Historisch Archief 1877-1940
No. 626
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
^. de diensttijd der dienstplichtigen zal korter
kinnen worden.
3. de bezwaren tegen persoonlijken dienstplicht
zullen voor een groot gedeelte worden op
geheven.
4. de vorming van reserve-kader zal er door
vergemakkelijkt worden, en
5. de uitgaven voor oefening der dienstplichtigen
zullen verminderen.
Bovengenoemd werkje bevelen wij ieder ter
?lezing aan; het is met geestdrift voor de goede
zaak het verheffen van het vaderland ge
schreven en bevat vele schoone waarheden.
Aangezien dit bestek niet gedoogt de grondsla
gen voor de wettelijke regeling van den dienst
plicht hier allen weer te geven, en dienaangaande
naar het verslag zelf verwezen moet worden, zoo
zullen wij ons slechts tot enkele punten bepalen.
Onder 3 wordt, volgens art. 181 der Grondwet
?bepaald het benoodigde aantal dienstplichtigen
?voor volledige oefening, en tevens voorgesteld om
.achtereenvolgens tot verkorte oefening in
aanmerng te brengen:
a. De oudste zoon eener weduwe.
b. Studenten en kunstenaars met
luitengeivonen aanleg.
Verder geschiedt de aanwijzing der dienstplich
tigen voor verkorte oefening door het lot.
Als beweegreden voor punt a wordt door de
?commissie in de toelichting (blz. 30 de 3e alinea
v. o.) gezegd:
Het is ons wenschelijk voorgekomen, de aan
wijzing van hen, die ter verkorte oefening worden
ingelijfd, niet uitsluitend aan het lot over te laten,
maar in de eerste plaats daarvoor in aanmerking
te brengen de oudste zoons van weduwen, omdat
vermoedelijk onder hen een vrij aanzienlijk aantal
kostwinners zal worden aangetroffen." (Wij cur
siveerden).
Aangezien wij evenwel met het lid der com
missie prof C. B. Spruyt van meening zijn, dat
alle kostwinners vrijgesteld moeten worden (waar
over later) zoo zou bovengenoemde bevoorrechting
van den oudsten zoon eener weduwe kunnen ver
vallen, te meer daar hiervoor geen andere bil
lijke grond wordt aangegeven.
Volgens de toelichting van punt b (bldz. 30
de 2de alinea v. o.) had de Commissie ook gaarne
hen, die op het gebied der toonkunst buitenge
wone gaven aan den dag leggen, daaronder wil
len begrijpen; maar zegt zij het is ons niet
mogen gelukken op dit gebied een doeltreffend
«riterium voor de aanwijzing dier pers: nen te
vinden." Ons dunkt, dat eene Commissie van be
gaafde toonkunstenaars die moeielijkheid waar
schijnlijk wel zou kunnen oplossen, en dat daar
om eene poging in die richting zoo zij nog
niet gedaan is zeer gewenscht zou zijn.
Onder 4, waarin wordt bepaald, dat de dienst
plicht persoonlijk moet vervuld worden en de duur
daarvan wordt vastgesteld, komt de zinsnede voor
met dien verstande, dat de geheele diensttijd niet
later eindigt dan den l sten Februari van het jaar,
waarin de dienstplichtigen hun 40ste jaar vol
brengen."
In verband met het slot der Ie alinea blz. 36
van de toelichting op 9 (blz. 55) blijkt ons,
dat ook voor hen aan wie volgens deze paragraaf
uitstel van werkelijken dienst is verleend (hetgeen
hoogstens voor 3 jaren kan geschieden) die dienst
plicht met het 40ste jaar eindigt. Het komt ons
billijk voor dat even als zij, die volgens 9 met
de vervulling van hun dienstplicht l of 2 jaren
vóór hun 20ste jaar beginnende, hetzelfde aantal
jaren vóór hun 40ste jaar aan de bij de wet be
paalde verplichtingen hebben voldaan, ook boven
genoemde categorie zoo veel jaren na hun 40ste
jaar dienstplichtig moest blijven. Nu gaat met
uitstel van vervulling van dienstplicht nog het
voordeel van verkorting van totalen diensttijd
gepaard.
10 behandelt een bijzonder belangrijk ge
deelte, namelijk de vrijstellingen van den dienst
in tijd van vrede; alwaar onder punt l gezegd
wordt:
vrijgesteld wordt hij die kleiner is dan 1,6 M.
Kan het benoodigde contingent voor de volledige
en voor de verkorte oefening niet icorden verkregen,
dan kunnen ook dienstplichtigen niet kleiner dan
1.57 M. worden in dienst gesteld."
In de tegenwoordige militiewet van 1861 was
de minimumlengte (zie art. 47 punt 1) gesteld op
1,55 M. Een verschil van 5 cM. in lengte vinden
wij zeer belangrijk en zouden het doelmatiger
achten, dat de minimumlengte algemeen op 1.57 M.
werd gesteld; aangezien de commissie de dienst
plichtigen van die lengte toch gewoon wil doen
dienen, als het benoodigde contingent anders niet
verkregen kan worden. Naar onze meening bevat
het voorstel der commissie eene ongewenschte
bevoorrechting van hen die eene lengte van 1,57
tot 1,599 M. bezitten.
Te minder bezwaar zou wijziging in den door
ons bedoelden zin opleveren, omdat onder punt 2
de zeer juiste bepaling wordt gemaakt, dat ook
hu vrijgesteld wordt wiens borstkas in verhou
ding tot zijne lengte niet voldoende ontwikkeld is."
Het spreekt van zelf, dat zoo al niet in de
wet zelve dan toch in het keuringsreglement
de minimumgrenzen dezer ontwikkeling bij de
verschillende lengten, door deskundigen vastge
steld, moeten worden aangegeven.
Onder punt 4 wordt vrijgesteld: hij dieeenige
wettige zoon is, onverschillig of de ouders in leven
of overleden z-ijn." Deze bepaling, welke gelijk
luidend is met die der tegenwoordig nog van
kracht zijnde militiewet van 1861, wordt door de
commissie niet nader toegelicht, doch houdt ver
band met hetgeen door haar onder het hoofd
Aanwijzing der te oefenen dienstplichtigen" (zie
verslag blz. 20 v. b.) wordt gezegd.
Professor C. B Spruijt, lid der Commissie, ver
klaart zich in een afzonderlijk onder
dagteekening van 2 Februari uitgebracht advies tegen deze
vrijstelling. Als hoofdreden geeft schrijf er daar
voor op, dat hij wel even als de overige leden
van gevoelen is, dat hij bij het beoordeelen van
den last door den dienstplicht op de natie ge
legd vooral behoort gelet te worden op den druk,
dien do gezinnen daarvan zullen ondervinden,
maar dat naar zijne meening en wij deelen
deze geheel die druk juist voor gezinnen met
een zoon, die geen kostwinner is in den regel
minder zal zijn dan voor gezinnen met meer
zoons.
(Omtrent dit belangrijk onderwerp vermeenen
wij bovendien te mogen verwijzen naar het op
stel Iets over vrijstelling van militairen dienst
plicht, voorkomende in No. 604 20 Januari
1889 van dit blad.
Waarschijnlijk, zegt verder de heer Spruijt, is
de omstandigheid, dat de beantwoording der
vraag, of een bepaald persoon al dan niet
kostivinner is, voor de burgemeesters te bezwaarlijk
bleek, oorzaak geweest, dat zoowel in de tegen
woordige militiewet als in de voorgestelde Grond
slagen enz., de vrijstelling van den eenigen wet
tigen zoon behouden bleef.
Intusschen acht schrijver dit en onzes in
ziens terecht niet billijk en stelt hij dienaan
gaande het volgende voor: (zie verslag blz. 150 v. b.)
vrijstelling wordt verleend aan dengene die door
zijn handenarbeid den kost wint";
a. van zijne oudera of bij overlijden van een
daarvan van zijn vader of moeder;
b. als beide ouders overleden zijn van zijne
grootouders of van een daarvan;
c. van een of meer broeders oi zusters, als het
gezin ouderloos is.
De beoordeeling der vraag of iemand terecht
meent tot deze categorie te behooren, zou kunnen
worden opgedragen aan colleges van 'zegs- (of
scheids)''lieden voor djn militairen dienstplicht"
enz. enz.
Dit voorstel, zoo noodig nog aangevuld of ge
wijzigd, juichen wij zeer toe en achten het met
den geëerden schrijver wenschelijk, dat dusdanige
bepalingen in de plaats van vrijstelling van den
eenigen wettigen zoon worden ingevoerd, en dat
doeltreffende maatregelen, waarin door de
ondervinding geleid zoo noodig veranderingen
gebracht, genomen worden, waardoor men bedrog
en ontduiking geheel of althans zooveel mogelijk
voorkomt.
Trouwens, dat de meerderheid der commissie
de billijkheid van vrijstelling van een kostwinner
van het gezin toch min of meer erkent en alleen
door de moeielijkheid eener rechtvaardige toepas
sing wordt teruggehouden bepalingen in dien geest
voor te stellen, kan blijken uit het verslag zelf;
zie de 1ste en 2de alinea v. b. bldz. 20, het slot
der 3de alina v. o. bldz. 30 (hierboven reeds ver
meld in verband met punt a van 3) en de pun
ten b en c van 13 (bldz. 57) handelende over
de jaarlijksche ontheffing van den werkelijken
dienst.
Punt 5 behandelt vrijstelling wegens broeder
dienst en zegt onder anderen de vrijstelling wordt
sóó verleend, dat van een even getal wettige broe
ders of halve broeders de helft en van een on
even de grootere helft uit dien hoofde wordt
vrijgesteld. Aan eiken dienstplichtige icordt de
kans op vrijlating gegeven, die hem in verband
?met het aantal zijner broeders toekomt" enz. In
de toelichting op blz. 37 sub 5 komt ook het
volgende voor: De tegenwoordige regeling van de
vrijstelling wegens broederdienst is van onbil
lijkheid niet vrij te pleiten. Immers de oudste
zoon van een gezin is per se dienstplichtig, in
dien hij geene bijzondere reden tot vrijstelling
heeft en niet vrijloot.... Naar onze meening
moet.... aan elk hunner gelijke kans op vrij
stelling worden gegeven."
Omtrent dit gevoelen der commissie valt ia
verband met de laatste zinsnede van bovenge
noemde bepaling voor en tegen te zeggen. Nemen
wij eenvoudigheidshalve alleen maar het op blz.
37 sub 5 gestelde eerste geval van twee zoons
A en B. A loot met de halve kans; loot hij
vrig, dan is B dienstplichtig; loot hij niet vrij,
dan is B vry."
Stel nu eens dat B eenigen tijd na de loting
van A sterft, wat dan ? Ons dunkt, de vroegere
wetgever had nog zulk een ongelijk niet om den
oudsten zoon, die het eerst aan de beurt kwam
en beschikbaar was per se dienstplichtig te ver
klaren ; waarbij men niet vergeten moet, dat deze
ook de kans van vrijloting, alhoewel volgens een
ander beginsel, had.
Het kan natuurlijk niet in onze bedoeling lig
gen in dit blad omtrent punt 5 verder uit te wei
den. Wij wilden alleen de aandacht vestigen op
de omstandigheid, da' bij het ontwerpen der wet
zelve in verschillende gevallen, die zich kunnen
voordoen, moet worden voorzien en tevens, dat
er onder anderen ook bepalingen dienen te worden
gemaakt, dat, gedurende een zekeren tijd na dat
een dienstplichtige is vrijgesteld, worde nagegaan
of de redenen der vrijstelling nog bestaan en zoo
niet, in welke gevallen de vroeger vrijgestelde
dan nog ter oefening wordt ingelijfd
Waarom de commissie van meening is, dat door
vrijwilligen dienst van broeders of halve broeders
geen vrijstelling wegens broederdienst moet wor
den verleend, is ons niet duidelijk en wordt ook
niet nader toegelicht.
In het algemeen kunnen w\j met de vrijstelling
wegens broederdienst en nog wel van de grootere
(in plaats van de kleinere) helft van het getal
broeders, als dit oneven is, niet geheel instem
men. Omtrent dit punt verwijzen wij ook naar
blz. 141 en 142 van het verslag, bevattende af
zonderlijke beschouwingen van drie leden der
commissie, waarbij deze tot de gevolgtrekking
komen dat in het stelsel der commissie met een
zoo langdurigon diensttijd, alleen vrijstellingen of
ontheffingen van den militairen dienst (mogen)
worden verleend in het belang van het gods
dienstig of maatschappelijk leven des volks," enz.
De verdere paragrafen der grondslagen bevat
ten bepalingen omtrent uitstel (§11) uitsluiting
(§12) en ontheffing (§13) van den werkelijken
dienst, maatregelen van uitvoering (§14?26)
bijzondere diensten van ingelijfden en niet
ingelijfden (§27) en vrijzvilligerkoijisen (§28).
Van de bij het verslag gevoegde uitgewerkte
en toegelichte ontwerp-organisaüe van het leger
heeft de commissie ook de financieele gevolgen
berekend en worden door haar bij een getal van
ruim 15,000 jaarlijks beschikbare dienstplichtigen
de meerdere uitgaven op 600.000 a 700,000 gul
den per jaar geschat.
(Wofdt vervolgd).
CHAMPEL-LES-BAINS.
Hebt ge ze niet wel eens ontmoet, lezer,
wanneer ge zoo gelukkig waart in een door
natuurschoon bevoorrecht land te vertoeven die
toeristen voor wie hun Baodeker alles is? Van
die secure menschen, die er zich niet aan wagen
iets schoon te vinden, voordat ze in Baedeker
hebben nagekeken of het wel waar is? En hebt
ge ze niet wel eens beklaagd, die afhankelijken,
die voor niets anders gevoel schijnen te hebben
dan voor de officieelo schoonheid, aangegeven op
de zooveelste bladzijde van hun lijvigen reisgids?
Benijd hebt ge ze zeker niet, als ge ze zaagt,
elk uur van den dag met dien foliant gewapend
en, de hemel weet, misschien 's nachts er mede
slapend ondor hun kussen!
Ontmoet hebt gij ze zeker en even zeker niet
benijd, hebt ge wel? Nu, ik ook niet en ,wij zijn
het geheel eens, omdat wij, niet waar, zoo dik
wijls heerlijke plekjes, verheö'end schoone gezichts
punten gevonden hebben, die. of gehoel niet, óf
slechts ter loops door die nuffige, maar zeker
niet onfeilbare papieren gidsen werden aange
wezen.
Hadden we dan zoo iets niet-officieel schoons
ontdekt, dadelijk was er, wel is waar, niet veel
eer mede te behalen, omdat sommigen ??in hun
reisgids te vergeefs zoekend de belangrijkheid
onzer ontdekking betwistten. Maar dat hinderde
ons immers nooit. Vooreerst hadden we er voor
ons zelf genot van gehad en enkelen gingen er
dan toch wel eens heen en kwamen met ons in
n schuitje, erkennende, dat niets gaat boven
eigen aanschouwing en onderzoek.
Laat ik, nu wij zoo volkomen van hetzelfde
oordeel en dezelfde ervaring zijn, u eens iets
medodeelen van een u misschien onbekende bad
plaats, waaraan ge zult dit aanstonds begrij
pen voor mij aangename herinneringen ver
bonden zijn, en die ik, dit jaar en pélérinage"
bezoekende, terugvind in toenemende reputatie,
eerlijk verworven, zonder ofticieele aanprijzing,
zonder grootsche reclame, zonder grootsprekende
publiciteit. Mij verwondert dit in het minst niet,
lste Jaargang.
Schaakspel.
23 Juni 1889.
PROBLEEM No. 15
van den heer Bristow uit Deson, bekroond met
den eersten prijf.
ZWART
abcde fgh
WIT
Wit geeft in 2 zetten mat.
Partij gespeeld op het tournooi van den
Nedcrlandschen schaakbond te Rotterdam in 1883
tusschen de Hoeren:
R. J. LOMAN. L. BEXIMA.
Wit. Spaansche partij. Zwart.
l e2 e4 e7 e5
2 gl 13 b8 c6
3 i'l b5 g8 f G
4 o o 10 X e4
5 d2 d4 c4 dl! a.
b5 X c6 (17 X c(> *>.
7 d4 X e5 dB e4
8 dl e2! e4 c5
9 b l - c3 c5 06
10 cl e3 f8 b4
11 al dl d8 e7
12 c3 e4 ! h7 h6 c.
13 e4 g3 c6 g5
14 f3 - c!4 c8 d7
15 f2 f4 g5 h7
16 d4 f5 e7 f8 d.
17 e2 c4 o o o
18 e3 X a7 g7 g(i c.
19 f5 _ dB t f. b4 düg.
20 e5 X do d7 e6 '/(.
21 c4 a4 d8 X d6 i.
22 a7 c5 f 8 d8
23 c5
24 a4
25 a8
26 f 4
27 g3
28 f 5
29 1)2
:so ga
31 f l
32 cl
33 c'2
34 a2
35 a4
36 b3
37 dl
38 gl
39 f l
40 b4
41 c4
42 al
43 e2
44 1)5
45 d4
46 b5
47 c3
48 a5
49 c7
X d(» j.
a8 f
X d8 f
f5
X t»
d4
- b3
- g'*
Z- ol
- c? f
c4
a4 m.
- a5 f
b4
al o.
- fl
e2
b5
X b5
f
f
e3
b6
b5
c7!
d4
a6
X a6 t
c7 X d6
c8 X c7
h8 X dS
g6 X f5
1)6 h5 k.
eG d5
d8 g8
h7 - go
f7 i'5
c7 b6
do e4
1)5 h4
b6 a6 n.
h4 X g'!i
g5 1)3 f
g3 _ g2 f
g2 gl D.
c6 X b5 l
a6 a7
h3 X gl t
a7 b8
gl - h3
e4 c6
f5 f4 f
f4 f3
b7 X a6
b8 - c8
want ik weet geen heerlijker plek, als herstellings
oord, dan het lieflijke, rustige Champel, met zyn.
goddelijk schoone omgeving, zijn bruischeade ri
vier de Arve", zijn heuvelen, bosschen, n en
al Zwitsersche panorama's.
Kent ge Montreux, Vevey, Divonne, Evian, alle
aan het Lac Léman (meer van Genève) gelegen
badplaatsen, waar zoovelen herstel komen zoeken,
die, door overspannen arbeid van lichaam of geest
zich de ziekte op den hals haalden die, vóór 30
jaren nog zoo goed als onbekend, in onzen tjjd.
van verwoeden, onafgebroken strijd om het be
staan op onrustbarende wijze tooneemt, n.l. de
zeuuw-uitputting, door de wetenschap Neurasténie
genoemd 'i
Van die ziekte, die in Amerika het eerst en
het meest voorkwam, hebt ge zeker gehoord en
de genoemde badplaatsen zult ge met groote let
ters in de reidsgidsen vermeld vinden, die u aan
kondigen dat er zijn: hotels, magnifique salons,.
salles de lecture et de billard, etc., bains de
toute nature et tablissement hydrothérapique.
Alleen dit laatste woord, dat zooveel beteekent
als koudwater-geneesinrichtiug, heeft dunkt m\j,
belang. Wie naar zulk een badplaats gaat, zal
dit doen in den regel althans om andere
lucht in te ademen en door eene, aan zijn toe
stand geëigende, leef- en geneeswijze irissche
krachten voor den levenstijd op te doen. Billard
en andere spelen, prachtige lees- en conversatie
zalen, zyn ia elke fatsoenlijke provincie-stad van.
ons land wel te vinden. Daarvoor gaat men geen
reis maken. Maar nu is juist het voortreffelijke
van Champel, dat men van al wat naar vermaak
zweemt volop kan genieten zonder er den last vaa
te hebben. En waarom? Omdat het, gelegen in
het verrukkelijkste dal, vlak aan de rivier de
Arve" op 20 minuten afstand van de lieve vriende
lijke stad Genève ligt on al die overige eene meer
olticieele reputatie genietende, badplaatsen aan
het Meer van Genève op verren afstand van eenige
stad van beteekenis verwijderd zyn.
In mijne schatting en die wordt gedeeld door
menig bekend geneeskundige van ons land
behoort Champel te worden gerekend tot een der
eerste Koudwater-Geneesinrichtingen van Europa.
En inderdaad, het zou moeielijk zijn zoo volkomen
de voordeelen en de vereischte hoedanigheden
vereenigd te vinden als in dit tablissement het
geval is. De baden, bewonderenswaardig inge
richt in eene bekoorlijke omgeving; frissche, ver
sterkende lucht, schaduwrijke bosschen en wande
lingen op Hotel-Pension Beau-Séjour, gelegen
op den top van den heuvel, aan welks voet
het had-etablissement ligt. Het panorama te
beschrijven, dat men geniet op het terras of de
wandelingen van het hotel Beau-Séjour is onmoge
lijk. De rivier de Arve, met zijn rutsige oevers,
het Jura-gebergte, de bergen van Savoie het
onuitsprekelijk schoone dal dit alles ziet ge
als vlak voor u, terwyl ge, den toren van Champel
beklimmende, een heerlijk uitzicht hebt op het
blauwe meer van Genève. Die geheele omgeving,
de inrichting van alles werkt mede om hen, die
te vergeefs elders hun gezondheid terug trachtten
te vinden, hier de gezegende plek aan te wijzen,
waar zij nieuwe krachten kunnen opdoen na in
den, heden ten dage, meedoogenloos gevoerden
strijd om het bestaan, physiek gedeeltelijk te zijn
te gronde gericht. Want al deze ziekten van het
zenuwstelsel zijn als het ware de oplossing van
het levens-vraagstuk. Nooit in geen tijdvak, was
de levensstrijd zóó vurig, zóó hardnekkig. De
mensch nijgt iederen dag meer om het nietige
raderwerk van de machine te worden, die werkende
zonder ophouden of rust, de zwakken verplettert
en eindigt met de sterken neer te vollen. Arme
menschheid, die zich vrij gelooft en die nooit
harder slavernij onderging! Wanneer eindelyk
uitgeput, niet meer kunnende, zij snakt naar rust,
roept ue stem van de noodzakelijkheid, als den
wandelenden jood, haar toe: loop nog, loop altijd
door! Hoe zich te verwonderen, onder deze om
standigheden, dat lichaam en geest, bovenmate
ingespannen, eindigen met ziek te zijn, de een en
de ander en de een door den ander.
Uit dezen socialen toestand is de bovengenoemde
ziekte ontstaan, welke het karakteristieke onzer
eeuw dreigt te worden, en zij die er door getrof
fen zijn, trekken meer in het bizonder voordeel
van een koudwaterkuur in het Etablissement van
Champel, omdat de temperatuur van het water
ongekend laag, nl. 8 graden is. Het water vaa
de Arve" dat 's morgens in het Etablissement
gebruikt wordt, komt des nachts van de glaciers
van den Mont-Blanc. Voeg daarbij, dat de sedert
12 jaar aan het Etablissement verbonden doctor,
door zijne werken over hydrothéiapie eene wel
verdiende reputatie geniet en ge zult u niet ver
wonderen, dat deze plek door onze landgenooten
sehijnt te worden uitverkoren. Terwijl ik in het
vorig jaar slechts vier landgenooten aantrof waren
er thans (en het saizocn is nauwelijks aangevan
gen) reeds tien.
Om de aangename herinnering, die ik behouden
heb van mijn vrij lang verblijf in het vorig jaar
te Champel kon ik niet nalaten te trachten de
aandacht te vestigen op dit heerlijk oord. En
waarom bewaar ik zulk eene aan dankbaarheid
grenzende herinnering? Wel, eerstens omdat ik
er beter werd en een weinig ook uit erkentelijk
heid tegenover twee allervriendelijkste landgenoo
ten, die, toen ik en afgemat naar lichaam en geest
aankwam, mij, met de meeste voorkomenheid, te
gemoet kwamen en door hun beschaafde en geestige
gesprekken, zooveel er toe bijdroegen om mij moreel
op te frisschen.
Ofschoon het zoo lang geleden is nimmer
zag ik ze weer herinner ik ze mij nog zeer
goed, die nc, zoo eenvoudig en toch zoo waar
dig, een aristocrate in den volstcn zin, wier glim
lach, voor een kleinen bewezen dienst, iederén
de grootste belooning toescheen. En die andere,
hare getrouwe compagne, wier kleed niet alleen,
maar wier woorden en daden het u overtuigend
bewezen, dat zij met geheel haar hart de edele
roeping vervulde die zij zich koos!
Hoezeer het aantal landgenooten, dat ik dit
jaar trof, zooveel grooter was en allen, zonder
onderscheid, de meest aangename en sympathieke
menschen waren, toch scheen het mij een gemis
toe, de afwezigheid van die beide.
Zoo kwam het ook mijn Engelschen vriend voor,
die, evenals ik, dit jaar een. kort bezoek aan