Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 625
en in eens zonder overschilderen. Er is een ge
zegde onder de schilderprofessoren in Utopia, dat
de hand gevormd moet worden om in alles wat
zij doet de verantwoordelijkheid der schildering te
dragen. De leerling wordt voorzien van schets
boeken, en gedurende zijn vrije uren, die altijd in
de open lucht worden doorgebracht, wordt het hem
aanbevolen memoranda te teekenen van alles wat zij a
verbeelding treft, door schoonheid of door welke
engemeene eigenschap ook. Bij beginnende leerlingen
stellen deze schetsen vaste voorwerpen voor, zoo
als rotsen, boomen of huizen; bij de meer gevor
derden, groepen of enkele figuren van mannen of
vrouwen. Het volk van Utopia is uitermate
scliil. derachtig, en zij hebben zeer vroolijke en gezellige
gewoonten; zij houden er van in, de open lucht
saam te kotnen en zich te onderhouden, waarin
zij worden aangemoedigd door hun schoon klimaat;
. den ganschen dag kan men hen zien op het markt
plein of op de terrassen die over de zee
heensteien, verzameld in groepen, zittend of staande in
gracieuze, onbelemmerde houdingen. Den leerlin
gen wordt aanbevolen schotsen te maken van zulke
groepen, en, op gezag van Lionardo da Vüici om
#die snelle bewegingen aan te stippen die het den
mensch gegeven is te maken zonder er bij te den
ken, als hij wordt gedreven door sterke affecties
van den geest."
Maar de merkwaardigste, en zeker voor een
vreemdeling de nieuwste instelling in Inin
kunstscholen, is wat zij noemen de mueinoniesche"
klasse, waarvan er een aan elke afdeeliug toege
voegd is, die een hulp of toegift vormt voor het
werk dat in die klasse wordt verricht. In de voor
bereidende school bijvoorbeeld, wordt een voor
werp voor den leerling geplaatst, terwijl de con
structies en eigenschappen er van verklaard wor
den; het wordt dan weggenomen, en er wordt een
teekening uit memorie van gemaakt. Door oefe
ning wordt dit vermogen tot zulk een volmaakt
heid gebracht, dat de gevorderde leerlingen in
staat zijn een juiste gelijkenis te maken van
eenige persoonlijkheid, die zij korten tijd hebben
mogen opnemen.
Van de voorbereidende school gaat de leerling
in Utopia over tot die, waar naar het leven wordt
geschilderd, en waar men dezelfde regelen in acht
neemt. Zijn teckcuingen maakt hij met wit krijt
op donker papier en men blijft op dezelfde wijze
van schilderen aanhouden. Hier wordt hij ook on
derwezen in de theoretische vakken. In de hoogste
klasse maken de leerlingen teekeuiugen beurtelings
naar het leven en naar het antiek; een model wordt
geplaatst in de houding van een Grieksch beeld,
en nadat zij de teekening gemaakt hebben, verge
lijken zij die met het beeldhouwwerk. Een docent
wijst aan, waar en hoe de Grieken de vormen ver
eenvoudigden, en op wat wijze zij door keuze en
vergelijking van vele vormen het dagelijksch voor
komende verbeterden.
Ten slotte wordt een gouden medaille uitgeloofd
voor een schilderij voorstellende eenig onderwerp
uit de geschiedenis of de literatuur; maar zij heb
ben een Index Expurgatorius die tamelijk uitge
breid is; men mag geen onderwerp nemen dat be
trekking heeft op Agamemnon, Clytemuestra of
Iphigenia, op Orestes door de furien vervolgd, op
het vinden van Harolds lijk, of op iets wat met
Don Quixot, de "Vicar of Wakefield, of-Dr. John
son te maken heeft.
Nu heeft de leerling een grooten voorraad me
moranda verzameld, van houdingen, expressies, be
wegingen en groepen, in de terrassen of tuinen
opgeteekend, of thuis uit memorie geteekerid, en
dit materiaal gebruikt hij bij het maken van zijn
gouden-medaille-schilderij.
Bij de uitspraak van de jury wordt er bizonder
op gelet in hoeverre houdingen en gebaren, uit de
natuur geobserveerd, aan het schilderij geëigend zijn.
Nog heeft men in Utopia een merkwaardige in
stelling. Alle leerlingen en jonge artiesten zijn
er verplicht te schilderen naar een bijzonder pro
cédé. Als hun werken verdienstelijk geacht wor
den, krijgen zij subsidie van den Staat, maar na
het sluiten van de jaarlijksche tentoonstelling
verbleeken de kleuren van hun stukken; het
doek komt weer terug tot zijn oorspronkelijken
staat en kan opnieuw gebruikt worden. Men zou
op het eerste gezicht ineenen dat de subsidies
de belastingen zeer moesten verzwaren, maar dit
is van twee kwaden het beste.
Daar het grondgebied van het eiland zeer be
perkt is, was er grond voor vrees dat het zou
worden volgepropt met schilderijen; en in werke
lijkheid komt de subsidie der kunstenaars nietten
laste van den staat, daar het bedrag meer dan op
gebracht wordt door een belasting op de kritiek.
Een behoorlijk geteekende, gezegelde en betaalde
toestemming, is noodig zoowel voor lof als voor
blaam, naar de laatste waarvan veel meer vraag
is dan naar de eerste; de kosten zijn zeer hoog,
en de opbrengst dekt de subsidiëu ruimschoots,
zoodat inen zeggen kan dat in Utopia de artiesten
onderhouden worden van het kwaad dat men van
hen zegt.
Op welke wijze deze billijke belasting ontdoken
wordt, meldt de schrijver niet.
Naar aanleiding van Goed nieuws
uit München" door Dr. Jan ten Brink,
medegedeeld in No. 623.
De bewering acht ik niet te stout, dat ieder
rechtgeaard Nederlander zulk nieuws, zóó verteld,
met bijzonder genoegen leest. Moge het ook onder
de oogen komen van vele hier te lande vertoe
vende of gevestigde Duitschers, waaronder helaas
nog zoo veel taai-chauvinisten, doorhakkers tevens,
met zoodanige Frechheit toegerust, welke den
overmoed der onkunde kenmerkt.
Inderdaad zijn dr. Max Lossen's stellingen bij
zonder leerrijk voor zijn landgenooten, waarvan
werkelijk de meesten aan het epidemisch werkend
vooroordeel mank gaan, dat onze taal een soort
van plat-duitsch zou wezen. Begrepen zij toch, dat
?w\j op taalgebied eenige sporten hooger op zekere
ladder staan, dan zou dat vooroordeel wel wat
gaan zakken. Hadden zij wat meer eergevoel, zij
zouden zich minder blootstellen, aan den geesel
dier kritiek, welke zoo terecht de onbeholpenheid
der talrijke Duitsche-Nederlanders rügt, die trots
den duur van een menschen-leeftijd, onze taal
toch niet kunnen aanleeren en de hunne
verleeren (voor zoover zij die redelijk mochten hebben
gekend), zooilat zij zich met een zeer leelijk^erfois
moeten behelpen. Wel is waar verleert
eenDuitscher in Nederland in den regel zijn taal, maar
ook is den Nederlander, in Duitschland levend, het
zelfde lot beschoren, hoewel in veel minder sterke
mate.
Beoefenen er zeer velen de Duitsche taal en
geschiedt dit niet voor een gering deel uit nood
zakelijkheid, dan heeft het deze goede zijde, dat
wij niet onkundig blijven van het vele schoone,
dat die taal onmiskenbaar naast vrij wat minder
schoons bezit. Dan houdt ook die dwaze misken
ning op, welke beide talen zoo menigmaal ten
deel valt en slechts een onuitstaanbaar chauvi
nisme bevordert of laat voortwoekeren. Dit
vergete men echter niet, dat er gewerkt moet wor
den om op een redelijke hoogte te komen
Schrijvers en uitgevers worden in Nederland
zelden rijk, helaas! Prulvertalers hebben onze
taal met heel wat germanismen, leelijke ook, ver
armd; toch is de taal onzer buren er slechter
aan toe, daar zij zich laat massregeln door de
politiek. Fremdwörter, berhaupt solche die aus
dern Französischen herstammen, sollen verdeutscht
werden!"
Deze Verdammuncjs'poïitiek, erger den het ge
wone purisme, levert een ernstig gevaar op voor
het taalschoon, zelfs voor het taaleigen, omdat
het organisme 't welk taal heet een waarachtig
levend iets noch het gezag van den knoet
noch dat der pedante willekeur verdragen kan
en wil.
Maar om aan die Verdeutschungsmanie te
kunnen botvieren, moet juist onze taal 't meest
helpen, zooals blijkt uit de nederlandsche woorden
die burgerrecht in Duitschland beginnen te ver
krijgen : Belang, bespülen, Vomstapellassen en
dergelijke.
In het algemeen meen ik bij de moderne
Duitsche schrijvers of letterkundigen opgemerkt te
hebben dat zij veel moer het Nederlandsch nade
ren, dan wij het Dnitsch. O.a. blijkt dit uit het
toenemend gebruik van het part. praesens, waar
voor doorgaans de omschrijvende vorm werd ge
bezigd. Ook begint het voorzetsel veel meer den
naamval dien 't werkwoord eischt, te verdringen,
neemt men het minder streng met den regel voor
de al of niet samenirekking van voorzetsel en
lidwoord, enz. enz. Hiermede heb ik echter geens
zins de taal der hier te lande wonende Duitschers
op het oog, want deze vertoont meestal maar al
te zeer den invloed van onze taal, zoowel wat
stijl als wat uitdrukkingen betreft.
Een ander gelukkig verschijnsel is het verzet
in Duitschland zelf tegen het handhaven van dat
ongelukkige schrift en die gothische lettervormen,
eigenlijk een voortleven iu de middeleeuwsche
traditie.
Wenschelijk ware het, dat geen enkele brief
van Nederland uit meer in zoogenaamd Duitsch
schrift verzonden werd, terwijl de heeren boek
handelaren het hunne dienden te doen om Duit
sche uitgaven voor Nederland in de typen te doen
drukken, welke in de beschaafde wereld algemeen
zijn, opdat we verlost worden van die leelijke,
de oogen bedervende haken.
De Pommersche jonkers mogen er dan alleen
hun hart aan ophalen, en eerbied betoonen voor
die antiquiteit.
Wat echter den Nederlandschen uitgever of
drukker beweegt om in de gewone typen fle go
thische $ over te brengen, voor die vraag sta ik
telkens bij 't lezen van gross, muszte,
berm&szig, enz. waarvoor men in Duitschland zelf in ge
wone typen laat drukken: grofs, mufste,
ubermufsig. De zetter weet niet beter als hij in het
manuscript sa ziet staan, maar men moest beter
weten en zulk een onding voor goed verbannen.
Ziedaar, geachte Redactie, wat ik gaarne wilde
vertellen, al is het heel wat anders dan waarvan
Dr. J. t. B. gewaagde. Mogelijk doet het toch
eenig nut en dat hoopt van harte die u zijn dank
voor de plaatsing betuigt.
A. G. R.
Met belangstelling las ik het door A. G. R.
geschrevene. In boever het de door Dr. Lossen
uitgesproken stellingen zou ontzenuwen, kan ik
niet beslissen, daar zoowel deze als het boven
betoogde, een deel der waarheid behelzen.
J. t. B.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De Processie van het II. Sacrament van Mirakel,
het groote schilderij van A. J. Derkindercn, is
sedert Donderdag in den Haag in Pulchri Studio
geëxposeerd en op ecu veel beter manier dan het
in de Panorama-zaal te Amsterdam geplaatst was.
Het schilderij is niet aan den wand gehangen, maar
op eenigen afstand van den muur op een houten
stellaadje gezet. Van onderen is een soort, van
lambrizeering vaii eikenhoutkleur aangebracht en
aan beide zijden en van boven is het met ecu paar
meters wit omgeven. Aan weerskanten is op koperen
kandelaars ccn paar hooge witte kaarsen geplaatst
om door een paar lange lijnen de groote vlakken
wit wat te breken.
Door de firma Verveer is een fotografie naar het
schilderij gemaakt, die in den handel zal worden
gebracht.
De Heer Van Wisselingh in Den Haag heeft op
het oogenblik een argeloos, natuurlijk en deftig
delicaat portret van Whistler, van wicu men hier
te lande maar al te zelden wat te zien kan krij
gen. Een kansje dus voor do fijnproevers.
In het einde van Juni zal te Parijs de meest
sensatie-makende kunstverkooping van het seizoen
worden gehouden. Het is de collectie van Secr
tan, een kopermijiiontginuer, die dan geveild zal
worden. Er zijn niet minder dan een en dertig
Meissouiers, vier Rembrandts, negen Troyons, acht
Tenierseu, zes Rousseuu's, drie stukkeu van Grcuze,
zes van Diaz, drie van Ingres, twee van Hobbcma,
vier van Corot, acht van Decamps en zeven van
Delacroix in deze verzameling, waarin mcu behalve
vier andere schilderijen van Millet ook liet be
roemde schilderij l'Angelus viudt, waarvoor naeu
den eigenaar eens tevergeefs 20.000 pond geboden
heeft.
De verkooping der schilderijen van Auguste
Dreyfus heeft 861.000 franken opgebracht.
Het Grieksche Gouvernement heeft beslag gelegd
op eeu aantal kisten vol antiquiteiten, die bestemd
waren om in het geheim naar Marseille te worden
vervoerd. Behalve terracotta-statuetteu, marmeren
kapiteeleu, brokken gepolychromeerd marmer en
grafzerken met inscripties, vond men hieronder een
voorwerp van zeer groote waarde, ecu marmeren
discus met een portret er op, waar omheen een
iiischrift in archaïsche letters.
In het schilderijen-museum te Berlijn ziju sinds
korten tijd twee schilderijen van Jan van Eyck
tentoongesteld, die in het vorige jaar werden aan
gekocht. Het eene is een Christuskop in profiel,
blijkbaar uit eeu grooter stuk gesneden. Belang
rijker is liet andere schilderij, van zeer kleine af
metingen. Het stelt Maria voor met het kind,
aangebeden door een monnik in een wit kleed,
waarbij ook de Heilige Barbara. Iu het verschiet
is een landschap met ccn stadje aan een water in
zeer heldere kleuren.
Het Pantheon, de Parijsche kerk die aan de
Schutsmaagd der stad, de Heilige Gcnoveva, gewijd
is, en waarin o. a. de prachtige muurschilderingen
van Puvis de Chavanucs zijn aangebracht, zal nu
ook met beeldhouwwerken versierd worden. Het
eerste beeld dat iu de kerk geplaatst is, is een
Sinte Genoveva door Eugène Guillaume.
In Hannover is een tentoonstelling van
csramiek om de geschiedenis dier kunst aan te tooneu.
Er zijn Grieksche antiquiteiten, oud-Duitsche arti
kelen, voorwerpen uit de middeneeuwen en.van
later tijd. De voorwerpen der hedendaagsche kunst
industrie zijn vooral rijk vertegenwoordigd in
nieuw-Delftsch, Italiaaiische majolica's en rausch,
Eugelsch, Cliineescli en Japansch porcclein, en een
groote collectie Mciszener en Berlijnsch porcelein.
In Metz zal een tentoonstelling van
Lotliaringsche oudheden worden gehoudeu. De oudheden, in
de stad zelve aanwezig, vormen al een rijke col
lectie die nog met talrijke voorwerpen van elders
zal worden aangevuld. Vooral de kerkelijke schat
ten iu Lotharingen zijn van het hoogste belang.
Een Amerikaan Erwin Davis kreeg van verschil
lende musea en in het bizouder van het Frausche
Gouvernement aanzoek om eeuige schilderijen te
verkoopeu. Hij verklaarde diezelfden nog liever
cadeau te doen aan het museum te New-York en
deed dit ook, met de Jeanne d'Are van Bastien
Lepage en l'Enfant a l'épée en Ie Perroquet, twee
der beroemdste stukkeu van Edward Mauct, die
hij te samen voor 150.000 francs gekocht had,
u. b. op de veiling van zijn eigen collectie.
Zonderlinge dood van een fransch kunstenaar.
Een zonderling voorval, dat sedert ongelukkig ge
bleken is, een noodlottig verloop genomen te
hebben, overkwam Zaterdagmorgen den heer
Boutet, een kunstenaar, die te Parijs in de
Avenue Victor Hugo woonde. De heer Boutet
werkte in zijn atelier en daar hij last had van
de zon, verzocht hij zijn lionne op het dak
te gaan, om een linnen scherm over de ruiten
te spannen. Toen het meisje daarmee bezig
was, gleed zij uit, viel door de ruiten on kwam
neer op de tafel, waaraan haar meester zat.
Vreemd genoeg kreeg zij geen noemenswaardig
letsel. Mijnheer Boutet was evenwel niet zoo ge
lukkig. Een stuk glas viel in zijn nek en sneed
een ader door. Hij trachtte het bloed te stelpen,
maar toen hij zag, dat dit niet ging, vloog hij
de deur uit, in de richting van een nabijgelegen
apotheek; eer hij deze echter kon bereiken, viel
hij bewusteloos neer en twee uur later blies hij
den laatsten adem uit.
TOONEEL EN MUZIEK.
Den 6den dezer was de Parijsche pers
uitgenoodigdtot eene eigenaardige première, de eerste
voorstelling iu het Annamitisch-theater op de Es
planade des Invalides; de Koninklijke tooneelisten
van Z. M. den beheerscher van Annam voerden er
een militair drama in zes bedrijven op: De
Koning van Duong-Ly-Tieng-Vuony."
Het tooneel is zoo eenvoudig mogelijk, zonder
coulissen of eenigerlei decoratief. Alleen d e achter
grond is bont geschilderd en met twee gedrapeerde
deuren voorzien, door welke de acteurs in- en
uitgaan. Het oog moet zich geheel door de schitte
rende costumen der acteurs laten, boeien, die ook
de vrouwenrollen spelen. Zij grimeeren zich met
onvergelijkelijke kunst, maar a faire peur, zegt
een der bladen, en het is bijna interessanter
hot spel der beschilderde aangezichten te volgen,
dan de handeling, bij welke men de toeschouwers
een gedruktcn leiddraad geeft. De muziek is
vreeselijk, zenuwschokkend, den westerling bijna
krankzinnig makend; zij bestaat uit een aantal
gong's, tamtam's, klokken, koperinstrumenten en
een soort van doedelzakken.
Het personeel der Hoogduitschc opera te Rot
tcrdaui is voor het volgend seizoen samengesteld
als volgt:
DamcsïSophieBrajiiin, van het hoftheater te Berlijn
(als gast voor het seizoen), eerste dramatische zan
geres ; Marianne Nicolaï, van het stadthcater te
Hamburg, eerste jeugdige dramatische zangeres;
Clara KÏeinmichel?Mauliaupt, van het stadtheater
te Alagcleburg, coloratuur-zangercs ; Carry
Goldstikkcr, van het stadthcater te Halle, mezzo-sopraan,
en altzaugcres; Pauliue Baehman, van het
stadttheater te Düsseldorf, soubrette; Bianca Major,
van het hofthcater te Budapcst, jeugdige drama
tische en soubrette-partijeu ; Marie Schiifer-Krusc,
van het stadthcater te Elbcrfcld, komische altc, en
Emmy Karlo, van Berlijn, soubrette cu kleine par
tijen.
Hccrcn: Emil von der Würtzen, van het
stadttheater te Riga, helden- eu lyrische tenor-partijen;
Michcl Reiner, van Wceuen, lyrische en helden
tenor ; Joseph Michél, van het stadtheatcr te N
urnberg, teuor-bouffo ; August Gygcr, van het
stadttheater te Zürich, 2de tenor; Ludwig Strakosch,
van het stadttheater te Mainz, lyrische en
heldenbariton ; Adolph Mühlmann, van Weeucn, helden
bariton ; Moritz Tullinger, van het stadtheater te
Mainz, 2de bariton; Eduard Wessel, van het
hoftheater te Dessau, serieuse bas; Ludwig Rochelle,
van het landestheater te Praag, serieuse en
spielbas; Ferdiuand Worms, van het Carltheater te
Weenen, bas-bouffo ; Carl Betz, van het stadtheater
te Freiburg, 2de bas ; Carl Hanncmau en Fritz
Harting kleine partijen.
Eerste kapelmeester: Otto Giesecker, van het
stadtheater te Elberfcld; tweede kapelmeester eu
koordirecteur: Wilhelm Jeral, van Rotterdam.
Ballet. Eerste solodanseres eu balletnicesteres:
Irma Pauzoni, van Parijs; tweede solodanseres:
Jenny Favier, van Parijs; en G 8 chorypheën.
Chor: 40 Dames en Heeren; Orchcster 43 mu
sici. Regie : Alcx. Saalborn; Secretair : Eduard
Matthcs.
Naast de klassieke standaardwerken zullen wor
den opgevoerd verschillende noviteiten, benevens
groote opera's die sedert de laatste drie-, vier
jaren niet voor het voetlicht kwamen, waarouder zul
len voorkomen een gchecle Mozart-cyklus cu zoo
mogelijk in haar geheel de //Ring der
Mbclungeu", Tristan und Isolde", Othello" van
Vcrdi (met de oorspronkelijke instrumentatie) ;
liérodiade" vau Masseuet, Carmela" van Joh. C.
Visser en Norma" van Jan Rijken; Koningin
van Saba" van Goldrnark, Vampyr" van
Marschner, Migiion" van Ambroisc Thomas, Sylvana"
van C. M. von Wcber en Die Puppenfee", ballet
iu l acte (repertoirestuk van het hof-theater te
Weenen).
Als gasten zullen gedurende dit seizoen optreden:
Dames: Antouia Miehlke, van het stadt-theater
Sigrid Arnoldsou, van Parijs (iu
ouderRosa Papier, van het hof-theater te
te Keulen;
handeling);
Wceneu.
Heeren;
H. Wiiikclmann, heldentenor van de
hof-opera te Weenen; Dr. Soidl, lyrische tenor te
Keulen; August Giesen, lyrische tenor van het
hof-theater te Weimar; Carl Sommer, eerste bari
ton van de hof-opera te Weenen; A. von
R,eichenberg, serieuse bas van het hof-theater te Wceuen.
Aan de operette zal ecu groote uitgebreidheid
worden gegeven; zij zal mede eeu voorname plaats
vervullen iu het repertoire.
Het personeel bestaat uit:
Dames: Fauny Mora, eerste operctto-zaugcrcs van
liet Carl-theater te Wceneu; Paulinc Bachmuun, vau
het stad-theater te Düsseldorf, soubrette; Marie
Bendel, vau Berlijn, soubrette; Marie Schutter
Kruse, vau het stad-theater te Elberfcld, komische
altc; Emmy Voss en Amalia Lehmauii, tweede
partijen.
Heeren; Joseph Michél, van het stad-theater te
Nürubcrg, opercttc-teuor; August Gyger, vau het
stad-theater te Zurich, tweede tenor; Moritz Tul
linger, vau het stad-theater te Mainz,
operetteburyton; Ferdinand Worms, vau het Carl-theater
te "Weeuen, operette-komiker; Carl Krossek, vau
het Rezideuz-theater te Dresden, tweede
operettekomiker.
Kapelmeester Wilhelm Jcral, van Rotterdam.
Koor, ballet en orkest als bij de opera.
De noviteiten welke gedurende het seizoen zullen
worden opgevoerd, ziju: Capitain Fracassa" vau
RudolplirDellingcr, DieSiebcu Schwaben", van Carl
Millöcke ; Priuz Methusalem,"van JohaimStrauss;
Ph'ngsteu in Florcnz," van Czibulka; Eiue Nacht
in Vè'ucdig," van Strauss; Nanoii," van Rudolph
Genée; Carnaval in Rom," van Johann Strauss;
Fariuelli," vau Zumpe; Dou César," van Rudolph
Delliuger.
Voorts zullen o. a. worden gegeven de meer hier
bekende werken, als: Bettelstudent,
Zigeunerbaron, Boccaccio, Fatiuitza, Lustige Kricg," enz.
Op Woensdag 18 September ISS'J, heeft de eerste
Abouiiemeuts-Voorstelling plaats, Tannhauser".
Het seizoen wordt geopeud op Zondag l September
mot ecu proloog en Capitain Fracassa," nieuwe
operette in 3 acten, vau Rudolph Delliuger.
Van de diamanten eener Russische treurspeelster
vertellen de Petersburger bladen het volgende:
Elisabcth Gorewa,wicr hartstochtelijk spel en kost
bare diamanten nog niet lang geleden ook het
Berlijnsche publiek zoozeer aantrokken, maakte onge
veer drie weken geleden een uitstapje naar Kartkow,
een stadje op ongeveer 50 werst afstand van Pe
tersburg, ora daar als gast op te treden. De toe
standen aan het tooneel daar ter plaatse onderschei
den zich in niets van de ellende, waaraan ge
woonlijk een reizende troep is blootgesteld. Me
vrouw Gorowa zou ook zeker niet te Kartkow zijn
opgetreden,wanncer niet een te Petersburg wonende
vriend van den directeur haar verzocht had, een
gratisvoorstelling voor dezen te geven. Maar toch
zou zij het loon voor deze mcnschlievende han
deling outvangcn, en wel op een eigenaardige
wijze. Men gaf Marguérite Gauthier". Men was
reeds aan het tweede bedrijf, waarin de gast de
beroemde japon met de camelia's en hare kost
bare diamanten droeg. De Russen nu, die door
mevrouw Gorewa van een bijna zekeren honger
dood gered waren, konden het der kunstenares
niet vergeven, dat zij zulke prachtige diamanten
droeg. Vooral was het haar kam, die dat volk de
oogen uitstak en welks groote, kostbare brillanten
hun afgunst en hebzucht prikkelden. Terwijl nu Mar
guérite en Armand hun groote liefdesscène af
speelden, staken eenige leden der troep achter de
coulissen hun hoofden bij elkaar en smeedden een
allerliefst plannetje, om zich in het bezit van den
kam te stellen. Zij besloten namelijk, het vol
gende bedrijf niet ten einde te laten spelen, en
op het oogenblik te wachten, waarop mevrouw
Gorewa voor op het tooneel staat om zich tegen
Armand's verwijtingen te verdedigen; dit tooneel
eindigt daarmee, dar Marguérite bewusteloos op
den grond valt. Maar zoover wilde men het niet
laten komen ; een der acteurs zou onder een of
ander voorwendsel den man aan de gordijn ver
wijderen, dan zelf het doek te vroeg laten vallen en
wel zoo snel en hevig, dat de houten rol op
het hoofd dor kunstenares moet neerkomen, ten
gevolge waarvan deze natuurlijk bedwelmd zou
neerstorten; het overige zou men aan het toeval
overlaten. En dat duivelsche plannetje gelukte
volkomen. Op een teeken der saamgezworenen
viel het zware doek op Margucrite en zakte deze
ineen, waarbij zij haar beroemde kreet veel te