De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 16 juni pagina 4

16 juni 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 625 en in eens zonder overschilderen. Er is een ge zegde onder de schilderprofessoren in Utopia, dat de hand gevormd moet worden om in alles wat zij doet de verantwoordelijkheid der schildering te dragen. De leerling wordt voorzien van schets boeken, en gedurende zijn vrije uren, die altijd in de open lucht worden doorgebracht, wordt het hem aanbevolen memoranda te teekenen van alles wat zij a verbeelding treft, door schoonheid of door welke engemeene eigenschap ook. Bij beginnende leerlingen stellen deze schetsen vaste voorwerpen voor, zoo als rotsen, boomen of huizen; bij de meer gevor derden, groepen of enkele figuren van mannen of vrouwen. Het volk van Utopia is uitermate scliil. derachtig, en zij hebben zeer vroolijke en gezellige gewoonten; zij houden er van in, de open lucht saam te kotnen en zich te onderhouden, waarin zij worden aangemoedigd door hun schoon klimaat; . den ganschen dag kan men hen zien op het markt plein of op de terrassen die over de zee heensteien, verzameld in groepen, zittend of staande in gracieuze, onbelemmerde houdingen. Den leerlin gen wordt aanbevolen schotsen te maken van zulke groepen, en, op gezag van Lionardo da Vüici om #die snelle bewegingen aan te stippen die het den mensch gegeven is te maken zonder er bij te den ken, als hij wordt gedreven door sterke affecties van den geest." Maar de merkwaardigste, en zeker voor een vreemdeling de nieuwste instelling in Inin kunstscholen, is wat zij noemen de mueinoniesche" klasse, waarvan er een aan elke afdeeliug toege voegd is, die een hulp of toegift vormt voor het werk dat in die klasse wordt verricht. In de voor bereidende school bijvoorbeeld, wordt een voor werp voor den leerling geplaatst, terwijl de con structies en eigenschappen er van verklaard wor den; het wordt dan weggenomen, en er wordt een teekening uit memorie van gemaakt. Door oefe ning wordt dit vermogen tot zulk een volmaakt heid gebracht, dat de gevorderde leerlingen in staat zijn een juiste gelijkenis te maken van eenige persoonlijkheid, die zij korten tijd hebben mogen opnemen. Van de voorbereidende school gaat de leerling in Utopia over tot die, waar naar het leven wordt geschilderd, en waar men dezelfde regelen in acht neemt. Zijn teckcuingen maakt hij met wit krijt op donker papier en men blijft op dezelfde wijze van schilderen aanhouden. Hier wordt hij ook on derwezen in de theoretische vakken. In de hoogste klasse maken de leerlingen teekeuiugen beurtelings naar het leven en naar het antiek; een model wordt geplaatst in de houding van een Grieksch beeld, en nadat zij de teekening gemaakt hebben, verge lijken zij die met het beeldhouwwerk. Een docent wijst aan, waar en hoe de Grieken de vormen ver eenvoudigden, en op wat wijze zij door keuze en vergelijking van vele vormen het dagelijksch voor komende verbeterden. Ten slotte wordt een gouden medaille uitgeloofd voor een schilderij voorstellende eenig onderwerp uit de geschiedenis of de literatuur; maar zij heb ben een Index Expurgatorius die tamelijk uitge breid is; men mag geen onderwerp nemen dat be trekking heeft op Agamemnon, Clytemuestra of Iphigenia, op Orestes door de furien vervolgd, op het vinden van Harolds lijk, of op iets wat met Don Quixot, de "Vicar of Wakefield, of-Dr. John son te maken heeft. Nu heeft de leerling een grooten voorraad me moranda verzameld, van houdingen, expressies, be wegingen en groepen, in de terrassen of tuinen opgeteekend, of thuis uit memorie geteekerid, en dit materiaal gebruikt hij bij het maken van zijn gouden-medaille-schilderij. Bij de uitspraak van de jury wordt er bizonder op gelet in hoeverre houdingen en gebaren, uit de natuur geobserveerd, aan het schilderij geëigend zijn. Nog heeft men in Utopia een merkwaardige in stelling. Alle leerlingen en jonge artiesten zijn er verplicht te schilderen naar een bijzonder pro cédé. Als hun werken verdienstelijk geacht wor den, krijgen zij subsidie van den Staat, maar na het sluiten van de jaarlijksche tentoonstelling verbleeken de kleuren van hun stukken; het doek komt weer terug tot zijn oorspronkelijken staat en kan opnieuw gebruikt worden. Men zou op het eerste gezicht ineenen dat de subsidies de belastingen zeer moesten verzwaren, maar dit is van twee kwaden het beste. Daar het grondgebied van het eiland zeer be perkt is, was er grond voor vrees dat het zou worden volgepropt met schilderijen; en in werke lijkheid komt de subsidie der kunstenaars nietten laste van den staat, daar het bedrag meer dan op gebracht wordt door een belasting op de kritiek. Een behoorlijk geteekende, gezegelde en betaalde toestemming, is noodig zoowel voor lof als voor blaam, naar de laatste waarvan veel meer vraag is dan naar de eerste; de kosten zijn zeer hoog, en de opbrengst dekt de subsidiëu ruimschoots, zoodat inen zeggen kan dat in Utopia de artiesten onderhouden worden van het kwaad dat men van hen zegt. Op welke wijze deze billijke belasting ontdoken wordt, meldt de schrijver niet. Naar aanleiding van Goed nieuws uit München" door Dr. Jan ten Brink, medegedeeld in No. 623. De bewering acht ik niet te stout, dat ieder rechtgeaard Nederlander zulk nieuws, zóó verteld, met bijzonder genoegen leest. Moge het ook onder de oogen komen van vele hier te lande vertoe vende of gevestigde Duitschers, waaronder helaas nog zoo veel taai-chauvinisten, doorhakkers tevens, met zoodanige Frechheit toegerust, welke den overmoed der onkunde kenmerkt. Inderdaad zijn dr. Max Lossen's stellingen bij zonder leerrijk voor zijn landgenooten, waarvan werkelijk de meesten aan het epidemisch werkend vooroordeel mank gaan, dat onze taal een soort van plat-duitsch zou wezen. Begrepen zij toch, dat ?w\j op taalgebied eenige sporten hooger op zekere ladder staan, dan zou dat vooroordeel wel wat gaan zakken. Hadden zij wat meer eergevoel, zij zouden zich minder blootstellen, aan den geesel dier kritiek, welke zoo terecht de onbeholpenheid der talrijke Duitsche-Nederlanders rügt, die trots den duur van een menschen-leeftijd, onze taal toch niet kunnen aanleeren en de hunne verleeren (voor zoover zij die redelijk mochten hebben gekend), zooilat zij zich met een zeer leelijk^erfois moeten behelpen. Wel is waar verleert eenDuitscher in Nederland in den regel zijn taal, maar ook is den Nederlander, in Duitschland levend, het zelfde lot beschoren, hoewel in veel minder sterke mate. Beoefenen er zeer velen de Duitsche taal en geschiedt dit niet voor een gering deel uit nood zakelijkheid, dan heeft het deze goede zijde, dat wij niet onkundig blijven van het vele schoone, dat die taal onmiskenbaar naast vrij wat minder schoons bezit. Dan houdt ook die dwaze misken ning op, welke beide talen zoo menigmaal ten deel valt en slechts een onuitstaanbaar chauvi nisme bevordert of laat voortwoekeren. Dit vergete men echter niet, dat er gewerkt moet wor den om op een redelijke hoogte te komen Schrijvers en uitgevers worden in Nederland zelden rijk, helaas! Prulvertalers hebben onze taal met heel wat germanismen, leelijke ook, ver armd; toch is de taal onzer buren er slechter aan toe, daar zij zich laat massregeln door de politiek. Fremdwörter, berhaupt solche die aus dern Französischen herstammen, sollen verdeutscht werden!" Deze Verdammuncjs'poïitiek, erger den het ge wone purisme, levert een ernstig gevaar op voor het taalschoon, zelfs voor het taaleigen, omdat het organisme 't welk taal heet een waarachtig levend iets noch het gezag van den knoet noch dat der pedante willekeur verdragen kan en wil. Maar om aan die Verdeutschungsmanie te kunnen botvieren, moet juist onze taal 't meest helpen, zooals blijkt uit de nederlandsche woorden die burgerrecht in Duitschland beginnen te ver krijgen : Belang, bespülen, Vomstapellassen en dergelijke. In het algemeen meen ik bij de moderne Duitsche schrijvers of letterkundigen opgemerkt te hebben dat zij veel moer het Nederlandsch nade ren, dan wij het Dnitsch. O.a. blijkt dit uit het toenemend gebruik van het part. praesens, waar voor doorgaans de omschrijvende vorm werd ge bezigd. Ook begint het voorzetsel veel meer den naamval dien 't werkwoord eischt, te verdringen, neemt men het minder streng met den regel voor de al of niet samenirekking van voorzetsel en lidwoord, enz. enz. Hiermede heb ik echter geens zins de taal der hier te lande wonende Duitschers op het oog, want deze vertoont meestal maar al te zeer den invloed van onze taal, zoowel wat stijl als wat uitdrukkingen betreft. Een ander gelukkig verschijnsel is het verzet in Duitschland zelf tegen het handhaven van dat ongelukkige schrift en die gothische lettervormen, eigenlijk een voortleven iu de middeleeuwsche traditie. Wenschelijk ware het, dat geen enkele brief van Nederland uit meer in zoogenaamd Duitsch schrift verzonden werd, terwijl de heeren boek handelaren het hunne dienden te doen om Duit sche uitgaven voor Nederland in de typen te doen drukken, welke in de beschaafde wereld algemeen zijn, opdat we verlost worden van die leelijke, de oogen bedervende haken. De Pommersche jonkers mogen er dan alleen hun hart aan ophalen, en eerbied betoonen voor die antiquiteit. Wat echter den Nederlandschen uitgever of drukker beweegt om in de gewone typen fle go thische $ over te brengen, voor die vraag sta ik telkens bij 't lezen van gross, muszte, berm&szig, enz. waarvoor men in Duitschland zelf in ge wone typen laat drukken: grofs, mufste, ubermufsig. De zetter weet niet beter als hij in het manuscript sa ziet staan, maar men moest beter weten en zulk een onding voor goed verbannen. Ziedaar, geachte Redactie, wat ik gaarne wilde vertellen, al is het heel wat anders dan waarvan Dr. J. t. B. gewaagde. Mogelijk doet het toch eenig nut en dat hoopt van harte die u zijn dank voor de plaatsing betuigt. A. G. R. Met belangstelling las ik het door A. G. R. geschrevene. In boever het de door Dr. Lossen uitgesproken stellingen zou ontzenuwen, kan ik niet beslissen, daar zoowel deze als het boven betoogde, een deel der waarheid behelzen. J. t. B. VARIA. PLASTISCHE KUNST. De Processie van het II. Sacrament van Mirakel, het groote schilderij van A. J. Derkindercn, is sedert Donderdag in den Haag in Pulchri Studio geëxposeerd en op ecu veel beter manier dan het in de Panorama-zaal te Amsterdam geplaatst was. Het schilderij is niet aan den wand gehangen, maar op eenigen afstand van den muur op een houten stellaadje gezet. Van onderen is een soort, van lambrizeering vaii eikenhoutkleur aangebracht en aan beide zijden en van boven is het met ecu paar meters wit omgeven. Aan weerskanten is op koperen kandelaars ccn paar hooge witte kaarsen geplaatst om door een paar lange lijnen de groote vlakken wit wat te breken. Door de firma Verveer is een fotografie naar het schilderij gemaakt, die in den handel zal worden gebracht. De Heer Van Wisselingh in Den Haag heeft op het oogenblik een argeloos, natuurlijk en deftig delicaat portret van Whistler, van wicu men hier te lande maar al te zelden wat te zien kan krij gen. Een kansje dus voor do fijnproevers. In het einde van Juni zal te Parijs de meest sensatie-makende kunstverkooping van het seizoen worden gehouden. Het is de collectie van Secr tan, een kopermijiiontginuer, die dan geveild zal worden. Er zijn niet minder dan een en dertig Meissouiers, vier Rembrandts, negen Troyons, acht Tenierseu, zes Rousseuu's, drie stukkeu van Grcuze, zes van Diaz, drie van Ingres, twee van Hobbcma, vier van Corot, acht van Decamps en zeven van Delacroix in deze verzameling, waarin mcu behalve vier andere schilderijen van Millet ook liet be roemde schilderij l'Angelus viudt, waarvoor