonnen te spreken, werd het mis eu moest
men eerder aan een Heidenseh bacchanaal dan
aan een feestdag denken, die iu den kalender
onder de Christelijke wordt opgegeven.
Geheele troepen, beladen met scharretjes en
neuten" lekkernijen, die aan geen Pinkster-menu
ooit ontbraken en die ook verkrijgbaar wuren
bij de verkoopers van karnemelk eu straffere
verf'risschingen ? togen voorheen op den eersten
feestdag reeds uit om tot den volgenden avond
over te blijven.
Het weder was dit jaar trouwens ook niet
gunstig voor de opkomst van
»Pinksterblommon." Maandag ochtend in de vroegte was liet
bar. De hemel leek eeu lekke gieter, waaruit
het water niet zooals gewoonlijk droppels- of'
straalsgewijze vloeide, maar bij scheuten naar
beneden werd geworpen.
Toch hadden eenige bloemekens nog gewaagd
het hoofd op te steken. Dames met geelbonte
chales, waarvan n der voorste punten noncha
lant naar achteren was geslagen, waardoor de
saamgeknoopte witte doek of spoormand te zien
kwam, draafden met verhitte glimmende gezich
ten naast hun zwarte, hooghoedige echtgenooten
voort, die bij deze kleurige, meer of minder
verbloeide tulpen, slechts aan stijve, dorre
tuinstokken dedeu denken.
Dicht bij het kerkhof, onder de weinige boomen
die het »Muiderbosch" voorstellen, schuilde een
andere troep, die reeds terugkwam, half geknakt
door den slagregen en andere oorzaken. Pioen
en klaprozen waren hier sterk vertegenwoordigd
naast de kleinere «kooltjes vuur"; ook mannelijke
en vrouwelijke witte rozen merkte ik op, maar
het wit helde erg naar het gele over. Een zieke
jongeling met sterk verschoten korenbloemoogen
boog het peeuharig hoofd eensklaps zoo diep naai
den grond als een zwaarmoedige gouden regen,
maar uit een andere oorzaak dan melancolie.
Lelies kon ik geen enkele ontdekken, ten minste
geen witte, eu hoewel Piuksterbloemen zich even
zeer thuis voelen in het gras als liet paarsche
viooltje, hebben ze zeer weinig van zijn zoe
ten geur.
\u en dan klaarde het grauwe hemelgordijn
even op, alsof daarachter een geel licht heen en
weer werd bewogen ; de zon scheen op het punt
om door te breken en een mat glimlachje aan
haar natte kinderen te schenken. Maar eensklaps
ruischte de wind weer als een huivering door de
hoornen, zoodat de groene blaadjes zich omkeerden
van schrik eu hun bleeken onderkant lieten zien;
de zon verborg haar gelaat nog dieppr eu do
hemel liet opnieuw zyu tranen deu vrijen loop.
Orgels waren er niet, zooals vroeger, alleen
was voor eeu herberg >De Lustige Visseher"
iets wat m. i. even dwaas klinkt als :>I)e Zittende
Jager" een stoïcijn iu hemdsmouwen bezig
een vroolijk lied, op een aangename wijs, uit
een harmonica te trekken, waarbij de maat ge
heel verloren ging, omdat de musicus bij iedereu
haal moest «proeven", zoodat het instrument
telkens met een pijnlijken kreet langzaam weer
inkromp.
Ik keerde op mijn schreden terug, onder de
druipende boomen, die hun overdaad van vocht
op mij verhaalden, en wandelde langzaam stad
waarts langs den Ringdijk naar den Amstel.
Aan den kant van het water dat langs dien
dijk loopt, stonden verscheidene vissehers. Lustig
waren ze echter niet; als versteende reigers
staarden ze in den vliet, zonder een enkele be
weging de oogen strak op den dobber gericht
houdend.
't Was overal stil, stemmig, saai!
gram kreeg van een oud vriend: »Kom te
Keulen bij mij. Hotel du Nord." Daar Keulen
maar een uur sporens van Dusseldorf is, ging
ik dadelijk. Mijn vriend was zeer verwon
derd: hij kon nauwelijks gelooven dat ik het
was, toen wij elkaar de hand gaven, zoo veel
sterker en jonger zag ik er uit. Jack ging de
gewone Rijntoer maken en wilde zijne zus
ter, Mrs. L., een jonge weduwe, naar
Schwalbacri brengen om het bronwater daar te drin
ken, wijl zij zwak en sukkelend was. Wij
kwamen overeen den volgenden dag om O
uur met een der groote Rijustoombooten naar
Eltville te gaan, het station naai- Schwalbach.
Het was verrukkelijk weer. Wij voeren de
schoone rivier op en bewonderden de
Drachenfels, Rolandseck, de Loreley en al de
andere liefelijke en poëtische plaatsen die de
oevers van den Rijn versieren. Ik had dit alles
reeds meermalen gezien maar er nog nooit
zoo van genoten als nu. Ik begon de waar
heid te gevoelen van de bewering: Gezond
heid is de sleutel tot geluk.
Nooit had de natuur mij zoo schoon toe
geschenen, nooit had ik zooveel belang ge
steld in alles wat mij omringde. Wie heeft
niet eenmaal althans het leven op deze
Rijnbooten gadegeslagen? Reizigers van alle na
tionaliteiten zijn in verschillende groepen op
het dek te vinden; wij brachten den tijd door
niet naar hen te kijken en in gesprekken niet
elkaar. Mijne vrienden wenschteii te weten
van welke bron van gezondheid en jeugd ik
gedronken had. Ik voldeed aan hunne nieuws
gierigheid en gaf een trouw verslag van mijno
Waldesheimcr ondervindingen. Ik verluide
hun dat water, beweging eu een vegetarisch
dieet een nieuw menscli van mij gemaakt
hadden. Mijn geestdrift werkte aanstekelijk.
De nieuwsgierigheid mijner vrienden was op
gewekt en zij besloten mijn vegetarisch Dorado
te gaan zien. Ik haalde Mrs. L. over, bare
voorgenomen Schwalbacher reis op te: geven
en fle natuurgoneeswijzc te beproeven. Wij
reisden tot Mninz, en gingen dan terug,
nog eenmaal al de heerlijke Rijnge-ziehtPii
genietende, waarbij het weer ons /.eer gun
stig was. Op iedere belangwekkende plaats
verlieten wij de boot, en bleven er een
paar dagen. Wij maakten tochtjes, waarbij
mijne vrienden te paard reden, en ik trouw
bleef aan de Waldesheimer beginselen. Mijn
dagelijksch rantsoen was vruchten, melk en
De Pinksterjool heeft afgedaan, dacht ik bij
mij zelf, en onwillekeurig stemde dat denkbeeld
mij treurig.
Oude volksgebruiken hebben altijd iets eigen
aardig karakteristieks, waardoor en waarom men
gaarne het miu of meer ruwe dat er inligt over
't hoofd ziet.
Zaterdag voor Pinksteren »Luilak", was
ik eerst 'k beken 't met een zeker soort van
schaamte tegen half negen opgestaan, eu toen
ik vlak voor mijn venster eenige kindereu het
oude liedje
»Luilak, slaapkop,
Kermispop,
Staat om negen ure op!"
hoorde zingen, dacht ik er eerst aan dat ik op
«bollen" zou moeten tracteeren, of ze misschien
reeds bij mijn ontbijt op tafel en aan 't eind
der week op mijn boekje zou vinden, maar
de bakker van den hoek" had dit jaar voor
mij geeu «bollen geblazen." Of mijn
huisjuffrouw er niet van houdt of dat ze dacht dat ik
er niet van hield weet ik niet, maar mijn oogen
hebben het oud-vader'andsch baksel, dat onder
zijn dreigend, glimmend bruin uiterlijk zulk een
zacht blankkruimig binnenste verbergt, dit jaar
niet aanschouwd.
Ik hecht nu eenmaal aan oude gewoonten en
het doet me leed als ze ons vaarwel zeggen; he
laas »de Luilak" is niet meer wat hij placht te
wezen.
In mijn jongeustijd zou niemand er ooit aan
gedacht hebhei) langer dan tot vier uur
's morgens in de veeren te blijven, want Luilak
was de dag waarop men zich straffeloos kon
encanailleeren met het jeugdige straatgespuis, om
broederlijk vereend allerlei kattekwaad uit te
voeren en de menschen voor dag eu dauw uit
hun bed te jagen.
Het kattekwaad heeft de wereld nog niet ver
laten, maar de geheiligde dag begint langzamer
hand in vergetelheid te geraken.
Als ik aan dien zaligen tijd terug denk, toen
de jongenskiel nog om mijn schouders «gleed"
in de ruimste beteekems vau het woord, doemen
dadelijk de hoekige omtrekken op van tante
Sophia's beeld.
Tante Fictje was een lief noch aardig maag
delijn van omtrent vijftig zomers. Ze had (be
halve eeu slecht humeur) u van de zeven
schoonheden, want ze bezat blond haar terwijl
heur oogen de kleur van licht bitter hadden;
maar ondanks dit voorrecht was Tante toch niet
wat men »een mooi kopje" noemt.
Zij was even plat uitgedroogd eu doortrokken
vau bijbelvroomheid als eeu vergeten
vergectimjnietje, dat gloed en kleur verloren heeft tussehen
de dutte bla'leu van een ouden Staten-bijbel.
Tante Fie koesterde maar n aardsclie liefde
in dit zondedal, maar of' ze altijd die wederliefde
genoot, waarop haar onbaatzuchtige teederhcid
het volste recht had, betwijfel ik sterk.
Othello zóó werd hij genoemd, omdat hij in
Ik'.haamszwartheid niet onderdeed voor den
l>eruehten Moor van Venetiëwas zelfzuchtig
als ieder ivezen van liet mannelijk geslacht.
Hij gebruikte met smaak de lekkere beetjes,
die zijn aanbidster even zorgvuldig voor hem uit
koos en bewaarde als een keukenmeid voor d'r
sjekoo."
Ooirknippend vau genot liet hij zich door haar
op den kop krauweu of' over den rug strijken,
maar verhief buiten een vriend of vriendin een
lokkend of klagend : mlórolo-miówöró-ro ! dan
sprong hij, Tante's liefde en tecderheid vergetend,
plotseling van den koesterenden schoot eu snelde
naar buiten, ten minste als hij kon.
Om hem uit zijn gewone lustelooze vadsigheid
brood, tot de altijd hernieuwde verwondering
en verbazing van alle kelluers en reizigers.
Eoii jaar vroeger zou ik daarvoor zeer ge
voelig geweest zijn, nu droog ik het met vol
maakte onverschilligheid. Na veertien dagen
afwezend te zijn geweest, keerde ik naar
Waldcsheim terug, vergezeld van mijne vrien
den. Zij gewenden zich spoedig aan alles, en
het duurde niet lang of zij voelden ook de
zelfde gezegende werking van de behandeling
als ik. Wij genoten nog van de heerlijke
bosschen, de lieve streek en van het een
voudige leven, tot de herfsttinten ons er
aan herinnerden dat wij weder aan liet
werk moesten. Het speet ons, ons geliefd
Waldesheim te verlaten, vooral Mrs. L. en
ik, daar er voor ons moer dan gewone herin
neringen aan verbonden bleven. Ik keerde
naar Londen terug, besloten trouw te blijven
aan de nieuwe denkbeelden die ik verworven
had, nl. dat een eenvoudig leven en dieet de
beste heelmeester is, die de natuur ons heeft
gegeven. Mijne vrienden schudden afkeurend
hun hoofd en voorspelden een spoedig verval
van mijne gezondheid. Ik kan dat alles zeer
goed verdragen en voel mij physiek en mo
reel steeds krachtiger. Een lief gelaat echter
lacht mij altijd goedkeurend toe. Mrs. L. is
mijne vrouw geworden. Wij wonen te
Hampstead. onze woning heet »Waldesheim", in
dankbare herinnering aan de plaats waar wij
gezondheid, geluk en elkander vonden.
('lIAyjiKIi'si JoTUXAL.
Aan den uitgever van /lic A'vr.-.-.
Waarde lieer, ik las met genoegen in do
laatste editie van ///.r .\~rirv, liet belangwekkend
ariikel: >'Eenc proeve van nafuurgenei'swijzo
en wat er van kwam." liet interesseert mis
schien euiiigc1 uwer lezers te weten, dat ik de
bedoelde plaats zeer goed ken, eu alles kan
bevestigen wat in het verslag gezegd wordt.
De eerwaardige oude dame, Mcj. Fellinger,
hoewel bijna 70 jaar, schijnt ieder jaarjonger
Ie worden en is ;;;jo vlug als een jong meisje.
Ik zelf en mijne vrouw waren daar den
vorigen zomer, en de kort* tijd, dien wij er
doorbrachten, was zoo aangenaam, dat wij
/eer verlangen in het volgend voorjaar
Waldcshoim weder te bezoeken. Ik ben verzekerd dat
vele zieken in Engeland, die aan slcchl.o spijs
vertering, rheumatisinus, jicht,
zenuwachtighc'id en andere kwalen Jijden, zich verheu
gen zullen van een oord te hoorcn, waar
wat op te beureu, brachten mijn broer Willem
en ik we hielden beiden veel van Tel dik
wijls eeu weinigje peper of eenig ander opwek
kend snuifpoeder voor hem mee, maar hoewel
hij door levendige gebaren toonde volstrekt niet
ougevoelig voor die kleine attentiün te zijn, begon
hij ons toch bepaald te ontvluchten; in zijn eigen
taal dacht hij misschiend zuchtend:' Most
people's compassion is worse than their
indifference."
Wellicht was die toenemende, dwaze afkeer
van ouze bezoeken wel oorzaak, dat Othello op
een laten avond vertrok, zonder zelfs gevraagd
te hebben: Have you prayed to night,
Desdemona?"
Zijn verlaten beschermster was troosteloos.
Avonden achtereen zwierf ze, zoodra het donker
werd, langs het zand, aaa den walkaut, als een
moderne Sappho, angstig naar de duistere riool
gaten turend eu zaciit roepeud over de wateren:
Poetje, pootje, pootje l"
Door schuldbesef gedreven, heb ik haar ge
holpen door op het dak te klimmeu, iu de goten
te kruipen en neer te blikken iu duizelingwek
kende snijdingen, waarin ik duidelijk verbleekte
kattenriffen meende te ouderscheiden, of wel ik
loste haar af als ze vermoeid was van het
uituoodigeud roepen uit de ramen vau alle verdie
pingen : Tel, Tel, Tel, moet je dan niet 'n beetje
mekkie vau de vrouw? moet je dan niet een
lekker tukkie vleeschie hebben?"
Doch! 't Was vergeefs gebeden en gesmeekt!"
Sophia zag haar Othello niet weder, maar toen
de bewogen vloed van mijn geweten weer tot
rust was gekomen, werd haar door ons, liefheb
bende neven, met Luilak een kleine verrassing
bereid.
Willem had op de eene of andere wijze het
mooiste verdronken zwarte kattenlijk weten
machtig te worden, dat men zich denken kan.
Saamgekleefde haren, uitpuilende oogen, een
staart als een graatje, kortom 't was een model.
Mijn oudste broer, die reeds lang op het gym
nasium was, kou natuurlijk niet meer rechtstreeks
meedoen aan dergelijke dingen, maar hij maakte
toch een kartonnen kaart voor ons, die het doode
dier met een blauw liut om den hals werd ge
hangen, als het bord van een blindeman.
Toen werd het geheele presentje op den ochtend
vau Luilak aau Taute ophia's schelkaop ge
bonden.
In muts en nachtjak, deed ze zelf, na ons on
stuimig bellen en haastig wegloopen, de voordeur
open, en ik watertand nog bij de herinnering
hoc ik goed verscholen met mijn handen
om mijn opgeheven rechterknie gevouwen, als een
dronken kraanvogel op miju linkerbeen stond te
dansen van louter pret, terwijl mijn vaders eenige
zuster baast een stuip kreeg van schrik, omdat ze
bet aardseb omhulsel van haar verloren en nog
immer betreurden lieveling meende te herkennen
en dit vermoeden zekerheid voelde worden door
bet opschrift der kaart:
-Trouw tot in deu dood!
OTHELLO."
t. t.
DAXDOLY.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théitrc: Eiyenziniiigltcid. Ken echt
genoot die vacant ie neemt.
Théatre Tivoli: Zijn S/mansche. Verboden
vruchten.
Tot onze spijt waren wij verhinderd 11. Dins
dag jl. in het Grand Théatre de premières bij te
zij snel verlichting en ten laatste ook ge
nezing kunnen verkrijgen, verblijve, waarde
Heer,
Uw d w- C. L. AXDIÏE,
Stichter en eigenaar van Prof. André's
Alpine Choir.
AI.TTNK Horsi:
Littlehampr.on,
1ste Januari 1SSO.
Evenals de Heer Andréis de vertaalster
van bovenstaand verhaal in Waldcsb.eim zeer
goed bekend, en kan zij de inrichting voor
maaglijdenden, voor rheumatiek, jicht en
potlagra, ook in de zwaarste gevallen, zeer aan
bevelen, daar zij daarvan de wonderbaarste
gevallen heeft bijgewoond; voor zwakke en
verzwakte gestellen is het wel aan te bevelen
om de rust, de goede versterkende lucht en
de gezonde ligging te midden van eeu heel
lief park, in de onmiddellijke nabijheid van
dennen bosschen; wellicht minder om de nog
al aangrijpende waterkuren, enz.
Teringlijders worden zelden_ opgenomen,
zij vinden soms cenigo verademing maar geen
herstel; ook gcmoedskranken neemt men
liever niet op.
Sedert liet verhaal, dat in 1S3'"l, een of twee
jaar na de oprichting speelt, is ook wol iets
in de inrichting veranderd en nog verbeterd.
Het vegetarisch systeem is het leidende en
wordt zooveel mogelijk gevolgd. Erl.
Fellinger is eene fanatieke aanhangster er van.
Doch do dokter, die nu niet m:;er in de
inrichting woont, ziet zich in eenige ge
vallen genoodzaakt vleesch, soms ook wijn
of bier voor ie schrijven, on dan wordt
zulks gegeven. De inrichtingen voor ba
den, inpakkingen, dampbaden, droge
heeteluchfbadcn en' pneumatische inrichtingen zijn
aanmerkelijk verbeterd en uitgebreid, ook
massage wordt met gunstig gevolg toegepast:
dit a!fes komt vooral rbeumatiek, jicht en
podagraiijders ten goede. Natuurlijk heeft ook
dit systeem als alle andere de gebreken zijner
deugden, doch in genoemde gevallen kan het
ook' in Nederland zeer aanbevolen worden.
(ieheol onbekend is Waldeshoim daar niet,
daar er elk jaar i och eenige Hollanders te
vinden zijn. 's Zomers zoowel als 's winters
is de Anstalt voor Kurgasl.eiir open._ Hel
adres is: Frauloin Fellingcr, Wahk'shfiiu in
Grafenbcrg. bei Dusseldorf.
Dusseldorf, Juni lïS'J. A. S.