De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 23 juni pagina 2

23 juni 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 626 del q. Qwoanni Bruno, da Nola, apostata dell' Ordine dei frati Predicatari, car. to (carcerato) 27 Febbmio 1593." Maar zal Het Centrum zeggen dit be wijst niet dat Bruno levend verorand is. Laat ons het getuigenis der tijdgenooten raadplegen. Twee dagen nadat Bruno op het Campo dei Fiori was verbrand, dus op 19 Febr. 1600, kon men in een te Rome verschijnend blad, OU Avvisi di Rorna, lezen: «Donderdagmor gen werd op het Campo di Fiori levend ver brand (dblrrugiato vioo) die snoode (scellemto) Dominikaner monnik uit Nola, over wien wij onlangs schreven, een allerverstoktst ketter; uit eigen willekeur verschillende leerstukken opgesteld hebbende tegen ons geloof en in 't bijzonder tegen de H. Maagd en de Hei ligen, wilde die snpodaard stijfhoofdig in die leer sterven, en zeide, dat hij als een marte laar en gaarne stierf." Acht jaren later (1608) schreef Kepler, eene vraag van zijn vriend Breugger beantwoor dend: «Ik heb van Wacher vernomen, dat Bruno te Rome werd verbrand en dat hij den marteldood met standvastigheid verdroeg, ver«ekerende, dat alle godsdiensten ijdel waren, en dat God n is met de wereld, met den cirkel en het punt." Eene onlangs verschenen aflevering van de Nuova Antologia bevat eene bijdrage van Grazia Mancini; de talentvolle dochter van oen bekenden Italiaanschen staatsman geeft daarin fragmenten uit het dagboek van een harer voorvaderen. Battista Mancini, waarin ever de laatste dagen van Bruno en over zijne weigering om te herroepen uitvoerige mededeelingen voorkomen. Voor wij van dit artikel van Het Centrum afstappen nog ne opmerking. Het blad vindt het, zooals uit onze aan haling blijkt, niet zoo heel erg, dat de katho liek in de geteelcende stukken nu en dan aan stoot vindt; het laat dit althans onbesproken. Maar het acht zich klaarblijkelijk tot klagen geroepen, nu wij »in ons overzicht van verre en van nabij" op zulk eene »voor den katho liek ergerlijke wijze" durven spreken. Wat moeten wij hieruit opmaken? Meet Het Centrum met twee maten? Zijn de kette rijen in het letterkundig gedeelte van ons blad des péchés véniels, en die in het politieke gedeelte zonden tegen den Heiligen Geest, die niet vergeven zullen worden ? Of verdient het eene bijzondere kastijding, dat de artike len, die onder den titel Van Verre en van Nabij verschijnen, den naam van den auteur niet vermelden ? Een enkel woord naar aanleiding van het feegin van een tweede artikel van Het Centrum, waarin zekere X ons de les leest, »Van ver schillende zijden" zoo verklaart X «wor den wij geprest de redactie van dit letter kundig geschrift te dreigen met hun (d. i. der Katholieken) ongenade, wanneer zij niet kan feesluiten den in den laatsten tijd veelvuldig aangeslagen bepaald anti-k.atholieken toon te laten varen." Om iets te kunnen laten varen, zou men toch eerst het besef moeten hebben, dat zeker iets te bezitten En tot dusverre is dat ons Biet bekend. Een «bepaald anti-katholiekeii toon" indien dat zeggen wil, een den katlioUeken vijandigen toon, sloegen wij nimmer aan. Doch het spreekt wel van zelf, dat wij over een groot aantal zaken, over historische fei ten en meerlingen, geheel anders denken dan onze katholieke lezers. Wij hebben er nooitnaar gestreefd, dit verschil van inzicht te bemantelen, en als wij katholieke lezers alleen konden behou den, op voorwaarde van onze overtuiging no pens dergelijke geschilpunten te verzwijgen, zouden wij hen moeten verzoeken afscheid van ons te nemen. Zeker, wij begrijpen zeer goed, dat het voor dekatholiekeu hard is, een vrouw te worden. Wederkeerig _gevoelden zij als instinct matig, dat er iets voor altijd tusschen hen verstoord was, iets als een vervlogen onbe vangenheid. Het was als gleed een onzicht bare scheidsmuur tusschen hen beiden, waarvan zij zich geen rekenschap konden geven, doch waarvan zij den geheimzinnigen invloed gevoelden. Zij hadden beiden eene vage, onbestemde gewaarwording, als ware er iets gebeurd en toch, geen woord was er meer gewisseld, en zij wandelden nog juist, als eenige minuten te voren, tusschen de beukenstammen en de wilde meidoornstruiken met hunne bedwel mende, bitterzoete geuren. Eindelijk hervatte hij het gesprek, zonder haar aan te zien, met een ietwat onvaste stem, waarin een zweem van ongeduld. »Zeg mij nu alles, Theo, en zooveel ik kan, zal ik oprecht en volgens mijn geweten raden en helpen." »U moet mij niet veranderlijk of onbesten dig vinden, oom, indien ik u verzoek, maar niet meer op die vroegere dwaze illusie terug te komen, daar ik mij die reeds lang uit 't hoofd heb gezet." Verbaasd en vragend keek hij haar aan. »Ik ben u innig dankbaar, dat u mij raadde me niet te binden, en een jaar ons beider genegenheid op den proef te stellen. Zij bleek tegen dien proeftijd niet bestand." Een wolk vloog over haar helder voor hoofd. »Er is niets tusschen ons gobeurd," ver volgde zij zacht, «slechts een keten van kleine gebeurtenissen, onbeteekenende woorden on daden, die mij langzamerhand klaar en dui delijk deden gevoelen, dat wij ons beiden ver gist hadden." »Hij was mij geen steun, geen man die voor mij vader eai moeder tegelijk kon zijn, tegen wien ik opzag, wien ik blindelings vertrouwen, volgen en gehoorzamen kon, dien ik hoog, hoog boven mij voel staan." Zij sloeg even een blik op hem, die voor zich keek, en met zijn stok tegen de slanke standbeeld van Bruno te Rome te moeten dulden, maar zij mogen niet vergen, dat wij, die de oprichting van zulk een standbeeld als een teeken van vooruitgang beschouwen, over deze voor hen bittere gebeurtenis het stilzwijgen zullen bewaren. Dat wij, nietkatholieken, uit een geheel ander oog het ver leden, vooral dat der R. K. kerk beschouwen, dan de katholieken zelf, wie kan dat wraken, wie het euvel duiden. Juist terwijl wij dit wilden schrijven lazen wij in de Standaard het volgende excerpt van een opstel uit de antirevolutionaire N. Prov. Gron. Courant: «Dit blad trekt een parallel tusschen de _ geschiedenis van Giordano Bruno en onze liberale schoolwetmannen. De laatsten gevoelen, pnbegrijpelijkerwijs, niet hoe zij op schoolgebied jaren lang een groot deel van ons volk denzelfden dwang hebben aangedaan, welken de Paus en de zijnen den Italiaanschen vrijdenker aandeed. En toch is het zoo. De Paus kende maar n zaligmakend geloof, en omdat Bruno dat met bewustheid verwierp, moest hij ver brand worden. De gewetensvrijheid, die zoo wel de kerkelijke als de wereldlijke Overheid verbiedt iemand voor te schrijven w^at hij gelooven zal, bestaat voor den Paus niet. En vandaar geloofsdwang, ketterjacht, mutsaard en schavot. Bruno heeft het ondervonden. «Doch wat nu de School betreft, kennen de liberalen maar een soort volksopvoeding die de ware is: de neutrale school. Daarom moeten alle ouders zich onderwerpen, of ze willen of niet. Of dom blijven, of dubbel betalen (?moderne inquisitie), een andere keus laten de liberale schoolwetmannen u niet. Dat de ouders door hun conscientie ge drongen kunnen worden de neutrale opvoe ding voor hun kroost af te wijzen en een Christelijke te zoeken, staat niet in hun boekje ; gelijk de Paus van Rome maar een zaligma kende kerk kent, zoo kennen zij maar n zaligmakende volksopvoeding. En gelijk de Paus het niet bij zeggen liet, maar zijn woord met den rossen gloed van Bruno's brandsta pel toelichtte, zoo ook de liberalen. Veertig jaren lang hebben- zij in de Grondwet ver klaard, dat de Staat overal, d. w. z. aan alle kinderen, voldoend, dat is neutraal onderwijs, moet geven, en nu eerst komt een klein ge tal tot het inzicht, dat hier in beginsel ge loofsdwang in het spel is." Natuurlijk, dergelijke woorden doen de katholieken onaangenaam aan. maar zoo kornt er in de katholieke bladen veel voor, dat ons protestanten hindert, of, als men zich bijzon der kras wil uitdrukken, «bcleedigt in onze teederste gevoelens". Dit kan bij een open hartig belijden van eigen overtuiging niet anders zijn. Wij stemmen toe, de toon maakt de muziek, en het zou zeer afkeurenswaardig zijn, indien men overtuigingen, die op zich zelf reeds anderen schokken, bovendien nog op scham peren toon uitsprak. Dit echter deed de schrijver van het bedoelde artikeltje in het Weekblad zeker niet. Hij was heel wat be scheidener eii gematigder, dan de heer X, die eenvoudig, omdat hij het niet met ons eens is, ons verwaandheid toedicht, en zegt dat wij «een air van onpartijdigheid aannemen". Neen, voor onpartijdig hebben wij ons zelf, in eigen oogen, nooit versleten. Wij weten al te goed, dat iemand, die zelf partij kiest, hij heete X. of anders, onder den invloed van zijn overtuigingen staat. En in het kiezen van partij hebben we ons nooit onbetuigd gelaten. Het »air van onpartijdigheid" jaagden wij niet na. Het eenige waardoor het Weekblad zich van vele bladen heeft onderscheiden, is, dat het, juist bewust dat elk mensch onwillekeu rig partijdig is in zijn oordeel, steeds zijn kolommen hoeft opengesteld voor ieder, van welke partij hij ook mocht zijn. In dexe on partijdigheid is het zoo ver gegaan, dat men hazelaren sloeg, en plotseling overweldigde haar weer het volle, nieuwe, onverklaarbare bewustzijn, dat zij haar gevoel voor hém in woorden had gebracht. Zij zweeg. »Ën verder?" vroeg hij. Met iets als een pijnlijke verwondering voelde zij, dat de vroegere teedere vertrouwe lijkheid uit zijn stem geweken scheen. Was 't nog wel de »oude" oom en biechtvader die daar straks nog zoo ongedwongen haar arm in den zijnen getrokken had, en zoo gaarne met haar schertste ? «De band tusschen ons, is dus langzamer hand, als ongemerkt, losge_gaan. Dat is voor bij. Het was mijn schuld niet, oom. Ik meende zeker van mijne gevoelens te zijn." «Ieder jong meisje, bijna zonder uitzonde ring, doorloopt zulk een phase," antwoordde hij ernstig. ?Smartelijk maar noodzakelijk, iets als eene loutering, om de helaas steeds noodige toets van realiteit en ondervinding te brengen in al die droomen van po zieProzaïsche, nuchtere opvatting van 't leven, hot is de noodwendige, ijzcrharde dijk, tor tegenkanting van dien dikwijls to wild bruischenden oceaan van blind' vertrouwen on goed geloof, dat men oen pas ontwakend jong nieisjcshart noemt. De eerste s.alonliold die voorbij komt, wordt tot een afgod verhe ven. Een afgod die dikwijls later van do meest, brosse, alledaagsehe klei blijkt te zijn. liet zijn allo geen goden die zich laten aan bidden, Theo !" »lk bon echter 1)1 ij," hernam hij na oon oogenblikjo stilte, "dat, uw hart on goost niet te voel ondor die zware proef schijnon golfden '; to hebbon, maar nu, wat zult ge verdorden! Go kunt toch niet altijd bij die familie blijven, welke ik Imilendieii op don duur u'oon bij zonder aangename omgeving voor u vind.'' »Neon, oom/' antwoordde zij haastig m.iar vast, -ik wil niemand moor tot: las; zijn, ik sta nu eenmaal alleen op do wereld, b:-n niet rijk, on v,'i l mijn eigen weg zoeken on vinden." CSlot oliid}. het vaak daarom van partijdigheid heeft ver dacht. Indien de Heer X. hierin nu sporen van verwaandheid weet te ontdekken, is dit niet onze schuld. Wij verzekeren hem echter, dat hij in het Weekblad dadelijk de noodige ruimte beschikbaar zal vinden om zijne meening over Giordano Bruno tegenover ieder, al ware het tegen niemand minder dan Mr. Levy zelf, met klem van redenen te verdedigen. GIORDANO BRUNO. Zondag 9 Juni jl. is, ten aanschouwe der wereld, te Rome, het standbeeld onthuld des wijsgeers van Nola, des denkers, die zijn moedig optreden voor gewetensvrijheid en geestesontkluistering, op last der Inquisitie, den 9 Februari 1600, op het Campo dei Fiori, met den vuurdood betalen moest. Zijne leer, boud en stout verkondigd, zijne rustelooze zwerftochten, zijne zelfstandige, ofschoon on methodische bespiegeling, zijn af keer van het dogmatische dwangjuk brachten het laatste deel der IGe eeuw in rep en roer. Overal had hij der gezagsaanmatiging den handschoen toegeworpen, daarmede, in dien tijd van gis ting, vlak tegen de heersenen de strooming in zich plaatsend. Nergens werd dan ook hem, aan een opgejaagd hert gelijk, eene wijle verpoozing gegund. Ten leste bereikte hem de klauvy der Inquisitie te Venetië, dat de uit levering niet weigeren dorst. Rome was zoo machtig en de schamele Bruuo, met zijn mon nikspij tot eenige bezitting, ook aan bescher mers zoo doodarm! Kennelijk waren die, wederpartijders te ongelijk. De Dogenstad gaf dan ook toe. Bruno bleef zeven jaren in den kerker, om hem in te ruilen tegen den brandstapel. Toen het vonnis hem voorgele zen werd, richtte de wijsgeer in volle lengte zich op. »Het oordeel over mij geveld, boezemt u meer vrees in dan mij" dit wa ren de woorden, snerpende geeselslagen. die hij zijnen rechters toevoegde. En onversaagd en onvervaard greep hij de martelaarskroon, die vóór en na hem, nog duizenden bij dui zenden beschoren was op last van de Kerk, die Liefde en Vrede heet te bood schappen ! Het beeld van dien man staat thans in erts gegoten op een der pleinen van de Eeu wige Stad. Het spreekt met metalen stem, dat stomme beeld. Aan wien vatten kan, dondert het te gcmoet: hooger dan menschcnwaan staat de macht der Idee, de groote, de eenig blijvende. Die macht, zij alleen, de onvernietigbare, welft zich aan den hemeltrans. Haar deert niet het tollo der menigte, niet, de blinde ijver der ketterjacht, niet de ziedende hartstocht, niet der priesters geloofs vervolging. En van da Idee was Bruno oen der wapen herauten. Hij was 't op zijne wijs, in scholastischen vorm, met eene vaak onbe holpen zegswijs. Maar. wat daar woelde in zijn brein, wat daar kookte in zijn gemoed, dat dreef hem tot belijden. Door zijn jianiMiatixche monadc.nlc.er reikt hij tot ver in den nieuwcreii tijd. Zelf heeft hij veel aan Nicolaus von Cusa ontleend, Kardinaal,Stadhou der van Rome, in pracht en praal levend, vriend van niet minder dan drie Pausen, waaronder de geleerde Aencas Sylvius. Tot Leibnitz' bespiegeling daarentegen gaf Bruno den stoot. Zóó reiken ettelijke uitverkorenen in de menschheid aan elkander de hand. Zóó hangt het er maar van af, hoe de toevallige machthebber deu denker verstaat, of deze gejubileerd, dan wel verbrand wordt. Poor humanity! Eén titel heeft Bruno, wellicht aan velen onbekend. Aan deze herinnert thans de Oxforder astronoom.ïhomas Case. Hij schrijft aan de redactie van de Jl'rckly Thnis( lijuui jl.blz. 18) »M. H. Uw opstel van heden over de onthulling van hot standbeeld van Bruno geeft ietwat zon derling te verstaan, dat de paradoxale wijs begeerte, waarvoor hij stierf, misschien het minst tot bewustheid kwam aan de 30.000 personen, die op Zondag te zijner eer bijeen waren. Intusschen te midden van al de onbekookte hypothesen van monadisch pantheisme straalt ne groote ontdekking, welke alleen voldoende ware om hem een eerste en blijvende plaats te verzekeren in den tempel van roem. Bruno ontdekte, dat de vaste ster ren werelden zijn op alle soorten van afstan den verspreid in eene ruimte, waaraan wij grenzen niet toekennen kunnen. Opdat men heden ten dage eenig denkbeeld zich kunne maken van de geestesinspanning en don zedelijken moed, noodig om voor het eerst eene zoo onverwachte waarheid uit te spreken, moeten wij in verbeelding terugkeeren tot de l (Je eeuw, en ons herinneren, dat, eenerzijds Copernicus, gelijk Bruno opmerkt in zijn De hnnte.n-xo, behouden had de oude fictie van een sfeer als een enkele vergaarplaats. waarin al de vaste sterren ondersteld worden zoodanig geplaatst te zijn, als waren zij op gelijken afstand van een middelpunt; terwijl, aan den anderen kant, Bruno's ontdekking zelfs don stoutmoedigen Koplcr deed uitroepen, dat »de ^enkele gedachte hom vervulde mot den angst, >als vond hij zichzelf wandelend in eene on-eindigheid, wier grenzen, wier middelpunt', on -mitsdien ook vaste plaatsen, worden goloo:ch(!nd." i Kepie!1, lic tilf-lla Xoca in l'cdc SIT?jicnlnrii. oap XXI). Hier nu zijn niet bespiegelingen, steeds te beschouwen in do lijst van haar tijd. Hier is oon overweldigend loit, door don vermoorden wij>cioor voor altoos in de schatkamer dor nienschliC'id 'yeborgen. Hot is ii'i r<'ii, dat don Amorikfiunso'nen geleerde Onr -r tot de volgende aandoenlijke woordou :ia;'ioiding lïeetï: "Niemand kan ??zonder go voel van deernis zich to binnen -brengen hof lijdon dier talloozo martelaren, ?wolko nu door dozo. d;;n door gene partij, ?-wegens hunne gods.dionstige gevoelens, ton - vordorve zijn gebracht. Ieder hunner eohtcr -had in zijne laatste oogonblikken oon mach tigen en vasten steun. De overgang van dit »leven naar het volgende, hoezeer dan ook »eene zware beproeving, was de overgang uit «voorbijgaande beslommering naar eeuwige 'gelukzaligheid, eene vlucht uit de wreedaar»digheid der aarde naar de mildheiddes hemels. »Op zijn weg door het tranendal geloofde de »martelaar, dat er was een onzichtbare hand »om hem te leiden, een vriend om hem tot »gids te strekken, en dit des te inniger en »zekerder, doordien hem de verschrikking van »den vlammendood trof. Bruno had zoodanU »gen steun niet De wijsgeerige gevoelens, «waaraan hij zijn leven ten offer bracht, kon»den vertroosting hem niet aanbrengen. Hij »moest het laatste gevecht alleen uitvechten. »Is er niet iets buitengemeen groots in de »houding van dien eenzamen man, iets dat »de menschelijko natuur haars ondanks be»wondert, wanneer hij daar staat in het som»bere gewelf, voor zijne onverbiddelijke rech»rcchters ? Geen aanklager, geen getuige, »geen pleitbezorger is aanwezig, alleen de 'dienstknechten van de Inquisitie, in het »zwart gekleed, sluipen rond. Folter werktuigen »en pijnbank zijn in de verwulven beneden. »Hem wordt eenvoudig medegedeeld, dat hij »in zwaar vermoeden van ketterij staat, nu »hij gezegd heeft, dat er andere werelden zijn «dan de onze. Hem wordt afgevraagd, of hij »zijne dwaling intrekken en afzweren wil. Hij »kan en wil niet loochenen, hetgeen hij weet »dat de waarheid is, en misschien. want «vroeger heeft hij vaak aldus gehandeld »zegt hij zijnen rechters, dat zij zelf in hun «hart de thans gewraakte meening zijn toege»daan. Welk een tegenstelling tusschen dit «tooneel van mannelijke eer, van onwrikbare «standvastigheid, van onomstootelijke trouw »aan de waarheid, en dat andere tooueel, dat »meer dan vijftien eeuwen vroeger plaats »greep, aan den haard in de zaal van Caia»phas den hoogepriester, toen de haan kraaide, »en »de Heer zich omkeerende zag Petrus aan" »(Lucas XXII, 01). En toch is het op Petrus, »dat de Kerk haar recht heeft gegrondvest »om te handelen gelijk zij met Bruno deed. «Wellicht echter nadert de dag dat de na komelingschap voor deze groote kerkelijke «misdaad een verzoening aanbieden wil en »een standbeeld voor Bruno onthuld worden »zal onder den dom van St. Pieter te Rome." ') Die dag is aangebroken. Bruno's assche is gewroken! Amsterdam, 10 Juni '89. J. A. LEVY. ') J. W. DfiAi'ER. Ilistory of the coniiict betwcen rcligion and science. (Londen 1885) blz. 180. Kunst en Letteren. HET TOOMEEL TB AMSTERDAM. Fransche-Laanschouwburg filet Nederl. Tooneel). De, Wreker. AmeriiManscli of niet 't Thcatre Tivoli. Ken Oudejaarsavond. JJrie vrouwen voor n Man. In langen tijd beeft liet Nederlandsche Too neel ons niet zulk een prul opgedischt als De Wreker", tooiieelspel in 2 bedrijven naar bet Duitsch van l'aul Jilock, dat, om te beginnen, een geheel verkeerden titel draagt en met veel meer recbt De mislukte, onhandige oi onnoozelo Wreker'' kon genoemd worden, daar zoowel op de persoon, door den titel aangeduid, ais op het geheelc stuk deze adjectieven in alle opzichten van toepassing zijn. De koopman Tüormülen heeft vele jaren geleden, om zijn zaken voor ondergang te redden, ecu valscbe handteckening gemaakt en de schuld daarvan op zijn vriend en associe vou llöten weten te schuiven. Deze is gedwongen de stad te ver laten en sterit geruimen tijd later, nog altijd gebukt onder den smet, die op hem klccl't. Hij weet, dat zijn voormalige compagnon de schuldige is en vergeeft hem op zijn sterfbed. Zijn zoon Wolfgang donkt er echter anders ever en heeft gezworen zich op Thormiüen te wreken. Deze is tot armoede vervallen en blind geworden. Do professor, die zal trachten hem te genezen, wordt plotseling verhinderd te komen en zendt zijn assistent; deze is men raadt het reeds de zoou van vou llöfen. De Wreker" die over de wijze van wraakneming nog niet veel schijnt nagedacht to hebben, althans hij geeft ons daar geen enkel bewijs van, onderzoekt den blinde en redeneert daarop aldus: Het staat in mijn macht dezen rnau, die mijn vader zoo diep ongelukkig heeft gemaakt, te redden of eeuwig blind te doen blijven. Wrat zal ik doen V" Afgezien van het min of meer bespottelijke en onmogelijke van deze rcdeneering, denkt men toch, dat de met groote woorden schermende wreker, zich nu eindelijk eens zal wreken, maar mis, Thorinülen heeft een dochter, Wolfgang een gevoelig hart, niets natuurlijker dan dat de wreker zich laat verteederen, den vader tracht te genezen en de dochter het hoi' maakt. Hierbij bad de heer lilock het gevoegelijk kun nen laten. Hij hoeft dit niet gedaan en gemeend ons nog met een tweede bedrijf te moeten lastig vallen. De jongelui, die den weg tot elkanders hart al spoedig hebben gevonden, oordeelen het gepast papa zoo langzamerhand op de hoogte van hun minnehandel te brengen; deze laatste, die, hoewel nog niet geheel genezen en nog steeds met oen verband voor de oogen, daar reeds iets van schijnt bemerkt te hebben, heelt zich achter een portièrc verscholen, luistert hot gesprek tusschca de gelieven ai", komt plotseling met groot misbaar te voor>chijii en weigert zijn toestemming tot liet huwelijk. NYaarom? Als mi ook v. lliil'eu zich langzamerhand opwindt en hem eindelijk zijn vroe ger leven in herinnering brengt, rukt hij plotse ling bet verband af, ontdekt, v ie de dokter is en valt in zwijm. Als hij bijkomt, is hij weer blind en nu voor goed. Met eenige hoogdravende woor den geeft hij, liet edele (?) van v. Jir.teii's ge drag inziende, zijn toestemming tot de gewensclito verbindtenis. De behandeling wint het zoo mogelijk iu alle

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl