De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 16 juni pagina 3

16 juni 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 625 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. * «? S wonen van Moed adelt," een oorspronkelijk topneelspel van Willem R. en Een echtgenoot, die vacantie neemt", blijspel in 3 bedrijven van Albin Valabrègue en Maurice Hennequin. Toen wij Woensdagavond onze schade wilden inhalen, ver namen wij tot onze teleurstelling, dat wegens aiekte van den heer Veltman Moed adelt", was vervangen door Eigenzinnigheid", een blijspelletje van Eoderich Benedix, dat door do damea Albregt-Engelman, André-Meeuwissen en Poons van Biene en de heeren »an Beem, Andréen Koster, vlug en goed werd afgespeeld. Van Moed adelt" hoorden wij veel goeds en wij hopen er de vol gende week op terug te komen, Voor een zomerstuk is de keuze van Een echtgenoot, die vacantie neemt," (Les vacances du mariage, comédie-vaudeville), dat in Februari 1887 voor de eerste maal in de Men.ua Plaisirs te Parijs werd opgevoerd, zeer gelukkig te noe men. Het onderwerp van dit stuk, al is het dan ook misschien niet in allen deele nieuw, is bui tengewoon grappig en tevens met veel zorg uit gewerkt. Paul Jolimont is een uitstekend echtgenoot; hij aanbidt zijn vrouw en maakt haar volkomen ge lukkig, maar daar hij vreest, dat de eentonigheid dit geluk wel eens zou kunnen verstoren, neemt h\j het besluit elf maanden van het jaar in het bjjzyn zijner vrouw te slijten en de twaalfde vacantie te nemen eu te genieten. Hij brengt deze maand te Royat door, waar hij al spoedig verstrikt geraakt in de netten eeuer bekoorlijke, jeugdige Amerikaansche weduwe, die hij op een wel wat compromitteerende wijze het hof maakt. Dit vindt de oom van de lieve (V) Edith Harrison, een ruwe en lastige Yankee ook en hij eischt van Jolimont een huwelijk of.... het leven! Het eenige middel, dat er voor den ongelukkigen echtgenoot overblijft, is de vlucht; juist is hij van plan te vertrekken en zijn vrouw en schoonmoeder komen het hotel binnen. Nu zijn natuurlijk de poppen aan het dansen en is de ongelukkige man gedwongen zich door allerlei hulpmiddelen in den valschen toestand, waarin hij verkeert, te schikken en zijn best te doen zich er uit te redden, wat hem eindelijk gelukt, daar hem blijkt dat de Amerikaan een bedrieger en lafaard en Edith geen onbesproken weduwe, maar een listige coryphée du ballet is. Met zijn maand vacantie is het echter uit, want zyn schoonmoeder wil alles slechts dan voor haar dochter verzwijgen, wanneer hij belooft in het vervolg haar en zijn vrouw steeds mee op reis te zullen nemen. In korte woorden is aldus de handeling, maar deze wordt door het optreden van een aantal personen, die eveneens in het hotel l'Europe te Koyat logeeren, zoozeer gecompliceerd, dat wij ons tot het vorenstaande moeten bepalen. Wel zouden er hier en daar enkele aanmer kingen op den bouw z\jn te maken (o. a. deugt o. i. het slot niet), maar over het geheel zit het stuk goed in elkaar; de dialoog is los en geestig en de toestanden zijn zoo ongezocht koddig, dat de toeschouwers van de eene lachbui in de andere vervallen, in n woord zich amuseeren, iets wat voor een zomerstuk wel een der hoofdvereischten is. Daartoe werkte ook de vertolking in hooge mate mede. Zoowel de heerenMalher.be (Paul Jolimont) en André(Baligan), als Frits Bouwmeester (Poulsom) en Lageman (Magloire) leverden uit stekende typen en wedijverden met elkaar in losheid van spel en kostelijk grime; in dit laatste opzicht werden zij nog overtroffen door den heer van Beem, die op en top, een uitgedroogde, in cijfers en getallen opgaande notaris was. Ook de dames Albregt-Engelman, Andr Meeuwissen en Poons-van Biene waren in allen deele uitnemend voor haar taak berekend en mede aan haar spel is voor een deel het door den vacantie nemenden echtgenoot" behaalde succes te danken. De regie was, als altijd, in goede handen, de decoraties, vooral die van het tweede bedrijf (de vestibule van een hotel) keurig. In het Théatre Tivoli ging deze week Verbo den Vruchten" (Les pommes du vaisin), een der eerste blijspelen van Victorien Sardou, dat in 1864 voor de eerste maal te Parijs vertoond werd in het Palais Royal en dat verleden jaar in het Théatre Cluny weer werd opgerakeld en daar grooten op gang maakte. De titel blijspel" schijnt ons wel wat verheven voor deze proeve van den grooten meester: het is een pikante klucht (hoewel gelukkig lang niet zoo gekruid als Parfum", Jopie", enz.), meer niet, maar toch bespeurt men er reeds de hand van den meester in; de dialoog is hier en daar zeer geestig en de ineenzetting goed geslaagd. Jammer was het, dat de directie zich genoodzaakt zag een der meest vermakelijke scènes, een vervolging over de daken, weg te laten, maar wat zij ons gaf, verdient allen lof. Dergelijke stukken moeten gespeeld worden zooals de Nederlandsche Tooneelisten ze spelen, vlug en met entrain. Aan het samenspel mag niets ontbreken of alles loopt ver keerd. Maar ook kweten de artisteu ieder afzon derlijk zich op zeer goede wijze van hun taak in de eerste plaats mevrouw van Ollefen, die op een alleszins loffelijke wijze de travestierol van Paolo vervulde en door de heeren Poolman (LaRosière) en v. Ollefen (Puyseul) uitstekend werd bijgestaan. De heer Thönissen wilde weer te grappig zijn en dit schaadde dikwijls zijn spel. Van de dames beviel mevrouw de la Mar ons het best. Zij gaf ons een vermakelijk type van een op schandaleuze nieuwtjes beluste oude vrijster en had zich, wat eveneens voor mevr. Poolman geldt, uitstekend gegrimeerd. Vooraf ging Zijn Spaansche", een aardig lever de ride.au, dat op gelukkige, maar door den heer Thönissen wel wat overdreven wijze, werd ge speeld. Naar wij vernemen zal in den loop der vol gende week door het gezelschap van den heer de la Mar worden opgevoerd Drie vrouwen voor n man'' (Trois femmes pour un mart) het bekende blijspel dat in het Thcatre Cluny te Parijs bijna 500 maal werd gespeeld. Daarin zullen de heer Chrispijn en mevrouw Kley als gast optreden, ter wijl de eerste zich tevens met de regie zal belasten. In den schouwburg Frascati gaf men deze week een reprise van Do Kleine Faust", de be kende, aardige parodie van Hervéop Faust", waarin de hoofdrollen uitstekend vervuld werden door de dames Buderman en Nagtegaal en de heeren Kreeft, Kiehl en Kelly. Dinsdag a. s. 18 dezer is het daar feest. Het zal dan 12K jaar geleden zijn, dat de heer Kreeft voor het eerst bij het gezelschap Prot optrad en zeer zeker zal de zaal dien avond te klein zijn. om de talrijke vrienden, die hij gedurende dien tijd door zijn opgewekt, los en geestig spel gemaakt heeft, te bevatten. Hot programma is bovendien zeer aanlok kelijk. De heer Kreeft toch zal optreden in drie zijner beste rollen en wel als Gargousse" in Surcouf, de kaper" (3e bedrijf), als Célestin" in Mamzelle Nitouche" (lo bedrijf) en in het 3e bedrijf van De Klokken van Corneviile". Ten slotte kunnen wij nog mededeelon, dat het gezelschap Prot in studie heeft L'oiseau bleu,'' een operette van Charles Lecocq, tekst van Chivot en Duru, die naar de Fransche bladen indertijd vermeldden, te Parijs veel succes had, zoowel om de prettige, opgewekte melodieën die er in voor komen, als om den vroolijken, geestigen tekst. HET SHAKESPEARE-TOONEEL TE MüNCHEN. In het kunstlieveud Miinchen heeft men eeue interessante proef g-euomen, waarover alle Duitsche bladen van eeuig belaag uitvoerige correspondeutiën bevatten. Het geldt eeu tooneel voor de stukken vau Shakespeare. Men begrijpt en weet siuds lang, dat de drama's vau den grooten Engelschmau, met hun tailooze veranderingen vau tooneel, soms veertienmaal in n bedrijf, niet op de planken van een modern theater heb ben kunnen plaats vinden. Ai is de ouderstel ling, dat enkel door bordjes op palen het deco ratief werd aangegeven, wel wat heel overdreven, er kan toch geen kwestie geweest zijn van de changcmeiits a vue, de rijkversierde zalen, plei nen, straten, vergezichten, paleizen en zeestraiideu der moderne Shakespeare-arrangcmenten. i Te Müncheu heeft men een middenweg be- i wandeld; wij nemen een paar verschillende cor- l respondentiën over, om den indruk juist weer te ! geven. Aan de Neue Freie Prcsse schrijft men: »Wanneer de uitkomst van dezen avond be slissend was, zou niet alleen een belangwekkende dramaturgische proef gelukt zijn, maar misschien zelfs eeue zeer weldadige en noodzakelijke reactie op het gebied der decoratie zijn ingehuldigd. Ongelukkig maakt niet eeue zwaluw den zomer. Zeer zeker is nauwelijks een stuk van Shakes peare meer geschikt dan juist Lear, om het tusschengordijn en al de luxe der decoratie grondig op te ruimen. Van een andereu kant heeft ook de nieuwe inrichting een aardig stuk geld ge kost, en het sparen begint hier weer niet gelduitgeven. Maar gaat het publiek zich aan de nieuwe inrichting gewennen, dan kunnen wij het heerlijk ver brengen. Aan het plan ligt een gedachte van den grooten architect Schinkel ten grondslag, dio hij in 1817 uitwerkte. In plaats van de coulissen wilde hij het tooneel aan beide zijden met een onveran derlijke drapeering van gordijnen begrenzen, ter wijl het proscenium (de avaut-scène) veel dieper dan thans in het tooneel moest reiken. De veran derlijke decoratie beperkte zich, naar zijn plan, tot een geschilderd gordijn, dat op den achter grond het tooneel sloot. Twee jaar geleden werkte Eudolph Genée in een uitvoerig opstel dit plan verder uit, en thans hebbeu baron Perfall en de regisseur Javito het ten uitvoer ge bracht. Het tooneel, tot ver in het orkest uitgebouwd, j maakt ook het zachtst gesproken woord verstaan baar; het souffleurkastje is verdwenen, een ge deeld voorhangsel a la Bayreuth is ingevoerd. Dit voorhangsel sluit zich alleen bij het werke lijke slot der acte; de veranderingen geschieden of bij open tooneel door veranderlijke decora tieven, of achter de gordijn van het iniddentoonee', terwijl op het voortooneel rustig wordt verder gespeeld. Het voordeel waar het Shakespeare betreft, of de stukken die in zijn stijl zijn ge dicht, zooals Q'ótivonBerUchinyeii,?is duide lijk. Van de verbeeldingskracht van den toe schouwer wordt minder geëischt, dan men ge meend had. Eenigzius storend werkten alleen de tooneelen op de heide, terwijl Lear op den onveranderlijken vasten voorgrond speelt, en men hem dan in zekeren zin op den achtergrond, een landschap, moet terugdenken." Duidelijker is een tweede correspondent: »Het nieuwe Shakespeare-tooneel is een ver nuftig gevonden middendiug tussclien de oudEngelsche, de Oberammergauer en de moderne inrichting. Evenals bij het eerste is het tooueel, tot ver over het orkest verlengd, in een breed voortooneel en een smaller achtcrtooneel ver deeld, drie treden voeren naar dit laatste. Beide deelen zijn gescheiden door een »Portalbau" eeue galerij, die de geheele hoogte van het tooneel be slaat, in half-autiekeu, half-Renaissancej stijl. Deze is deels geschilderd, deels uit tapijten met vele deuren samengesteld. l)e vierkante poortope ning in het midden wordt door twee gordijnen bedekt; worden deze uit elkaar geschoven, dan schijnt het achtertooneel onder de poort door, zoo diep, dat het met de twee zijwanden der poort op een hal of zaal gelijkt. Voor zoover blijft het decoratief voor alle acten steeds het zelfde. De afwisselingen worden alleen gevormd door een stuk transparant geschilderd vergezicht achter het achtertooueel, dat bij open tooneel snel gewisseld kan worden. Meestal gaat het eene vergezicht door middel van het trans parante licht ongemerkt in het andere over. Coulissesen friezen ontbreken geheel; afzonderlijke stukken worden hoogst zelden en daii alleen op het achtertooneel gebruikt. Alleen wanneer deze moeten worden opgeruimd ui' neergezet, wordt de tusschengordijn gesloten; anders wordt ge woonlijk de geheele ruimte bij elkaar gebruikt. De 'illusie is ondanks dit alles volkomen, zoo lang de handeling in of voor een gebouw plaats heeft; maar zij wordt door het vaste decoratief zeer benadeeld, als het tooneel op het vrije veld, in een bosch of iets dergelijks moet voorstellen. Tegen dit nadoel weegt weer op, dat geen in kortingen van deu tekst, geeu tooueelarraugement, geen verschuiving van tooneelen noodig zijn ; het drama loopt levendiger, sneller en lo gischer af; de acteurs kunnen zachter spreken en hebben geen declamatie noodig; het woord van den dichter komt zuiverder en in zijn volle beteekenis tot de toehoorders." Een derde correspondentie, van het Berlincr Tageblatt, geeft nog eenige bijzonderheden Niet alleen zijn in de behangsels ter zijde van de groote vierkante poort rechts en links deuren aangebracht, welke met portières gesloten zijn, maar ook voeren nog uitgangen rechthoekig met deze dus als de deuren in eene gesloten ka mer-decoratie naar den achtergrond. Boven de galerij zijn zes venstertjes aangebracht, alle met gobeliugordijnen gesloten, maar te gebrui ken. Aan beide zijden van het achtertooneel zijn ook nog deuren, men heeft du?, ondanks den schijnbaren eenvoud, voor een aanzienlijk aantal entrees en sorties gezorgd. Het verschil met Shakespeare's tooneel is zeer groot, zooals blijkt uit do eerste authentieke afbeelding van het too neel onder Elisabeth, welke door den heer K. Th. Gaedertz (in dit weekblad vroeger besproken) op zijn Nederlandsche reis ontdekt is. Zij komt voor in het werk Obscrcationes Lomlincnses, van Johan de Wit, kanunuik te Utrecht en is 1590 geda teerd. Het proscenium is daar een vrijstaande vierkante planken stellage; op den achtergrond staat een gebouw van twee verdiepingen, waar schijnlijk ala kleedkamer dienend, met een ve randa niet kolommetjes er voor. De acteurs tre den op uit twee deuren in dat gebouw; boven de deuren, nog onder de veranda, zijn zes raamp jes waaruit de acteurs keken, en waar wellicht ook het orkest zich verborg. Ook deze correspondent roemt het vlugge af spelen, maar wijst, behalve op het lastige van het opkomen en vertrekken, dat al te vaak met storend trappeuklimmen gepaard gaat, op liet onnatuurlijke van eenige toestanden. Als Lear met den nar op de heide staat, ziet men wel achter op het tooneel, de bliksemstralen, de spookachtig verlichte eenzame vlakte, men hoort den regen kletteren en den donder rollen, maar Lear klangt en raast ouder de beschutting van het prachtig paleis met de marmeren balustraden en de gobelin-draperieën; daar zegt hij, dat zich geen armoedige hut voor hem opent om het moede hoofd te bergen. Gloster later, voor de bran ding der woeste zee, gaf een dergelijke onnatuur lijkheid. Op het achtertooneel waren effecten van verlichting en machinerie toegepast, op het voortooneel was alles aan de verbeeldingskracht van den toeschouwer overgelaten. Dergelijke tegenstellingen zullen in andere stukken, men denke aan Macbc.tk, aan Ricliard III, nog meer aan Midsumniernights dreani, telkens voorkomen, toch is de proef interessant en zeker voor verbetering vatbaar. Een der belangrijkste gevolgtrekkingen schijnt ons zeker deze, dat de ouderneming eene reactie is tegen het pronksysteem der Meiuingers. eene reactie, waartoe zich ieder moet aangetrokken fevoelen, die het ledige van hun realisme, het oude en holle van hunne tooneelpraclit, heeft ingezien. De oplossing ligt echter niet in het weglaten van het decoratief of het herstellen van Shakespeare's vierkante planken-stellage, maar in deze eenvoudige waarheid, dat de schoonheden van een drama alleen tot huu recht komen, waar geniale tooneelspelers ze vertolken. Emil Devrient, Barnay, Possart, Henry Irving in eene schuur, zullen ons door Shakespeare doen rillen, weeneu of bewonderen ; terwijl al de maneschijn en onweersluchten der Meiningers, hun morgenrood en noordeiiicht, hun echte meubelen eu kost bare behangsels, hun volksmassa's eu levende paarden, hun acteurs, die allen even correct en i'atseeulijk elkanders rollen spelen, niet anders voortbrengen dan hetgeen pantomimes en meubelmagazijnen geven: verveling en verzadiging. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Orgel en harmonium (vervolg) van Jan W. F. Brandts Buys; Praoludium en fuga van C. F. Hendriks Jr. en Zwei Gedichte in Musik gesetzt von L. Adr. van Tetterodc. De eerste aflevering van eerstgenoemd werk is indertijd min of meer uitvoerig door mij in dit blad besproken geworden, over deze afleveringen zal ik dus maar kort zijn, daar do opmerkingen, waartoe de eerste aanleiding gaf, grootendeels ook hier gemaakt moeten worden. De meeste rummers van het werk zijn goed, zelfs tamelijk vloeiend, geschreven, maar hun the matische waarde is gering en zij gaan in 't almeen mank aan een volslagen gebrek aan be zieling. Geen enkele wending, geen enkel aceoord levert eenig nieuws op of doet het bloed wat sneller stroomen; dit fabrikaat heeft maar n verdienste, n.l. van doodonschuld'g te zijn. In hoeverre mogelijkerwijze hierop van invloed was de dwang, dien de componist zich zelf moest aan doen om gemakkelijk" te schijnen, kan ik niet beslissen. Zeker is het, dat elke beperking van dien aard een ongunstigen invloed uitoefent. De kunstenaar kan zich maar gebrekkig openbaren, als hij zijne uitingen voor een bepaalde categorie van menschen bestemt, hetzij groote of kleine, brave of ondeugende, harige of kale menschen. Vermoede lijk kan dus de heer Jan W. F. Brandts Buys beter dan hij in deze verzameling van stukken, bestemd voor muzikale ,,Durcb.sclmitts"-inenschen, doet, en verwacht ik mettertijd eens wat harts tochtelijker wijzen van hem. Een sollede werk is de Praeludium en fuga van den lieer C. F. Hendriks Jr. Men kan in dit werk zien, dat de componist goed beslagen is in overeenkomstige werken van vriend Bach, wiens forschen stijl hij in dit gezonde werk geadopteerd heeft. Hier en daar zou men kleine aanmerkingen kunnen maken, b. v. op den quintengang c?g, des?as, laatste maat van pag. 2 en eerste van pag. 3; op de eerste herhaling in den dominaat van hot gefugeerde thema c, es, b, c. op pag. ,') (waarom staat hier bes a g en niet eenvoudig en thematiek juister bes V), vervolgens op de stem voering af en toe, b. v. die op pag. 3, 2e maat, 3e systeem, waar de 2e stem wat stijf is doch in 't algemeen onderscheidt dit werk zich door een streven naar afgerondheid van vorm en vooral door een krachtig rhytmisch gevoel. De harmo nische bouw schijnt mij soms nog onjuist. De laatste 2 maten van pag. 5 moeten m. i. naar asdur en niet naar den dominant drieklank van g voeren. Wat de eerste 8 maten van pag. 6 willen, is mij ook niet klaar. Een indruk van stilstand geeft het g in de 3e stem, 4e maat, pag. G, dat men al in de 2e maat gehad heeft. Ik kan het werk niet verder in bijzonderheden nagaan, maar neem hier van den heer Hendriks Jr. afscheid in de overtuiging, dat tijd en nadenken van hem een meester zullen maken Het is jammer, dat het slot van het werk wat abrupt is; het c-dur accoord, maat 5, laatste systeem, klinkt zeer onverwacht, een ander en langer slot hadde een bevredigender eindindruk verschaft. Er rest mij nog een woord te zeggen van de 2 Gedichte" van den heer Tetterode. De eerste van die Gedichte" (waarom ze niet Balladen" genoemd 'i) bevalt mij minder dan het tweede, wat muzikale bewerking betreft Het harmonisch even wicht daarin is maar zwak, d. w. z. de toonaarden van do verschillende perioden, waaruit het werk bestaat, staan in geen noodzakelijk verband tot elkander, maar schijnen toevallig aan de piano vastgesteld te zijn. Daarom is de totaalindruk van dit willekeurig samenstel niet van diepen aard en is trouwens het karakter van de eerste ballade in 't geheel nog al saai. De oplossing van maat 2, 4e systeem, pag. 2 in maat 3 is onvoldoende. In de Ie maat van pag. 3 had ik, in plaats van des in de bas, liever bes gezien. Aan het g, 2e maat, 4e systeem, pag. o, moet men zich wennen. Een drukfout is het as in plaats van a, maat 2, systeem 4. Pag 6, maat l en 2, klinkt es in de bas m. i. niet fraai. Onbeholpen klinkt het g in de bas, 4e maat, 3e systeem, pag. 6. Evenwel is hier en daar de Balladetoon gelukkig getroffen. Beter echter, zoowel in zijn geheel als in zijn détails, de tweede ballade. Op pag. IJ vindt men zelfs sporen van kracht. Op pag. 14 is de langzame episode har monisch wat verward, dit is jammer, daar het stuk anders veel goeds bevat. Slechts zou ik nog gaarne willen weten waar het fis blijft van de Ie maat, lo systeem en de 3e maat, 3e systeem van pag. 13. Maten als de 2e en 3e, 2e systeem van pag. 13 zijn eveneens zwak. In 't geheel mogen deze stukken echter wegens vele goede hoedanig heden, ook hun zangbaarheid, met eenigen lof ver meld worden. 12 Juni. F. DE OPLEIDING VAN KUNSTENAARS. Tegen het academicsch systeem vau jongelieden. tot schilders te vormen iu het algemeen, eu tegen de iu Engeland toegepaste manier wel in het bizoiider, is door ecu lid van de Royal Academy zelve, den schilder J. E. Ilodgsou, in liet laatste nummer vau de Miir/azine of Art eeu welgcmotiveerd arti kel geschreven, waarin vooral gewezen wordt op het nadeelige vau de ook bij ons iu zwang zijnde methode om jaren lang te laten werken naar pleistcïaf'gietscls van klassieke beelden door beginners, voor wie de schoonheid dier modellen noodwendig verborgen moot blijven. In het algemeen is er, naar den schrijver dunkt, geeu vorm vau kunstopvoeding, gceii systeem vau academies of colleges, dat haalt bij de oude vaderlijke verhouding- tusscheu mees ter eu leerling. De leerjongen die als eeu lid vaa de familie bij zij u meester iu huis woont, die al of niet met de dochter eeu amourctte heeft, maar die dagelijks werkt onder het oog van den meester, die ecu inzicht heeft iu zijns meesters zaken, hij is het beste af eu kan het moeielijke leven ingaan met ccn wijsheid bovcii zijnjarcu Met dat al schijnt de scliijver de kunst-scholen onvermijdelijk te achten, cu aan het eind van zijn beschouwingen wordt door den 'lioyal-academldaa. ccn beschrijving gegeven lioe de kunstscliolen in deu ideaalstaat zullen zijn ingericht; eu terwijl de ervaren schrijver op sommige punten alleen bedoelt de bestaande verhoudingen op onschuldige wijze te hekelen, ziju zijne inzichten over het algemeen zoo verstandig dat, als er dan toch academies zouden moeten zijn, liet ous zeer wenschclijk zou voorkomen wanneer zij in hoofdzaak naar het voor beeld vau Utopia werden georganiseerd. Iu de eerste plaats, en hierbij laten wij aan den Engelschen schilder het woord, is het in Utopia aan nicmaud veroorloofd kunstenaar te worden om de blootc reden dat hij geeu aanleg vertoont voor ecnig ander vak. Hierin is mcu zeer streng; elke caudidaat moet teckeningcn maken naar de natuur, cu deze worden in oogenschouw genomen door speciaal daartoe aangewezen rechters, die volstrekt niet letten op korrckthcid, ecu eigenschap die alleen een eindresultaat van de opvoeding geacht wordt; waar naar gekeken wordt- is naar ccn zekere groot heid en naar iets tredend?, naar ecu lichten blik als iu de droomeuwcreld. Hierna wordt de jonge lui"1 iu schilderijen-verzamelingen rondgeleid, waar hij de schilderijen eeu voor een moet beschrijven, terwijl nauwkeurig aantcekeniug wordt gehouden vau den indruk die, zij op hei» maken, eu de kwa liteiten die hij opmerkt; als hij niet zooveel aanteckeiiingen krijgt als noodig ziju om iu de eerste klasse te worden toegelaten, wordt hij gebracht naar de scholen voor iudustriccle kunst. Wanneer de caudidaat voor de eerste klasse slaagt, wordt hij gesteld onder docenten die hem langen tijd uit de hand vau allerlei karakter latcu imteckeiicu, tot ziju hand gevormd is. Sommige knapen in Utopia weten een cirkel mathcmatiescli juist te teekcueu met niets dan ccn potlood. In den volgende klasse ziju potlood en wit pa pier afgeschaft; stillevens, bloemen, koppen en fi guren woi-deu met wit krijt op donkerblauw papier gctcckeud, naar de theorie dat de vormen in de natuur bepaald worden door de mate vau licht door het voorwerp weerkaatst, en ook dat het uitdrukken van licht de belangrijkste hoedanigheid van een schilderij maakt. Zoodoende wordt het oog gevormd om graden vau licht instcêvan gra den vau schaduw te onderscheiden een belang rijk onderscheid. Als de leerling ver genoeg ge vorderd is om palet en kwasten te kunnen kauteeren, gaat hij op dezelfde wijze te werk, licht aanbrengende op een donker doek. Geeu voorloopige lijn met krijt of houtskool mag gezet worden; al het werk moet met de kwast gedaan worden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl