Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.627
geeft, is volkomen gelijk aan dat van den «Die
rentuin". Het eeitige' verschil is, dat er maar
n m- en uitgang is en geen aparte entree voor
vreemdelingen. In het verschiet verrijst het
groote sociëteitsgebouw, waar de grenadiers- en
jagers-familiën logeeren, lunchen, dineeren en
soupeeren. Is er groote parade aan de lucht,
dan staan er reeds vroegtijdig verbazend veel
jongens, knechts, meiden en witbeenige feest- en
Maandaghouders met den neus tegen het hek,
en ontmoet men er achter eene groote, blinkende
massa bajonetten, die als eene ontzaglijke, totaal
beweginglooze ijsdam tusschen hek en gebouw
ligt ingevroren. Behalve het joelen en scharrelen
van het volk, hoort of ziet men verder niets bij
zonders. Deze toestand van volkomen werke
loosheid duurt zoo lang, dat men zich reeds ver
beeldt, dat de soldatenstropm voor goed vastligt,
om nimmermeer te ontdooien. Maar opeens weer
klinkt een schrille noodkreet, onmiddellijk ge
volgd door een dof gerommel en gekraak. Uit
alles blijkt duidelijk, dat de ijsdam zich eindelijk
loswoelt en aan het kruien gaat. De jongens
en meiden stuiven reeds ak kaf voor den wind
naar veren. Mannen met wagens, vrouwen met
kinderen, slagersknechts met den mand op den
rug, maagden met huissleutels en
boodschappenmandjes, wijven met lucifers . .. alles wijkt in
onreihaaste vlucht in ne richting. Tegelijk met
het verschijnen van des tamboer-majoors stok,
die als -een vliegwiel op de maat van een paar
dozijn trommels het hek komt uitdraaien, schrikt
men van een eigenaardig struikelend geluid, niet
engelijk aan dat van een verkouden rhinoceros,
die niest. Het is n zestiende
maat-fortoforto, uit een duo voor Turksche trom en
bekkens, ten teeken dat de muziek beginnen
moet. De trommelslagers hebben amper den tijd
om hunne stokken op te steken of daar gaat het
er op los. Het heele personeel van de Fransche,
nog versterkt door de Duiteche en de
Hollandsche opera, met al de koren, zou in den schouw
burg het »Toréador-lied" uit Carmen niet met
meer kracht, kleur en aplomb kunnen weergeven,
dan dit hier in de open lucht geschiedt. De maat
is overweldigend vast; er zit gang in. De kale
staldeuren weerkaatsen de volle, breecle tonen,
de weegschalen, glazen en flesschen in de win
keltjes trillen mede van sympathie. Alle ramen,
zelfs de dakvensters, staan open en vertoouen
?belangstellende, vroolijke en opgewonden gezich
ten. Arbeiders staken voor een oogenblik het
werk om den troep te laten passeeren, en zingen
zoo goed en zoo kwaad als zij kunnen mede :
Tori-ador l!" Er ontstaat algemeene geestdrift.
Men herkent in n woord de grenadiers van
1830, die ondanks een regen van kachels, meu
belen en steenen, die uit de bovenverdiepingen
op hunne hoofden nederdaalde, moedig en fier
Brussels straten binnentrokken.
Komt deze krijgsmuziek in een Chineesch tem
peltje natuurlijk niet zóó tot haar recht, men zou
wel totaal zonder gehoor en gevoel voorschoone
klanken en accoorden moeten wezen, om niet te
erkennen dat het altijd zeer de moeite waard is
er naar te luisteren. Het ongeluk is maar dat er
hier te veel noten gekraakt worden, want behalve
de grenadiers, bezitten wij nog huzaren, jagers
«n zelfs schutters, die tegenwoordig op vaste tijden
in het eertijds zoo kalme "Voorhout, ook al de
trommelvliezen aantasten. Evenals in Indiëhet
geval is met de opium-kitten, komt er bij ons
letterlijk geen plekje open, of er wordt een toe
terstation opgericht. Men zou de telephoon ge
rust hebben kunnen missen als de hoornisten van
de verschillende kiosken zoo goed wilden zijn om
?van poet tot post bepaalde seinen te willen over
brengen. Nog dezer dagen is het getal onzer
musaek-kitten alweer met eentje vermeerderd.
Een klein plekje woeste grond bij de laan
Copes van Cattenburch was nog vrij. De heer
Carrékwam dit op de een of andere wijze te
weten, bouwde er zijn tabernakel ... en ouder
gewoonte boven in de balken een warm nestje
yoor zijne muzikanten. Het is waar dat deze
mannen strikt genomen binnen's huis blazen en
strijken, maar de muziek is het hart van het
Biet erg jong, maar o, zoo zacht en goedig
en toegevend."
»Ze zou jeheelemaalbederven!" antwoordde
hij quasi-brommeiid. »Neen, die keus onder
gaat hetzelfde lot als van uw Walter. Ik zal
beter zoeken. Wat denkt ge van de jonge dame
die ik wel eens ten huize uwer pleegouders
ontmoette. Helene Aubert heet ze immers?
Een koninginnefiguur, buitengewoon talentvol,
geestig, schoon, alles vereenigd om eene
boeiende, beminnelijke vrouw te maken."
»Hêlène '<"' antwoordde zij snel en een weinig
scherper dan anders haar gewoonte was. He
lene ? Maar oom l Zij is onverdragelijk trotsch
en verwaand. Mooi is ze," vervolgde zij bijna
treurig, »dat stern ik toe, en zeker erg knap,
maar zij zag altijd met zóó'n minachting op
ens jonge meisjes neer, dat we geen van allen
van haar hielden. Och neen, die niet, oom!"
Er trok een verraderlijke mist over de hel
dere lieve oogen, en ze wendde zich snel om,
en bekeek op haar beurt opmerkzaam, den
rug naar hem toegekeerd, de letters, waar
schijnlijk vroeger door van geluk trillende,
en wellicht reeds lang verstijfde vingers i u
den boom, de stomme vertrouweling, gesneden.
Hij zweeg.
Hij raadde nu, wat zij zelfs niet wist en
wat hij zelf nauwelijks begreep.
De meerlc zong weer, en beiden luisterden
met ingehouden adem, en van ontroering
kloppend hart.
Hij raapte een paar teêre, witte anemonen
op, die hij had laten vallen, naderde haar
zachtjes cu stak haar de bloemen, met een
bijna teedere, s tredende beweging over de
zijdeachtige lokken, in 't zonnige haar.
»Wat beschouwt ge daar zoo aandachtig'?''
vroeg hij, over haar schouder heenturendc.
Zij wees zwijgend op eenige half'-uitgcwischte
versregels.
Welke dichter had hier zijne gedachten
met moeite en geduld in do natuur willen
vereeuwigen ?
Samen ontcijferden ze met moeite en al
paardenspel, en de huid van de kermistent is zoo
dun, dat men het buiten vroolijk hoort kloppen
en bonzen. In een gewoon mosschennest kan van
den ochtend tot den avond niet meer leven en
bedrijf wezen. Toch zou, wanneer men en er al
toe overging om eenige der vele
ursche-trominstellingen hier ter stede op te doeken, de
banvloek zeker wel nooit over het
paardenspelorkest uitgesproken worden, tenzij de uitvoering
van het vonnis misschien opgedragen werd aan
de commissie tot het uitroeien van kraaiennesteu,
die er maar met de grove schaar op inhakt.
Hoogst waarschijnlijk zou men eene herhaling
krijgen van de aandoenlijke geschiedenis van den
onbemiddelden Huibert en het arme Klaartje.
Gelijk bekend is klaagden deze echtelieden er
over dat zij te veel kinderen hadden ; maar toen
op zekeren dag een hoogst aangeslagene in
propria persona naar hem toe kwam om vast een
der kleinen ter opvoeding en verzorging over te
nemen en weg te voeren, riepen zij uit nen
mond: »ga heen, gij krijgt ze geen van allen."
Het orkest van den heer Carréis onafschei
delijk van de toeren, die zijne lievelingen, zooals
hij zelf zijne paarden noemt, met onbetwistbaar
talent verrichten; en de Hagenaars zouden zelfs
ten koste van hunne ooren het
alleronderhoudendst en aangenaam gezelschap van' Mahmoud,
Mentor, Blackfriars, Queen Louise en de
Trakheuers niet willen missen. Mahmoud heeft met
zijn trouwe, verstandige oogen de sympathie van
allen stormenderhand ingepalmd. Het makke
dier beweegt zich zoo ongedwongen en vrij, en
gedraagt zich zoo onberispelijk net in de aller
eerste kringen van het spel, dat ontelbare
damesbanden hem met liefkoozingen en klontjes suiker
overladen. Bij het optreden a la flèche van de
vossen Nobelmann en Blücher verkeert men be
paald in tweestrijd wat meer te bewonderen : de
onverwachte afwisselende schoone wendingen en
prachtige standen der edele beesten, dan wel de
behendige en gracieuze wijze, waarop mevrouw
Amalia Carré, met de zwiepende naald en ellen
lange snoeren in het kleine handje, de verschil
lende figuren kunstig iu het circus weet te weven
en te nuanceeren, geaccompagneerd door het lief
lijke, zachte gekweel en getjilp uit het
zwaluwennest in den hooge. Zijn liet levende gobelins, die
de kunstvaardige hand der directrice voortbrengt,
de populaire August, die veel dommer doet clan
hij er uitziet, schildert er in zijn genre niet min
der verdienstelijk fijne Jan Steentjes tusschen
in. Wellicht heeft een paardenspel juist daardoor
zooveel aantrekkelijks, dat men er de grootst
mogelijke tegenstellingen aantreft. Naast eea
bar ernstigen professor iu de hooge rijschool, die
met waardigheid in den zadel gezeten, met wilde
hand men- en dresseerkuude doceert, ziet men
een clown, die zich grappiger, onbezorgder en
vlugger aanstelt, dan een schooljongen, die niet
vacantie thuis komt.
Een hoog, wit paard komt netjes gezadeld en
getuigd, in de manege voor. Men denkt, dat er
een deftig heer zal opstijgen, om er mede in liet
Bosch of op den Scheveningschen weg te gaan
geuren; maar mea vergist zich. Het paard
wordt in een oogwenk tot op de huid toe uit
gekleed, en de heer Leopold Prenz, in het
costuum van den jockey van Epsom, vindt goed,
er zoo maar van den platten grond, zonder mis
sen bovenop te springen en in woeste vaart,
onder voortdurend op- en afwippen, er irede in
het rond te vliegen. Het gordijn vóór den stal
opent zich om, gelijk het programma duidelijk
zegt, de acht zwarte duivels, genaamd Trakheners,
door te laten. In plaats daarvan verschijnen er
maar eventjes twintig wondersclioone dames van
het ballet met eendere rood-blonde pruikjes op,
die zich op twee rijen plaatsen, om den directeur
plechtig iu het hart van het circus binnen te
leiden.
De wereld moge rijk zijn aan afwisseling
halen kan het niet bij de verrassingen in een
paardenspel.
radend en gissend het volgende:
Nous cherclïions des fleurs.
Nous trouvions nos coeurs.
Het fijne, teère mos was onmcedoogenloos
over de naïeve, doch welsprekende regels ge
kropen, en ook de twee namen, die ze zoo
volgaarne onderschreven, waren uitgewischt.
Wat was er verder van die twee harten
geworden ?
Overluid had hij de hieroglyphische teek ens
ontcijferd. Langzaam en met nadruk her
haalde hij ze nu nog eens:
»Nous trouvions nos coeurs."
Toen :
»Théo!" fluisterde hij zacht, niet een tril
ling in de stem.
Zij antwoordde niet, maar staarde nog
steeds op de geheimnisvolle, naïeve regels,
alsof zich daar voor haar oogen ecu raadsel
openbaarde.
Een vochtige glans verduisterde hoe lan
ger hoe meer haar blik, en zij boog het hoofd
dieper, om 't hem niet te laten zien.
^Lieveling....''
»0om!" klonk 't eindelijk nauw hoorbaar,
met een droef, gebroken, trillend stemmetje.
Op eens rustte haar hoofd tegen zijn
borst.
»Neen, geen oom meer. Mijn vrouwtje, mijn
lieve, lieve Theo, kunt ge zoo'n ouden man
met grijze haven ccn beetje liefhebben, kindje?
Zeg,'kimt ge, Theo?"
Zij hief liet kopje naar hem op, glimlachend
door hare tranen heen. Toen nam zij, mei,
ecu eenvoudige', liefelijke beweging zijn hoofd
tusschen haat1 beide handen en drukic schuch
ter en toch schalkseh haar eersten kus op 't,
grijzende lokjc tusschen liet donkere haai1.
De vogel zong weer luider en schetterende!'
dan ooit te voren.
Alles juichte van lente en ontwaken, van
leven en lieven. Ook t,wee gelukkige
mcnschenhartcn.
C. V. O.
Kunst en Letteren.
IIET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Fransche-Laanschonwbnrg (Ned.
Tooneel). Juliette's echtscheiding.
Weduwe Durosel.
Het Nederlandsch Tooneel schijnt eene bijzon
dere voorliefde voor Feuillet te hebben. In nog
geen jaar tijds toch bracht het niet minder dan
vier zijner werken ten tooneele en wel in Juli
1888 In verzoeking", in September De schoone
slaapster in het bosch", in Maart 1889
Chamillac" en thans Juliette's echtscheiding." Waarom
men juist hein tot het voorwerp van zulk een
bijzondere vereering heeft gekozen is ons en zeer
zeker velen met ons niet al te duidelijk. Feuillet,
die als romanschrijver terecht onder de eersten
zijns lands wordt gerekend, heeft als
tooneelsehrijver nooit meer dan een middelmatige hoogte
kunnen bereiken. Nadat hij op dit gebied zijn
loopbaan zeer gelukkig begonnen was met de
romantische en poëtische tooneelspelen Dalila,
Le roman d'un jeune liomme pauvre enz., werd
ook hij vrij spoedig door do koorts van het rea
lisme aangetast en waagde hij zich met Montjoie
op een terrein, dat hij sinds niet meer heeft ver
laten, waarop hy zich echter nooit thuis gevoeld
en dan ook nimmer een buitengewoon succes be
haald heeft. Op bijna al zijn stukken uit deze
periode is van toepassing, wat J. J. Weiss inder
tijd van zijn Roman Parisien zeide: II a pr
tendu opposer dans son drame beaucoup de réa
lisme outrébeaucoup do vertu romanesrjue; il
n'a téni romanesgue ni ri-.aliste; il a t
invraisemblcible et inexplicable'\ook op Juliette's echt
scheiding, dat 25 dezer door het Ned. Tooneel
voor de eerste maal werd opgevoerd en, zoo ik
mij niet bedrieg, voor de eerste maal in de volste
beteekenis van het woord, daar mij van een op
voering van dit stuk, dat eenigen tijd geleden in
de Revue des deux Mondes hoeft gestaan, te
Parijs of elders niets is gebleken.
Hoger d'Epinoy en zijn vrouw, Juliette, geven
een partij; het diner is juist afgeloopen en de
hccren komen naar buiten om een cigavette te
rooken. Onder meer andere zaken komt natuur
lijk ook de liefde op het tapijt. Pierre de Rhodcs,
een oud vriend en aanbidder van Jdictte, spreekt
er zijn verwondering over uit, dat een overigens
fatsoenlijk en eerlijk rnan op het punt der liefde
zich zonder vrees voor blaam zooveel kan ver
oorloven, daarmee een toespeling makende op de
verhouding tusschen Hoger en Clotilde, gravin de
Cliagrcs, die aan iedereen, behalve aan den graaf
en Juliette bekend is. De heer Sartigny, een der
gasten, is het volstrekt niet met hcrn eens en
vindt zoo iets juistzecrnatuurlijk,waaropPierre hem
toevoegt: misschien zondt u zulk een rol hier in
huis wel willen spelen." Een oogenblik
lateikomt Juliette op en verzoekt de Hhodes om een kort
onderhoud; zij heeft een anoniernen brief ont
vangen, waarin haar de verhouding tusschen
Rogcr en Clotilde wordt medegedeeld en vraagt
nu Pierre, als haar eenigen oprcchtcn vriend, haar
zonder omwegen do waarheid te zeggen. Deze
stelt haar gernst en verzekert haar, dat de brief
niets anders is, dan het lage verzinsel van een
onbeschaamde, die haar lief hoeft en op deze wijze
meent, gemakkelijker zijn doel te bereiken.
Nauwlijks heeft Pierre haar verlaten of' Sartigny zoekt
haar op en doelt haar mede, dat hij Hoger in
zeer vertrouwelijk gesprek met Clotildo heeft
aangetroffen. Terstond daarop komen deze, niets
kwaads vermoedende, op het terras. Juliette heeft
zich, op aanraden van Sartigny met hem achter
eenige struiken verscholen, luistert hot gesprek
af en krijgt nu de zekerheid, dat do brief maar
al te zeer de waarheid sprak.
Het eerste tafereel is uit; de expositie hebben
wij gehad; de handeling kan beginnen. Sartigny
zal natuurlijk zijn booze plannen voortzetten,
Juliette zal of haar man met gelijke munt betalen
of, wat nog waarschijnlijker is, door den edelen
Pierre voor een val behoed worden en rein blijven.
Aldus denkt de toeschouwer en moet hij denken.
na dit eerste tafereel; dat hij verkeerd gedacht
heeft, is juist een der groote gebreken van het
stuk.
In het tweede tafereel is er van Sartigny geen
sprake meer, wat meer zegt, hij komt in het
geheele stuk niet meer voor. Juliette heeft na afloop
van het feest een ernstig onderhoud rnet haar
man. Zij werpt hem zijn gedrag voor de voeten
en verlangt van hem opheldering en verontschul
diging. Hoger geeft haar noch het een noch liet
ander; hij bekent zijn. misstap, zoekt
ergeenvcrschooning voor cu belooft zijn vrouw, in alles te
zullen toestemmen,wat zij van hem mocht verlangen.
Als zij don wensch tot echtscheiding te kennen geeft,
heeft hij daar niets tegen, mits de naam van
Clotilde in het proces niet genoemd worde. Het
tweede tafereel is uit.
De toeschouwer is nog niets verder; na het
1ste tafereel heeft hij iets verkeerds gedacht, na
het tweede kan hij niets denken. Waar wil de
schrijrer heen V Wij zitten nog midden in de
expositie. Eerst in het derde tafereel worden \vij
allengs iets wijzer. De naam van Clotilde zal in
het proces niet genoemd worden. Maar hoe dan
echtscheiding te verkrijgen '.'" roept de Biiodcs, die
door Juliette ontboden is, uit. Daarvoor is de
enkele toestemming der cchtgenooteu niet vol
doende. Als wij maar eompromiUcerendc brieven
hadden.'' Laat Hoger die dan schrijven," zegt
Juliette. Deze maakt eerst cenigo bezwaren doch
stemt eindelijk toe. Hij schrijft ze, maar daar
Pierre ze voor het doel niet voldoende oordeelt,
geeft Juliette hem nog een postcriptum in de
pon. Dit toonccl is buitengewoon fraai en geestig
en doet ons eindelijk vermoeden, waar <ie hande
ling heen moet. Juliette toch geeft, vooral door
haar stil spel gedurende hot schrijven en voor
lezen i-Ier brieven, maar al te zon- liet bewijs,
dat zij niettegenstaande al liet gebeurde, nog veel
van Hoger luuidt, doch te trotsch is om dit te
bekennen. Goddank! denkt de toeschouwer, dus
een verzoening. Waarom ook niet ?
Jiiliotte gaat met Pierre de brieven naar
haar zaakwaarnemer brengen. Hoger blijft
alleen ; een oogenblik later krijgt hij bezoek van
Clotilde ; hij vertelt haar alles en deelt Laar te
vens mede, dat hij van plan is, voor geruimen
tijd buitenslands te gaan. Thans volgen een paar
zeer heftige tooneelen, die als het ware de illu
stratie zijn van onderstaand couplet uit een oud
hollandsch kluchtspel: De gehoornde broeders
ofte vrouwelijk bedrog," van een onbekend auteur:
Geen slot kan vrouwen lust bedwingen,
Geen scheur zoo klein of Phaphos kind
Weet lijk een aal er door te wringen ;
Wie juffers waakt, wordt dul of blind."
Clotilde wil niet, dat hij vertrekt; zij heeft hem
te lief, om zonder hem te kunnen leven; Hoger
blijft bij zijn besluit; thans kent haar hartstocht
geen palen meer, zij bidt en smeekt en vleit hem
en dreigt ten slofte, als ook dit niet helpt, alles
aan haar echtgenoot te zullen mededcelen. Deze,
die ons in het gehcele stuk is afgeschilderd als
een oud, jaloersch en tyranniek roué, komt, alsof
hij geroepen was, juist binnen. Clotilde, haar zin
nen bijna niet meer meester, staat op het punt
hem alles te bekennen; een zeer te pas aange
brachte flauwte, brengt haar echter tot andere
gedachten; als zij weer bijkomt ten minste, is zij
plotseling geheel omgekeerd en stuurt haar echt
genoot, die uit haar geheele gedrag reeds lang alles
moest begrepen hebben, maar die door het bewa
ken van zijn vrouw met recht dul en blind schijnt
geworden te zijn, met een kluitje in het riet.
Hoger dankt haar met een omhelzing voor deze
edele (?) daad en boem! daar komt Juliette juist
terug, om getuige van deze minnekoozerij te zijn.
Een verzoening, dacht de toeschouwer zooeven,
maar thans ? hoe zou die thans nog mogelijk zijn ?
Toch eindigt liet 4de tafereel daarmede. Pierre,
die blijkbaar beter in de harten der echtgenooten
gelezen heeft dan dit den toeschouwers mogelijk
was, stelt hen nog op een laatste proef en maakt
hun wijs, dat het proces vervroegd en de echt
scheiding uitgesproken is. Alles is dus uit? O, neen!
Thans blijkt het, dat ook Pierre zijn zoogenaamdeu
trots had en geen verontschuldigingen heeft willen
maken, omdat hij meende, dat deze Juliette toch
verdacht moesten voorkomen; alleen om de gravin
te sparen, die in staat zou geweest zijn, alles aan
haar man te vertellen, heeft hij zijn schandelijke
liaison voortgezet en zijn vrouw voortdurend be
drogen. Daar echter de schrijver de goedheid heeft
gehad den graaf inmiddels aan een beroerte te
doen sterven, is ook dit laatste bezwaar tegen.
zijn bekentenis thans vervallen en kan het stuk
bevredigend eindigen, ten minste Feuillot laat het
aldus eindigen. Wij voor ons zouden gemeend.
hebben, dat na zulk een verontschuldiging, die
eigenlijk niets anders dan een vermomde lafheid
is, iedere vrouw, den man, die zich daarvan be
diende, verachtelijk den rug zou hebben toegekeerd.
Juliette denkt er anders over en als nu Rhodcs
binnenkomt en zegt, dat alles, wat hij van het
proces vertelde, slechts een verzinsel was, door
hem bedacht, om hen op de proef' te stellen, vallen
de echtgenooten elkaar onder het applaus der
toehoorders in de armen.
Wat ons behalve on boven do vele reeds op
genoemde technische gebreken hindert en onaan
genaam aandoet, is het valsch-heroïsche der
karakters, het schceve en onware der verhoudingen,
het gewrongen e en onjuiste der zedeschildcringen,
waarop wij bij de ontknooping reeds met eeu
enkel woord wezen, maar dat men ook in velo
andere gedeelten van het stuk kan opmerken. Toch
zal niettegenstaande deze velo en groote gebreken
niemand Juliette's ecJtlschcidiiig onvoorwaardelijk
vcroordcolen.Bijna ieder tooneel draaagt den stempel
niet door den eersten den besten geschreven te
zijn. Met aandacht volgt men steeds do gesprekken
en verwikkelingen. Onder de karakters is Pierr
de Rliodes zeer geestig eu wat meer zegt, naar
het loven geteekond. De taal is keurig en
gedistingueerd. Alleen heeft zij bij de vertaling,
hoc verdienstelijk deze overigens ook is, wel iets
geleden.
De vertolkers verdienen, zonder uitzondering,
grooten lof. Mevrouw Frenkcl (Juliette) maakto
van haar rol, wat er van te maken is; waar zij
ons in sommige gedeelten minder beviel, is dit,
geloovcn wij, aan den schrijver te wijten, die er
niet in geslaagd is, van zijn heldin een sprekend
karakter te maken. Het tweede bedrijf' speelde
zij zonder voorbehoud prachtig; in het derde,
vooral in het toonecl met de brieven, waarin
bijna alles met het gelaat moet worden uitge
drukt, bewees zij ons opnieuw, welk een kracht
zij in haar stille spel weet te ontwikkelen, iets
waarin de heer Clous (Hoger) vooral in dit tooneel,
vrij wat te kort schoot. Toch vervulde ook hij
zijn buitengewoon zware en ondankbare rol (vooral
in het 2de en 4de bedrijf) op zeer bevredigende
wijze; Mevr. Pauwels-v. Bienc(Clotilde) en de hoeren
.Bouwmeester (Pierre) en Morin (de graaf) werk
ten in hooge mate mede tot een verdienstelijk
geheel.
Vooraf ging Weduwe Durosel", een aardig
Ier e-r de rideau van A. liisson en A. Mars; of het
bij het Nederlandsen Tooneel echter wel geheel
op zijn plaats is, willen \vij niet beslissen. liet
werd door mevr. Pauwels-v. Biene en de heeren
Sclmlzc en Tourniaire, zeer goed, [door de dames
LorjY; en Schwab en den heer van Dommelen
goed gespeeld.
De rederijkerskamer ..Aurora" te Zwolle hoeft
in hare jongste vergadering besloten tot het hou
den van een tooneelwedstrijd op een nader te
bepalen dag in de maand November 188!).
i Uitgeloofde prijzen : Blijspel. Ie prijs : Gouden
medaille eu vijf eu zeventig gulden. 2e prijs:
i Zilveren medaille en vijf en twintig gulden.
i Pcrsoncelo prijzen : Voor de beste
tooneelspeel'? sier zilveren medaille. Voor den besten
tooneel, speler zilveren medaille.
j Voorwaarden. Art. 1. Aan dezen wedstrijd
mo| gen deel nemen rederijkerskamers,
liel'hebberij! tooneelgezelschappoii enz. uit geheel Nederland.
Art. 2. De mededingende vercenïgingen zijn
verplicht een blijspel op te voeren van hoogstens
twee bedrijven waarin minstens n damesrol
voorkomt.
j Art. .'!. Aan dezen wedstrijd kan door drie
l verccnigingen worden deelgenomen. Wanneer meer
voreenigingeii zich tot deelneming aanmelden, zal
door het bestuur worden bepaald welke
vereenigingen in aanmerking komen.
Art. 4. De wedstrijd heeft plaats op een nader