naeu den eigenaar eens tevergeefs 20.000 pond geboden heeft. De verkooping der schilderijen van Auguste Dreyfus heeft 861.000 franken opgebracht. Het Grieksche Gouvernement heeft beslag gelegd op eeu aantal kisten vol antiquiteiten, die bestemd waren om in het geheim naar Marseille te worden vervoerd. Behalve terracotta-statuetteu, marmeren kapiteeleu, brokken gepolychromeerd marmer en grafzerken met inscripties, vond men hieronder een voorwerp van zeer groote waarde, ecu marmeren discus met een portret er op, waar omheen een iiischrift in archaïsche letters. In het schilderijen-museum te Berlijn ziju sinds korten tijd twee schilderijen van Jan van Eyck tentoongesteld, die in het vorige jaar werden aan gekocht. Het eene is een Christuskop in profiel, blijkbaar uit eeu grooter stuk gesneden. Belang rijker is liet andere schilderij, van zeer kleine af metingen. Het stelt Maria voor met het kind, aangebeden door een monnik in een wit kleed, waarbij ook de Heilige Barbara. Iu het verschiet is een landschap met ccn stadje aan een water in zeer heldere kleuren. Het Pantheon, de Parijsche kerk die aan de Schutsmaagd der stad, de Heilige Gcnoveva, gewijd is, en waarin o. a. de prachtige muurschilderingen van Puvis de Chavanucs zijn aangebracht, zal nu ook met beeldhouwwerken versierd worden. Het eerste beeld dat iu de kerk geplaatst is, is een Sinte Genoveva door Eugène Guillaume. In Hannover is een tentoonstelling van csramiek om de geschiedenis dier kunst aan te tooneu. Er zijn Grieksche antiquiteiten, oud-Duitsche arti kelen, voorwerpen uit de middeneeuwen en.van later tijd. De voorwerpen der hedendaagsche kunst industrie zijn vooral rijk vertegenwoordigd in nieuw-Delftsch, Italiaaiische majolica's en rausch, Eugelsch, Cliineescli en Japansch porcclein, en een groote collectie Mciszener en Berlijnsch porcelein. In Metz zal een tentoonstelling van Lotliaringsche oudheden worden gehoudeu. De oudheden, in de stad zelve aanwezig, vormen al een rijke col lectie die nog met talrijke voorwerpen van elders zal worden aangevuld. Vooral de kerkelijke schat ten iu Lotharingen zijn van het hoogste belang. Een Amerikaan Erwin Davis kreeg van verschil lende musea en in het bizouder van het Frausche Gouvernement aanzoek om eeuige schilderijen te verkoopeu. Hij verklaarde diezelfden nog liever cadeau te doen aan het museum te New-York en deed dit ook, met de Jeanne d'Are van Bastien Lepage en l'Enfant a l'épée en Ie Perroquet, twee der beroemdste stukkeu van Edward Mauct, die hij te samen voor 150.000 francs gekocht had, u. b. op de veiling van zijn eigen collectie. Zonderlinge dood van een fransch kunstenaar. Een zonderling voorval, dat sedert ongelukkig ge bleken is, een noodlottig verloop genomen te hebben, overkwam Zaterdagmorgen den heer Boutet, een kunstenaar, die te Parijs in de Avenue Victor Hugo woonde. De heer Boutet werkte in zijn atelier en daar hij last had van de zon, verzocht hij zijn lionne op het dak te gaan, om een linnen scherm over de ruiten te spannen. Toen het meisje daarmee bezig was, gleed zij uit, viel door de ruiten on kwam neer op de tafel, waaraan haar meester zat. Vreemd genoeg kreeg zij geen noemenswaardig letsel. Mijnheer Boutet was evenwel niet zoo ge lukkig. Een stuk glas viel in zijn nek en sneed een ader door. Hij trachtte het bloed te stelpen, maar toen hij zag, dat dit niet ging, vloog hij de deur uit, in de richting van een nabijgelegen apotheek; eer hij deze echter kon bereiken, viel hij bewusteloos neer en twee uur later blies hij den laatsten adem uit. TOONEEL EN MUZIEK. Den 6den dezer was de Parijsche pers uitgenoodigdtot eene eigenaardige première, de eerste voorstelling iu het Annamitisch-theater op de Es planade des Invalides; de Koninklijke tooneelisten van Z. M. den beheerscher van Annam voerden er een militair drama in zes bedrijven op: De Koning van Duong-Ly-Tieng-Vuony." Het tooneel is zoo eenvoudig mogelijk, zonder coulissen of eenigerlei decoratief. Alleen d e achter grond is bont geschilderd en met twee gedrapeerde deuren voorzien, door welke de acteurs in- en uitgaan. Het oog moet zich geheel door de schitte rende costumen der acteurs laten, boeien, die ook de vrouwenrollen spelen. Zij grimeeren zich met onvergelijkelijke kunst, maar a faire peur, zegt een der bladen, en het is bijna interessanter hot spel der beschilderde aangezichten te volgen, dan de handeling, bij welke men de toeschouwers een gedruktcn leiddraad geeft. De muziek is vreeselijk, zenuwschokkend, den westerling bijna krankzinnig makend; zij bestaat uit een aantal gong's, tamtam's, klokken, koperinstrumenten en een soort van doedelzakken. Het personeel der Hoogduitschc opera te Rot tcrdaui is voor het volgend seizoen samengesteld als volgt: DamcsïSophieBrajiiin, van het hoftheater te Berlijn (als gast voor het seizoen), eerste dramatische zan geres ; Marianne Nicolaï, van het stadthcater te Hamburg, eerste jeugdige dramatische zangeres; Clara KÏeinmichel?Mauliaupt, van het stadtheater te Alagcleburg, coloratuur-zangercs ; Carry Goldstikkcr, van het stadthcater te Halle, mezzo-sopraan, en altzaugcres; Pauliue Baehman, van het stadttheater te Düsseldorf, soubrette; Bianca Major, van het hofthcater te Budapcst, jeugdige drama tische en soubrette-partijeu ; Marie Schiifer-Krusc, van het stadthcater te Elbcrfcld, komische altc, en Emmy Karlo, van Berlijn, soubrette cu kleine par tijen. Hccrcn: Emil von der Würtzen, van het stadttheater te Riga, helden- eu lyrische tenor-partijen; Michcl Reiner, van Wceuen, lyrische en helden tenor ; Joseph Michél, van het stadtheatcr te N urnberg, teuor-bouffo ; August Gygcr, van het stadttheater te Zürich, 2de tenor; Ludwig Strakosch, van het stadttheater te Mainz, lyrische en heldenbariton ; Adolph Mühlmann, van Weeucn, helden bariton ; Moritz Tullinger, van het stadtheater te Mainz, 2de bariton; Eduard Wessel, van het hoftheater te Dessau, serieuse bas; Ludwig Rochelle, van het landestheater te Praag, serieuse en spielbas; Ferdiuand Worms, van het Carltheater te Weenen, bas-bouffo ; Carl Betz, van het stadtheater te Freiburg, 2de bas ; Carl Hanncmau en Fritz Harting kleine partijen. Eerste kapelmeester: Otto Giesecker, van het stadtheater te Elberfcld; tweede kapelmeester eu koordirecteur: Wilhelm Jeral, van Rotterdam. Ballet. Eerste solodanseres eu balletnicesteres: Irma Pauzoni, van Parijs; tweede solodanseres: Jenny Favier, van Parijs; en G 8 chorypheën. Chor: 40 Dames en Heeren; Orchcster 43 mu sici. Regie : Alcx. Saalborn; Secretair : Eduard Matthcs. Naast de klassieke standaardwerken zullen wor den opgevoerd verschillende noviteiten, benevens groote opera's die sedert de laatste drie-, vier jaren niet voor het voetlicht kwamen, waarouder zul len voorkomen een gchecle Mozart-cyklus cu zoo mogelijk in haar geheel de //Ring der Mbclungeu", Tristan und Isolde", Othello" van Vcrdi (met de oorspronkelijke instrumentatie) ; liérodiade" vau Masseuet, Carmela" van Joh. C. Visser en Norma" van Jan Rijken; Koningin van Saba" van Goldrnark, Vampyr" van Marschner, Migiion" van Ambroisc Thomas, Sylvana" van C. M. von Wcber en Die Puppenfee", ballet iu l acte (repertoirestuk van het hof-theater te Weenen). Als gasten zullen gedurende dit seizoen optreden: Dames: Antouia Miehlke, van het stadt-theater Sigrid Arnoldsou, van Parijs (iu ouderRosa Papier, van het hof-theater te te Keulen; handeling); Wceneu. Heeren; H. Wiiikclmann, heldentenor van de hof-opera te Weenen; Dr. Soidl, lyrische tenor te Keulen; August Giesen, lyrische tenor van het hof-theater te Weimar; Carl Sommer, eerste bari ton van de hof-opera te Weenen; A. von R,eichenberg, serieuse bas van het hof-theater te Wceuen. Aan de operette zal ecu groote uitgebreidheid worden gegeven; zij zal mede eeu voorname plaats vervullen iu het repertoire. Het personeel bestaat uit: Dames: Fauny Mora, eerste operctto-zaugcrcs van liet Carl-theater te Wceneu; Paulinc Bachmuun, vau het stad-theater te Düsseldorf, soubrette; Marie Bendel, vau Berlijn, soubrette; Marie Schutter Kruse, vau het stad-theater te Elberfcld, komische altc; Emmy Voss en Amalia Lehmauii, tweede partijen. Heeren; Joseph Michél, van het stad-theater te Nürubcrg, opercttc-teuor; August Gyger, vau het stad-theater te Zurich, tweede tenor; Moritz Tul linger, vau het stad-theater te Mainz, operetteburyton; Ferdinand Worms, vau het Carl-theater te "Weeuen, operette-komiker; Carl Krossek, vau het Rezideuz-theater te Dresden, tweede operettekomiker. Kapelmeester Wilhelm Jcral, van Rotterdam. Koor, ballet en orkest als bij de opera. De noviteiten welke gedurende het seizoen zullen worden opgevoerd, ziju: Capitain Fracassa" vau RudolplirDellingcr, DieSiebcu Schwaben", van Carl Millöcke ; Priuz Methusalem,"van JohaimStrauss; Ph'ngsteu in Florcnz," van Czibulka; Eiue Nacht in Vè'ucdig," van Strauss; Nanoii," van Rudolph Genée; Carnaval in Rom," van Johann Strauss; Fariuelli," vau Zumpe; Dou César," van Rudolph Delliuger. Voorts zullen o. a. worden gegeven de meer hier bekende werken, als: Bettelstudent, Zigeunerbaron, Boccaccio, Fatiuitza, Lustige Kricg," enz. Op Woensdag 18 September ISS'J, heeft de eerste Abouiiemeuts-Voorstelling plaats, Tannhauser". Het seizoen wordt geopeud op Zondag l September mot ecu proloog en Capitain Fracassa," nieuwe operette in 3 acten, vau Rudolph Delliuger. Van de diamanten eener Russische treurspeelster vertellen de Petersburger bladen het volgende: Elisabcth Gorewa,wicr hartstochtelijk spel en kost bare diamanten nog niet lang geleden ook het Berlijnsche publiek zoozeer aantrokken, maakte onge veer drie weken geleden een uitstapje naar Kartkow, een stadje op ongeveer 50 werst afstand van Pe tersburg, ora daar als gast op te treden. De toe standen aan het tooneel daar ter plaatse onderschei den zich in niets van de ellende, waaraan ge woonlijk een reizende troep is blootgesteld. Me vrouw Gorowa zou ook zeker niet te Kartkow zijn opgetreden,wanncer niet een te Petersburg wonende vriend van den directeur haar verzocht had, een gratisvoorstelling voor dezen te geven. Maar toch zou zij het loon voor deze mcnschlievende han deling outvangcn, en wel op een eigenaardige wijze. Men gaf Marguérite Gauthier". Men was reeds aan het tweede bedrijf, waarin de gast de beroemde japon met de camelia's en hare kost bare diamanten droeg. De Russen nu, die door mevrouw Gorewa van een bijna zekeren honger dood gered waren, konden het der kunstenares niet vergeven, dat zij zulke prachtige diamanten droeg. Vooral was het haar kam, die dat volk de oogen uitstak en welks groote, kostbare brillanten hun afgunst en hebzucht prikkelden. Terwijl nu Mar guérite en Armand hun groote liefdesscène af speelden, staken eenige leden der troep achter de coulissen hun hoofden bij elkaar en smeedden een allerliefst plannetje, om zich in het bezit van den kam te stellen. Zij besloten namelijk, het vol gende bedrijf niet ten einde te laten spelen, en op het oogenblik te wachten, waarop mevrouw Gorewa voor op het tooneel staat om zich tegen Armand's verwijtingen te verdedigen; dit tooneel eindigt daarmee, dar Marguérite bewusteloos op den grond valt. Maar zoover wilde men het niet laten komen ; een der acteurs zou onder een of ander voorwendsel den man aan de gordijn ver wijderen, dan zelf het doek te vroeg laten vallen en wel zoo snel en hevig, dat de houten rol op het hoofd dor kunstenares moet neerkomen, ten gevolge waarvan deze natuurlijk bedwelmd zou neerstorten; het overige zou men aan het toeval overlaten. En dat duivelsche plannetje gelukte volkomen. Op een teeken der saamgezworenen viel het zware doek op Margucrite en zakte deze ineen, waarbij zij haar beroemde kreet veel te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl