De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 30 juni pagina 1

30 juni 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

TOW DÉAMSTERDAMMER A', im WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 30 Juni. Abonnement per 3 maanden ...... ?1.125, fr. p. p. ?1.27 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . O.ldi Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.2Q. Reclames per regel n 0.40. I N H O »: VAN VERRE EN VrAN NABIJ. FEUILLE TON: Op een Lentedag, door C. v. O. (Slot). UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTEREN : Het tooneel te Amsterdam. Mu ziek in de hoofdstad, door v. d. E. De Storm. Dr. Nansen. Iets over Latijnsche citaten en woorden uit Oost en West. VARIA. MILITAIRE ZAKEN. SCHAAKSPEL. OudAmsterd. Verscheidenheden. De aalmarkt, door Is. van Rennes. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. De heer Von Bismarck is een veelzijdig man. Bij al zijne beslommeringen, bij al zijn strijd met binnenlandsche en buifenlandsche vijan den, heeft hij nog den tijd gevonden om eene gastrol te vervullen en tegenover de Zwitsersche republiek als een nieuwe Gessler op te treden. Hij eischt voor zijn Duitsche politiespionnen op Zwitserschen bodem eene hulde, als indertijd Gessler van de mannen van Uri vroeg voor den hoed, die als symbool van het willekeurig gezag, aan een staak bevestigd, op de markt te Altorf was opgesteld. Zooals men zich herinnert, lag de eerste aanleiding tot dit conflict in het optreden van den Duitschen politiecommissaris Wohlgemuth, die een Zwitsersch kleermaker bezoldigde om als agent provocateur op te treden, en dezen schreef: »Wühlen Sie nur bray darauf los." Deze _ voorbeeldige ambtenaar is door de au toriteiten van het kanton Aarau aangehou den en, na eenige dagen in de gevangenis te hebben doorgebracht, over de grenzen gezet. De Duitsche regeering eischte voldoening en dreigde met represailles, maar de Bondsraad antwoordde kalm, dat Zwitserland slechts zijn goed recht had uitgeoefend. Wellicht is het den heer Von Bismarck gebleken, dat hij in deze quaestie juist geen bijzonder gunstig figuur maakte; zeker is het, dat hij plotseling de quaestie op een ander terrein heeft overgebracht. Hij keert zich thans recht streeks tegen het recht van asiel. Een neutralen staat, zoo redeneert hij, past het niet, een veilige schuilplaats te verleenen aan personen, die voor de rust en de veiligheid van naburige rijken gevaarlijk zijn of geacht worden. Daarom mag Zwitserland slechts aan zulke Duitsche onderdanen het verblijf op zijn grondgebied toestaan, wier papieren, vol gens Duitsche opvatting, geheel in orde zijn, en die dus, door de ppfitie van den heer Von Bismarck als deugdelijk en betrouwbaar geFeuilleton. Op een Lentedag. (Slot). »Zoudt ge schooljuffrouw of dame van ge zelschap willen worden, nichtje ?" viel hij ver wonderd en ietwat spottend in. »Spot niet, oom!" vervolgde zij ernstig. »Ge weet, dat we heden omtrent mijne toe komst zouden beslissen. U zegt met recht, dat ik niet altijd bij de familie kan blijven, waar ik tot dusverre een betrekkelijk geluk kig tehuis vond ik verlang dit trouwens, indien ik 't ronduit mag bekennen, zelf ook niet. Om mij weer ergens anders te nestelen en hetzelfde nuttek>oze leven aan te vangen wil en kan ik niet... Ik wil van uwe goed heid hoe kiesch ook geen misbruik maken... en onafhankelijk te zijn is de eenige illusie, die ik mij nu nog schep." Zij haalde diep adem, als van een beklemmenden last bevrijd, en vervolgde met vas te stem: »Men zeide mij wel eens, dat ik veel aan leg had voor schilderen, oom; vergun mij, mij daaraan te wijden." Zij hadden onder 't praten onwillekeurig al langzamer en langzamer geloopen, en nu bleef zij staan en keek hem met schitterende, bezielde oogen vast in 't gelaat Ook hij bleef staan en beschouwde haar met langen, ernstigen, weemoedigen blik. »Uw illusie onafhankelijk te zijn? Gij, die juist zooveel steun en hulp en liefde noodig hebt! Kind, ge weet niet wat ge zegt! Ge zoudt breken onder den ruwen, cynischen adem van 't leven in die wereld, waarin men werkt voor zijn brood of voor zijn kunst. Ge weet dat alles niet. Ge oordeelt met uwe jonge geestdrift en onzelfzuchtig edel moedig hart... Het zou mij smarten, Theo, keurd en gestempeld, met een dignus^ est intrare voor de Zwitsersche republiek zijn voor zien. Maar het zou kunnen gebeuren, dat toch nog personen van verdacht allooi de waakzaamheid der goede Zwitsers verschalk ten. En daarom eischt de heer Von Bismarck voor zijne geheime politie het recht om met de Zwitsersche »mede te werken", dat wil zeggen, om in Zwitserland alles te doen wat haar goeddunkt. Niettegenstaande Oostenrijk 'en Rusland zich bij de dreigementen van den heer Von Bismarck hebben aangesloten, heeft de Zwit sersche Bondsraad, krachtig gesteund door den nationaalraad en den stendenraad, op de meest besliste wijze zijn standpunt gehand haafd. De raad erkent, dat de neutraliteit van Zwitserland (die in het traktaat van 1815 door Pruisen, Oostenrijk, Rusland, Frankrijk en Engeland is gewaarborgd) niet slechts rechten geeft, maar ook verplichtingen oplegt. Maar in geen geval kan die neutraliteit af breuk doen aan Zwitserland's souvereiniteit, zoo lang het niet het recht geldt om oorlog te verklaren of vrede te sluiten. Het trak taat van Parijs heeft Zwitserland niet al leen zijne neutraliteit gewaarborgd, maar ook zijne onafhankelijkheid verzekerd tegen elke vreemde inmenging. Het is een droevig bewijs, hoezeer in onze dagen het recht van den sterkste geldt, dat van de vijf garandeerende mogendheden drie deze onafhanke lijkheid betwisten, terwijl de beide anderen de aanmatiging van den heer Von Bismarck lijdelijk aanzien, alsof zij met de zaak niets te maken hadden. Laat ons hopen, dat de krachtige en flinke houding der Zwitsersche regeering, die bij de openbare meening in geheel Europa sympathie vindt, de uitvoering der voorgenomen aanslagen tegen Zwitser land's vrijheid zal verhinderen. Bij de ontvangst van de Oostenrijksche en de Hongaarsche delegatie heeft keizer Franz Joseph eene redevoering gehouden, waarin hij den toestand van Europa »bij voortduring onzeker" noemde, en de verhouding van Oos tenrijk tot de kleine Balkanstaten besprak. In de afgeloopen week is graai Kalnoky her haaldelijk in de gelegenheid geweest om een commentaar te leveren pp de woorden van den keizer, en hij heeft zich daarbij beijverd om te waarschuwen tegen eene al te pessi mistische opvatting van den toestand. Al deze toespraken komen in twee opzichten ge heel overeen : elk van haar bevat eene waar schuwing aan Serviëen eene lofspraak op Bulgarije, eene waarschuwing dus aan het land, waar sedert den troonsafstand van koning Milan de Russische invloed oppermachtig is geworden, en eene lofspraak op het land, dat zich, volgens de Russische pers. heeft schul dig gemaakt aan snpode ondankbaarheid je gens den czar bevrijder en dat gebukt gaat u tot dien stap te zien overgaan, hoeveel eer bied ik ook gevoel voor uw fiere, krachtige levensopvatting ... Ge hebt een groot talent, het zal u slechts te meer leed en verdriet bezorgen ... Werk, kweek uwe gaven, maar maak er geen alles absorbeerend levens doel van. Neen, uw moeder zou 't mij ver wijten, indien ik haar vogeltje zoo spoedig, alleen, de wijde wereld inzond. Ge zijt eene ware vrouw, Theo, en geen kind meer. Ge hebt behoefte, uw rijk, warm leven aan iets te wijden. Ge zult liefhebben en bemind worden, en dan zal juist uw afhankelijkheid uw grootst geluk uitmaken?" Zij zwegen. Zij was op een omgevallen, met mos be groeiden boomstam gaan zitten, en teekeiide met haar parasol figuren in 't zand. Hij leunde tegen den stam van een ouden beuk en beschouwde verstrooid de in den boom gesneden letters en bijkans onleesbare woorden. Een vogel zong in de takken boven hun hoofd in korte, innige melodiën, en beiden luisterden stil. Hij trad een stap nader en vervolgde op geruimd : »Ik kan u een andere toekomst voor oogen stellen. Let wel: ge behoudt volkomen vrij heid, zelf over uw antwoord te beschikken. Ik weet iemand die u liefheeft. Die niets liever verlangt dan u tot zijn vrouwtje te maken en er mij, uw voogd, over sprak. Morgen verwacht hij met ongeduld eenig bericht of hij hoop mag hebben, of die voor altijd moet verliezen." Verrast en vragend keek ze hem aan, doch zijn gelaat bleef kalm en ernstig. Toen, als een antwoord op haar onuitge sproken vraag: »Walter van Heekercii," voegde hij er bij. Zij lachte luid en vroolijk. _ Maar als be schaamd over dien uitval zeide zij veront schuldigend en nog glimlachend : »Hij kent mij nog nauwelijks, oom !" onder duldelooze willekeur of toomelooze anarchie. De beteekenis van deze hoog-officieele uit latingen is niet gering. Want sedert eenige weken is de brandstof op het Balkan-schier eiland aan het smeulen, en hier en daar vertoont zich reeds een vlammetje. Dat het blusschen gemakkelijk zou zijn, indien het door alle Europeesche mogendheden ernstig werd gewenscht, betwijfelt niemand. Aan den ernst van deze wenschen, die door ieder wor den uitgesproken, wordt echter des te meer, en met des te meer recht, getwijfeld. De telegraaf heeft het bericht gebracht van oproerige bewegingen in het Turksche Sandjak (district) Novi Bazar, waar het tusschen de bewoners van Servischen stam en de Turksche autoriteiten reeds tot botsingen moet gekomen zijn. Voorts komen tijdingen over langdurige en herhaalde zittingen van den ministerraad op Yildiz-Kiosk en van eene gedeeltelijke mobilisatie van het Servische leger. Natuurlijk denkt Serviëer niet aan, Op eigen gelegenheid een oorlog met Turkije te voeren. Is de regeering te Belgrado inderdaad bij de ongeregeldheden in Novi-Bazar betrok ken, dan kan men zich op ernstiger zaken voorbereiden. Het district Novi-Bazar is de uiterste spits van den driehoek, door Bosni en de Herzegowina gevormd, in welke het traktaat van Berlijn, al erkent het de beide provinciën voor Turksch grondgebied, aan Oostenrijk het recht van bezetting en van beheer heeft toegestaan. Voor Novi-Bazar echter heeft Oostenrijk alleen het recht van bezetting. Die driehoek is de wig, ter wille van Oostenrijk in het Balkanschiereiland geslagen; de wig, die Montenegro verwij derd houdt van Servië. Oostenrijk kan dus op dit gebied geen zijdelingsche of rechtstreeksche inmenging van Serviëdulden, en indien Servische troepen de grenzen van dat bezettingsgebied overschreden, zou on getwijfeld een casus belli aanwezig zijn. Maar zoodra zich een Oostenrijksch soldaat in Serviëvertoonde, zou Rusland tot de be zetting van Bulgarije overgaan, en dan zou eene botsing van de beide groote mogend heden onvermijdelijk zijn. Keizer Franz Jo seph troost zich met de gedachte, dat de toe stand al meer dreigend is geweest, en dat er telkens beterschap is gekomen. Zeker moet ieder met hem wenschen, dat dit ook thans weer het geval zal zijn. Uit het Haagje. Nauwelijks is de zomer in het land, of in en om de Residentie verrijzen overal witte, groene, lichtblauwe en gele paddestoelen uit den grond; zoo groot dat onder den hoed of paraplu daar van een compleet muziekkorps voor den regen schuilen kan, van welke gelegenheid zoowel door Hij lachte ook, maar spoedig weer ernstig, hervatte hij : ><Genoeg om u lief te hebben gekregen ... Ge hebt elkaar, meen ik, eenige malen bij uwe tante ontmoet . . . Hij is een beste jongen, uitstekende familie, flink fortuin wat ver langt ge meer, Theo . . ." »Maar ik houd niet van hem, oom," viel ze driftig in de rede. «Hij is zoo stil en ver legen, en zoo verward wanneer een jong meisje met hem spreekt! Iedereen vindt hem : »zoo'n goeden jongen!" maar iedereen houdt hem ongehinderd voor den gek en hij merkt 't nooit!" »Arme Waker ! Le ridicule tue!" mompelde zijn advocaat met een bedwongen glimlach eii tegenover zulke overtuigende aanvoerin gen, gaf hij al spoedig zijn pleidooi, met een zucht van .... was 't verlichting ? ... ge wonnen. >-Dus moet ik den armen jongen morgen ongelukkig maken 'f' vroeg hij. «Wilt ge geen bedenktijd ? . . . Bedenk wél, het geldt hier eene ernstige levenskwestie, waarover ge niet zoo licht heen raoogt stappen." Zij keek hem slechts even aan, en in dien blik las hij het onherroepelijk vonnis van den verliefden Walter. »Wat is 't hier verrukkelijk!" zeide zij zachtjes \oor zich uit, getroffen door het wonderschoone samenspel van tinten en kleuren, van klanken en geuren. Een lentekreet weergalmde door 't heele boach, ook in haar hart. De vogels vlogen, druk in hunne gewichtige bezigheid van nest jes bouwen, van tak tot tak. De bijen gons den en bromden ; de bloemen in 't gras bogen en zwiepten onder't gewicht van meikevertjes, die tegen hunne slanke stengels opkropen ... Zoete'droomerige geuren van (luizend en dui zend lentebloemen vervulden de lucht. Zij voelde haar hart opengaan. Te midden dier'juichende, pas ontwaakte natuur, had zij, de pas ontwaakte rroiur in 't kiwl, wel mee kunnen jubelen en toch weenen .... burgerlijke als door militaire muzikanten zeer druk gebruik gemaakt wordt. De groeikracht van deze muzikale champignons is zoo verbazend sterk, dat men zelfs aan het schrale zeestrand, overigens zoo bitter arm aan boomen en planten, op de steenharde terrassen van »Kurhaus" en »Seinpost", werkelijk aardige soorten ervan aan treft. Het behoeft bijna niet gezegd te worden dat het grootste en fraaiste exemplaar te vinden is in den tuin van het <>Kou. Zoölogisch botanisch genootschap van acclimatatie", gelegen benoorden het Haagsche bosch, kortweg «Dierentuin" geheeten. Op het oogenblik heeft het ding nog niet zijn vollen wasdom, maar het komt ai aardig uit den grond kijken en is zelfs reeds voorloopig ingewijd. Zooals men weet moet het als hok dienen voor de merkwaardigste dieren van den heelen tuin, namelijk de grena-dieren. Gelijk sommige minder grof bezoldigde staats ambtenaren zich niet ontzien om in hunne vrije uren bij slagers, bakkers en kruideniers de boeken bij te houden, zoo bereist de beroemde kapel der grenadiers verschillende kermissen van ijdel heden om hare inkomsten te vermeerderen. De muziek der grenadiers vervult 's zomers zoo wat dezelfde rol, die 's winters de kachel op zich neemt, namelijk van jong en oud om zich te vereenigen en met hare verwarmende stralen te koesteren. Naarmate de Turksche trom harder bestookt wordt, stijgt de vroolijkheidstemperatuur en neemt het gesnap der rondom verzamelde menigte toe. Men krijgt dan ook weinig nieuws te hooren. Het zijn geregeld de oudemarschen, polka's, walsen, symphonieën verhuisd uit haar poëtisch geboorteland van violen en violoncellen naar het waaigat van blaas-instrumenten en slappe grogjes van opera's met eeii schijfje bek ken gestoffeerd. Het korps grenadiers heeft te recht een goeden naam, zelfs in het buitenland, maar het is natuurlijk zijne roeping niet om onder een groote paraplu klassieke muziek te zitten fluiten, als een kauarievogel in een kooitje. Bij die gelegenheden is het korps evenmin ia zijn waar element, als juffrouw Betsi, de olifant, wanneer zij met haar tweeden ik een partijtje domino speelt op een poppentafeltje. Men moet die muziek hooren bij den marcheerenden troep, voorafgegaan door een tamboer-majoor van zes voet met dito stok, en gevolgd door honderden soldatenschoencn, die de maat trappen: »linksreks, links-reks," zeoals de sergeant-majoors het in hun kranige taal uitdrukken. Om dit schouwspel goed te genieten, moet men zich begeven naar de oude, duffe Kazerne-straat, bestaande uit eene aaneenschakeling van stal deuren, nu en dan afgewisseld door poetsgoed-, drank- en barbierswinkeltjes. De passage be staat gewoonlijk uit oppassers van officieren, straatjongens, honden en rijtuigen die schoon gemaakt worden. Naar de scherpe en onregel matige steenen te oordeelen, zal de bestrating zoowat dagteekenen uit den tijd van Claudius Civilis. Het hek, dat het ruim kazerneplein om»Is dit alles van u?" vroeg zij, met de oude kinderlijke bewondering tot hem opziende. »Van mij volgens eigendomsrecht, ja van iedereen volgens het recht der oogen ... Zien is bezitten . . . vooral natuur behoort aan wie haar maar weet te aanschouwen " »Ik zou hier wel altijd willen blijven zitten luisteren en droomen," peinsde ze als in zichzelf. »Het is hier zooveel heerlijker in de vrije natuur dan onder de mensehen." »O droomende, idealiseerende meisjes!" lachte hij. »En dat sprak van werken voor onafhankelijkheid in de groote, wijde we reld! . . ." Toen, als trof hem een denkbeeld, dat hem een lichte blos op de gebruinde wangen riep, zóó verraste het hem, keek hij haar aan, en zeide: »Zoudt ge voor altijd hier willen blijven?" Verwonderd wendde zij't hoofd om, en, niet begrijpende wat hij bedoelde, antwoordde zij niet. Hij herstelde zich en sprak schertsend: »Bij zoo'n ouden oom alleen, zou natuurlijk niet zeer aanlokkelijk zijn en ook niet gaan, maar ik, verstokt cclibatair, ben voor bekeering vatbaar. W at indien w e samen naar een vrouwtje voor mij omzasen? Waarin gij dan een lieve vriendin z< udt vinden, en waardoor u een vriendelijk tehuis bereid werd Nu, is dat niet eui goed denk beeld ?" Zij keek hem eerst met groote verbaasde oogen aan. Toen lachtte zij. In hare eigen ooren klonk die lach gedwongen, doch voor hem luidde zij natuurlijk, onbevangen en vroolijk. Het kwetste hem een weinig; hij wist zelf niet waarom. »Ja, ja, oom!" riep zij, opspringend, »u heeft voor mij uitgekeken, nu zal ik dat voor u doen! Ik weet al iemand Raad eens wie ?" Hij haalde vragend de schouders pp. »Nïcht Louise! Zij is wel niet mooi ook

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl