Historisch Archief 1877-1940
No, 625
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
* «?
S
wonen van Moed adelt," een oorspronkelijk
topneelspel van Willem R. en Een echtgenoot, die
vacantie neemt", blijspel in 3 bedrijven van Albin
Valabrègue en Maurice Hennequin. Toen wij
Woensdagavond onze schade wilden inhalen, ver
namen wij tot onze teleurstelling, dat wegens
aiekte van den heer Veltman Moed adelt", was
vervangen door Eigenzinnigheid", een
blijspelletje van Eoderich Benedix, dat door do damea
Albregt-Engelman, André-Meeuwissen en Poons
van Biene en de heeren »an Beem, Andréen Koster,
vlug en goed werd afgespeeld. Van Moed adelt"
hoorden wij veel goeds en wij hopen er de vol
gende week op terug te komen,
Voor een zomerstuk is de keuze van Een
echtgenoot, die vacantie neemt," (Les vacances
du mariage, comédie-vaudeville), dat in Februari
1887 voor de eerste maal in de Men.ua Plaisirs
te Parijs werd opgevoerd, zeer gelukkig te noe
men. Het onderwerp van dit stuk, al is het dan
ook misschien niet in allen deele nieuw, is bui
tengewoon grappig en tevens met veel zorg uit
gewerkt.
Paul Jolimont is een uitstekend echtgenoot; hij
aanbidt zijn vrouw en maakt haar volkomen ge
lukkig, maar daar hij vreest, dat de eentonigheid
dit geluk wel eens zou kunnen verstoren, neemt
h\j het besluit elf maanden van het jaar in het
bjjzyn zijner vrouw te slijten en de twaalfde
vacantie te nemen eu te genieten.
Hij brengt deze maand te Royat door, waar hij
al spoedig verstrikt geraakt in de netten eeuer
bekoorlijke, jeugdige Amerikaansche weduwe, die
hij op een wel wat compromitteerende wijze het
hof maakt. Dit vindt de oom van de lieve (V)
Edith Harrison, een ruwe en lastige Yankee ook
en hij eischt van Jolimont een huwelijk of....
het leven! Het eenige middel, dat er voor den
ongelukkigen echtgenoot overblijft, is de vlucht;
juist is hij van plan te vertrekken en zijn
vrouw en schoonmoeder komen het hotel binnen.
Nu zijn natuurlijk de poppen aan het dansen en
is de ongelukkige man gedwongen zich door
allerlei hulpmiddelen in den valschen toestand,
waarin hij verkeert, te schikken en zijn best te
doen zich er uit te redden, wat hem eindelijk
gelukt, daar hem blijkt dat de Amerikaan een
bedrieger en lafaard en Edith geen onbesproken
weduwe, maar een listige coryphée du ballet is.
Met zijn maand vacantie is het echter uit, want
zyn schoonmoeder wil alles slechts dan voor haar
dochter verzwijgen, wanneer hij belooft in het
vervolg haar en zijn vrouw steeds mee op reis te
zullen nemen.
In korte woorden is aldus de handeling, maar
deze wordt door het optreden van een aantal
personen, die eveneens in het hotel l'Europe te
Koyat logeeren, zoozeer gecompliceerd, dat wij
ons tot het vorenstaande moeten bepalen.
Wel zouden er hier en daar enkele aanmer
kingen op den bouw z\jn te maken (o. a. deugt
o. i. het slot niet), maar over het geheel zit het
stuk goed in elkaar; de dialoog is los en geestig
en de toestanden zijn zoo ongezocht koddig, dat
de toeschouwers van de eene lachbui in de andere
vervallen, in n woord zich amuseeren, iets wat
voor een zomerstuk wel een der hoofdvereischten is.
Daartoe werkte ook de vertolking in hooge mate
mede. Zoowel de heerenMalher.be (Paul Jolimont)
en André(Baligan), als Frits Bouwmeester
(Poulsom) en Lageman (Magloire) leverden uit
stekende typen en wedijverden met elkaar in
losheid van spel en kostelijk grime; in dit laatste
opzicht werden zij nog overtroffen door den heer
van Beem, die op en top, een uitgedroogde, in
cijfers en getallen opgaande notaris was.
Ook de dames Albregt-Engelman, Andr
Meeuwissen en Poons-van Biene waren in allen
deele uitnemend voor haar taak berekend en
mede aan haar spel is voor een deel het door
den vacantie nemenden echtgenoot" behaalde
succes te danken.
De regie was, als altijd, in goede handen, de
decoraties, vooral die van het tweede bedrijf (de
vestibule van een hotel) keurig.
In het Théatre Tivoli ging deze week Verbo
den Vruchten" (Les pommes du vaisin), een der
eerste blijspelen van Victorien Sardou, dat in 1864
voor de eerste maal te Parijs vertoond werd in
het Palais Royal en dat verleden jaar in het Théatre
Cluny weer werd opgerakeld en daar grooten op
gang maakte.
De titel blijspel" schijnt ons wel wat verheven
voor deze proeve van den grooten meester: het
is een pikante klucht (hoewel gelukkig lang niet zoo
gekruid als Parfum", Jopie", enz.), meer niet,
maar toch bespeurt men er reeds de hand van
den meester in; de dialoog is hier en daar zeer
geestig en de ineenzetting goed geslaagd. Jammer
was het, dat de directie zich genoodzaakt zag
een der meest vermakelijke scènes, een vervolging
over de daken, weg te laten, maar wat zij ons
gaf, verdient allen lof. Dergelijke stukken moeten
gespeeld worden zooals de Nederlandsche
Tooneelisten ze spelen, vlug en met entrain. Aan het
samenspel mag niets ontbreken of alles loopt ver
keerd. Maar ook kweten de artisteu ieder afzon
derlijk zich op zeer goede wijze van hun taak in
de eerste plaats mevrouw van Ollefen, die op een
alleszins loffelijke wijze de travestierol van Paolo
vervulde en door de heeren Poolman (LaRosière)
en v. Ollefen (Puyseul) uitstekend werd bijgestaan.
De heer Thönissen wilde weer te grappig zijn en dit
schaadde dikwijls zijn spel.
Van de dames beviel mevrouw de la Mar ons
het best. Zij gaf ons een vermakelijk type van
een op schandaleuze nieuwtjes beluste oude vrijster
en had zich, wat eveneens voor mevr. Poolman
geldt, uitstekend gegrimeerd.
Vooraf ging Zijn Spaansche", een aardig lever
de ride.au, dat op gelukkige, maar door den heer
Thönissen wel wat overdreven wijze, werd ge
speeld.
Naar wij vernemen zal in den loop der vol
gende week door het gezelschap van den heer de
la Mar worden opgevoerd Drie vrouwen voor n
man'' (Trois femmes pour un mart) het bekende
blijspel dat in het Thcatre Cluny te Parijs bijna
500 maal werd gespeeld. Daarin zullen de heer
Chrispijn en mevrouw Kley als gast optreden, ter
wijl de eerste zich tevens met de regie zal belasten.
In den schouwburg Frascati gaf men deze
week een reprise van Do Kleine Faust", de be
kende, aardige parodie van Hervéop Faust",
waarin de hoofdrollen uitstekend vervuld werden
door de dames Buderman en Nagtegaal en de
heeren Kreeft, Kiehl en Kelly.
Dinsdag a. s. 18 dezer is het daar feest. Het
zal dan 12K jaar geleden zijn, dat de heer Kreeft
voor het eerst bij het gezelschap Prot optrad en
zeer zeker zal de zaal dien avond te klein zijn. om
de talrijke vrienden, die hij gedurende dien tijd door
zijn opgewekt, los en geestig spel gemaakt heeft, te
bevatten. Hot programma is bovendien zeer aanlok
kelijk. De heer Kreeft toch zal optreden in drie
zijner beste rollen en wel als Gargousse" in
Surcouf, de kaper" (3e bedrijf), als Célestin"
in Mamzelle Nitouche" (lo bedrijf) en in het
3e bedrijf van De Klokken van Corneviile".
Ten slotte kunnen wij nog mededeelon, dat het
gezelschap Prot in studie heeft L'oiseau bleu,''
een operette van Charles Lecocq, tekst van Chivot
en Duru, die naar de Fransche bladen indertijd
vermeldden, te Parijs veel succes had, zoowel om
de prettige, opgewekte melodieën die er in voor
komen, als om den vroolijken, geestigen tekst.
HET SHAKESPEARE-TOONEEL TE
MüNCHEN.
In het kunstlieveud Miinchen heeft men eeue
interessante proef g-euomen, waarover alle
Duitsche bladen van eeuig belaag uitvoerige
correspondeutiën bevatten. Het geldt eeu tooneel voor
de stukken vau Shakespeare. Men begrijpt en
weet siuds lang, dat de drama's vau den grooten
Engelschmau, met hun tailooze veranderingen
vau tooneel, soms veertienmaal in n bedrijf,
niet op de planken van een modern theater heb
ben kunnen plaats vinden. Ai is de ouderstel
ling, dat enkel door bordjes op palen het deco
ratief werd aangegeven, wel wat heel overdreven,
er kan toch geen kwestie geweest zijn van de
changcmeiits a vue, de rijkversierde zalen, plei
nen, straten, vergezichten, paleizen en zeestraiideu
der moderne Shakespeare-arrangcmenten. i
Te Müncheu heeft men een middenweg be- i
wandeld; wij nemen een paar verschillende cor- l
respondentiën over, om den indruk juist weer te !
geven.
Aan de Neue Freie Prcsse schrijft men:
»Wanneer de uitkomst van dezen avond be
slissend was, zou niet alleen een belangwekkende
dramaturgische proef gelukt zijn, maar misschien
zelfs eeue zeer weldadige en noodzakelijke reactie
op het gebied der decoratie zijn ingehuldigd.
Ongelukkig maakt niet eeue zwaluw den zomer.
Zeer zeker is nauwelijks een stuk van Shakes
peare meer geschikt dan juist Lear, om het
tusschengordijn en al de luxe der decoratie grondig
op te ruimen. Van een andereu kant heeft ook
de nieuwe inrichting een aardig stuk geld ge
kost, en het sparen begint hier weer niet
gelduitgeven. Maar gaat het publiek zich aan de
nieuwe inrichting gewennen, dan kunnen wij het
heerlijk ver brengen.
Aan het plan ligt een gedachte van den grooten
architect Schinkel ten grondslag, dio hij in 1817
uitwerkte. In plaats van de coulissen wilde hij
het tooneel aan beide zijden met een onveran
derlijke drapeering van gordijnen begrenzen, ter
wijl het proscenium (de avaut-scène) veel dieper
dan thans in het tooneel moest reiken. De veran
derlijke decoratie beperkte zich, naar zijn plan,
tot een geschilderd gordijn, dat op den achter
grond het tooneel sloot. Twee jaar geleden
werkte Eudolph Genée in een uitvoerig opstel
dit plan verder uit, en thans hebbeu baron
Perfall en de regisseur Javito het ten uitvoer ge
bracht.
Het tooneel, tot ver in het orkest uitgebouwd, j
maakt ook het zachtst gesproken woord verstaan
baar; het souffleurkastje is verdwenen, een ge
deeld voorhangsel a la Bayreuth is ingevoerd.
Dit voorhangsel sluit zich alleen bij het werke
lijke slot der acte; de veranderingen geschieden
of bij open tooneel door veranderlijke decora
tieven, of achter de gordijn van het iniddentoonee',
terwijl op het voortooneel rustig wordt verder
gespeeld. Het voordeel waar het Shakespeare
betreft, of de stukken die in zijn stijl zijn ge
dicht, zooals Q'ótivonBerUchinyeii,?is duide
lijk. Van de verbeeldingskracht van den toe
schouwer wordt minder geëischt, dan men ge
meend had. Eenigzius storend werkten alleen
de tooneelen op de heide, terwijl Lear op den
onveranderlijken vasten voorgrond speelt, en men
hem dan in zekeren zin op den achtergrond, een
landschap, moet terugdenken."
Duidelijker is een tweede correspondent:
»Het nieuwe Shakespeare-tooneel is een ver
nuftig gevonden middendiug tussclien de
oudEngelsche, de Oberammergauer en de moderne
inrichting. Evenals bij het eerste is het tooueel,
tot ver over het orkest verlengd, in een breed
voortooneel en een smaller achtcrtooneel ver
deeld, drie treden voeren naar dit laatste. Beide
deelen zijn gescheiden door een »Portalbau" eeue
galerij, die de geheele hoogte van het tooneel be
slaat, in half-autiekeu, half-Renaissancej stijl.
Deze is deels geschilderd, deels uit tapijten met
vele deuren samengesteld. l)e vierkante poortope
ning in het midden wordt door twee gordijnen
bedekt; worden deze uit elkaar geschoven, dan
schijnt het achtertooneel onder de poort door,
zoo diep, dat het met de twee zijwanden der
poort op een hal of zaal gelijkt. Voor zoover
blijft het decoratief voor alle acten steeds het
zelfde. De afwisselingen worden alleen gevormd
door een stuk transparant geschilderd vergezicht
achter het achtertooueel, dat bij open tooneel snel
gewisseld kan worden. Meestal gaat het
eene vergezicht door middel van het trans
parante licht ongemerkt in het andere over.
Coulissesen friezen ontbreken geheel; afzonderlijke
stukken worden hoogst zelden en daii alleen op
het achtertooneel gebruikt. Alleen wanneer deze
moeten worden opgeruimd ui' neergezet, wordt
de tusschengordijn gesloten; anders wordt ge
woonlijk de geheele ruimte bij elkaar gebruikt.
De 'illusie is ondanks dit alles volkomen, zoo
lang de handeling in of voor een gebouw plaats
heeft; maar zij wordt door het vaste decoratief zeer
benadeeld, als het tooneel op het vrije veld, in
een bosch of iets dergelijks moet voorstellen.
Tegen dit nadoel weegt weer op, dat geen in
kortingen van deu tekst, geeu
tooueelarraugement, geen verschuiving van tooneelen noodig
zijn ; het drama loopt levendiger, sneller en lo
gischer af; de acteurs kunnen zachter spreken
en hebben geen declamatie noodig; het woord
van den dichter komt zuiverder en in zijn volle
beteekenis tot de toehoorders."
Een derde correspondentie, van het Berlincr
Tageblatt, geeft nog eenige bijzonderheden Niet
alleen zijn in de behangsels ter zijde van de
groote vierkante poort rechts en links deuren
aangebracht, welke met portières gesloten zijn,
maar ook voeren nog uitgangen rechthoekig met
deze dus als de deuren in eene gesloten ka
mer-decoratie naar den achtergrond. Boven
de galerij zijn zes venstertjes aangebracht, alle
met gobeliugordijnen gesloten, maar te gebrui
ken. Aan beide zijden van het achtertooneel zijn
ook nog deuren, men heeft du?, ondanks den
schijnbaren eenvoud, voor een aanzienlijk aantal
entrees en sorties gezorgd. Het verschil met
Shakespeare's tooneel is zeer groot, zooals blijkt
uit do eerste authentieke afbeelding van het too
neel onder Elisabeth, welke door den heer K. Th.
Gaedertz (in dit weekblad vroeger besproken) op
zijn Nederlandsche reis ontdekt is. Zij komt voor
in het werk Obscrcationes Lomlincnses, van Johan
de Wit, kanunuik te Utrecht en is 1590 geda
teerd. Het proscenium is daar een vrijstaande
vierkante planken stellage; op den achtergrond
staat een gebouw van twee verdiepingen, waar
schijnlijk ala kleedkamer dienend, met een ve
randa niet kolommetjes er voor. De acteurs tre
den op uit twee deuren in dat gebouw; boven
de deuren, nog onder de veranda, zijn zes raamp
jes waaruit de acteurs keken, en waar wellicht
ook het orkest zich verborg.
Ook deze correspondent roemt het vlugge af
spelen, maar wijst, behalve op het lastige van
het opkomen en vertrekken, dat al te vaak met
storend trappeuklimmen gepaard gaat, op liet
onnatuurlijke van eenige toestanden. Als Lear
met den nar op de heide staat, ziet men wel
achter op het tooneel, de bliksemstralen, de
spookachtig verlichte eenzame vlakte, men hoort
den regen kletteren en den donder rollen, maar
Lear klangt en raast ouder de beschutting van
het prachtig paleis met de marmeren balustraden
en de gobelin-draperieën; daar zegt hij, dat zich
geen armoedige hut voor hem opent om het
moede hoofd te bergen. Gloster later, voor de bran
ding der woeste zee, gaf een dergelijke onnatuur
lijkheid. Op het achtertooneel waren effecten
van verlichting en machinerie toegepast, op het
voortooneel was alles aan de verbeeldingskracht
van den toeschouwer overgelaten.
Dergelijke tegenstellingen zullen in andere
stukken, men denke aan Macbc.tk, aan
Ricliard III, nog meer aan Midsumniernights
dreani, telkens voorkomen, toch is de proef
interessant en zeker voor verbetering vatbaar.
Een der belangrijkste gevolgtrekkingen schijnt
ons zeker deze, dat de ouderneming eene reactie
is tegen het pronksysteem der Meiuingers. eene
reactie, waartoe zich ieder moet aangetrokken
fevoelen, die het ledige van hun realisme, het
oude en holle van hunne tooneelpraclit, heeft
ingezien. De oplossing ligt echter niet in het
weglaten van het decoratief of het herstellen van
Shakespeare's vierkante planken-stellage, maar in
deze eenvoudige waarheid, dat de schoonheden
van een drama alleen tot huu recht komen,
waar geniale tooneelspelers ze vertolken. Emil
Devrient, Barnay, Possart, Henry Irving in eene
schuur, zullen ons door Shakespeare doen rillen,
weeneu of bewonderen ; terwijl al de maneschijn en
onweersluchten der Meiningers, hun morgenrood
en noordeiiicht, hun echte meubelen eu kost
bare behangsels, hun volksmassa's eu levende
paarden, hun acteurs, die allen even correct en
i'atseeulijk elkanders rollen spelen, niet anders
voortbrengen dan hetgeen pantomimes en
meubelmagazijnen geven: verveling en verzadiging.
NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED.
Orgel en harmonium (vervolg) van Jan W. F.
Brandts Buys; Praoludium en fuga van C. F.
Hendriks Jr. en Zwei Gedichte in Musik gesetzt
von L. Adr. van Tetterodc.
De eerste aflevering van eerstgenoemd werk is
indertijd min of meer uitvoerig door mij in dit
blad besproken geworden, over deze afleveringen
zal ik dus maar kort zijn, daar do opmerkingen,
waartoe de eerste aanleiding gaf, grootendeels
ook hier gemaakt moeten worden.
De meeste rummers van het werk zijn goed,
zelfs tamelijk vloeiend, geschreven, maar hun the
matische waarde is gering en zij gaan in 't
almeen mank aan een volslagen gebrek aan be
zieling. Geen enkele wending, geen enkel aceoord
levert eenig nieuws op of doet het bloed wat
sneller stroomen; dit fabrikaat heeft maar n
verdienste, n.l. van doodonschuld'g te zijn. In
hoeverre mogelijkerwijze hierop van invloed was
de dwang, dien de componist zich zelf moest aan
doen om gemakkelijk" te schijnen, kan ik niet
beslissen.
Zeker is het, dat elke beperking van dien aard
een ongunstigen invloed uitoefent. De kunstenaar
kan zich maar gebrekkig openbaren, als hij zijne
uitingen voor een bepaalde categorie van
menschen bestemt, hetzij groote of kleine, brave of
ondeugende, harige of kale menschen. Vermoede
lijk kan dus de heer Jan W. F. Brandts Buys
beter dan hij in deze verzameling van stukken,
bestemd voor muzikale ,,Durcb.sclmitts"-inenschen,
doet, en verwacht ik mettertijd eens wat harts
tochtelijker wijzen van hem.
Een sollede werk is de Praeludium en fuga van
den lieer C. F. Hendriks Jr. Men kan in dit
werk zien, dat de componist goed beslagen is in
overeenkomstige werken van vriend Bach, wiens
forschen stijl hij in dit gezonde werk geadopteerd
heeft. Hier en daar zou men kleine aanmerkingen
kunnen maken, b. v. op den quintengang c?g,
des?as, laatste maat van pag. 2 en eerste van
pag. 3; op de eerste herhaling in den dominaat
van hot gefugeerde thema c, es, b, c. op pag. ,')
(waarom staat hier bes a g en niet eenvoudig
en thematiek juister bes V), vervolgens op de stem
voering af en toe, b. v. die op pag. 3, 2e maat,
3e systeem, waar de 2e stem wat stijf is doch
in 't algemeen onderscheidt dit werk zich door
een streven naar afgerondheid van vorm en vooral
door een krachtig rhytmisch gevoel. De harmo
nische bouw schijnt mij soms nog onjuist. De
laatste 2 maten van pag. 5 moeten m. i. naar
asdur en niet naar den dominant drieklank van
g voeren. Wat de eerste 8 maten van pag. 6
willen, is mij ook niet klaar. Een indruk van
stilstand geeft het g in de 3e stem, 4e maat,
pag. G, dat men al in de 2e maat gehad heeft.
Ik kan het werk niet verder in bijzonderheden
nagaan, maar neem hier van den heer Hendriks Jr.
afscheid in de overtuiging, dat tijd en nadenken
van hem een meester zullen maken Het is jammer,
dat het slot van het werk wat abrupt is; het
c-dur accoord, maat 5, laatste systeem, klinkt
zeer onverwacht, een ander en langer slot hadde
een bevredigender eindindruk verschaft.
Er rest mij nog een woord te zeggen van de
2 Gedichte" van den heer Tetterode. De eerste
van die Gedichte" (waarom ze niet Balladen"
genoemd 'i) bevalt mij minder dan het tweede, wat
muzikale bewerking betreft Het harmonisch even
wicht daarin is maar zwak, d. w. z. de toonaarden
van do verschillende perioden, waaruit het werk
bestaat, staan in geen noodzakelijk verband tot
elkander, maar schijnen toevallig aan de piano
vastgesteld te zijn. Daarom is de totaalindruk van
dit willekeurig samenstel niet van diepen aard en
is trouwens het karakter van de eerste ballade
in 't geheel nog al saai.
De oplossing van maat 2, 4e systeem, pag. 2
in maat 3 is onvoldoende. In de Ie maat van
pag. 3 had ik, in plaats van des in de bas, liever
bes gezien. Aan het g, 2e maat, 4e systeem,
pag. o, moet men zich wennen. Een drukfout is
het as in plaats van a, maat 2, systeem 4. Pag 6,
maat l en 2, klinkt es in de bas m. i. niet fraai.
Onbeholpen klinkt het g in de bas, 4e maat, 3e
systeem, pag. 6. Evenwel is hier en daar de
Balladetoon gelukkig getroffen. Beter echter,
zoowel in zijn geheel als in zijn détails, de tweede
ballade. Op pag. IJ vindt men zelfs sporen van
kracht. Op pag. 14 is de langzame episode har
monisch wat verward, dit is jammer, daar het
stuk anders veel goeds bevat. Slechts zou ik nog
gaarne willen weten waar het fis blijft van de Ie
maat, lo systeem en de 3e maat, 3e systeem van
pag. 13. Maten als de 2e en 3e, 2e systeem van
pag. 13 zijn eveneens zwak. In 't geheel mogen
deze stukken echter wegens vele goede hoedanig
heden, ook hun zangbaarheid, met eenigen lof ver
meld worden.
12 Juni.
F.
DE OPLEIDING VAN KUNSTENAARS.
Tegen het academicsch systeem vau jongelieden.
tot schilders te vormen iu het algemeen, eu tegen
de iu Engeland toegepaste manier wel in het
bizoiider, is door ecu lid van de Royal Academy zelve,
den schilder J. E. Ilodgsou, in liet laatste nummer
vau de Miir/azine of Art eeu welgcmotiveerd arti
kel geschreven, waarin vooral gewezen wordt op
het nadeelige vau de ook bij ons iu zwang zijnde
methode om jaren lang te laten werken naar
pleistcïaf'gietscls van klassieke beelden door beginners,
voor wie de schoonheid dier modellen noodwendig
verborgen moot blijven. In het algemeen is er, naar
den schrijver dunkt, geeu vorm vau kunstopvoeding,
gceii systeem vau academies of colleges, dat haalt
bij de oude vaderlijke verhouding- tusscheu mees
ter eu leerling. De leerjongen die als eeu lid vaa
de familie bij zij u meester iu huis woont, die
al of niet met de dochter eeu amourctte heeft,
maar die dagelijks werkt onder het oog van den
meester, die ecu inzicht heeft iu zijns meesters
zaken, hij is het beste af eu kan het moeielijke
leven ingaan met ccn wijsheid bovcii zijnjarcu
Met dat al schijnt de scliijver de kunst-scholen
onvermijdelijk te achten, cu aan het eind van zijn
beschouwingen wordt door den 'lioyal-academldaa.
ccn beschrijving gegeven lioe de kunstscliolen in
deu ideaalstaat zullen zijn ingericht; eu terwijl de
ervaren schrijver op sommige punten alleen bedoelt
de bestaande verhoudingen op onschuldige wijze
te hekelen, ziju zijne inzichten over het algemeen
zoo verstandig dat, als er dan toch academies
zouden moeten zijn, liet ous zeer wenschclijk zou
voorkomen wanneer zij in hoofdzaak naar het voor
beeld vau Utopia werden georganiseerd.
Iu de eerste plaats, en hierbij laten wij aan den
Engelschen schilder het woord, is het in Utopia
aan nicmaud veroorloofd kunstenaar te worden om
de blootc reden dat hij geeu aanleg vertoont voor
ecnig ander vak. Hierin is mcu zeer streng; elke
caudidaat moet teckeningcn maken naar de natuur,
cu deze worden in oogenschouw genomen door
speciaal daartoe aangewezen rechters, die volstrekt
niet letten op korrckthcid, ecu eigenschap die alleen
een eindresultaat van de opvoeding geacht wordt;
waar naar gekeken wordt- is naar ccn zekere groot
heid en naar iets tredend?, naar ecu lichten blik
als iu de droomeuwcreld. Hierna wordt de jonge
lui"1 iu schilderijen-verzamelingen rondgeleid, waar
hij de schilderijen eeu voor een moet beschrijven,
terwijl nauwkeurig aantcekeniug wordt gehouden
vau den indruk die, zij op hei» maken, eu de kwa
liteiten die hij opmerkt; als hij niet zooveel
aanteckeiiingen krijgt als noodig ziju om iu de eerste
klasse te worden toegelaten, wordt hij gebracht
naar de scholen voor iudustriccle kunst.
Wanneer de caudidaat voor de eerste klasse
slaagt, wordt hij gesteld onder docenten die hem
langen tijd uit de hand vau allerlei karakter latcu
imteckeiicu, tot ziju hand gevormd is. Sommige
knapen in Utopia weten een cirkel mathcmatiescli
juist te teekcueu met niets dan ccn potlood.
In den volgende klasse ziju potlood en wit pa
pier afgeschaft; stillevens, bloemen, koppen en fi
guren woi-deu met wit krijt op donkerblauw papier
gctcckeud, naar de theorie dat de vormen in de
natuur bepaald worden door de mate vau licht
door het voorwerp weerkaatst, en ook dat het
uitdrukken van licht de belangrijkste hoedanigheid
van een schilderij maakt. Zoodoende wordt het
oog gevormd om graden vau licht instcêvan gra
den vau schaduw te onderscheiden een belang
rijk onderscheid. Als de leerling ver genoeg ge
vorderd is om palet en kwasten te kunnen
kauteeren, gaat hij op dezelfde wijze te werk, licht
aanbrengende op een donker doek. Geeu
voorloopige lijn met krijt of houtskool mag gezet worden;
al het werk moet met de kwast gedaan worden