De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 16 juni pagina 2

16 juni 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 625 de Heer v. d. Goes vlug denkt kwam hij tot het volgende besluit: Die hoeren van don gemeen teraad zijn niet zulke onmenschen als men mis schien uit dit besluit zou opmaken. Onder de tegenstemmers worden zeer goedgeefscbe lieden gevonden." Maar er is een eenvoudige oorzaak, die onbewust heeft gewerkt, en als gevolg daar van moesten de heeren zoo handelen. Die vaders en moeders onttrekken zich aan afspraken met arme moeders en vaders om de gemeenschappeIjjke verpleging nog verder dan het onderwijs uit te strekken"- En dit is natuurlijk. Elke klasse welt alleen hare eigen belangen". Deze mennchen weigeren de zorg van het geheel verder te laten gaan dan tot de bevrediging van |hare eigen behoeften". En het bewijs voor die stelling, het onderwijs. Vroegere ouders hebben zoo iets reeds tegen elkaar gezegd, toen zij spraken over de beste manier om hunne kinderen te laten lecren". Naar mijn bescheiden meening evenwel is deze voorstelling volmaakt scheef. Het is volstrekt niet noodzakelijk dat de leden eener vertegenwoordi ging zekere behoeften zelf moeten gevoelen om de leniging daarvan aan de gemeenschap op te dragen. Of waren de mannen, wier macht de volksschool in het leven heeft geroepen, niet in staat het onderwys hunner kinderen te betalen? Of -hebben verleden week de kinderen der ge meenteraadsleden in het stadsbassin gezwommen? Of brengen die kinderen hun stuivertjesnaar de stadsspaarbank, waar ze beveiligd zijn voor eigen spilzucht en de begeerte van anderen ? Wachten de gemeenteraadsleden tot de regenbaden klaar zijn, of gaan ze naar het Rokin? Indien de gedachte van den heer v. d. Goes waarheid was, dan moesten zoo gauw mogelijk eenige mannen van den geringsten stand naar den gemeenteraad afgevaardigd worden Of dit de ongeschreven strekking van het opstel was ? De genoemde feiten, die mij, leek, bekend zijn misschien zijn er nog moer bewijzen, dat door de gemeenschap betaald worden behoeften van menschen die niet in den Raad zitten, door den wil en de steun van menschen, die er wel in zitten. Maar waar is in deze richting de grens? Hier hebben wij 't, wo es sich urn handelt. Waar is de grens der staats- of gemeentebemoeiïng! In eindelooze verscheidenheid is die grens te trekken, verschillend tot op een duim. Bij de bekende sympathie van den heer v. d. Goes voor de sociaal-democratie is het niet te verwonderen dat deze heer die grens zoo ver mogelijk wil bepalen. Dat hij bij gelegenheid met evenveel ?warmte voor het geven van kleercn zal pleiten h\j heeft er zijn weldoordachte redenen voor. Maar wanneer de raadsleden in dit opzicht niet met hen meegaan, dan heeft hij nog niet het recht te zeggen: Gij mijne heeren, zijt tegen uitbreiding van de bemoeiing der gemeenschap, niet omdat gij daarvoor gronden hebt, door ervaring, wetenschap of nadenken verkregen, maar omdat ge niet in staat zij t, u goed in de plaats van den armen man te stellen". A. B. D. BRIEVEN UIT GROOT MOKUM. Amice ! De Piuksterdagen zijn voorbijgegaan, veel rustiger en kalmer dan ik had gedacht; 'k had er mij reeds op gespitst de echte Amsterdamsche Pinksterblommen eens in vollen bloei te aan schouwen; maar er was niet veel te doen in »de Meer", een lange laan door weiland begrensd, wier naam nog aanduidt dat het land daar eertijds water was. \7roeger stroomde het volk er heen. En als de dag des Pinkster vervuld (grahambrood) en vruchten voor ontbijt; aard appelen, groenten, melkpoddingen en vruchten voor middagmaal; melk, brood en vruchten voor avondmaaltijd, meer niet. De tijd ging om en weldra wa» de dag daar, dat ik mij herinnerde, reeds een week in Waldesheim te zijn, en tevens mijn eerste besluit om niet langer te blijven. Toch had ik nu geen lust om al heen te gaan, ik voelde mij veel beter dan in vele jaren. Ik_ was van de plaats zelve, van de natuurlijke middelen gaan houden, en het voedsel, gekruid met gezonden eetlust, vond ik heerlijk. Ik vond het verstandig om het Waldesheimer systeem nog meer kans van slagen te geven: ik bleet' dus. De tijd ging snel voorbij, de dagen schenen om te vliegen. De kuur en de beweging in de open lucht hielden de patiënten den geheelen dag bezig. EM ook het gezellige leven was zeer aange naam: er werden plannen gemaakt tot tochtjes in de bosschen en ten uitvoer ge bracht; 's avonds werd er gezongen en ge musiceerd, soms ook gedanst. Men kan Dusseldorf te voet bereiken en het bezoek, aan de groote Industrieele Tentoonstelling en aan de schilderijententoonstellingen in de stad vulde de regenachtige middagen. De om geving en de eenvoudigheid der inrichting trokken mij aan. Van een zwak, vermoeid, jichtig man met slechte spijsvertering werd ik langzamerhand sterk en gezond, vol kracht en opgewektheid, terwijl ik ook een verstandeljiken omkeer ondervond. Ik zag de kostbare wederlegging van het bedriegelijk argument, dat vleesch en geestrijke dranken kracht ge ven; ik had de deugdelijkheid van een een voudig vegcterianiseh dieet ondervonden. Eenige dagen vóór mij, was eeiiDuitsch oflicier in Waldesheim aangekomen zoo stijf en hulpbehoevend door rheumatisme, dat hij ge dragen moest worden; na een verblijf van vijf weken was hij in staat alleen te loopen. Ik zou zulk een genezing niet geloofd heb ben, als ik het niet met eigen oogen gezien had. Sedert den Franscli-Duitschen oorlog had de man alle groote medicinische autoriteiten geraadpleegd, niemand had hem kunnen hel pen, hij was altijd erger geworden, nu was hij op weg tot herstel, en ik heb later gehoord dat hij tegenwoordig zijne gezondheid geheel heeft terug bekomen. Sedert mijne aankomst in de Kuranstalt ?waren vijf weken verloopen, toen ik een telewerd, waren zij allen ->eendrachtelijk" bijeen, natuur lijk vóór de jenever een iegelijk van hen vurige tongen had gegeven, want zoodra ze »andere talen" begonnen te spreken, werd het mis eu moest men eerder aan een Heidenseh bacchanaal dan aan een feestdag denken, die iu den kalender onder de Christelijke wordt opgegeven. Geheele troepen, beladen met scharretjes en neuten" lekkernijen, die aan geen Pinkster-menu ooit ontbraken en die ook verkrijgbaar wuren bij de verkoopers van karnemelk eu straffere verf'risschingen ? togen voorheen op den eersten feestdag reeds uit om tot den volgenden avond over te blijven. Het weder was dit jaar trouwens ook niet gunstig voor de opkomst van »Pinksterblommon." Maandag ochtend in de vroegte was liet bar. De hemel leek eeu lekke gieter, waaruit het water niet zooals gewoonlijk droppels- of' straalsgewijze vloeide, maar bij scheuten naar beneden werd geworpen. Toch hadden eenige bloemekens nog gewaagd het hoofd op te steken. Dames met geelbonte chales, waarvan n der voorste punten noncha lant naar achteren was geslagen, waardoor de saamgeknoopte witte doek of spoormand te zien kwam, draafden met verhitte glimmende gezich ten naast hun zwarte, hooghoedige echtgenooten voort, die bij deze kleurige, meer of minder verbloeide tulpen, slechts aan stijve, dorre tuinstokken dedeu denken. Dicht bij het kerkhof, onder de weinige boomen die het »Muiderbosch" voorstellen, schuilde een andere troep, die reeds terugkwam, half geknakt door den slagregen en andere oorzaken. Pioen en klaprozen waren hier sterk vertegenwoordigd naast de kleinere «kooltjes vuur"; ook mannelijke en vrouwelijke witte rozen merkte ik op, maar het wit helde erg naar het gele over. Een zieke jongeling met sterk verschoten korenbloemoogen boog het peeuharig hoofd eensklaps zoo diep naai den grond als een zwaarmoedige gouden regen, maar uit een andere oorzaak dan melancolie. Lelies kon ik geen enkele ontdekken, ten minste geen witte, eu hoewel Piuksterbloemen zich even zeer thuis voelen in het gras als liet paarsche viooltje, hebben ze zeer weinig van zijn zoe ten geur. \u en dan klaarde het grauwe hemelgordijn even op, alsof daarachter een geel licht heen en weer werd bewogen ; de zon scheen op het punt om door te breken en een mat glimlachje aan haar natte kinderen te schenken. Maar eensklaps ruischte de wind weer als een huivering door de hoornen, zoodat de groene blaadjes zich omkeerden van schrik eu hun bleeken onderkant lieten zien; de zon verborg haar gelaat nog dieppr eu do hemel liet opnieuw zyu tranen deu vrijen loop. Orgels waren er niet, zooals vroeger, alleen was voor eeu herberg >De Lustige Visseher" iets wat m. i. even dwaas klinkt als :>I)e Zittende Jager" een stoïcijn iu hemdsmouwen bezig een vroolijk lied, op een aangename wijs, uit een harmonica te trekken, waarbij de maat ge heel verloren ging, omdat de musicus bij iedereu haal moest «proeven", zoodat het instrument telkens met een pijnlijken kreet langzaam weer inkromp. Ik keerde op mijn schreden terug, onder de druipende boomen, die hun overdaad van vocht op mij verhaalden, en wandelde langzaam stad waarts langs den Ringdijk naar den Amstel. Aan den kant van het water dat langs dien dijk loopt, stonden verscheidene vissehers. Lustig waren ze echter niet; als versteende reigers staarden ze in den vliet, zonder een enkele be weging de oogen strak op den dobber gericht houdend. 't Was overal stil, stemmig, saai! gram kreeg van een oud vriend: »Kom te Keulen bij mij. Hotel du Nord." Daar Keulen maar een uur sporens van Dusseldorf is, ging ik dadelijk. Mijn vriend was zeer verwon derd: hij kon nauwelijks gelooven dat ik het was, toen wij elkaar de hand gaven, zoo veel sterker en jonger zag ik er uit. Jack ging de gewone Rijntoer maken en wilde zijne zus ter, Mrs. L., een jonge weduwe, naar Schwalbacri brengen om het bronwater daar te drin ken, wijl zij zwak en sukkelend was. Wij kwamen overeen den volgenden dag om O uur met een der groote Rijustoombooten naar Eltville te gaan, het station naai- Schwalbach. Het was verrukkelijk weer. Wij voeren de schoone rivier op en bewonderden de Drachenfels, Rolandseck, de Loreley en al de andere liefelijke en poëtische plaatsen die de oevers van den Rijn versieren. Ik had dit alles reeds meermalen gezien maar er nog nooit zoo van genoten als nu. Ik begon de waar heid te gevoelen van de bewering: Gezond heid is de sleutel tot geluk. Nooit had de natuur mij zoo schoon toe geschenen, nooit had ik zooveel belang ge steld in alles wat mij omringde. Wie heeft niet eenmaal althans het leven op deze Rijnbooten gadegeslagen? Reizigers van alle na tionaliteiten zijn in verschillende groepen op het dek te vinden; wij brachten den tijd door niet naar hen te kijken en in gesprekken niet elkaar. Mijne vrienden wenschteii te weten van welke bron van gezondheid en jeugd ik gedronken had. Ik voldeed aan hunne nieuws gierigheid en gaf een trouw verslag van mijno Waldesheimcr ondervindingen. Ik verluide hun dat water, beweging eu een vegetarisch dieet een nieuw menscli van mij gemaakt hadden. Mijn geestdrift werkte aanstekelijk. De nieuwsgierigheid mijner vrienden was op gewekt en zij besloten mijn vegetarisch Dorado te gaan zien. Ik haalde Mrs. L. over, bare voorgenomen Schwalbacher reis op te: geven en fle natuurgoneeswijzc te beproeven. Wij reisden tot Mninz, en gingen dan terug, nog eenmaal al de heerlijke Rijnge-ziehtPii genietende, waarbij het weer ons /.eer gun stig was. Op iedere belangwekkende plaats verlieten wij de boot, en bleven er een paar dagen. Wij maakten tochtjes, waarbij mijne vrienden te paard reden, en ik trouw bleef aan de Waldesheimer beginselen. Mijn dagelijksch rantsoen was vruchten, melk en De Pinksterjool heeft afgedaan, dacht ik bij mij zelf, en onwillekeurig stemde dat denkbeeld mij treurig. Oude volksgebruiken hebben altijd iets eigen aardig karakteristieks, waardoor en waarom men gaarne het miu of meer ruwe dat er inligt over 't hoofd ziet. Zaterdag voor Pinksteren »Luilak", was ik eerst 'k beken 't met een zeker soort van schaamte tegen half negen opgestaan, eu toen ik vlak voor mijn venster eenige kindereu het oude liedje »Luilak, slaapkop, Kermispop, Staat om negen ure op!" hoorde zingen, dacht ik er eerst aan dat ik op «bollen" zou moeten tracteeren, of ze misschien reeds bij mijn ontbijt op tafel en aan 't eind der week op mijn boekje zou vinden, maar de bakker van den hoek" had dit jaar voor mij geeu «bollen geblazen." Of mijn huisjuffrouw er niet van houdt of dat ze dacht dat ik er niet van hield weet ik niet, maar mijn oogen hebben het oud-vader'andsch baksel, dat onder zijn dreigend, glimmend bruin uiterlijk zulk een zacht blankkruimig binnenste verbergt, dit jaar niet aanschouwd. Ik hecht nu eenmaal aan oude gewoonten en het doet me leed als ze ons vaarwel zeggen; he laas »de Luilak" is niet meer wat hij placht te wezen. In mijn jongeustijd zou niemand er ooit aan gedacht hebhei) langer dan tot vier uur 's morgens in de veeren te blijven, want Luilak was de dag waarop men zich straffeloos kon encanailleeren met het jeugdige straatgespuis, om broederlijk vereend allerlei kattekwaad uit te voeren en de menschen voor dag eu dauw uit hun bed te jagen. Het kattekwaad heeft de wereld nog niet ver laten, maar de geheiligde dag begint langzamer hand in vergetelheid te geraken. Als ik aan dien zaligen tijd terug denk, toen de jongenskiel nog om mijn schouders «gleed" in de ruimste beteekems vau het woord, doemen dadelijk de hoekige omtrekken op van tante Sophia's beeld. Tante Fictje was een lief noch aardig maag delijn van omtrent vijftig zomers. Ze had (be halve eeu slecht humeur) u van de zeven schoonheden, want ze bezat blond haar terwijl heur oogen de kleur van licht bitter hadden; maar ondanks dit voorrecht was Tante toch niet wat men »een mooi kopje" noemt. Zij was even plat uitgedroogd eu doortrokken vau bijbelvroomheid als eeu vergeten vergectimjnietje, dat gloed en kleur verloren heeft tussehen de dutte bla'leu van een ouden Staten-bijbel. Tante Fie koesterde maar n aardsclie liefde in dit zondedal, maar of' ze altijd die wederliefde genoot, waarop haar onbaatzuchtige teederhcid het volste recht had, betwijfel ik sterk. Othello zóó werd hij genoemd, omdat hij in Ik'.haamszwartheid niet onderdeed voor den l>eruehten Moor van Venetiëwas zelfzuchtig als ieder ivezen van liet mannelijk geslacht. Hij gebruikte met smaak de lekkere beetjes, die zijn aanbidster even zorgvuldig voor hem uit koos en bewaarde als een keukenmeid voor d'r sjekoo." Ooirknippend vau genot liet hij zich door haar op den kop krauweu of' over den rug strijken, maar verhief buiten een vriend of vriendin een lokkend of klagend : mlórolo-miówöró-ro ! dan sprong hij, Tante's liefde en tecderheid vergetend, plotseling van den koesterenden schoot eu snelde naar buiten, ten minste als hij kon. Om hem uit zijn gewone lustelooze vadsigheid brood, tot de altijd hernieuwde verwondering en verbazing van alle kelluers en reizigers. Eoii jaar vroeger zou ik daarvoor zeer ge voelig geweest zijn, nu droog ik het met vol maakte onverschilligheid. Na veertien dagen afwezend te zijn geweest, keerde ik naar Waldcsheim terug, vergezeld van mijne vrien den. Zij gewenden zich spoedig aan alles, en het duurde niet lang of zij voelden ook de zelfde gezegende werking van de behandeling als ik. Wij genoten nog van de heerlijke bosschen, de lieve streek en van het een voudige leven, tot de herfsttinten ons er aan herinnerden dat wij weder aan liet werk moesten. Het speet ons, ons geliefd Waldesheim te verlaten, vooral Mrs. L. en ik, daar er voor ons moer dan gewone herin neringen aan verbonden bleven. Ik keerde naar Londen terug, besloten trouw te blijven aan de nieuwe denkbeelden die ik verworven had, nl. dat een eenvoudig leven en dieet de beste heelmeester is, die de natuur ons heeft gegeven. Mijne vrienden schudden afkeurend hun hoofd en voorspelden een spoedig verval van mijne gezondheid. Ik kan dat alles zeer goed verdragen en voel mij physiek en mo reel steeds krachtiger. Een lief gelaat echter lacht mij altijd goedkeurend toe. Mrs. L. is mijne vrouw geworden. Wij wonen te Hampstead. onze woning heet »Waldesheim", in dankbare herinnering aan de plaats waar wij gezondheid, geluk en elkander vonden. ('lIAyjiKIi'si JoTUXAL. Aan den uitgever van /lic A'vr.-.-. Waarde lieer, ik las met genoegen in do laatste editie van ///.r .\~rirv, liet belangwekkend ariikel: >'Eenc proeve van nafuurgenei'swijzo en wat er van kwam." liet interesseert mis schien euiiigc1 uwer lezers te weten, dat ik de bedoelde plaats zeer goed ken, eu alles kan bevestigen wat in het verslag gezegd wordt. De eerwaardige oude dame, Mcj. Fellinger, hoewel bijna 70 jaar, schijnt ieder jaarjonger Ie worden en is ;;;jo vlug als een jong meisje. Ik zelf en mijne vrouw waren daar den vorigen zomer, en de kort* tijd, dien wij er doorbrachten, was zoo aangenaam, dat wij /eer verlangen in het volgend voorjaar Waldcshoim weder te bezoeken. Ik ben verzekerd dat vele zieken in Engeland, die aan slcchl.o spijs vertering, rheumatisinus, jicht, zenuwachtighc'id en andere kwalen Jijden, zich verheu gen zullen van een oord te hoorcn, waar wat op te beureu, brachten mijn broer Willem en ik we hielden beiden veel van Tel dik wijls eeu weinigje peper of eenig ander opwek kend snuifpoeder voor hem mee, maar hoewel hij door levendige gebaren toonde volstrekt niet ougevoelig voor die kleine attentiün te zijn, begon hij ons toch bepaald te ontvluchten; in zijn eigen taal dacht hij misschiend zuchtend:' Most people's compassion is worse than their indifference." Wellicht was die toenemende, dwaze afkeer van ouze bezoeken wel oorzaak, dat Othello op een laten avond vertrok, zonder zelfs gevraagd te hebben: Have you prayed to night, Desdemona?" Zijn verlaten beschermster was troosteloos. Avonden achtereen zwierf ze, zoodra het donker werd, langs het zand, aaa den walkaut, als een moderne Sappho, angstig naar de duistere riool gaten turend eu zaciit roepeud over de wateren: Poetje, pootje, pootje l" Door schuldbesef gedreven, heb ik haar ge holpen door op het dak te klimmeu, iu de goten te kruipen en neer te blikken iu duizelingwek kende snijdingen, waarin ik duidelijk verbleekte kattenriffen meende te ouderscheiden, of wel ik loste haar af als ze vermoeid was van het uituoodigeud roepen uit de ramen vau alle verdie pingen : Tel, Tel, Tel, moet je dan niet 'n beetje mekkie vau de vrouw? moet je dan niet een lekker tukkie vleeschie hebben?" Doch! 't Was vergeefs gebeden en gesmeekt!" Sophia zag haar Othello niet weder, maar toen de bewogen vloed van mijn geweten weer tot rust was gekomen, werd haar door ons, liefheb bende neven, met Luilak een kleine verrassing bereid. Willem had op de eene of andere wijze het mooiste verdronken zwarte kattenlijk weten machtig te worden, dat men zich denken kan. Saamgekleefde haren, uitpuilende oogen, een staart als een graatje, kortom 't was een model. Mijn oudste broer, die reeds lang op het gym nasium was, kou natuurlijk niet meer rechtstreeks meedoen aan dergelijke dingen, maar hij maakte toch een kartonnen kaart voor ons, die het doode dier met een blauw liut om den hals werd ge hangen, als het bord van een blindeman. Toen werd het geheele presentje op den ochtend vau Luilak aau Taute ophia's schelkaop ge bonden. In muts en nachtjak, deed ze zelf, na ons on stuimig bellen en haastig wegloopen, de voordeur open, en ik watertand nog bij de herinnering hoc ik goed verscholen met mijn handen om mijn opgeheven rechterknie gevouwen, als een dronken kraanvogel op miju linkerbeen stond te dansen van louter pret, terwijl mijn vaders eenige zuster baast een stuip kreeg van schrik, omdat ze bet aardseb omhulsel van haar verloren en nog immer betreurden lieveling meende te herkennen en dit vermoeden zekerheid voelde worden door bet opschrift der kaart: -Trouw tot in deu dood! OTHELLO." t. t. DAXDOLY. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théitrc: Eiyenziniiigltcid. Ken echt genoot die vacant ie neemt. Théatre Tivoli: Zijn S/mansche. Verboden vruchten. Tot onze spijt waren wij verhinderd 11. Dins dag jl. in het Grand Théatre de premières bij te zij snel verlichting en ten laatste ook ge nezing kunnen verkrijgen, verblijve, waarde Heer, Uw d w- C. L. AXDIÏE, Stichter en eigenaar van Prof. André's Alpine Choir. AI.TTNK Horsi: Littlehampr.on, 1ste Januari 1SSO. Evenals de Heer Andréis de vertaalster van bovenstaand verhaal in Waldcsb.eim zeer goed bekend, en kan zij de inrichting voor maaglijdenden, voor rheumatiek, jicht en potlagra, ook in de zwaarste gevallen, zeer aan bevelen, daar zij daarvan de wonderbaarste gevallen heeft bijgewoond; voor zwakke en verzwakte gestellen is het wel aan te bevelen om de rust, de goede versterkende lucht en de gezonde ligging te midden van eeu heel lief park, in de onmiddellijke nabijheid van dennen bosschen; wellicht minder om de nog al aangrijpende waterkuren, enz. Teringlijders worden zelden_ opgenomen, zij vinden soms cenigo verademing maar geen herstel; ook gcmoedskranken neemt men liever niet op. Sedert liet verhaal, dat in 1S3'"l, een of twee jaar na de oprichting speelt, is ook wol iets in de inrichting veranderd en nog verbeterd. Het vegetarisch systeem is het leidende en wordt zooveel mogelijk gevolgd. Erl. Fellinger is eene fanatieke aanhangster er van. Doch do dokter, die nu niet m:;er in de inrichting woont, ziet zich in eenige ge vallen genoodzaakt vleesch, soms ook wijn of bier voor ie schrijven, on dan wordt zulks gegeven. De inrichtingen voor ba den, inpakkingen, dampbaden, droge heeteluchfbadcn en' pneumatische inrichtingen zijn aanmerkelijk verbeterd en uitgebreid, ook massage wordt met gunstig gevolg toegepast: dit a!fes komt vooral rbeumatiek, jicht en podagraiijders ten goede. Natuurlijk heeft ook dit systeem als alle andere de gebreken zijner deugden, doch in genoemde gevallen kan het ook' in Nederland zeer aanbevolen worden. (ieheol onbekend is Waldeshoim daar niet, daar er elk jaar i och eenige Hollanders te vinden zijn. 's Zomers zoowel als 's winters is de Anstalt voor Kurgasl.eiir open._ Hel adres is: Frauloin Fellingcr, Wahk'shfiiu in Grafenbcrg. bei Dusseldorf. Dusseldorf, Juni lïS'J. A. S.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl