De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 23 juni pagina 5

23 juni 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 626 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ^. de diensttijd der dienstplichtigen zal korter kinnen worden. 3. de bezwaren tegen persoonlijken dienstplicht zullen voor een groot gedeelte worden op geheven. 4. de vorming van reserve-kader zal er door vergemakkelijkt worden, en 5. de uitgaven voor oefening der dienstplichtigen zullen verminderen. Bovengenoemd werkje bevelen wij ieder ter ?lezing aan; het is met geestdrift voor de goede zaak het verheffen van het vaderland ge schreven en bevat vele schoone waarheden. Aangezien dit bestek niet gedoogt de grondsla gen voor de wettelijke regeling van den dienst plicht hier allen weer te geven, en dienaangaande naar het verslag zelf verwezen moet worden, zoo zullen wij ons slechts tot enkele punten bepalen. Onder 3 wordt, volgens art. 181 der Grondwet ?bepaald het benoodigde aantal dienstplichtigen ?voor volledige oefening, en tevens voorgesteld om .achtereenvolgens tot verkorte oefening in aanmerng te brengen: a. De oudste zoon eener weduwe. b. Studenten en kunstenaars met luitengeivonen aanleg. Verder geschiedt de aanwijzing der dienstplich tigen voor verkorte oefening door het lot. Als beweegreden voor punt a wordt door de ?commissie in de toelichting (blz. 30 de 3e alinea v. o.) gezegd: Het is ons wenschelijk voorgekomen, de aan wijzing van hen, die ter verkorte oefening worden ingelijfd, niet uitsluitend aan het lot over te laten, maar in de eerste plaats daarvoor in aanmerking te brengen de oudste zoons van weduwen, omdat vermoedelijk onder hen een vrij aanzienlijk aantal kostwinners zal worden aangetroffen." (Wij cur siveerden). Aangezien wij evenwel met het lid der com missie prof C. B. Spruyt van meening zijn, dat alle kostwinners vrijgesteld moeten worden (waar over later) zoo zou bovengenoemde bevoorrechting van den oudsten zoon eener weduwe kunnen ver vallen, te meer daar hiervoor geen andere bil lijke grond wordt aangegeven. Volgens de toelichting van punt b (bldz. 30 de 2de alinea v. o.) had de Commissie ook gaarne hen, die op het gebied der toonkunst buitenge wone gaven aan den dag leggen, daaronder wil len begrijpen; maar zegt zij het is ons niet mogen gelukken op dit gebied een doeltreffend «riterium voor de aanwijzing dier pers: nen te vinden." Ons dunkt, dat eene Commissie van be gaafde toonkunstenaars die moeielijkheid waar schijnlijk wel zou kunnen oplossen, en dat daar om eene poging in die richting zoo zij nog niet gedaan is zeer gewenscht zou zijn. Onder 4, waarin wordt bepaald, dat de dienst plicht persoonlijk moet vervuld worden en de duur daarvan wordt vastgesteld, komt de zinsnede voor met dien verstande, dat de geheele diensttijd niet later eindigt dan den l sten Februari van het jaar, waarin de dienstplichtigen hun 40ste jaar vol brengen." In verband met het slot der Ie alinea blz. 36 van de toelichting op 9 (blz. 55) blijkt ons, dat ook voor hen aan wie volgens deze paragraaf uitstel van werkelijken dienst is verleend (hetgeen hoogstens voor 3 jaren kan geschieden) die dienst plicht met het 40ste jaar eindigt. Het komt ons billijk voor dat even als zij, die volgens 9 met de vervulling van hun dienstplicht l of 2 jaren vóór hun 20ste jaar beginnende, hetzelfde aantal jaren vóór hun 40ste jaar aan de bij de wet be paalde verplichtingen hebben voldaan, ook boven genoemde categorie zoo veel jaren na hun 40ste jaar dienstplichtig moest blijven. Nu gaat met uitstel van vervulling van dienstplicht nog het voordeel van verkorting van totalen diensttijd gepaard. 10 behandelt een bijzonder belangrijk ge deelte, namelijk de vrijstellingen van den dienst in tijd van vrede; alwaar onder punt l gezegd wordt: vrijgesteld wordt hij die kleiner is dan 1,6 M. Kan het benoodigde contingent voor de volledige en voor de verkorte oefening niet icorden verkregen, dan kunnen ook dienstplichtigen niet kleiner dan 1.57 M. worden in dienst gesteld." In de tegenwoordige militiewet van 1861 was de minimumlengte (zie art. 47 punt 1) gesteld op 1,55 M. Een verschil van 5 cM. in lengte vinden wij zeer belangrijk en zouden het doelmatiger achten, dat de minimumlengte algemeen op 1.57 M. werd gesteld; aangezien de commissie de dienst plichtigen van die lengte toch gewoon wil doen dienen, als het benoodigde contingent anders niet verkregen kan worden. Naar onze meening bevat het voorstel der commissie eene ongewenschte bevoorrechting van hen die eene lengte van 1,57 tot 1,599 M. bezitten. Te minder bezwaar zou wijziging in den door ons bedoelden zin opleveren, omdat onder punt 2 de zeer juiste bepaling wordt gemaakt, dat ook hu vrijgesteld wordt wiens borstkas in verhou ding tot zijne lengte niet voldoende ontwikkeld is." Het spreekt van zelf, dat zoo al niet in de wet zelve dan toch in het keuringsreglement de minimumgrenzen dezer ontwikkeling bij de verschillende lengten, door deskundigen vastge steld, moeten worden aangegeven. Onder punt 4 wordt vrijgesteld: hij dieeenige wettige zoon is, onverschillig of de ouders in leven of overleden z-ijn." Deze bepaling, welke gelijk luidend is met die der tegenwoordig nog van kracht zijnde militiewet van 1861, wordt door de commissie niet nader toegelicht, doch houdt ver band met hetgeen door haar onder het hoofd Aanwijzing der te oefenen dienstplichtigen" (zie verslag blz. 20 v. b.) wordt gezegd. Professor C. B Spruijt, lid der Commissie, ver klaart zich in een afzonderlijk onder dagteekening van 2 Februari uitgebracht advies tegen deze vrijstelling. Als hoofdreden geeft schrijf er daar voor op, dat hij wel even als de overige leden van gevoelen is, dat hij bij het beoordeelen van den last door den dienstplicht op de natie ge legd vooral behoort gelet te worden op den druk, dien do gezinnen daarvan zullen ondervinden, maar dat naar zijne meening en wij deelen deze geheel die druk juist voor gezinnen met een zoon, die geen kostwinner is in den regel minder zal zijn dan voor gezinnen met meer zoons. (Omtrent dit belangrijk onderwerp vermeenen wij bovendien te mogen verwijzen naar het op stel Iets over vrijstelling van militairen dienst plicht, voorkomende in No. 604 20 Januari 1889 van dit blad. Waarschijnlijk, zegt verder de heer Spruijt, is de omstandigheid, dat de beantwoording der vraag, of een bepaald persoon al dan niet kostivinner is, voor de burgemeesters te bezwaarlijk bleek, oorzaak geweest, dat zoowel in de tegen woordige militiewet als in de voorgestelde Grond slagen enz., de vrijstelling van den eenigen wet tigen zoon behouden bleef. Intusschen acht schrijver dit en onzes in ziens terecht niet billijk en stelt hij dienaan gaande het volgende voor: (zie verslag blz. 150 v. b.) vrijstelling wordt verleend aan dengene die door zijn handenarbeid den kost wint"; a. van zijne oudera of bij overlijden van een daarvan van zijn vader of moeder; b. als beide ouders overleden zijn van zijne grootouders of van een daarvan; c. van een of meer broeders oi zusters, als het gezin ouderloos is. De beoordeeling der vraag of iemand terecht meent tot deze categorie te behooren, zou kunnen worden opgedragen aan colleges van 'zegs- (of scheids)''lieden voor djn militairen dienstplicht" enz. enz. Dit voorstel, zoo noodig nog aangevuld of ge wijzigd, juichen wij zeer toe en achten het met den geëerden schrijver wenschelijk, dat dusdanige bepalingen in de plaats van vrijstelling van den eenigen wettigen zoon worden ingevoerd, en dat doeltreffende maatregelen, waarin door de ondervinding geleid zoo noodig veranderingen gebracht, genomen worden, waardoor men bedrog en ontduiking geheel of althans zooveel mogelijk voorkomt. Trouwens, dat de meerderheid der commissie de billijkheid van vrijstelling van een kostwinner van het gezin toch min of meer erkent en alleen door de moeielijkheid eener rechtvaardige toepas sing wordt teruggehouden bepalingen in dien geest voor te stellen, kan blijken uit het verslag zelf; zie de 1ste en 2de alinea v. b. bldz. 20, het slot der 3de alina v. o. bldz. 30 (hierboven reeds ver meld in verband met punt a van 3) en de pun ten b en c van 13 (bldz. 57) handelende over de jaarlijksche ontheffing van den werkelijken dienst. Punt 5 behandelt vrijstelling wegens broeder dienst en zegt onder anderen de vrijstelling wordt sóó verleend, dat van een even getal wettige broe ders of halve broeders de helft en van een on even de grootere helft uit dien hoofde wordt vrijgesteld. Aan eiken dienstplichtige icordt de kans op vrijlating gegeven, die hem in verband ?met het aantal zijner broeders toekomt" enz. In de toelichting op blz. 37 sub 5 komt ook het volgende voor: De tegenwoordige regeling van de vrijstelling wegens broederdienst is van onbil lijkheid niet vrij te pleiten. Immers de oudste zoon van een gezin is per se dienstplichtig, in dien hij geene bijzondere reden tot vrijstelling heeft en niet vrijloot.... Naar onze meening moet.... aan elk hunner gelijke kans op vrij stelling worden gegeven." Omtrent dit gevoelen der commissie valt ia verband met de laatste zinsnede van bovenge noemde bepaling voor en tegen te zeggen. Nemen wij eenvoudigheidshalve alleen maar het op blz. 37 sub 5 gestelde eerste geval van twee zoons A en B. A loot met de halve kans; loot hij vrig, dan is B dienstplichtig; loot hij niet vrij, dan is B vry." Stel nu eens dat B eenigen tijd na de loting van A sterft, wat dan ? Ons dunkt, de vroegere wetgever had nog zulk een ongelijk niet om den oudsten zoon, die het eerst aan de beurt kwam en beschikbaar was per se dienstplichtig te ver klaren ; waarbij men niet vergeten moet, dat deze ook de kans van vrijloting, alhoewel volgens een ander beginsel, had. Het kan natuurlijk niet in onze bedoeling lig gen in dit blad omtrent punt 5 verder uit te wei den. Wij wilden alleen de aandacht vestigen op de omstandigheid, da' bij het ontwerpen der wet zelve in verschillende gevallen, die zich kunnen voordoen, moet worden voorzien en tevens, dat er onder anderen ook bepalingen dienen te worden gemaakt, dat, gedurende een zekeren tijd na dat een dienstplichtige is vrijgesteld, worde nagegaan of de redenen der vrijstelling nog bestaan en zoo niet, in welke gevallen de vroeger vrijgestelde dan nog ter oefening wordt ingelijfd Waarom de commissie van meening is, dat door vrijwilligen dienst van broeders of halve broeders geen vrijstelling wegens broederdienst moet wor den verleend, is ons niet duidelijk en wordt ook niet nader toegelicht. In het algemeen kunnen w\j met de vrijstelling wegens broederdienst en nog wel van de grootere (in plaats van de kleinere) helft van het getal broeders, als dit oneven is, niet geheel instem men. Omtrent dit punt verwijzen wij ook naar blz. 141 en 142 van het verslag, bevattende af zonderlijke beschouwingen van drie leden der commissie, waarbij deze tot de gevolgtrekking komen dat in het stelsel der commissie met een zoo langdurigon diensttijd, alleen vrijstellingen of ontheffingen van den militairen dienst (mogen) worden verleend in het belang van het gods dienstig of maatschappelijk leven des volks," enz. De verdere paragrafen der grondslagen bevat ten bepalingen omtrent uitstel (§11) uitsluiting (§12) en ontheffing (§13) van den werkelijken dienst, maatregelen van uitvoering (§14?26) bijzondere diensten van ingelijfden en niet ingelijfden (§27) en vrijzvilligerkoijisen (§28). Van de bij het verslag gevoegde uitgewerkte en toegelichte ontwerp-organisaüe van het leger heeft de commissie ook de financieele gevolgen berekend en worden door haar bij een getal van ruim 15,000 jaarlijks beschikbare dienstplichtigen de meerdere uitgaven op 600.000 a 700,000 gul den per jaar geschat. (Wofdt vervolgd). CHAMPEL-LES-BAINS. Hebt ge ze niet wel eens ontmoet, lezer, wanneer ge zoo gelukkig waart in een door natuurschoon bevoorrecht land te vertoeven die toeristen voor wie hun Baodeker alles is? Van die secure menschen, die er zich niet aan wagen iets schoon te vinden, voordat ze in Baedeker hebben nagekeken of het wel waar is? En hebt ge ze niet wel eens beklaagd, die afhankelijken, die voor niets anders gevoel schijnen te hebben dan voor de officieelo schoonheid, aangegeven op de zooveelste bladzijde van hun lijvigen reisgids? Benijd hebt ge ze zeker niet, als ge ze zaagt, elk uur van den dag met dien foliant gewapend en, de hemel weet, misschien 's nachts er mede slapend ondor hun kussen! Ontmoet hebt gij ze zeker en even zeker niet benijd, hebt ge wel? Nu, ik ook niet en ,wij zijn het geheel eens, omdat wij, niet waar, zoo dik wijls heerlijke plekjes, verheö'end schoone gezichts punten gevonden hebben, die. of gehoel niet, óf slechts ter loops door die nuffige, maar zeker niet onfeilbare papieren gidsen werden aange wezen. Hadden we dan zoo iets niet-officieel schoons ontdekt, dadelijk was er, wel is waar, niet veel eer mede te behalen, omdat sommigen ??in hun reisgids te vergeefs zoekend de belangrijkheid onzer ontdekking betwistten. Maar dat hinderde ons immers nooit. Vooreerst hadden we er voor ons zelf genot van gehad en enkelen gingen er dan toch wel eens heen en kwamen met ons in n schuitje, erkennende, dat niets gaat boven eigen aanschouwing en onderzoek. Laat ik, nu wij zoo volkomen van hetzelfde oordeel en dezelfde ervaring zijn, u eens iets medodeelen van een u misschien onbekende bad plaats, waaraan ge zult dit aanstonds begrij pen voor mij aangename herinneringen ver bonden zijn, en die ik, dit jaar en pélérinage" bezoekende, terugvind in toenemende reputatie, eerlijk verworven, zonder ofticieele aanprijzing, zonder grootsche reclame, zonder grootsprekende publiciteit. Mij verwondert dit in het minst niet, lste Jaargang. Schaakspel. 23 Juni 1889. PROBLEEM No. 15 van den heer Bristow uit Deson, bekroond met den eersten prijf. ZWART abcde fgh WIT Wit geeft in 2 zetten mat. Partij gespeeld op het tournooi van den Nedcrlandschen schaakbond te Rotterdam in 1883 tusschen de Hoeren: R. J. LOMAN. L. BEXIMA. Wit. Spaansche partij. Zwart. l e2 e4 e7 e5 2 gl 13 b8 c6 3 i'l b5 g8 f G 4 o o 10 X e4 5 d2 d4 c4 dl! a. b5 X c6 (17 X c(> *>. 7 d4 X e5 dB e4 8 dl e2! e4 c5 9 b l - c3 c5 06 10 cl e3 f8 b4 11 al dl d8 e7 12 c3 e4 ! h7 h6 c. 13 e4 g3 c6 g5 14 f3 - c!4 c8 d7 15 f2 f4 g5 h7 16 d4 f5 e7 f8 d. 17 e2 c4 o o o 18 e3 X a7 g7 g(i c. 19 f5 _ dB t f. b4 düg. 20 e5 X do d7 e6 '/(. 21 c4 a4 d8 X d6 i. 22 a7 c5 f 8 d8 23 c5 24 a4 25 a8 26 f 4 27 g3 28 f 5 29 1)2 :so ga 31 f l 32 cl 33 c'2 34 a2 35 a4 36 b3 37 dl 38 gl 39 f l 40 b4 41 c4 42 al 43 e2 44 1)5 45 d4 46 b5 47 c3 48 a5 49 c7 X d(» j. a8 f X d8 f f5 X t» d4 - b3 - g'* Z- ol - c? f c4 a4 m. - a5 f b4 al o. - fl e2 b5 X b5 f f e3 b6 b5 c7! d4 a6 X a6 t c7 X d6 c8 X c7 h8 X dS g6 X f5 1)6 h5 k. eG d5 d8 g8 h7 - go f7 i'5 c7 b6 do e4 1)5 h4 b6 a6 n. h4 X g'!i g5 1)3 f g3 _ g2 f g2 gl D. c6 X b5 l a6 a7 h3 X gl t a7 b8 gl - h3 e4 c6 f5 f4 f f4 f3 b7 X a6 b8 - c8 want ik weet geen heerlijker plek, als herstellings oord, dan het lieflijke, rustige Champel, met zyn. goddelijk schoone omgeving, zijn bruischeade ri vier de Arve", zijn heuvelen, bosschen, n en al Zwitsersche panorama's. Kent ge Montreux, Vevey, Divonne, Evian, alle aan het Lac Léman (meer van Genève) gelegen badplaatsen, waar zoovelen herstel komen zoeken, die, door overspannen arbeid van lichaam of geest zich de ziekte op den hals haalden die, vóór 30 jaren nog zoo goed als onbekend, in onzen tjjd. van verwoeden, onafgebroken strijd om het be staan op onrustbarende wijze tooneemt, n.l. de zeuuw-uitputting, door de wetenschap Neurasténie genoemd 'i Van die ziekte, die in Amerika het eerst en het meest voorkwam, hebt ge zeker gehoord en de genoemde badplaatsen zult ge met groote let ters in de reidsgidsen vermeld vinden, die u aan kondigen dat er zijn: hotels, magnifique salons,. salles de lecture et de billard, etc., bains de toute nature et tablissement hydrothérapique. Alleen dit laatste woord, dat zooveel beteekent als koudwater-geneesinrichtiug, heeft dunkt m\j, belang. Wie naar zulk een badplaats gaat, zal dit doen in den regel althans om andere lucht in te ademen en door eene, aan zijn toe stand geëigende, leef- en geneeswijze irissche krachten voor den levenstijd op te doen. Billard en andere spelen, prachtige lees- en conversatie zalen, zyn ia elke fatsoenlijke provincie-stad van. ons land wel te vinden. Daarvoor gaat men geen reis maken. Maar nu is juist het voortreffelijke van Champel, dat men van al wat naar vermaak zweemt volop kan genieten zonder er den last vaa te hebben. En waarom? Omdat het, gelegen in het verrukkelijkste dal, vlak aan de rivier de Arve" op 20 minuten afstand van de lieve vriende lijke stad Genève ligt on al die overige eene meer olticieele reputatie genietende, badplaatsen aan het Meer van Genève op verren afstand van eenige stad van beteekenis verwijderd zyn. In mijne schatting en die wordt gedeeld door menig bekend geneeskundige van ons land behoort Champel te worden gerekend tot een der eerste Koudwater-Geneesinrichtingen van Europa. En inderdaad, het zou moeielijk zijn zoo volkomen de voordeelen en de vereischte hoedanigheden vereenigd te vinden als in dit tablissement het geval is. De baden, bewonderenswaardig inge richt in eene bekoorlijke omgeving; frissche, ver sterkende lucht, schaduwrijke bosschen en wande lingen op Hotel-Pension Beau-Séjour, gelegen op den top van den heuvel, aan welks voet het had-etablissement ligt. Het panorama te beschrijven, dat men geniet op het terras of de wandelingen van het hotel Beau-Séjour is onmoge lijk. De rivier de Arve, met zijn rutsige oevers, het Jura-gebergte, de bergen van Savoie het onuitsprekelijk schoone dal dit alles ziet ge als vlak voor u, terwyl ge, den toren van Champel beklimmende, een heerlijk uitzicht hebt op het blauwe meer van Genève. Die geheele omgeving, de inrichting van alles werkt mede om hen, die te vergeefs elders hun gezondheid terug trachtten te vinden, hier de gezegende plek aan te wijzen, waar zij nieuwe krachten kunnen opdoen na in den, heden ten dage, meedoogenloos gevoerden strijd om het bestaan, physiek gedeeltelijk te zijn te gronde gericht. Want al deze ziekten van het zenuwstelsel zijn als het ware de oplossing van het levens-vraagstuk. Nooit in geen tijdvak, was de levensstrijd zóó vurig, zóó hardnekkig. De mensch nijgt iederen dag meer om het nietige raderwerk van de machine te worden, die werkende zonder ophouden of rust, de zwakken verplettert en eindigt met de sterken neer te vollen. Arme menschheid, die zich vrij gelooft en die nooit harder slavernij onderging! Wanneer eindelyk uitgeput, niet meer kunnende, zij snakt naar rust, roept ue stem van de noodzakelijkheid, als den wandelenden jood, haar toe: loop nog, loop altijd door! Hoe zich te verwonderen, onder deze om standigheden, dat lichaam en geest, bovenmate ingespannen, eindigen met ziek te zijn, de een en de ander en de een door den ander. Uit dezen socialen toestand is de bovengenoemde ziekte ontstaan, welke het karakteristieke onzer eeuw dreigt te worden, en zij die er door getrof fen zijn, trekken meer in het bizonder voordeel van een koudwaterkuur in het Etablissement van Champel, omdat de temperatuur van het water ongekend laag, nl. 8 graden is. Het water vaa de Arve" dat 's morgens in het Etablissement gebruikt wordt, komt des nachts van de glaciers van den Mont-Blanc. Voeg daarbij, dat de sedert 12 jaar aan het Etablissement verbonden doctor, door zijne werken over hydrothéiapie eene wel verdiende reputatie geniet en ge zult u niet ver wonderen, dat deze plek door onze landgenooten sehijnt te worden uitverkoren. Terwijl ik in het vorig jaar slechts vier landgenooten aantrof waren er thans (en het saizocn is nauwelijks aangevan gen) reeds tien. Om de aangename herinnering, die ik behouden heb van mijn vrij lang verblijf in het vorig jaar te Champel kon ik niet nalaten te trachten de aandacht te vestigen op dit heerlijk oord. En waarom bewaar ik zulk eene aan dankbaarheid grenzende herinnering? Wel, eerstens omdat ik er beter werd en een weinig ook uit erkentelijk heid tegenover twee allervriendelijkste landgenoo ten, die, toen ik en afgemat naar lichaam en geest aankwam, mij, met de meeste voorkomenheid, te gemoet kwamen en door hun beschaafde en geestige gesprekken, zooveel er toe bijdroegen om mij moreel op te frisschen. Ofschoon het zoo lang geleden is nimmer zag ik ze weer herinner ik ze mij nog zeer goed, die nc, zoo eenvoudig en toch zoo waar dig, een aristocrate in den volstcn zin, wier glim lach, voor een kleinen bewezen dienst, iederén de grootste belooning toescheen. En die andere, hare getrouwe compagne, wier kleed niet alleen, maar wier woorden en daden het u overtuigend bewezen, dat zij met geheel haar hart de edele roeping vervulde die zij zich koos! Hoezeer het aantal landgenooten, dat ik dit jaar trof, zooveel grooter was en allen, zonder onderscheid, de meest aangename en sympathieke menschen waren, toch scheen het mij een gemis toe, de afwezigheid van die beide. Zoo kwam het ook mijn Engelschen vriend voor, die, evenals ik, dit jaar een. kort bezoek aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl