De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 30 juni pagina 2

30 juni 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.627 geeft, is volkomen gelijk aan dat van den «Die rentuin". Het eeitige' verschil is, dat er maar n m- en uitgang is en geen aparte entree voor vreemdelingen. In het verschiet verrijst het groote sociëteitsgebouw, waar de grenadiers- en jagers-familiën logeeren, lunchen, dineeren en soupeeren. Is er groote parade aan de lucht, dan staan er reeds vroegtijdig verbazend veel jongens, knechts, meiden en witbeenige feest- en Maandaghouders met den neus tegen het hek, en ontmoet men er achter eene groote, blinkende massa bajonetten, die als eene ontzaglijke, totaal beweginglooze ijsdam tusschen hek en gebouw ligt ingevroren. Behalve het joelen en scharrelen van het volk, hoort of ziet men verder niets bij zonders. Deze toestand van volkomen werke loosheid duurt zoo lang, dat men zich reeds ver beeldt, dat de soldatenstropm voor goed vastligt, om nimmermeer te ontdooien. Maar opeens weer klinkt een schrille noodkreet, onmiddellijk ge volgd door een dof gerommel en gekraak. Uit alles blijkt duidelijk, dat de ijsdam zich eindelijk loswoelt en aan het kruien gaat. De jongens en meiden stuiven reeds ak kaf voor den wind naar veren. Mannen met wagens, vrouwen met kinderen, slagersknechts met den mand op den rug, maagden met huissleutels en boodschappenmandjes, wijven met lucifers . .. alles wijkt in onreihaaste vlucht in ne richting. Tegelijk met het verschijnen van des tamboer-majoors stok, die als -een vliegwiel op de maat van een paar dozijn trommels het hek komt uitdraaien, schrikt men van een eigenaardig struikelend geluid, niet engelijk aan dat van een verkouden rhinoceros, die niest. Het is n zestiende maat-fortoforto, uit een duo voor Turksche trom en bekkens, ten teeken dat de muziek beginnen moet. De trommelslagers hebben amper den tijd om hunne stokken op te steken of daar gaat het er op los. Het heele personeel van de Fransche, nog versterkt door de Duiteche en de Hollandsche opera, met al de koren, zou in den schouw burg het »Toréador-lied" uit Carmen niet met meer kracht, kleur en aplomb kunnen weergeven, dan dit hier in de open lucht geschiedt. De maat is overweldigend vast; er zit gang in. De kale staldeuren weerkaatsen de volle, breecle tonen, de weegschalen, glazen en flesschen in de win keltjes trillen mede van sympathie. Alle ramen, zelfs de dakvensters, staan open en vertoouen ?belangstellende, vroolijke en opgewonden gezich ten. Arbeiders staken voor een oogenblik het werk om den troep te laten passeeren, en zingen zoo goed en zoo kwaad als zij kunnen mede : Tori-ador l!" Er ontstaat algemeene geestdrift. Men herkent in n woord de grenadiers van 1830, die ondanks een regen van kachels, meu belen en steenen, die uit de bovenverdiepingen op hunne hoofden nederdaalde, moedig en fier Brussels straten binnentrokken. Komt deze krijgsmuziek in een Chineesch tem peltje natuurlijk niet zóó tot haar recht, men zou wel totaal zonder gehoor en gevoel voorschoone klanken en accoorden moeten wezen, om niet te erkennen dat het altijd zeer de moeite waard is er naar te luisteren. Het ongeluk is maar dat er hier te veel noten gekraakt worden, want behalve de grenadiers, bezitten wij nog huzaren, jagers «n zelfs schutters, die tegenwoordig op vaste tijden in het eertijds zoo kalme "Voorhout, ook al de trommelvliezen aantasten. Evenals in Indiëhet geval is met de opium-kitten, komt er bij ons letterlijk geen plekje open, of er wordt een toe terstation opgericht. Men zou de telephoon ge rust hebben kunnen missen als de hoornisten van de verschillende kiosken zoo goed wilden zijn om ?van poet tot post bepaalde seinen te willen over brengen. Nog dezer dagen is het getal onzer musaek-kitten alweer met eentje vermeerderd. Een klein plekje woeste grond bij de laan Copes van Cattenburch was nog vrij. De heer Carrékwam dit op de een of andere wijze te weten, bouwde er zijn tabernakel ... en ouder gewoonte boven in de balken een warm nestje yoor zijne muzikanten. Het is waar dat deze mannen strikt genomen binnen's huis blazen en strijken, maar de muziek is het hart van het Biet erg jong, maar o, zoo zacht en goedig en toegevend." »Ze zou jeheelemaalbederven!" antwoordde hij quasi-brommeiid. »Neen, die keus onder gaat hetzelfde lot als van uw Walter. Ik zal beter zoeken. Wat denkt ge van de jonge dame die ik wel eens ten huize uwer pleegouders ontmoette. Helene Aubert heet ze immers? Een koninginnefiguur, buitengewoon talentvol, geestig, schoon, alles vereenigd om eene boeiende, beminnelijke vrouw te maken." »Hêlène '<"' antwoordde zij snel en een weinig scherper dan anders haar gewoonte was. He lene ? Maar oom l Zij is onverdragelijk trotsch en verwaand. Mooi is ze," vervolgde zij bijna treurig, »dat stern ik toe, en zeker erg knap, maar zij zag altijd met zóó'n minachting op ens jonge meisjes neer, dat we geen van allen van haar hielden. Och neen, die niet, oom!" Er trok een verraderlijke mist over de hel dere lieve oogen, en ze wendde zich snel om, en bekeek op haar beurt opmerkzaam, den rug naar hem toegekeerd, de letters, waar schijnlijk vroeger door van geluk trillende, en wellicht reeds lang verstijfde vingers i u den boom, de stomme vertrouweling, gesneden. Hij zweeg. Hij raadde nu, wat zij zelfs niet wist en wat hij zelf nauwelijks begreep. De meerlc zong weer, en beiden luisterden met ingehouden adem, en van ontroering kloppend hart. Hij raapte een paar teêre, witte anemonen op, die hij had laten vallen, naderde haar zachtjes cu stak haar de bloemen, met een bijna teedere, s tredende beweging over de zijdeachtige lokken, in 't zonnige haar. »Wat beschouwt ge daar zoo aandachtig'?'' vroeg hij, over haar schouder heenturendc. Zij wees zwijgend op eenige half'-uitgcwischte versregels. Welke dichter had hier zijne gedachten met moeite en geduld in do natuur willen vereeuwigen ? Samen ontcijferden ze met moeite en al paardenspel, en de huid van de kermistent is zoo dun, dat men het buiten vroolijk hoort kloppen en bonzen. In een gewoon mosschennest kan van den ochtend tot den avond niet meer leven en bedrijf wezen. Toch zou, wanneer men en er al toe overging om eenige der vele ursche-trominstellingen hier ter stede op te doeken, de banvloek zeker wel nooit over het paardenspelorkest uitgesproken worden, tenzij de uitvoering van het vonnis misschien opgedragen werd aan de commissie tot het uitroeien van kraaiennesteu, die er maar met de grove schaar op inhakt. Hoogst waarschijnlijk zou men eene herhaling krijgen van de aandoenlijke geschiedenis van den onbemiddelden Huibert en het arme Klaartje. Gelijk bekend is klaagden deze echtelieden er over dat zij te veel kinderen hadden ; maar toen op zekeren dag een hoogst aangeslagene in propria persona naar hem toe kwam om vast een der kleinen ter opvoeding en verzorging over te nemen en weg te voeren, riepen zij uit nen mond: »ga heen, gij krijgt ze geen van allen." Het orkest van den heer Carréis onafschei delijk van de toeren, die zijne lievelingen, zooals hij zelf zijne paarden noemt, met onbetwistbaar talent verrichten; en de Hagenaars zouden zelfs ten koste van hunne ooren het alleronderhoudendst en aangenaam gezelschap van' Mahmoud, Mentor, Blackfriars, Queen Louise en de Trakheuers niet willen missen. Mahmoud heeft met zijn trouwe, verstandige oogen de sympathie van allen stormenderhand ingepalmd. Het makke dier beweegt zich zoo ongedwongen en vrij, en gedraagt zich zoo onberispelijk net in de aller eerste kringen van het spel, dat ontelbare damesbanden hem met liefkoozingen en klontjes suiker overladen. Bij het optreden a la flèche van de vossen Nobelmann en Blücher verkeert men be paald in tweestrijd wat meer te bewonderen : de onverwachte afwisselende schoone wendingen en prachtige standen der edele beesten, dan wel de behendige en gracieuze wijze, waarop mevrouw Amalia Carré, met de zwiepende naald en ellen lange snoeren in het kleine handje, de verschil lende figuren kunstig iu het circus weet te weven en te nuanceeren, geaccompagneerd door het lief lijke, zachte gekweel en getjilp uit het zwaluwennest in den hooge. Zijn liet levende gobelins, die de kunstvaardige hand der directrice voortbrengt, de populaire August, die veel dommer doet clan hij er uitziet, schildert er in zijn genre niet min der verdienstelijk fijne Jan Steentjes tusschen in. Wellicht heeft een paardenspel juist daardoor zooveel aantrekkelijks, dat men er de grootst mogelijke tegenstellingen aantreft. Naast eea bar ernstigen professor iu de hooge rijschool, die met waardigheid in den zadel gezeten, met wilde hand men- en dresseerkuude doceert, ziet men een clown, die zich grappiger, onbezorgder en vlugger aanstelt, dan een schooljongen, die niet vacantie thuis komt. Een hoog, wit paard komt netjes gezadeld en getuigd, in de manege voor. Men denkt, dat er een deftig heer zal opstijgen, om er mede in liet Bosch of op den Scheveningschen weg te gaan geuren; maar mea vergist zich. Het paard wordt in een oogwenk tot op de huid toe uit gekleed, en de heer Leopold Prenz, in het costuum van den jockey van Epsom, vindt goed, er zoo maar van den platten grond, zonder mis sen bovenop te springen en in woeste vaart, onder voortdurend op- en afwippen, er irede in het rond te vliegen. Het gordijn vóór den stal opent zich om, gelijk het programma duidelijk zegt, de acht zwarte duivels, genaamd Trakheners, door te laten. In plaats daarvan verschijnen er maar eventjes twintig wondersclioone dames van het ballet met eendere rood-blonde pruikjes op, die zich op twee rijen plaatsen, om den directeur plechtig iu het hart van het circus binnen te leiden. De wereld moge rijk zijn aan afwisseling halen kan het niet bij de verrassingen in een paardenspel. radend en gissend het volgende: Nous cherclïions des fleurs. Nous trouvions nos coeurs. Het fijne, teère mos was onmcedoogenloos over de naïeve, doch welsprekende regels ge kropen, en ook de twee namen, die ze zoo volgaarne onderschreven, waren uitgewischt. Wat was er verder van die twee harten geworden ? Overluid had hij de hieroglyphische teek ens ontcijferd. Langzaam en met nadruk her haalde hij ze nu nog eens: »Nous trouvions nos coeurs." Toen : »Théo!" fluisterde hij zacht, niet een tril ling in de stem. Zij antwoordde niet, maar staarde nog steeds op de geheimnisvolle, naïeve regels, alsof zich daar voor haar oogen ecu raadsel openbaarde. Een vochtige glans verduisterde hoe lan ger hoe meer haar blik, en zij boog het hoofd dieper, om 't hem niet te laten zien. ^Lieveling....'' »0om!" klonk 't eindelijk nauw hoorbaar, met een droef, gebroken, trillend stemmetje. Op eens rustte haar hoofd tegen zijn borst. »Neen, geen oom meer. Mijn vrouwtje, mijn lieve, lieve Theo, kunt ge zoo'n ouden man met grijze haven ccn beetje liefhebben, kindje? Zeg,'kimt ge, Theo?" Zij hief liet kopje naar hem op, glimlachend door hare tranen heen. Toen nam zij, mei, ecu eenvoudige', liefelijke beweging zijn hoofd tusschen haat1 beide handen en drukic schuch ter en toch schalkseh haar eersten kus op 't, grijzende lokjc tusschen liet donkere haai1. De vogel zong weer luider en schetterende!' dan ooit te voren. Alles juichte van lente en ontwaken, van leven en lieven. Ook t,wee gelukkige mcnschenhartcn. C. V. O. Kunst en Letteren. IIET TOONEEL TE AMSTERDAM. Fransche-Laanschonwbnrg (Ned. Tooneel). Juliette's echtscheiding. Weduwe Durosel. Het Nederlandsch Tooneel schijnt eene bijzon dere voorliefde voor Feuillet te hebben. In nog geen jaar tijds toch bracht het niet minder dan vier zijner werken ten tooneele en wel in Juli 1888 In verzoeking", in September De schoone slaapster in het bosch", in Maart 1889 Chamillac" en thans Juliette's echtscheiding." Waarom men juist hein tot het voorwerp van zulk een bijzondere vereering heeft gekozen is ons en zeer zeker velen met ons niet al te duidelijk. Feuillet, die als romanschrijver terecht onder de eersten zijns lands wordt gerekend, heeft als tooneelsehrijver nooit meer dan een middelmatige hoogte kunnen bereiken. Nadat hij op dit gebied zijn loopbaan zeer gelukkig begonnen was met de romantische en poëtische tooneelspelen Dalila, Le roman d'un jeune liomme pauvre enz., werd ook hij vrij spoedig door do koorts van het rea lisme aangetast en waagde hij zich met Montjoie op een terrein, dat hij sinds niet meer heeft ver laten, waarop hy zich echter nooit thuis gevoeld en dan ook nimmer een buitengewoon succes be haald heeft. Op bijna al zijn stukken uit deze periode is van toepassing, wat J. J. Weiss inder tijd van zijn Roman Parisien zeide: II a pr tendu opposer dans son drame beaucoup de réa lisme outrébeaucoup do vertu romanesrjue; il n'a téni romanesgue ni ri-.aliste; il a t invraisemblcible et inexplicable'\ook op Juliette's echt scheiding, dat 25 dezer door het Ned. Tooneel voor de eerste maal werd opgevoerd en, zoo ik mij niet bedrieg, voor de eerste maal in de volste beteekenis van het woord, daar mij van een op voering van dit stuk, dat eenigen tijd geleden in de Revue des deux Mondes hoeft gestaan, te Parijs of elders niets is gebleken. Hoger d'Epinoy en zijn vrouw, Juliette, geven een partij; het diner is juist afgeloopen en de hccren komen naar buiten om een cigavette te rooken. Onder meer andere zaken komt natuur lijk ook de liefde op het tapijt. Pierre de Rhodcs, een oud vriend en aanbidder van Jdictte, spreekt er zijn verwondering over uit, dat een overigens fatsoenlijk en eerlijk rnan op het punt der liefde zich zonder vrees voor blaam zooveel kan ver oorloven, daarmee een toespeling makende op de verhouding tusschen Hoger en Clotilde, gravin de Cliagrcs, die aan iedereen, behalve aan den graaf en Juliette bekend is. De heer Sartigny, een der gasten, is het volstrekt niet met hcrn eens en vindt zoo iets juistzecrnatuurlijk,waaropPierre hem toevoegt: misschien zondt u zulk een rol hier in huis wel willen spelen." Een oogenblik lateikomt Juliette op en verzoekt de Hhodes om een kort onderhoud; zij heeft een anoniernen brief ont vangen, waarin haar de verhouding tusschen Rogcr en Clotilde wordt medegedeeld en vraagt nu Pierre, als haar eenigen oprcchtcn vriend, haar zonder omwegen do waarheid te zeggen. Deze stelt haar gernst en verzekert haar, dat de brief niets anders is, dan het lage verzinsel van een onbeschaamde, die haar lief hoeft en op deze wijze meent, gemakkelijker zijn doel te bereiken. Nauwlijks heeft Pierre haar verlaten of' Sartigny zoekt haar op en doelt haar mede, dat hij Hoger in zeer vertrouwelijk gesprek met Clotildo heeft aangetroffen. Terstond daarop komen deze, niets kwaads vermoedende, op het terras. Juliette heeft zich, op aanraden van Sartigny met hem achter eenige struiken verscholen, luistert hot gesprek af en krijgt nu de zekerheid, dat do brief maar al te zeer de waarheid sprak. Het eerste tafereel is uit; de expositie hebben wij gehad; de handeling kan beginnen. Sartigny zal natuurlijk zijn booze plannen voortzetten, Juliette zal of haar man met gelijke munt betalen of, wat nog waarschijnlijker is, door den edelen Pierre voor een val behoed worden en rein blijven. Aldus denkt de toeschouwer en moet hij denken. na dit eerste tafereel; dat hij verkeerd gedacht heeft, is juist een der groote gebreken van het stuk. In het tweede tafereel is er van Sartigny geen sprake meer, wat meer zegt, hij komt in het geheele stuk niet meer voor. Juliette heeft na afloop van het feest een ernstig onderhoud rnet haar man. Zij werpt hem zijn gedrag voor de voeten en verlangt van hem opheldering en verontschul diging. Hoger geeft haar noch het een noch liet ander; hij bekent zijn. misstap, zoekt ergeenvcrschooning voor cu belooft zijn vrouw, in alles te zullen toestemmen,wat zij van hem mocht verlangen. Als zij don wensch tot echtscheiding te kennen geeft, heeft hij daar niets tegen, mits de naam van Clotilde in het proces niet genoemd worde. Het tweede tafereel is uit. De toeschouwer is nog niets verder; na het 1ste tafereel heeft hij iets verkeerds gedacht, na het tweede kan hij niets denken. Waar wil de schrijrer heen V Wij zitten nog midden in de expositie. Eerst in het derde tafereel worden \vij allengs iets wijzer. De naam van Clotilde zal in het proces niet genoemd worden. Maar hoe dan echtscheiding te verkrijgen '.'" roept de Biiodcs, die door Juliette ontboden is, uit. Daarvoor is de enkele toestemming der cchtgenooteu niet vol doende. Als wij maar eompromiUcerendc brieven hadden.'' Laat Hoger die dan schrijven," zegt Juliette. Deze maakt eerst cenigo bezwaren doch stemt eindelijk toe. Hij schrijft ze, maar daar Pierre ze voor het doel niet voldoende oordeelt, geeft Juliette hem nog een postcriptum in de pon. Dit toonccl is buitengewoon fraai en geestig en doet ons eindelijk vermoeden, waar <ie hande ling heen moet. Juliette toch geeft, vooral door haar stil spel gedurende hot schrijven en voor lezen i-Ier brieven, maar al te zon- liet bewijs, dat zij niettegenstaande al liet gebeurde, nog veel van Hoger luuidt, doch te trotsch is om dit te bekennen. Goddank! denkt de toeschouwer, dus een verzoening. Waarom ook niet ? Jiiliotte gaat met Pierre de brieven naar haar zaakwaarnemer brengen. Hoger blijft alleen ; een oogenblik later krijgt hij bezoek van Clotilde ; hij vertelt haar alles en deelt Laar te vens mede, dat hij van plan is, voor geruimen tijd buitenslands te gaan. Thans volgen een paar zeer heftige tooneelen, die als het ware de illu stratie zijn van onderstaand couplet uit een oud hollandsch kluchtspel: De gehoornde broeders ofte vrouwelijk bedrog," van een onbekend auteur: Geen slot kan vrouwen lust bedwingen, Geen scheur zoo klein of Phaphos kind Weet lijk een aal er door te wringen ; Wie juffers waakt, wordt dul of blind." Clotilde wil niet, dat hij vertrekt; zij heeft hem te lief, om zonder hem te kunnen leven; Hoger blijft bij zijn besluit; thans kent haar hartstocht geen palen meer, zij bidt en smeekt en vleit hem en dreigt ten slofte, als ook dit niet helpt, alles aan haar echtgenoot te zullen mededcelen. Deze, die ons in het gehcele stuk is afgeschilderd als een oud, jaloersch en tyranniek roué, komt, alsof hij geroepen was, juist binnen. Clotilde, haar zin nen bijna niet meer meester, staat op het punt hem alles te bekennen; een zeer te pas aange brachte flauwte, brengt haar echter tot andere gedachten; als zij weer bijkomt ten minste, is zij plotseling geheel omgekeerd en stuurt haar echt genoot, die uit haar geheele gedrag reeds lang alles moest begrepen hebben, maar die door het bewa ken van zijn vrouw met recht dul en blind schijnt geworden te zijn, met een kluitje in het riet. Hoger dankt haar met een omhelzing voor deze edele (?) daad en boem! daar komt Juliette juist terug, om getuige van deze minnekoozerij te zijn. Een verzoening, dacht de toeschouwer zooeven, maar thans ? hoe zou die thans nog mogelijk zijn ? Toch eindigt liet 4de tafereel daarmede. Pierre, die blijkbaar beter in de harten der echtgenooten gelezen heeft dan dit den toeschouwers mogelijk was, stelt hen nog op een laatste proef en maakt hun wijs, dat het proces vervroegd en de echt scheiding uitgesproken is. Alles is dus uit? O, neen! Thans blijkt het, dat ook Pierre zijn zoogenaamdeu trots had en geen verontschuldigingen heeft willen maken, omdat hij meende, dat deze Juliette toch verdacht moesten voorkomen; alleen om de gravin te sparen, die in staat zou geweest zijn, alles aan haar man te vertellen, heeft hij zijn schandelijke liaison voortgezet en zijn vrouw voortdurend be drogen. Daar echter de schrijver de goedheid heeft gehad den graaf inmiddels aan een beroerte te doen sterven, is ook dit laatste bezwaar tegen. zijn bekentenis thans vervallen en kan het stuk bevredigend eindigen, ten minste Feuillot laat het aldus eindigen. Wij voor ons zouden gemeend. hebben, dat na zulk een verontschuldiging, die eigenlijk niets anders dan een vermomde lafheid is, iedere vrouw, den man, die zich daarvan be diende, verachtelijk den rug zou hebben toegekeerd. Juliette denkt er anders over en als nu Rhodcs binnenkomt en zegt, dat alles, wat hij van het proces vertelde, slechts een verzinsel was, door hem bedacht, om hen op de proef' te stellen, vallen de echtgenooten elkaar onder het applaus der toehoorders in de armen. Wat ons behalve on boven do vele reeds op genoemde technische gebreken hindert en onaan genaam aandoet, is het valsch-heroïsche der karakters, het schceve en onware der verhoudingen, het gewrongen e en onjuiste der zedeschildcringen, waarop wij bij de ontknooping reeds met eeu enkel woord wezen, maar dat men ook in velo andere gedeelten van het stuk kan opmerken. Toch zal niettegenstaande deze velo en groote gebreken niemand Juliette's ecJtlschcidiiig onvoorwaardelijk vcroordcolen.Bijna ieder tooneel draaagt den stempel niet door den eersten den besten geschreven te zijn. Met aandacht volgt men steeds do gesprekken en verwikkelingen. Onder de karakters is Pierr de Rliodes zeer geestig eu wat meer zegt, naar het loven geteekond. De taal is keurig en gedistingueerd. Alleen heeft zij bij de vertaling, hoc verdienstelijk deze overigens ook is, wel iets geleden. De vertolkers verdienen, zonder uitzondering, grooten lof. Mevrouw Frenkcl (Juliette) maakto van haar rol, wat er van te maken is; waar zij ons in sommige gedeelten minder beviel, is dit, geloovcn wij, aan den schrijver te wijten, die er niet in geslaagd is, van zijn heldin een sprekend karakter te maken. Het tweede bedrijf' speelde zij zonder voorbehoud prachtig; in het derde, vooral in het toonecl met de brieven, waarin bijna alles met het gelaat moet worden uitge drukt, bewees zij ons opnieuw, welk een kracht zij in haar stille spel weet te ontwikkelen, iets waarin de heer Clous (Hoger) vooral in dit tooneel, vrij wat te kort schoot. Toch vervulde ook hij zijn buitengewoon zware en ondankbare rol (vooral in het 2de en 4de bedrijf) op zeer bevredigende wijze; Mevr. Pauwels-v. Bienc(Clotilde) en de hoeren .Bouwmeester (Pierre) en Morin (de graaf) werk ten in hooge mate mede tot een verdienstelijk geheel. Vooraf ging Weduwe Durosel", een aardig Ier e-r de rideau van A. liisson en A. Mars; of het bij het Nederlandsen Tooneel echter wel geheel op zijn plaats is, willen \vij niet beslissen. liet werd door mevr. Pauwels-v. Biene en de heeren Sclmlzc en Tourniaire, zeer goed, [door de dames LorjY; en Schwab en den heer van Dommelen goed gespeeld. De rederijkerskamer ..Aurora" te Zwolle hoeft in hare jongste vergadering besloten tot het hou den van een tooneelwedstrijd op een nader te bepalen dag in de maand November 188!). i Uitgeloofde prijzen : Blijspel. Ie prijs : Gouden medaille eu vijf eu zeventig gulden. 2e prijs: i Zilveren medaille en vijf en twintig gulden. i Pcrsoncelo prijzen : Voor de beste tooneelspeel'? sier zilveren medaille. Voor den besten tooneel, speler zilveren medaille. j Voorwaarden. Art. 1. Aan dezen wedstrijd mo| gen deel nemen rederijkerskamers, liel'hebberij! tooneelgezelschappoii enz. uit geheel Nederland. Art. 2. De mededingende vercenïgingen zijn verplicht een blijspel op te voeren van hoogstens twee bedrijven waarin minstens n damesrol voorkomt. j Art. .'!. Aan dezen wedstrijd kan door drie l verccnigingen worden deelgenomen. Wanneer meer voreenigingeii zich tot deelneming aanmelden, zal door het bestuur worden bepaald welke vereenigingen in aanmerking komen. Art. 4. De wedstrijd heeft plaats op een nader

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl