Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 626
del q. Qwoanni Bruno, da Nola, apostata dell'
Ordine dei frati Predicatari, car. to (carcerato)
27 Febbmio 1593."
Maar zal Het Centrum zeggen dit be
wijst niet dat Bruno levend verorand is.
Laat ons het getuigenis der tijdgenooten
raadplegen. Twee dagen nadat Bruno op het
Campo dei Fiori was verbrand, dus op 19 Febr.
1600, kon men in een te Rome verschijnend blad,
OU Avvisi di Rorna, lezen: «Donderdagmor
gen werd op het Campo di Fiori levend ver
brand (dblrrugiato vioo) die snoode (scellemto)
Dominikaner monnik uit Nola, over wien wij
onlangs schreven, een allerverstoktst ketter;
uit eigen willekeur verschillende leerstukken
opgesteld hebbende tegen ons geloof en in
't bijzonder tegen de H. Maagd en de Hei
ligen, wilde die snpodaard stijfhoofdig in die
leer sterven, en zeide, dat hij als een marte
laar en gaarne stierf."
Acht jaren later (1608) schreef Kepler, eene
vraag van zijn vriend Breugger beantwoor
dend: «Ik heb van Wacher vernomen, dat
Bruno te Rome werd verbrand en dat hij den
marteldood met standvastigheid verdroeg,
ver«ekerende, dat alle godsdiensten ijdel waren,
en dat God n is met de wereld, met den
cirkel en het punt."
Eene onlangs verschenen aflevering van de
Nuova Antologia bevat eene bijdrage van
Grazia Mancini; de talentvolle dochter van
oen bekenden Italiaanschen staatsman geeft
daarin fragmenten uit het dagboek van een
harer voorvaderen. Battista Mancini, waarin
ever de laatste dagen van Bruno en over
zijne weigering om te herroepen uitvoerige
mededeelingen voorkomen.
Voor wij van dit artikel van Het Centrum
afstappen nog ne opmerking.
Het blad vindt het, zooals uit onze aan
haling blijkt, niet zoo heel erg, dat de katho
liek in de geteelcende stukken nu en dan aan
stoot vindt; het laat dit althans onbesproken.
Maar het acht zich klaarblijkelijk tot klagen
geroepen, nu wij »in ons overzicht van verre
en van nabij" op zulk eene »voor den katho
liek ergerlijke wijze" durven spreken.
Wat moeten wij hieruit opmaken? Meet
Het Centrum met twee maten? Zijn de kette
rijen in het letterkundig gedeelte van ons
blad des péchés véniels, en die in het politieke
gedeelte zonden tegen den Heiligen Geest,
die niet vergeven zullen worden ? Of verdient
het eene bijzondere kastijding, dat de artike
len, die onder den titel Van Verre en van Nabij
verschijnen, den naam van den auteur niet
vermelden ?
Een enkel woord naar aanleiding van het
feegin van een tweede artikel van Het Centrum,
waarin zekere X ons de les leest, »Van ver
schillende zijden" zoo verklaart X «wor
den wij geprest de redactie van dit letter
kundig geschrift te dreigen met hun (d. i. der
Katholieken) ongenade, wanneer zij niet kan
feesluiten den in den laatsten tijd veelvuldig
aangeslagen bepaald anti-k.atholieken toon
te laten varen."
Om iets te kunnen laten varen, zou men
toch eerst het besef moeten hebben, dat zeker
iets te bezitten En tot dusverre is dat ons
Biet bekend. Een «bepaald anti-katholiekeii
toon" indien dat zeggen wil, een den
katlioUeken vijandigen toon, sloegen wij nimmer aan.
Doch het spreekt wel van zelf, dat wij over
een groot aantal zaken, over historische fei
ten en meerlingen, geheel anders denken dan
onze katholieke lezers. Wij hebben er nooitnaar
gestreefd, dit verschil van inzicht te bemantelen,
en als wij katholieke lezers alleen konden behou
den, op voorwaarde van onze overtuiging no
pens dergelijke geschilpunten te verzwijgen,
zouden wij hen moeten verzoeken afscheid van
ons te nemen. Zeker, wij begrijpen zeer
goed, dat het voor dekatholiekeu hard is, een
vrouw te worden.
Wederkeerig _gevoelden zij als instinct
matig, dat er iets voor altijd tusschen hen
verstoord was, iets als een vervlogen onbe
vangenheid. Het was als gleed een onzicht
bare scheidsmuur tusschen hen beiden,
waarvan zij zich geen rekenschap konden
geven, doch waarvan zij den geheimzinnigen
invloed gevoelden.
Zij hadden beiden eene vage, onbestemde
gewaarwording, als ware er iets gebeurd
en toch, geen woord was er meer gewisseld,
en zij wandelden nog juist, als eenige minuten
te voren, tusschen de beukenstammen en de
wilde meidoornstruiken met hunne bedwel
mende, bitterzoete geuren.
Eindelijk hervatte hij het gesprek, zonder
haar aan te zien, met een ietwat onvaste
stem, waarin een zweem van ongeduld.
»Zeg mij nu alles, Theo, en zooveel ik kan,
zal ik oprecht en volgens mijn geweten raden
en helpen."
»U moet mij niet veranderlijk of onbesten
dig vinden, oom, indien ik u verzoek, maar
niet meer op die vroegere dwaze illusie terug
te komen, daar ik mij die reeds lang uit 't
hoofd heb gezet."
Verbaasd en vragend keek hij haar aan.
»Ik ben u innig dankbaar, dat u mij raadde
me niet te binden, en een jaar ons beider
genegenheid op den proef te stellen. Zij
bleek tegen dien proeftijd niet bestand."
Een wolk vloog over haar helder voor
hoofd.
»Er is niets tusschen ons gobeurd," ver
volgde zij zacht, «slechts een keten van kleine
gebeurtenissen, onbeteekenende woorden on
daden, die mij langzamerhand klaar en dui
delijk deden gevoelen, dat wij ons beiden ver
gist hadden."
»Hij was mij geen steun, geen man die voor
mij vader eai moeder tegelijk kon zijn, tegen
wien ik opzag, wien ik blindelings vertrouwen,
volgen en gehoorzamen kon, dien ik hoog,
hoog boven mij voel staan."
Zij sloeg even een blik op hem, die voor
zich keek, en met zijn stok tegen de slanke
standbeeld van Bruno te Rome te moeten
dulden, maar zij mogen niet vergen, dat wij,
die de oprichting van zulk een standbeeld
als een teeken van vooruitgang beschouwen,
over deze voor hen bittere gebeurtenis het
stilzwijgen zullen bewaren. Dat wij,
nietkatholieken, uit een geheel ander oog het ver
leden, vooral dat der R. K. kerk beschouwen,
dan de katholieken zelf, wie kan dat wraken,
wie het euvel duiden.
Juist terwijl wij dit wilden schrijven lazen
wij in de Standaard het volgende excerpt
van een opstel uit de antirevolutionaire
N. Prov. Gron. Courant: «Dit blad trekt
een parallel tusschen de _ geschiedenis
van Giordano Bruno en onze liberale
schoolwetmannen. De laatsten gevoelen,
pnbegrijpelijkerwijs, niet hoe zij op schoolgebied jaren
lang een groot deel van ons volk denzelfden
dwang hebben aangedaan, welken de Paus
en de zijnen den Italiaanschen vrijdenker
aandeed. En toch is het zoo. De Paus kende
maar n zaligmakend geloof, en omdat Bruno
dat met bewustheid verwierp, moest hij ver
brand worden. De gewetensvrijheid, die zoo
wel de kerkelijke als de wereldlijke Overheid
verbiedt iemand voor te schrijven w^at hij
gelooven zal, bestaat voor den Paus niet. En
vandaar geloofsdwang, ketterjacht, mutsaard
en schavot. Bruno heeft het ondervonden.
«Doch wat nu de School betreft, kennen de
liberalen maar een soort volksopvoeding die
de ware is: de neutrale school. Daarom moeten
alle ouders zich onderwerpen, of ze willen
of niet. Of dom blijven, of dubbel betalen
(?moderne inquisitie), een andere keus laten
de liberale schoolwetmannen u niet.
Dat de ouders door hun conscientie ge
drongen kunnen worden de neutrale opvoe
ding voor hun kroost af te wijzen en een
Christelijke te zoeken, staat niet in hun boekje ;
gelijk de Paus van Rome maar een zaligma
kende kerk kent, zoo kennen zij maar n
zaligmakende volksopvoeding. En gelijk de
Paus het niet bij zeggen liet, maar zijn woord
met den rossen gloed van Bruno's brandsta
pel toelichtte, zoo ook de liberalen. Veertig
jaren lang hebben- zij in de Grondwet ver
klaard, dat de Staat overal, d. w. z. aan alle
kinderen, voldoend, dat is neutraal onderwijs,
moet geven, en nu eerst komt een klein ge
tal tot het inzicht, dat hier in beginsel ge
loofsdwang in het spel is."
Natuurlijk, dergelijke woorden doen de
katholieken onaangenaam aan. maar zoo kornt
er in de katholieke bladen veel voor, dat ons
protestanten hindert, of, als men zich bijzon
der kras wil uitdrukken, «bcleedigt in onze
teederste gevoelens". Dit kan bij een open
hartig belijden van eigen overtuiging niet
anders zijn.
Wij stemmen toe, de toon maakt de muziek,
en het zou zeer afkeurenswaardig zijn, indien
men overtuigingen, die op zich zelf reeds
anderen schokken, bovendien nog op scham
peren toon uitsprak. Dit echter deed de
schrijver van het bedoelde artikeltje in het
Weekblad zeker niet. Hij was heel wat be
scheidener eii gematigder, dan de heer X,
die eenvoudig, omdat hij het niet met ons
eens is, ons verwaandheid toedicht, en zegt
dat wij «een air van onpartijdigheid aannemen".
Neen, voor onpartijdig hebben wij ons zelf,
in eigen oogen, nooit versleten. Wij weten al
te goed, dat iemand, die zelf partij kiest, hij
heete X. of anders, onder den invloed van zijn
overtuigingen staat. En in het kiezen van
partij hebben we ons nooit onbetuigd gelaten.
Het »air van onpartijdigheid" jaagden wij niet
na. Het eenige waardoor het Weekblad zich
van vele bladen heeft onderscheiden, is, dat
het, juist bewust dat elk mensch onwillekeu
rig partijdig is in zijn oordeel, steeds zijn
kolommen hoeft opengesteld voor ieder, van
welke partij hij ook mocht zijn. In dexe on
partijdigheid is het zoo ver gegaan, dat men
hazelaren sloeg, en plotseling overweldigde
haar weer het volle, nieuwe, onverklaarbare
bewustzijn, dat zij haar gevoel voor hém in
woorden had gebracht.
Zij zweeg.
»Ën verder?" vroeg hij.
Met iets als een pijnlijke verwondering
voelde zij, dat de vroegere teedere vertrouwe
lijkheid uit zijn stem geweken scheen. Was
't nog wel de »oude" oom en biechtvader die
daar straks nog zoo ongedwongen haar arm
in den zijnen getrokken had, en zoo gaarne
met haar schertste ?
«De band tusschen ons, is dus langzamer
hand, als ongemerkt, losge_gaan. Dat is voor
bij. Het was mijn schuld niet, oom. Ik meende
zeker van mijne gevoelens te zijn."
«Ieder jong meisje, bijna zonder uitzonde
ring, doorloopt zulk een phase," antwoordde
hij ernstig. ?Smartelijk maar noodzakelijk,
iets als eene loutering, om de helaas steeds
noodige toets van realiteit en ondervinding
te brengen in al die droomen van po
zieProzaïsche, nuchtere opvatting van 't leven,
hot is de noodwendige, ijzcrharde dijk, tor
tegenkanting van dien dikwijls to wild
bruischenden oceaan van blind' vertrouwen
on goed geloof, dat men oen pas ontwakend
jong nieisjcshart noemt. De eerste s.alonliold
die voorbij komt, wordt tot een afgod verhe
ven. Een afgod die dikwijls later van do
meest, brosse, alledaagsehe klei blijkt te zijn.
liet zijn allo geen goden die zich laten aan
bidden, Theo !"
»lk bon echter 1)1 ij," hernam hij na oon
oogenblikjo stilte, "dat, uw hart on goost niet
te voel ondor die zware proef schijnon golfden
'; to hebbon, maar nu, wat zult ge verdorden!
Go kunt toch niet altijd bij die familie blijven,
welke ik Imilendieii op don duur u'oon bij
zonder aangename omgeving voor u vind.''
»Neon, oom/' antwoordde zij haastig m.iar
vast, -ik wil niemand moor tot: las; zijn, ik
sta nu eenmaal alleen op do wereld, b:-n niet
rijk, on v,'i l mijn eigen weg zoeken on
vinden."
CSlot oliid}.
het vaak daarom van partijdigheid heeft ver
dacht.
Indien de Heer X. hierin nu sporen van
verwaandheid weet te ontdekken, is dit niet
onze schuld. Wij verzekeren hem echter, dat
hij in het Weekblad dadelijk de noodige ruimte
beschikbaar zal vinden om zijne meening over
Giordano Bruno tegenover ieder, al ware het
tegen niemand minder dan Mr. Levy zelf,
met klem van redenen te verdedigen.
GIORDANO BRUNO.
Zondag 9 Juni jl. is, ten aanschouwe der
wereld, te Rome, het standbeeld onthuld des
wijsgeers van Nola, des denkers, die zijn
moedig optreden voor gewetensvrijheid en
geestesontkluistering, op last der Inquisitie,
den 9 Februari 1600, op het Campo dei Fiori,
met den vuurdood betalen moest. Zijne leer,
boud en stout verkondigd, zijne rustelooze
zwerftochten, zijne zelfstandige, ofschoon on
methodische bespiegeling, zijn af keer van het
dogmatische dwangjuk brachten het laatste
deel der IGe eeuw in rep en roer. Overal had
hij der gezagsaanmatiging den handschoen
toegeworpen, daarmede, in dien tijd van gis
ting, vlak tegen de heersenen de strooming in
zich plaatsend. Nergens werd dan ook hem,
aan een opgejaagd hert gelijk, eene wijle
verpoozing gegund. Ten leste bereikte hem de
klauvy der Inquisitie te Venetië, dat de uit
levering niet weigeren dorst. Rome was zoo
machtig en de schamele Bruuo, met zijn mon
nikspij tot eenige bezitting, ook aan bescher
mers zoo doodarm! Kennelijk waren die,
wederpartijders te ongelijk. De Dogenstad
gaf dan ook toe. Bruno bleef zeven jaren
in den kerker, om hem in te ruilen tegen den
brandstapel. Toen het vonnis hem voorgele
zen werd, richtte de wijsgeer in volle
lengte zich op. »Het oordeel over mij geveld,
boezemt u meer vrees in dan mij" dit wa
ren de woorden, snerpende geeselslagen. die
hij zijnen rechters toevoegde. En onversaagd
en onvervaard greep hij de martelaarskroon,
die vóór en na hem, nog duizenden bij dui
zenden beschoren was op last van de
Kerk, die Liefde en Vrede heet te bood
schappen !
Het beeld van dien man staat thans in
erts gegoten op een der pleinen van de Eeu
wige Stad. Het spreekt met metalen stem,
dat stomme beeld. Aan wien vatten kan,
dondert het te gcmoet: hooger dan
menschcnwaan staat de macht der Idee, de groote, de
eenig blijvende. Die macht, zij alleen, de
onvernietigbare, welft zich aan den
hemeltrans. Haar deert niet het tollo der menigte,
niet, de blinde ijver der ketterjacht, niet de
ziedende hartstocht, niet der priesters geloofs
vervolging. En van da Idee was Bruno oen
der wapen herauten. Hij was 't op zijne wijs,
in scholastischen vorm, met eene vaak onbe
holpen zegswijs. Maar. wat daar woelde in
zijn brein, wat daar kookte in zijn gemoed,
dat dreef hem tot belijden. Door zijn
jianiMiatixche monadc.nlc.er reikt hij tot ver in den
nieuwcreii tijd. Zelf heeft hij veel aan
Nicolaus von Cusa ontleend, Kardinaal,Stadhou
der van Rome, in pracht en praal levend,
vriend van niet minder dan drie Pausen,
waaronder de geleerde Aencas Sylvius. Tot
Leibnitz' bespiegeling daarentegen gaf Bruno
den stoot. Zóó reiken ettelijke uitverkorenen
in de menschheid aan elkander de hand. Zóó
hangt het er maar van af, hoe de toevallige
machthebber deu denker verstaat, of deze
gejubileerd, dan wel verbrand wordt. Poor
humanity!
Eén titel heeft Bruno, wellicht aan velen
onbekend. Aan deze herinnert thans de
Oxforder astronoom.ïhomas Case. Hij schrijft aan de
redactie van de Jl'rckly Thnis( lijuui jl.blz. 18)
»M. H. Uw opstel van heden over de onthulling
van hot standbeeld van Bruno geeft ietwat zon
derling te verstaan, dat de paradoxale wijs
begeerte, waarvoor hij stierf, misschien het
minst tot bewustheid kwam aan de 30.000
personen, die op Zondag te zijner eer bijeen
waren. Intusschen te midden van al de
onbekookte hypothesen van monadisch
pantheisme straalt ne groote ontdekking, welke
alleen voldoende ware om hem een eerste en
blijvende plaats te verzekeren in den tempel
van roem. Bruno ontdekte, dat de vaste ster
ren werelden zijn op alle soorten van afstan
den verspreid in eene ruimte, waaraan wij
grenzen niet toekennen kunnen. Opdat men
heden ten dage eenig denkbeeld zich kunne
maken van de geestesinspanning en don
zedelijken moed, noodig om voor het eerst eene zoo
onverwachte waarheid uit te spreken, moeten
wij in verbeelding terugkeeren tot de l (Je eeuw,
en ons herinneren, dat, eenerzijds Copernicus,
gelijk Bruno opmerkt in zijn De hnnte.n-xo,
behouden had de oude fictie van een sfeer als
een enkele vergaarplaats. waarin al de vaste
sterren ondersteld worden zoodanig geplaatst
te zijn, als waren zij op gelijken afstand van
een middelpunt; terwijl, aan den anderen
kant, Bruno's ontdekking zelfs don
stoutmoedigen Koplcr deed uitroepen, dat »de
^enkele gedachte hom vervulde mot den angst,
>als vond hij zichzelf wandelend in eene
on-eindigheid, wier grenzen, wier middelpunt', on
-mitsdien ook vaste plaatsen, worden
goloo:ch(!nd." i Kepie!1, lic tilf-lla Xoca in l'cdc
SIT?jicnlnrii. oap XXI).
Hier nu zijn niet bespiegelingen, steeds te
beschouwen in do lijst van haar tijd. Hier is
oon overweldigend loit, door don vermoorden
wij>cioor voor altoos in de schatkamer dor
nienschliC'id 'yeborgen.
Hot is ii'i r<'ii, dat don Amorikfiunso'nen
geleerde Onr -r tot de volgende aandoenlijke
woordou :ia;'ioiding lïeetï: "Niemand kan
??zonder go voel van deernis zich to binnen
-brengen hof lijdon dier talloozo martelaren,
?wolko nu door dozo. d;;n door gene partij,
?-wegens hunne gods.dionstige gevoelens, ton
- vordorve zijn gebracht. Ieder hunner eohtcr
-had in zijne laatste oogonblikken oon mach
tigen en vasten steun. De overgang van dit
»leven naar het volgende, hoezeer dan ook
»eene zware beproeving, was de overgang uit
«voorbijgaande beslommering naar eeuwige
'gelukzaligheid, eene vlucht uit de
wreedaar»digheid der aarde naar de mildheiddes hemels.
»Op zijn weg door het tranendal geloofde de
»martelaar, dat er was een onzichtbare hand
»om hem te leiden, een vriend om hem tot
»gids te strekken, en dit des te inniger en
»zekerder, doordien hem de verschrikking van
»den vlammendood trof. Bruno had zoodanU
»gen steun niet De wijsgeerige gevoelens,
«waaraan hij zijn leven ten offer bracht,
kon»den vertroosting hem niet aanbrengen. Hij
»moest het laatste gevecht alleen uitvechten.
»Is er niet iets buitengemeen groots in de
»houding van dien eenzamen man, iets dat
»de menschelijko natuur haars ondanks
be»wondert, wanneer hij daar staat in het
som»bere gewelf, voor zijne onverbiddelijke
rech»rcchters ? Geen aanklager, geen getuige,
»geen pleitbezorger is aanwezig, alleen de
'dienstknechten van de Inquisitie, in het
»zwart gekleed, sluipen rond. Folter werktuigen
»en pijnbank zijn in de verwulven beneden.
»Hem wordt eenvoudig medegedeeld, dat hij
»in zwaar vermoeden van ketterij staat, nu
»hij gezegd heeft, dat er andere werelden zijn
«dan de onze. Hem wordt afgevraagd, of hij
»zijne dwaling intrekken en afzweren wil. Hij
»kan en wil niet loochenen, hetgeen hij weet
»dat de waarheid is, en misschien. want
«vroeger heeft hij vaak aldus gehandeld
»zegt hij zijnen rechters, dat zij zelf in hun
«hart de thans gewraakte meening zijn
toege»daan. Welk een tegenstelling tusschen dit
«tooneel van mannelijke eer, van onwrikbare
«standvastigheid, van onomstootelijke trouw
»aan de waarheid, en dat andere tooueel, dat
»meer dan vijftien eeuwen vroeger plaats
»greep, aan den haard in de zaal van
Caia»phas den hoogepriester, toen de haan kraaide,
»en »de Heer zich omkeerende zag Petrus aan"
»(Lucas XXII, 01). En toch is het op Petrus,
»dat de Kerk haar recht heeft gegrondvest
»om te handelen gelijk zij met Bruno deed.
«Wellicht echter nadert de dag dat de na
komelingschap voor deze groote kerkelijke
«misdaad een verzoening aanbieden wil en
»een standbeeld voor Bruno onthuld worden
»zal onder den dom van St. Pieter te Rome." ')
Die dag is aangebroken. Bruno's assche is
gewroken!
Amsterdam, 10 Juni '89.
J. A. LEVY.
') J. W. DfiAi'ER. Ilistory of the coniiict
betwcen rcligion and science. (Londen 1885) blz. 180.
Kunst en Letteren.
HET TOOMEEL TB AMSTERDAM.
Fransche-Laanschouwburg filet Nederl.
Tooneel). De, Wreker.
AmeriiManscli of niet 't
Thcatre Tivoli. Ken Oudejaarsavond.
JJrie vrouwen voor n
Man.
In langen tijd beeft liet Nederlandsche Too
neel ons niet zulk een prul opgedischt als
De Wreker", tooiieelspel in 2 bedrijven naar
bet Duitsch van l'aul Jilock, dat, om te beginnen,
een geheel verkeerden titel draagt en met veel
meer recbt De mislukte, onhandige oi onnoozelo
Wreker'' kon genoemd worden, daar zoowel op
de persoon, door den titel aangeduid, ais op het
geheelc stuk deze adjectieven in alle opzichten
van toepassing zijn.
De koopman Tüormülen heeft vele jaren geleden,
om zijn zaken voor ondergang te redden, ecu
valscbe handteckening gemaakt en de schuld
daarvan op zijn vriend en associe vou llöten weten
te schuiven. Deze is gedwongen de stad te ver
laten en sterit geruimen tijd later, nog altijd
gebukt onder den smet, die op hem klccl't. Hij
weet, dat zijn voormalige compagnon de schuldige
is en vergeeft hem op zijn sterfbed. Zijn zoon
Wolfgang donkt er echter anders ever en heeft
gezworen zich op Thormiüen te wreken. Deze is tot
armoede vervallen en blind geworden. Do professor,
die zal trachten hem te genezen, wordt plotseling
verhinderd te komen en zendt zijn assistent; deze
is men raadt het reeds de zoou van vou
llöfen. De Wreker" die over de wijze van
wraakneming nog niet veel schijnt nagedacht to
hebben, althans hij geeft ons daar geen enkel
bewijs van, onderzoekt den blinde en redeneert
daarop aldus: Het staat in mijn macht dezen
rnau, die mijn vader zoo diep ongelukkig heeft
gemaakt, te redden of eeuwig blind te doen blijven.
Wrat zal ik doen V"
Afgezien van het min of meer bespottelijke en
onmogelijke van deze rcdeneering, denkt men
toch, dat de met groote woorden schermende
wreker, zich nu eindelijk eens zal wreken, maar
mis, Thorinülen heeft een dochter, Wolfgang een
gevoelig hart, niets natuurlijker dan dat de wreker
zich laat verteederen, den vader tracht te genezen
en de dochter het hoi' maakt.
Hierbij bad de heer lilock het gevoegelijk kun
nen laten. Hij hoeft dit niet gedaan en gemeend
ons nog met een tweede bedrijf te moeten lastig
vallen. De jongelui, die den weg tot elkanders
hart al spoedig hebben gevonden, oordeelen het
gepast papa zoo langzamerhand op de hoogte van
hun minnehandel te brengen; deze laatste, die,
hoewel nog niet geheel genezen en nog steeds met
oen verband voor de oogen, daar reeds iets van
schijnt bemerkt te hebben, heelt zich achter een
portièrc verscholen, luistert hot gesprek tusschca
de gelieven ai", komt plotseling met groot misbaar
te voor>chijii en weigert zijn toestemming tot liet
huwelijk. NYaarom? Als mi ook v. lliil'eu zich
langzamerhand opwindt en hem eindelijk zijn vroe
ger leven in herinnering brengt, rukt hij plotse
ling bet verband af, ontdekt, v ie de dokter is en
valt in zwijm. Als hij bijkomt, is hij weer blind
en nu voor goed. Met eenige hoogdravende woor
den geeft hij, liet edele (?) van v. Jir.teii's ge
drag inziende, zijn toestemming tot de gewensclito
verbindtenis.
De behandeling wint het zoo mogelijk iu
alle