De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 16 juni pagina 5

16 juni 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 62 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 'vroeg uitstiet, want de gordijn was zoo hard op haar hooid neergekomen, dat zij hevig bloedende .in onmacht viel. Natuurlijk ontstond er nu een groote verwarring; ingewijden en niet ingewij?den schreeuwden om het hardst, de regis seur ging voor de gordijn en deelde het pu bliek mede, dat de voorstelling ten gevolge van een ongelukkig toeval niet kon doorgaan, en het goedige publiek liet zich rustig naar huis zenden. Toen mevrouw Gorewa eindelijk weer bijkwam, was de diamanten kam der kuns tenares spoorloos verdwenen, en hoe ijverig men ook zocht, nergens te vinden. Elizabeth Gorewa was eenige duizenden roebels armer, en toen zij <den volgenden dag naar Petersburg vertrok, ver?dwenen ook eenige leden der troep. Maar me vrouw Gorewa heeft zich voorgenomen, nooit bij een reizende troep een gratis-gastrol te ver vullen, want zij zal, al is Rusland voor tooneel?speelsters dan ook het Eldorado der brillanten, toch nog lang met smart denken aan het verlies harer kostbaarste brillanten. LETTEREN EN WETENSCHAP. Met een parachute in zee neergekomen. Dezer dagen had te Hastings een gevaarlijke nederdaling per parachute plaats door Mr. Charles Spen cer, die onlangs uit Indiëwas teruggekeerd. De opstijging geschiedde op het cricketveld daar ter plaatse, in tegenwoordigheid van duizenden per sonen, die den West HUI bedekten. De hoogte, die de ballon bereikte, was, zooals vastgesteld is, 5300 voet. Toen deed de luchtreiziger zijn sprong. Er woei een frissche koelte uit het noorden en onder groote spanning van het publiek dreef Mr. Spencer snel af naar de slechts 300 yards verwij derde kust. Hij was nog op een aanzienlijke hoogte, toen hij de kustlijn passeerde, kwam op onge veer een halve mijl van land, ten zuidoosten van Hastings Pier in zee terecht en hield zich, door middel van een reddingsboei, boven water, totdat hij eenige minuten later door een kleine boot werd opgevischt. Hij werd op de pier aan land .gezet, en reed terug naar het cricketveld, waar hij met luide hoera's ontvangen werd. Zich aansluitend bij het uittreksel, de vorige week in het Weekblad opgenomen, van de Fransche brochure over den invloed van de tabak op de letterkunde," kunnen wij thans de meeningen van ?een aantal Fransche auteurs geven: Emila Zola en Francais Coppée verdedigen het rooken. Ik heb tien jaar geleden op raad van mijn dokter het rooken afgeleerd," schrijft Zola, maar geloof niet dat 'smenschen verstand en scheppingskracht door het rooken wordt benadeeld. Wanneer het genie eene nervose is waarom het dan te willen genezen? De volmaaktheid is zoo vervelend, dat ik dikwijls spijt heb, den tabak vaarwel gezegd te hebben." En Franc.ois Coppée: Ge hebt u aan het verkeerde adres gewend. Ik ben een sterk rooker. Sedert mijn negentiende jaar, nu ben ik 47 steek ik den ganschen dag cigaretten aan, en werp ze na weinige trek jes weg. Ik beschouw den tabak, tot mij het te gendeel bewezen zal worden, als een prikkel tot den arbeid en tot het droomen, en voor den dich ter zijn beide begrippen van gelijke beteekenis." Daar tegenover staan Alexandre Dumas fils, Emile Augier, Octave Feuillet. De eerste schrijft: De tabak, waarvan ik sedert jaren heb afgezien, is naar mijn overtuiging, naast de alcohol de ge vaarlijkste vijand van het verstand." Emile Augier: Ik ben geen dokter; al wat ik zeggen kan, is, dat ik, na veertig jaar gerookt te hebben, dit zachte bedwelmingsmiddel heb moeten vaarwel zeggen, daar het mij al te snel aan den rand des grafs zou hebben gebracht." En Octave Feuillet: Ik was een groot rooker voor den Heere, en heb met veel moeite den tabak afgewend wegens de nerveuse duizelingen, die mijn dokter aan de wer king der nicotine toeschreef, vooral voor zenuw achtige lieden is de tabak schadelijk. Hij verschaft in den beginne eene lichte, aangename opgewon denheid, maar verslapt ten slotte intelligentie en wilskracht.'' HET NEGERTJE. Het Negertje is eigenlijk volstrekt geen negertje, maar een echte Hollandsche jongen, uit echte Hollandsche ouders geboren in Holland, en nog nooit buiten de grenzen van zijn vaderland ge weest. Het Negertje wordt hij genoemd, omdat hij zoo klein is. Maar waarom men hem, indien hij lang geweest ware, Neger zou genoemd hebben, weet hij zelf, evenmin als zijne moeder, op te hel deren. Genoeg, men noemt hem het Negertje en Lij is klein, bijzonder klein, maar overigens wel gevormd. Zóó klein is hij, dat, ofschoon naar den leeftijd volwassen, hij in een confectie-magazijn bepaald naar de afdeeling jongeheeren" zou ver wezen zijn, indien hij niet zoo breed in de schou ders ware geweest. Maar zijne breedte is als die eens voldragen polderjongens en zijne spierkracht doet voor zulk eenen niet onder. Zooals alle kleine kereltjes is ook dit Negertje bijzonder ingenomen met iedereen en met alles wat groot is. Reeds zijne schoolkameraden koos hij uit de langste jongens der klasse en later op de werkplaats was het onder de gezellen bekend, dat de langste het gemakkelijkst een borrel van hem kon krijgen. Zijne moeder, wier eenige zoon hij is, zoodat hij het genot van groote broers en zusters te hebben, heeft moeten ontberen, is twee maal zoo groot als hij, maar geen twee menschen loopen er genoegelijker met elkaar te praten, als deze moeder en deze zoon, wanneer zij des Zondagsiniddags door het Vondelpark wandelen. Door dezen voortdurenden omgang met men schen, die grooter zijn dan hij, heeft hij de ge woonte aangenomen het hoofd achterover op den linker schouder te dragen, zoodat de altijd omhoogstarende oogen in schuinsche richting nevens elkander staan. Zijn voorkeur voor het groote in Gods schoone natuur, deed hem ook verlieven op de langste keukenmeid van de stad, eene die zijne moeder nog over de muts keek. Deze schoone maagd was over de gemoedsbezwaren, die Negertjes kleinheid begrijpelijker wijze onder haar paarsche jakje deden ontstaan, na eenigo aarzeling heengestapt, over wegende, zooals hare moeder haar aanried te doen, dat er misschien nooit een langere vrijer om haar komen zou, dat ze op thuis" niet be hoefde te rekenen, als ze ooit buiten dienst ge raakte en dat het Negertje en dit deed d3 deur toe een welbeklante schoenmakersaf faire had. Zij gat hem, na gedurende eenige dagen alle voorbijkomende jonge mannen zoo uitdagend vrien delijk te hebben aangekeken als zij nog nooit ge daan had en na van eenen, die daardoor aange moedigd, haar tot eene avondwandeling noodde, bij die gelegenheid te hebben vernomen dat eene eerlijke verkeering voorloopig nog niet in zijn be doeling lag, zij gaf hem het jawoord, op voor waarde, dat zij 's avonds eens in de week en om de veertien dagen 's Zondagsavonds bij hem aan huis (zijn moeder was er toch bij) wel zou komen vrijen, dat ze geen geloop aan haar dienst wou hebben en dat ze vóór hun trouwen zich niet samen in het openbaar zouden vertoonen. Het moest nog eens afraken, verklaarde zij meer oprecht dan beleefd, en uitgelachen te worden voor niemendal, daar had zij geen zin in. Wat er in des Negerfjes gemoed omging toon hij de voorwaarden vernam uit den mond van haar, die hij zoo onuitsprekelijk liefhad", dat waagt de pen niet te beschrijven." Zijne moeder, die hem toch ook liefhad, o zoo lief, zijne groote schoolkameraden met wie hij altijd zijn snoeperijen gul had gedeeld, zijne lange werkgezellen, wien hij nooit een borrel weigerde, die allen waren nooit bevreesd geweest om uit gelachen te worden, als zij met hem over de straat gingen En nu de vrouw, van wie hij meer dan moederliefde verwachtte, die hij had uit verkoren om tot even boven hare knieën aan zijn zijde door dit leven te kuieren, die vrouw scheen zich voor hem te schamen en dnrtde zich niet met hen^ in het openbaar vertoonen voor dat zij zekerheid" had. Zijn fier achterover liggend hoofd, zonk op zijne borst zoodat de uitdrukking van zijn gelaatstrek ken voor de aangebedene verborgen bleef. Wel zag zij, dat de uiteinden zijner kleine armpjes zon derling ineen geknepen werden, maar toen hij na een minuut weer omhoog keek, wel met een ietwat vreemden glans in zijne oogen, maar toch met een glimlach, scheen de liefde zij was dan ook de langste keukenmeid van de stad te hebben gezegevierd en nam hij de voorwaarden zonder verder bedenken aan. Het vrijen tusschen die beiden marcheerde zoo als alle vrijerijen gewoonlijk marcheeren en zijne moeder zag het met uitnemend welgevallen aan, dat hij in dat opzicht ? al was hij dan ook maar de helft zoo groot volstrekt niet achterstond bij zijnen, helaas, te vroeg aan haar toen nog zoo vrijlustig hart, ontrukten vader. Alleen het af scheid in de gang was, wegens het enorme ver schil in lengte, niet zoo hartelijk als keukenmeiden dat gewoon zijn. Het Negertje moest er bij op zijn hoogen stoel zitten, om den tol zijner liefde naar behooren te kunnen betalen. Het afscheid in de gang duurde ook buitenge woon kort en in het algemeen werd de vrij tij d zooveel mogelijk besnoeid en het huwelijk door het Negertje met jeugdige drift verhaast. Toen ze aangeteekend" waren, stond het Ne gertje er op, dat zij bij zijne intieme kennissen het aanstaand huwelijk behoorlijk zouden gaan bekend maken. Nu goed," zei de secure keukenmeid, maar dan met een vigelant." Neen te voet! Waarom in een vigelant?" vroeg het Negertje met iets onaangenaams in zijn toon. Te voet doe ik het niet. In een vigelant of in 't geheel niet", herhaalde zij, vast beraden. Niet in een vigelant, maar te voet," zei hij, terwijl hem het bloed naar het hoofd steeg. Dan blijf ik thuis!" zoo hield de bruid vol. Des bruigoms hoofd zakte weer op de borst en weer kon zij de uitdrukking van zijn gelaats trekken niet aanschouwen. Na een kort oogenblik keek hij op, met denzelfden glans in zijne oogen, als toen hij de voorwaarden voor het ja woord vernomen had en zei: Nu dan, je zult je zin hebben; in een vigelant." En 's avonds", verordende zij toen nog. En 's avonds", herhaalde hij op een toon van volkomen onderwerping. De dag des huwelijks brak aan. Het Negertje was al in den vroegen morgen luidkeels aan het zingen, wat zijne bruid hem nog nooit had hooren doen, omdat hij vreesde, dat zijn lang niet liefe lijk geluid ^laar op haar eenmaal gegeven woord mocht doen terugkomen. Maar nu zong hij al, toen de zon nauwelijks aan den hemel stond, met zijne zware stem en zoo valsch, dat de katten ervoor wegliepen: Dat zal jij betalen, zoete, lieve Gerritje, Dat zal jij betalen, zoete, lieve meid." Terwijl hij zich kleedde voor de gewichtige plechtigheid, neuriede hij steeds dezelfde melodie en keek zichzelvcn in den spiegel met dien vreem den glans in de oogen aan, die zijne bruid al tweemalen in de gelegenheid was geweest op te merken. Ook in het rijtuig, waarmede hij de bruid, die bij hare moeder uit" trouwde, ging halen, zong hij op de wijze, door het geratel der wielen aangegeven: Dat zal jij betalen!" maar toen hij voor hare deur stilhield, zweeg hij en stapte vergenoegd en vol zelfvertrouwen uit en trad de reeds geopende deur binnen. De lange keukenmeid was reeds gekleed en onmiddellijk bereid hem te volgen. Toen zij bui tenshuis kwam, keek zij eerst rechts en toen links de lange straat over; ook toen zij reeds op de trede haren voet gezet had, wierp zij nog een onderzoekenden blik naar alle kanten; in het rij tuig gezeten, kon zij ook niet laten scherp uit te zien, en zelfs toen zij het stadhuis zou bin nentreden, zag zij voor het laatst om zich heen, of er in dit uiterste oogenblik wellicht nog iemand kwam aanloopen, die een ietsje langer was dan het Negertje en toen stapte zij gedwee de trappen naar de trouwzaal met hem op. Als daar de knoop gelegd was, kwam het Ne gertje met hoog gestegen zelfvertrouwen en een fieren glimlach op de lippen naar buiten stappen en neuriede een liedje, waarvan de naast hem loopende lange keukenmeid de woorden niet kon verstaan. Zie zoo; nu nog naar de kerk", zei hij bij het instijgen in de vigelant, en dan is 't uit." In de kerk werden zij getrouwd op de gomelastieke tekst: Een gezonde geest in een klein lichaam" en toen dat naar wensch was afgeloopen, trad de stoet naar buiten en zie ... de rijtuigen waren verdwenen. M1 at is dat nou?" vroeg de jonge vrouw... Waar zijn de rijtuigen?" Die heb ik weg laten gaan", zei het Negertje op den eenvoudigsten toon der wereld. Je hebt me in den laatsten tijd al geld genoeg aan rij tuigen gekost!" De jonggetrouwden en de beide moeders en de vier getuigen wandelden naar huis en hadden een vroolijken middag bij het Negertje, die maar voortdurend zong: Dat zal jij betalen, zoete lieve Gerritje." Dat deuntje zong hij gedurende de wittcbroodsweken en nu, ofschoon al vijf jaren getrouwd is, zingt hij het nog en het is aan zijne vrouw maar al te duidelijk geworden wat het bcteekent. Had zij hem nog maar in zijn oor kunnen fluisteren, dat zij zekere zoete hoop koesterde, misschien zou het gezicht van zoo'n aanstaand schoenmakertje op zijne knie zijn gemoed een weinig ver zacht hebben. Maar hij werd steeds bitterder gestemd tegen de vrouw, die hem geene nakome lingschap schonk, aan hem niet, die geheel zijn leven van het geluk gedroomd had, om trotsch naast een heel langen zoon te loopen langs de straat. Daarom had hij juist de langste keukenmeid ge kozen. Het Negertje is mijn schoenmaker en daardoor kwam ik bij gelegenheid eens in zijnen winkel. Ik werd niet gehoord, maar hoorde daarentegen een woedend gekijf tusschen de beide echtgenooten, zag hem eensklaps met katten vlugheid op een stoel en van daar op de tafel springen en zijn vrouw op een paar vuistslagen onthalen, terlste Jaargang. Schaakspel. 16 Juni 1889. PROBLEEM No. 15 van den heer Adolf Decker te Molschlehen. ZWART abcde fgh WIT Wit geeft in 3 zetten mat. Partij gespeeld op het tournooi van den Nederlandschen schaakbond te Rotterdam in Aug. 3888, tusschen de heeren : E. H. E. v. Woelderen. C. E. A. Dupré. Wit. Vier-Paardenspel. Zwart. 1. e2 e4 2. gl - f3 3. bl c3 4. 11 c4 5. d2 d3 C. 0 0 7. cl e3 8. h.2 h3 a) 9. c3 e2 10. e2 g3 11. e4 X d5 12. c4 X df> 13. c2 c4 l) 14. b2 b4 15. c4 c5 10. d3 d4 17. e3 X d4 18. dl c2 19. fl dl c) 20. c2 c3 21. a2 a4 d) 22. al bl c) 23. g3 h5 24. dl el f) Cl CO 1)8 cG g8 - fG f8 c5 d7 d<! O ~ O c5 bG cG e7 e7 gG dG cló fG X df> d8 X d5 (15 cG a7 .?aG bG a7 e5 X d4 c8 cG a8 (18 a7 b8 f7 l'G cG e8 e8 X a4 d8 d7 d7 e7 25. (14 X 2G. h.5 X 27. c3 X 28. f'3 29. el 30. fG 31. c3 32. g2 33. c2 34. g5 ;jr). f5 3G. dl X 37. g4 38. fn x 39. h3 40. h4 41. g3 42. 13 4,",. gl 44. bl 45. fó 4G. g2 47. h2 48. dl 49. d3 50. d8 fG K f dl Co c2 g^ 15 f3 i) g4 bl j) f5 cG h4 h5 dl f3 hl l) fl (13 d8 l) f8 t Opgegeven. S' X f8 X al 06 c7 b8 f7 en g» dn e4 X e7 c8 e4 X eG gG c7 fG f8 e4 (14 eG en g'' X fG fG fG c8 f7 cG c5 d5 fG & h e4 bl c4 cG eG e7 18 c4 (14 cG fG e2 f e5 & f4 f3 g5 wijl hij riep: ziedaar dat is een vervolg" op die van gisteren. Helaas, het was een feuilleton zonder eind. Ik verwijderde mij en keerde later terug, maar vond hem toen niet thuis, zoodat de vrouw met n blauw en twee betraande oogen mij te woord stond. Maar waarom heb je dan toch dat kwaad aardige, kleine kereltje getrouwd ?" vroeg ik haar in den loop van ons gesprek, wanneer zij haar ongeluk niet verhelen kon. Och God, meneer! omdat er geen langere kwam!" Hoeveel vrouwen in onze maatschappij zouden misschien wel dezelfde reden voor hun huwelijk met hunnen uitverkorene" opgeven? Js. VAN RENNES. VOOR DAMES. De season te Londen. Avondtoi letten. Een historisch stuk. Een hutoelijk. Litlieemsche schotels. De diamanten van den Shah. De vrouw van omen tijd. Een stoute Koning. Hetzij men het aan de Parijsche tentoonstel ling moet toeschrijven, die eene dubbelen toe vloed van Amerikanen naar Europa lokt, of aan het mooie weer of aan iets anders, zeker is hot dat de Londensche season drukker en weelderi ger is, dan men haar in jaren beleefd heeft. Alle groote familicn zijn aan het ontvangen; bals, diners en soirees zijn er iederen avond in me nigte; de ruiterweg in Rotten-Row vertoont een langzame promenade, omdat er voor draf of ga lop geen ruimte is; de file rijtuigen is een ten toonstelling van de prachtigste paarden ter we reld voor de kostbaarste equipages ; de Londen sche winkels zijn rijker uitgestald dan ooit, waar onder zich vooral de zich steeds meer uitbreidende bloemen-industrie onderscheidt. De opera is we der, hetgeen een tijdlang dreigde te zullen ver dwijnen, de gezochte avondbijeenkomst; de stalles, dress circle en loges vormen een tentoonstel ling van juweelen en artistieke toiletten. Jean de Reszké, Lassalle, Talazac, Edouard de Reszké, d'Andrade, Mad. Albani, Nordica, Scalchi, Marie Van Zandt zingen er allen Italiaansch, ook onze oude kennis Lestellier. De Engelsche koninklijke familie woont dit jaar weder alles bij; de prins van Wales is wel is waar sinds geruimen tijd te Parijs, en zal er zeker dezen zomer veelvuldiger komen dan andere jaren, maar de prinses van Wales maakt gaarne toilet en vertoont zich veel in het publiek. Deze week was zij in de opera met hare beide zonen. Zij droeg zwarte kant, mouwen tot den elboog, corsage van voren vierkant gedecolleteerd, van achteren hoog. Om den hals droeg zij een zeer broeden opstaanden collier, uit een groot aantal parelsnoeren gevormd; in het haar. dat op oen eigen aardige wijze gekapt was, een overvloed van diamanten. In een lok namelijk, voor op het voorhoofd, was een komeet van diamanten gehecht, een aantal ornamenten liepen van daar middm over het kapsel omhoog, en eindigden in een l.ooge kam met diamanten, die op de kruin bevestigd was. Het geldt niet meer voor slordigheid, wanneer de kleine streepjes stof of lint, die bij avondtoiletten voor schouderbedekkirig doorgaan, langs den arm afzakken. Dezer dagen had gravin Dudley een wit Empire-costuum met zilveren passementerie aan, waarvan beide pauletten wel tien of vijftien centimeter afgezakt waren, zoodat zij op de hoogte van het corsage kwamen; men nadert dan tot den vroegeren vorm van décolleté, de lerthe. Deze overgang intusschen geeft aan de draagster iets zorgeloos, dat bijna mauvais genre lijkt. * ' * Men maakt de nieuwe avondcostumen aan de eene zijde geheel anders op dan de andere, zoodat men, eene dame eerst van de eene, en dan van de andere zijde ziende, kan meenen dat zij zich verkleed heeft. Lady Anderson had in do opera een mauve zijden kleed aan, waarvan de eene zijde geheel bedekt was met orchideeën, oen bouquet begon op den linker schouder, liep tot het midden van het corsage, vormde vandaar een vest tot even over de taille, slingerde zich vandaar weor omhoog tot op de linkerheup en hing dan verder, als c'charpe, hier en daar gehecht, tot aan den linkerzoom van het kleed. De andere zijde van het kleed daarente gen was geheel overgedrapeerd met mauve crépe de cliinc, mot diamanten broches hier en daar vast gehecht. Een dergelijk costuum werd door een andere dame gedragen, waarvan de eene helft van zwart armitre, de andere van goudgeel satijn was; de eene dofmouw, aan den zwarten kant, was van goudgeel satijn, de andere van zwart iirmure, de sleep was zwart, gevoerd met goud. Iets bijzon ders aan dit costuum was, dat het noch van voren, noch van achteren dicht gemaakt schoen; men vooronderstelt dat het corsage onder do armen was dichtgohaakt on de mouwen er daarna op bevestigd waren. * ' * Door het overlijden van de hertogin van Cambridge is een historisch stuk, do geschiedenis van Nederland betreffende, van eigenaar verwisseld. De hertogin bezat een gouden toilet, dat door de stad Maastricht aan hare moeder, de landgravin Caroline van Hessen, ten gc'sehenke was gegeven, uit dankbaarheid voor de dappere verdediging der stad tegen de Franscben. door landgraaf Frederik van Hessen. De hertogin heeft bepaald dat dit stuk altoos zou moeten blijven in het kasteel Riimpenheim, waar zij geboren werd; en niet met het overige harer nalatenschap aan de hertoginnen van Teek on van Mecklenburg Strcütz zou komen, maar in de familie der vorsten van. Hessen zou blijven. * * * Het belangrijkste huwelijk van de Londensche season is dat van William John Cavendish-Bentinck, hertog van Portland, met miss Dallas-Yorke; deze week in de St. I'ieterskerk gevierd. De kerk was met Aüronskelken en andere, wit bloeiende planten kwistig versierd; de muziek was een waar concert; de dienst werd geleid door den bisschop

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl