De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 23 juni pagina 4

23 juni 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 626 en Loeta Acilia werd eerst vele jaren later tot het Christendom bekeerd. * Niemand beige zich, dat de auteur van boven staande vertelling Maria Magdalena laat door gaan voor Maria van Bethanië. Eij doet dit op het gezag van de Sorbonne, die den l December 1521 verklaarde, dat deze beide Maria's niet mogen gescheiden worden. De naam van dezen vermetelen dichter is Anatole France. Hij verhaalt bovenstaande hagiographische fabel in een onlangs verschenen boek: Balthasar'). Zijne groote verdienste is fantasie te bezitten. Hij staat in geeue vriende lijke verhouding tot de Naturalisten, en wordt door hen als een ouderwetsche sprookjes-veteller ter zijde geduwd. Sinds echter Zola in Le Rèce eene proef gegeven heeft, hoe hij een conte bleu weet te verhalen, is het kunstvak van Anatole France weer bij de heeren Naturalisten in hooger eer gekomen. Het boek, 't welk met eene novelle Balthasar bsgint, bevat maar een zestal verhalen, waaronder eene uitgebreide férie a la moeder de Gans, Abeille. Balthasar is de ge schiedenis van een der Drie Koningen, die met de hemelsche ster medereisdeu naar Bethlehem. Ook dit sprookje is verwonderlijk fraai, door stoutheid van opvatting, door het durven van den dichter die een zwarten Aethiopischen koning naar Sceba brengt aan de voeten der betooverende koningin Balkis, Behalve het reeds vermelde verhaal van Loeta Acilia leest men in dit boek nog een zeer modem sprookje: M. Pi geonneau. Anatole France is geen vriend der Naturalisten maar nog minder van hunne tegenstanders, de psychologische en de psychopathische novellisten. Hij heeft bespeurd, dat sommige kunstenaars uit de laatste dagen weder een buitengewoon werk maken van alles wat tot het gemoedsleven en de aandoeningen van de ziel" behoort. Tegenover de vlijtige schildering van al het uiterlijke, van kleur, lijn, landschap, binnenshuis, van al de physiologische functiën van dea mensch stellen zij den denkenden en gevoelenden mensch. Zoolang zij dit doen met goede trouw, zooals b. v. Paul Bourget, zoolang zij de wisseling der denkbeelden en gewaarwordingen onder den in druk van een gegeven toestand pogen te analy seeren, blijven zij de Naturalisten van verstand en gemoed, en zal Anatole France hen niet la ken. Maar zoo spoedig zij aanvangen ziekelijke verschijnselen van zenuw- en hersenleven tot hun onderwerp te kiezen, zoodra er hypnotische en spiritistische sprookjes worden aan den man ge bracht, om de zielige zieltjes van den laatsten tijd te streelen, biedt deze moderne sprookspreker hun ernstig tegenstand. Dit doet hij vooral in zijne vertelling: M. Pifeonneau. Deze geleerde heeft een geheel leven ing aan Egyptische archeologie gedaan. Eene zijner geleerde opstellen liep over: La toilette d'une dame gyptienne dans Ie moyen empire, d'après une peinture inédite. Hij heeft dit opstel voorgelezen in de Académie francaise. Er waren vele dames. Onder dezen bemerkte hij er eene, die zeer bekoorlijk was, en alles opschreef, wat hij zeide. Naast haar stond een forsch man met een krullendeu baard zooals de oude Assyrische koningen. Onder den indruk van deze beide hoorders werd hij plotseling welsprekend, en gaf hij eene improvisatie aan het slot, die werd toe gejuicht. Toen hij de Academie verliet, deelde hem een zijner collega's mede, dat deze jonge dame miss Morgan, eeue Amerikaansche, en de donkere heer haar medicus Dr. Daoud waren, welke laatste alle ziekten met magnetismus, hypnotisinus en suggestie geneest. Weldra komt de jonge dame hem opzoeken, daar zij hem over een Egyptisch kostuum kDmt raadplegen, te dragen op een ge maskerd bal. Zij verzoekt hem ten narent te komen en het kostuum te beoordeelen. De heer Pigeonneau doet wat verlangd wordt. Hij beoor deelt het schitterend kostuum, verbetert eenige détails, en wil gaan, toen de jonge Amerkaansche hem om eene Egyptische vertelling bad. Hij weigerde, daar hij er geen kon improviseeren. Eerst op den volgenden Nieuwjaarsdag hoorde hij iets van Miss Morgan, daar zij hem eene mand stuurde, waarin eene kleine grijze kat zat. Het was eene Egyptische kat, die een kop had, als de Egyptische godin Pacht. Er was een klein briefje bij, om den geleerden heer te herinneren aan zijne vertelling. De kat heette Pourou. Het was den heer Pigeonneau echter onmogelijk om te arbeiden, daar de kat hem steeds op onheimelijke wijze aangluurde. Dit dmirde drie dagen. Toen be sloot hij aan het verlangen van Miss Morgan te voldoen en schreef hij een zeer vroolijk Egyptisch verhaal, terwijl Pourou hem steeds bleef aanzien. Vol vreugde wilde hij eenige dagen later zijn arbeid aan de Amerikaansche danie voorlezen, toen een neef, een jong arts aan de Salpétrière, hem op straat aansprak. Nadat deze alles ge hoord had, zeide de neef, dat de dokter van Miss Morgan in staat was hypnotische verschijn selen en suggesties te verwekken zonder aanra king, door tusschenkomst van een dier. Vooral door middel van katten. Hij laat de suggestie door de kat overbrengen op den patiënt en deze handelt naar de bevelen van den dokter. Miss Morgan bediende zich van dit middel om naïeve heereu te verschalken. Aardiger vinding is zeker niet uit te denken, maar of het wat helpen zal, dat is eene andere vraag. Dr. JAX TES BRINK. *) (En andere novellen). 2 Edition Paris. Calmann Paris. 1889. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Kort geleden werd in het Rijksmuseum te Am sterdam een witmarmeren borstbeeld geplaatst van een Nederlandsen volksvertegenwoordiger, door eenige zijner vereerders aan de verzameling aan geboden. Wij willen hier niet de kwestie aan roeren of het artistiek gehalte van deze buste ge acht mag worden een plaatsing in onze voornaam ste Ryks-Collectie te billijken, men zou dan bij al te veel nummers van den catalogus een vraagteeken moeten zetten; wij wenschen alleen even de vraag op te werpen, of het bij den vervaardiger van dit portret niet van een bedentelijk bekrompen realisme was, den gevierden redenaar, wiens goede smaak hem de gebruiken van een pater goedleven boven een asceten-bestaan doet prefereeren, in marmer te vereeuwigen.... met een servet onder de kin geknoopt. Naar men ons meldt, is de Hollandsche Kunslafdeeling op de Parijsche wereldtentoonstelling de eenige, waarvan nog geen catalogus gereed is. Men moet bekennen dat de heer de Haas. die onlangs voor de belangen der Hollandsche kunstenaars te München stond, de zaken beter regelde dan onze :ommissie voor Parijs. De beroemde schilder Meissonier, de veel gelortretteerde Olympiër met zyn legendariescheri jaard zal, hij heeft reeds zeven kruisen achter zich binnenkort in het huwelijk treden. Van de in 1874 op negentienjarige leeftijd ge storven dichter-schilder Oliver Madox Brown, zoon van den nog levenden prerafaelitieschen schilder Ford Madox Brown, en bij gelegenheid van wiens dood, als we 't wel hebben, Rossetti een bekend ~n Memoriam dichtte, is een biografie verschenen door John H. Ingram, geïllustreerd met twee por;retten en eenige reproducties naar schilderijen van den veelbelovenden jonggestorvene. De Levensverzekering-Maatschappij Utrecht" leeft een prijsvraag uitgeschreven voor het ont werp van een Reclame-bord in kleuren. De uit geloofde prijzen zijn ?500 en ?250. De beoordeeing der ontwerpen is opgedragen aan het bestuur van het Genootschap Pulchri Studio" te's Hage. Deze laatste omstandigheid geeft, niettegenstaande de opgaaf wat zonderling lijkt, aan dezen wedstrijd iet uiterlijk van een kamp, waaraan zich een artiest met fatsoen zou kunnen wagen. Maar zou er een Nederlandsche Chéret te vinden zijn? Aan het huldeblijk, dat de Nederlandsche vrou wen aan Mejuffrouw Opzoomer hebben aangebo den toen zij Mevrouw von Antal werd, is dezer dagen nog toegevoegd een portefeuille met etsen van Mauve, Tholen, Mej. Fles, de Zwart, Veth, Witsen en Zilcken. Zondag 23 Juni sluiting der veel-bediscussieerde :entoonstelling van de Societédes XX in de junstzaal van het Panorama te Amsterdam. De Maatschappij Arti et Amieitiao" te Amster dam, niets anders ter bezichtiging hebbende, stelt de collectie schilderijen die de zoogenaamde Histo rische galerij van Nederlandsche meesters uitraan, nog eens ten toon. Over de Parijscbe tentoonstelling deelt men liet volgende mede, omtrent de afdeeling voor anthropologie en geschiedenis der zeden. Een reusachtige Buddha van verguld hout houdt de wacht voor de verzameling der Parijsche A.nthropologische Vereeniging," die in elf groepen even zoovele hoofdstukken uit de zedengeschiedenis der menscbheid aanschouwelijk voor stelt. Daar zijn de eerste handwerkslieden" onder de menschen. Een man en vrouw bezig uit stukken vaursteen gereedschappen en wapens te houwen en te slijpen. Daartegenover zien wij in een andere groep de eerste kunstenaars." Onder de overhangende rotsen aan den ingang van een grot zitten een man en een vrouw, die bezig zijn met scherpe naalden van vuursteen toekeningen aan te brengen op in de lengte ge spleten geweien van rendieren, terwijl een derde gedaante, een oud man, die misschien wel van de jacht terugkeert, op de kunstenaars toetreedt. Dit tooneeltje speelt in Périgord tegen het einde van de laatste ijsperiode, dus voor ongeveer 10of 12000 jaar. De aldus gemaakte teekeningen van de Férigordsche rendierjagers zijn bekend. De vrouw in de tentoongestelde groep, met hare verwarde, gladde haren en haar ontbloot bovenlijf is getrouw naar zulk een teekening op een ren diergewei nagebootst. De volgende groep stolt een tafereel uit de laatste steenperiode voor. De man bouwt een dolmon, een van die reusachtige gedenkteekenen uit los op elkaar gestapelde steenen, die men van het uiterste Noordwesten van het vasteland van Europa, langs de kust van den Atlantischon Oceaan en de Middellandsche Zee tot in het Noorden van Afrika overal vindt, en die er blijkbaar op wijzen, dat al deze streken in voor-historische tijden door n enkelen volksstam bewoond werden. Zijn makker slijpt op een door het vele gebruik diep uitgeholden steen een vuursteenen bijtel, een derde man vormt met de hand de draaischijf is nog niet uitgevonden uit pottenbakkersklei een min of meer ruwen pot, dien hij zeker slechts in de zon zal laten drogen en niet reeds in het vuur bakken of glazuren zal. Met een grooten sprong duizenden jaren voorbij gaande, komen wij in het bronstijdvak en stelt een vierde groep ons in de gelegenheid een metaalgieter en zijn leerling aan het werk te zien. De vormen van leem staan in een rij op den grond, de gieter houdt met een elegant bewerkte bronzen tang de smeltkroes vast, waaruit hij reeds eenige der vormen volgegoten heeft, en de leer ling smelt het metaal op een kolenvuur, dat hij door middel van een slim uitgedacht werktuig, dat den blaasbalg vervangt, aanwakkert. Het be staat uit twee holle, overeindstaande boomstam men, waarin een zuiger op en neer bewogen kan worden en waaruit van onder door een boorgat een buis naar het vuur ;leidt. Door den zuiger afwisselend naar boven te trekken en naar bene den te duwen, doet de werkman een luchtstroom ontstaan, dien hij over het vuur jaagt. Ook in deze groep is alles historisch juist. De andere groepen zijn niet meer uit den voor-historischen tijd, maar uit de geschiedenis der oudheid of van den tegenwoordigen tijd. Hier spinnen en weven oud-Egyptische slavinnen linnen en bedienen zich daartoe van werkelijk in dien tijd gebruikte ge reedschappen. De vorm van het gezicht, de klee ding, ja de houding dier typische gestalten is in elk opzicht gelijk aan die, welke wij uit de muur schilderingen der graf kamers kennen. Opdat het ons mogelijk zal zijn, een vergelijking te maken, zijn de desbetreffende muurschilderingen met groote nauwkeurigheid op den wand aangebracht. Daarnaast wordt ons een blik gegund in een Chineesche porcelein-werkplaats, waar een half dozyn gestaarte werklieden of kunstenaars de wonderlnke vormen scheppen, het glazuur, ver guldsel en email-schilderwerk aanbrengen, die de groote waarde van het Chineesche porcelein uit maken In den anderen hoek zijn Atheensche pottenbakkers uit den tijd van Perikles aan het werk aan hunne sierlijke vazen met zwart en wit schilderwerk op rooden grond. Vederop zien wij nog den winkel van een koopman in pottenbak kerswaren uit den Gallo-romaanschen tijd. Na deze boeiende tafereelen vertoeft men misschien slech's kort bij de groepen, welke ons Aztekische werklieden, die agave-papier bereiden.een smederij in de binnen landen van Afrika en een Samojeden-tent met haar bewoners van verschillenden leeftijd te zien geven. Voor den man en de vrouw der laatste groep (typen van de oorspronkelijke bewoners van Denemarken) heeft men echter nog wel een blik over; zij zyn niet de grootste nauwkeurigheid gekleed, gewa pend en versierd naar de overblijfselen, die men ge vonden heeft in de veengraven en die in het museum van oudheden te Kopenhagen bewaard worden; juist dat deze zoo in alle onderdeelen geheel en al gevolgd zijn, verhoogt de aantrekkelijkheid ervan. Te Dusseldorf is Zaterdag de bekende genre schilder Prof. Christian Böttcher aan een beroerte overleden. Hij was 71 jaar. Men kent zijn School feest, Avond aan den Rijn, Zomernaclit aan den Rijn, Avond in liet bchwarzwald, Landhuis aan den Rijn, Vertrek naar den Wijnberg, Hooien aan de Lahn en Terugkeer van het veld. De meeste van deze zijn door de gravure algemeen bekend geworden. Ook als portretschilder was Böttcher goed bekend. TOONEEL EN MUZIEK. Ibsen's Nora is onder den naam A dolVs house in het Novelty Theatre te Londen opgevoerd, voor een uitgelezen en belangstellend publiek. De indruk der pen is, dat ondanks het uitstekend spel van M;ss Acharck, het stuk alleen een succes d'estinie behaald heeft. Das Fest au/ Solkang, een werk uit Henrik Ibsen's jeugd, zal het volgend seisoen te Koburg openen. Een Robinsonade. Te Brussel werd j.l. Zater dagavond een zeer geacht lid der daar gevestigde Fransche kolonie, de heer Josef Francais Martin, ter aarde besteld. Op jeugdigen leeftijd leed deze schipbreuk op de kusten van Mexico en werd hij door de golven op een woest eiland geslingerd, waarop hij jaren lang moest leven, zonder eenig teeken van leven naar Europa te kunnen zenden. Zijn moeder, broers en zusters beweenden don verlorene. Eindelijk gelukte het hem, het vaderland weer te bereiken, maar in het ouderlijk huis aan gekomen, bezweert een oude knecht hem, zich niet terstond aan zijn moeder of zusters te vcrtoonen en wendt nu gedurende verscheiden dagen allerlei listen aan, om het onverhoopte weerzien langzamerhand voor te bereiden. Weinige dagen daarna vertelde mevrouw de weduwe Martin snik kende aan hare vriendin, mevrouw de Girardin, de geschiedenis van haar weergevonden zoon en van het weerzien. Maar dat is prach tig! Dat is werkelijk een tooneelstuk!" riep de Girardin uit en kort daarna schreef zij haar meesterwerk: La joie fait peur". Toen den 25sten Februari 1851 dit stuk voor de eerste maal met uitbundig succes in de comi'die francaise gespe cld. werd, woonde mevrouw Martin met haar zoon die voorstelling bij. LETTEREN EN WETENSCHAP. Der Referendar is eene vertelling van Ernst Eckstein, die als uiterst geschikt ter dramatisecring geroemd wordt. Het zou een blijspel moeten worden. De schoone en gevierde schilder Leopold Van der Straaten wil zijn nog schoonere en zeer geliefde vrouw Isa van hare jaloezie genezen. Hij doet dit door haar, met behulp van een neef, zelf van ontrouw te beschuldigen; het jonge vrouwtje tracht hem met veel angst en veel redeneering van haar onschuld te overtuigen, dus moet dan inzien, dat dezelfde argumenten, die zij te berde brengt, ook voor hem geldon. De dialoog is geestig en vroolijk; een paar tooneelen tusschen Leopold en Isa, tusschen Isa en den referendaris, zijn als voor het tooneel geschreven. O eer den roem. Een jong schrijver beklaagde zich bij Laube, dat men zijn werken aantastte. Beklaag u niet", zeide Laube, voor een schrijver is het een voordeel, wanneer zijn werken, even goed veroordeeld als geprezen worden. De roem gelijkt een raket; om hem in de vlucht te hou den, moet er van beide zijden tegen geslagen worden. Justus Perthes, de eigenaar der Geograpliisclie Anstalt te Gotha heeft besloten, het uitgebreide materieel van kaarten, dat zijn bibliotheek bevat, meer dan tot nu aan de belangen van den dag dienstbaar te maken. Er zullen kaarten, betrek king hebbende op de geschiedenis van den dag, verschijnen en wel zoo spoedig mogelijk, nadat i voorname en ingrijpende gebeurtenissen en feiten | bekend geworden zullen zijn en daarop zullen ! zooveel mogelijk alle punten en namen voorkomen, die de dagbladen vermelden. Er is een begin aan deze onderneming gemaakt door de zooeven verschenen, overzichtskaart van het gebied der overstroomingen in Pennsylvaniëmet een afzonder lijk carton van de omstreken van Johnstown door H. Habenicht". Dit kleine, in kleuren gedrukte blad, ter grootte van 23 X 28 cM. geeft een dui delijke voorstelling der zoo zwaar bezochte streek, wijst nauwkeurig de geheel verwoeste'' en overstroomdev plaatsen aan en vermeldt haar aantal inwoners. Te Londen werden dezer dagen de een-en-negentig handschriften, afkomstig uit de verzame ling Hamilton, verkocht. Zes jaren geleden werd deze verzameling en bloc door de Koninklijke Bi bliotheek te Berlijn aangekocht, die er eenige handschriften, welke haar ontbraken, van behield. Vervolgens stond het bestuur dezer bibliotheek aan het Britsch Museum die handschriften af, welke betrekking hadden op de geschiedenis van Schot land; wat daarna nog over bleef is nu bij opbod verkocht. Deze verkoop heeft 378.000 tres. op gebracht en een groot aantal dier manuscripten, vooral kostbaar als eenige exemplaren van Fransche miniaturen, zijn aangekocht door de Bibliothèque Nationale, door den hertog van Aumale en den heer Gustave de Villeneuve. Het meest hebben de volgende manuscripten opgebracht: jKeangelia quatuor, latine, manuscript op pur per velijn, 142 bladen, geschreven door een Angel saksisch schrijver in vergulde hoofdletters voor den aartsbisschop Wilfried van York, tusschen 670 en 680. De wapens van Hendrik VIII, in goud en kleuren geschilderd op de keerzijde van het eerste blad, worden aan Hans Holbein toege schreven. Prachtige band in rood marokijn met goud versierd: 37.500 francs. Bestiarius, De creatione mundi, enz., manuscript op velijn door een Engelschenschrijver uit de 12e eeuw; 120 bladen gebonden in groen marokijn, bevattende 104 mi niaturen, voorstellingen van dieren en tooneelen uit de schepping, in levendige kleuren geschilderd op vergulden grond: 12.750 frcs. Evangelistarium graece, manuscript op velin, een specimen van Byzantijnsche kunst, elfde eeuw, versierd met vijf groote miniaturen, omgeven door een lijst van versierselen in blauw en groen op vergulden grond en met acht kleinere miniaturen; 378 bladen, ge bonden in purper fluweel, met opengewerkte zil veren knippen, 12.000 tres. De heilige Augustinus, de Godsstad, vertaald in het Fransen door Raoul de Praelles, manus cript op velijn. 2 deelen in folio; prachtige, met goud opgewerkte teekeningon, omgeven door een lijst van bloemen, 967 initialen ; Vlaamsen werk uit de 14e eeuw, gebonden door Meyer, 13.100 frcs. Boccaccio, Les illustres malheweux, enz., in het Franscli vertaald door Laurens de Premierfait, prachtig manuscript uit de 15e eeuw, versierd met 84 miniaturen, randen en initialen door een Bourgondisch kunstenaar. Titel in 1712 speciaal voor dit werk geschreven door L. Gilbert, den beroemden calligraaf; gebonden in rood marokijn door Padeloup, 43.000 frcs. Officiitm lieatae Mariae, mooi manuscript op ve lijn, 134 bladen, geschreven en met 17 door ran den omgeven miniaturen versierd door Gerard David voor de vrouw van Karel V; 28 gebeden geschreven met vergulden letters op purperen grond en roode letters op blauwen grond (keizer lijk wapen), in groen marokijn gebonden door Dcröme Ie Jeune, 13.600 frcs. Diodorius Siculus, de eerste drie boeker., vertaald door maestre Antoine Macault, manuscript op velijn en voor Frans I met miniaturen versierd door Geoffroy Tory ; een groote miniatuur stelt Frans I in zittende houding voor, omgeven door zijn drie zonen en zijn hove lingen ; mooi Fransch werk 25.300 frcs. Officüim divinac Mariae, zeer raooi manuscript op fijn velijn ; 16 fraaie teekeningen, 29 miniatu ren, randen en hoofdletters, door Geoffroy Tory (1524); 117 bladen gebonden in oud, rood maro kijn, door Deróme, 31.000 frcs. IJorae leatae Mariae, rijk met elegante randen en fraaie miniaturen versierd handschrift; Fransch werk uit de 15de eeuw; mooie band in olijf kleurig marokijn, dragende de wapens van den hertog van Guisc, door Pierre Roft'et, genoemd Le Faucheux, 12.500 frcs. Militaire Zaken. Verslag der Staatscommissie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 10 Juni 1888, no. 26, tot voorbereiding der wettelijke regeling van den militairen dienstplicht, 's Gravenhage, de Gebroe ders van Cleef 1889. II. (Vervolg). Ten slotte behandelt de commissie, in verband mot de haar opgedragen taak, ook de OPVOEDING BEK jEfOD, en geeft hieromtrent zeer behartigingswaardige wenken. Om ieder Nederlander als lid van het groot geheel te vormen en geschikt te maken voor de taak, die hem in oorlogstijd wacht, beveelt zij de navolgende maatregelen aan: 1. Meer algemeene beoefening der gymnastiek. 2. Onderwijs in de behandeling der wapenen. 3. Het aanmoedigen der schietoefeningen. Vooral het algemeen beoefenen eener doelmatige lichaamsocfening door de jeugd als onder l be doeld waarvan het in 2 genoemde op lateren leeftijd onderwezen eigenlijk een toegepast onder deel vormt , is niet alleen, zoo als de commissie zegt, voor de ontwikkeling van de karaktervorming, de gchardheid en de bekwaamheden van den soldaat, maar voor ieder staatsburger zeer noodig. Omtrent dit onderwerp moeten wij bovendien bijzonder de aandacht vestigen op het ten vorigen jare verschenen geschrift Lichaamsoefeniny en l'otksiveerbaarheid door S. van Aken, Leeraar aan het Erasmiaanscli Gymnasium te Rotterdam. Deze schrijver ijvert sterk voor gymnastiek, en onzes inziens te recht. Onder anderen zegt hij (blz. 5) Men moet den toestand van nabij hebben gezien om zich een denkbeeld te kunnen vormen van het gebrek aan bevattelijkheid, van de onbeholpenheid om niet te zeggen wezenloosheid, waarmede vele onzer militieplichtigen den naam krijgsman in de volle beteekenis des woords ontsieren. Kan iemand zich bijv. begrijpen, dat er miliciens bij de infan terie komen, die negen maanden behoeven om afgeëxerceerd te worden; dat er bij de artillerie te Groningen in dienst kwamen, die 48 uren exer citietijd noodig hadden om den rechtervoet achter den linker te leeren plaatsen; dat een man geen kracht genoeg in de vingers had om de sabel in de hand te dragen?" Van den soldaat eischt men in don oorlog kracht, zelfvertrouwen, moed, discipline, plichtsgevoel; dit alles kan de gytxKostiek geven. Volgens schrij ver en wij beamen dit ten volle is zij als een noodzakelijk deel der opvoeding te beschou wen. Ten slotte deelt schrijver ons als zijne over tuiging mede, dat, met het oog op onze weer baarheid, goed gymnastiekonderwijs de volgende voordeelen geeft: 1. het gehalte onzer troepen zal verbeteren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl