De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 30 juni pagina 3

30 juni 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, ,627 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. to bepalen dag in de maand November op een avond in de schouwburgzaal van het Odeou. Art. 5. De volgorde der optredende vereenigingen zal bij loting worden bepaald, Art. 6. Om aan dezen wedstrijd deel te kun nen nemen, moet men zich vóór of op den l Ben Augustus e.k. aanmelden met franco toezending van drie exemplaren van de stukken, die men ?wenscht op te voeren. De ingezonden stukken blijven het eigendom der uitschrijvende vereeuiging. De vcreenigingen, die niet tot deelneming worden aangewezen, ont vangen hunne stukken franco terug. Art. 7. Vóór l September worden de deelne mende vereenigingen aangewezen en zijn alsdan verplicht vóór den lOen dier maand aan den Pen ningmeester onzer vereeniging franco te zenden f 25, welke som na optreding terstond wordt te ruggegeven. Bij niet optreden is deze som ver beurd. Art. 8. Den 15en September zal de datum van den wedstrijd worden bepaald. Art. 9. De vereeniging, die een stuk opgeeft, hetwelk reeds door een andere vereeniging is ingezonden, zal terstond worden, uitgenoodigd een ander stuk te kiezen. Art. 10, Opgaven van decoratief, tooneelbehoeften, rolverdeeling enz. moeten vóór 20 October zyn ingezonden. Art. 11. Door een jury wordt over de bekro ningen beslist, die zoo spoedig mogelijk na afloop van den wedstrijd bekend gemaakt worden. Iedere vereeniging is verplicht zich onvoorwaardelijk aan de uitspraak der jury te onderwerpen. Art. 12. Vereenigingen, te Zwolle gevestigd, worden niet tot mededinging toegelaten. Art. 13. In gevallen, niet in deze voorwaarden vermeld, beslist het bestuur der vereeniging Aurora". MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Conservatorium voov muziek, opgericht door de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. In de vorige week had de einduitvoering van het studiejaar 1888/89 plaats, door leerlingen van bovengenoemde inrichting. Het programma was vrij uitgebreid en gaf gelegenheid aan de leer lingen om te toonen dat het gegeven onderwijs vruchten heeft gedragen. Ten gehoore werden gebracht de volgende werken voor klavier: l Con cert (C mineur) voor 2 piano's met begeleiding van strijkquartet en contrabas van J. S. Bach, uitgevoerd door Mcj L. J. T. Mauser en den heer A. Perrin; 2. Concert (D mineur) Ie gedeelte van Mozart, met cadenzevan Hummel, door Mej. M. L. H. van der Maas en 3. Variation (C mi neur) van Beethoven door Mej. E. Vaz Nunos. De proeven door deze jonge dames afgelegd, gaven alleszins stof tot tevredenheid. Er werd correct en in goeden stijl gespeeld, en mej. van der Maas o. a. gaf in hare voordracht blijken van eene zelfstandige opvatting te bezitten. Verscheidene zangeressen deden zich hooren, Mej. Z. Bakker in eene aria voor alt uit Samson van Handel, waaruit bleek, dat zij een fraai en vol orgaan bezit, terwijl hare voordracht eenvou dig en stijlvol genoemd kan worden ; de dames A. M. en H. A. C. Drost in het Kammerduett voor sopraan en alt van Handel, dat verdienste lijk werd uitgevoerd en waarbij de gelijkheid van het t'mbre der beide stemmen de aandacht trok; mej. C. M. Ribbe in een drietal romanzen uit Magellone van Brahms, waarvan de beide eerste iets boven hare macht waren, maar de derde met veel zeggings kracht werd vertolkt. Mej. C. A. Reddingius in twee liederen van Schubert Gretchen am Spinnrade" en Klarchens Lied" en voorts in lm Maien" van Hiller, die smaakvol en vol eenvoud werden voorgedragen, hoewel in het laatste lied eenige meerdere warmte niet geschaad zoude hebben; Mej. C. van Weenen in de aria Oinbre légere" uit: Ie Pardon de Ploermel" van Meyerbeer, die met veel virtuositeit werd gezongen" en welke jonge dame als coloratuurzangeres schoone ver wachtingen doet koesteren; eindelijk Mej. H. W. M. Kempees in de aria Abscheulicher'' uit Fidelio van Beethoven, welke in breeden stijl en met dramatische kracht werd wedergegeven. Slechts twee violisten traden op, de heer W. M. M. Meyer, leerling van het 2e studiejaar, met een gedeelte van het concert van Ries en Moj. H. M. De«ys met het Ie eii 2e deel van het G-mol concert van Max Bruch. De heer Meyer bezit veel techniek en zijne voordracht is geacheveerd, zoodat hij zich op den goeden weg bevindt om met den tijd een eervolle plaats in te nemen. Mej. Denys zal van zich doen hooren. Reeds nu bezit dit" 17-jarig meisje een kernachtigen vollen toon en paart daaraan eene zoo rustige en een voudige voordracht, als men bij menig gerijpt kunstenaar niet vinden zal Geen bevreemding zal het derhalve wekken, dat men zich zeer met hare voordracht ingenomen toonde. Voorts bracht de heer W. J. Sasbach een ge deelte van het violoncelconcert (ümineur) van Golterman ten gehoore en trok de aandacht, zoo wel door zijne technische vaardigheid als door zijne beschaafden toon. De dames A. de Lange, A. J. H. van Oosterzee en de heeren Meyer en J. Zeelander, voerden de variatiën uit het strijkquartet in D majeur (op. 18 No. 5) van Beethoven uit en \vel op zeer ver dienstelijke wijze. Alleen waren de alt en violoncel wel eens wat al te krachtig tegen de beide damesviolisten. Van een lötal der beste leerlingen van do solo-zangklasse hoorde men vijf driestemmige canons van Cherubini voor vrouwenstemmen, zoo prachtig ten gehoore brengen, dat deze nummers, even als in den afgeloopen winter, toen ze door dezelfde dames op eene uitvoering van Eutcrpe werden gezongen, grooten indruk maakten. Nog zij vermeld, dat het strijkquartet, dat de begeleiding van het concert voor 2 piano's van Mozart op zich had genomen, behalve de contra bas, was toevertrouwd aan leerlingen uit de cnsembleklasse van het Conservatorium, waaronder een 3tal jonge dames, en dat zij zich zeer goed van hunne taak kweten. Deze uitvoering, welke plaats had in het ge bouw voor den Werkenden Stand, werd door tal van belangstellenden bijgewoond, die de verschillende voordrachten mot aandacht volgden en her haaldelijk warm toejuichten. Een woord van hulde aan den bekwamen directeur, den heer Frans Coenen, en aan de talentvolle mannen, die hem in zijne moeielijke taak ter zijde staan, schijnt hier niet ongepast. v. d. E. DE STORM. In de Parijsche Groote opera zal nog dezen zomer een nieuw groot ballet, drie bedrijven, van Barbier, muziek van Ambroise Thomas, wor den opgevoerd, La Teinpctc, naar Shakespcare's fantastisch drama. Eene algemeene repetitie, waartoe de pers uitgenoodigd was, heeft reeds plaats gehad, ledere acte heeft twee tableaux. In het eerste tableau wendt de ziel van Miranda's moeder. die gestorven is, zich tot de engelen, en smeekt deze om haar achtergebleven dochter voor de vervolging harer misdadige bloedverwanten te behoeden. Het tweede tableau vertoont het eiland der geesten; blauwgroene libellen (demoiselles) spelen rondom Caliban, die onder scha duwrijke boomen slaapt; hij ontwaakt, pakt een der waterjuffertjes en wil het de lange vleugels uittrekken; daar komt Ariel en bevrijdt het juf fertje. Eene boot landt; Stefano treedt aan land, met een. kind, Miranda, in de armen; hij legt het aan den voet van eene rots neder. Zijne op dracht was, het te dooden, maar een bovenna tuurlijke macht houdt zijn arm in bedwang. Hij maakt zich nu meester van de kleinoodiëu, waar mede het kind versierd is; Ariel en Caliban ont nemen ze hem; Stefano vlucht. Ariel roept al de geesten bijeen, en zij besluiten, zich over het verlaten weesje te ontfermen. In het tweede bedrijf' is Miranda reeds een vol wassen meisje; zij woont in een azuren grot, en heeft blijkbaar een goede opvoeding genoten, althans zij wijst behoorlijk de galanterieën vanAriel af. Caliban brengt haar haar juweelen terug, hetgeen haar zeer verheugt. Zij vraagt nu ook naar hare afkomst, maar Ariel wil niet ant woorden, opdat zij niet zal weten wat de aarde is, en dat zij zelve daartoe behoort. In de verte klinkt een lied van goudelroeiers. Zij herkent het, wil weten wat het is, en ijlt er heen, door al de geesten gevolgd. Het tweede tableau heeft dezelfde decoratie als het tweede van acte I. Miranda en de geesten komen nu naar den oever en zien er, ver op de zee, eene galei varen. Mi randa wil weten, wie er op zijn, en om haar ge noegen te doen ontketent Ariel de elementen, en de storm barst los over de zee. Het vaartuig zal in den vreeselijken orkaan tegen de kust schipbreuk lijden. Miranda zendt nu de geesten om de schipbreukelingen te helpen en valt in zwijm. Als zij weer bijkomt, heeft men Ferdinand gered en zij komt op het tooneel. Hij is het eerste menschenkind, dat zij ziet. Beiden be kijken en bewonderen elkander. Ariel be merkt het genoegen dat Miranda in den jonge ling vindt en geeft hem haar als slaaf; iets, waar Ferdinand niet tegen heeft. Ariel verwijdert zich met de geesten, eenigzins ongerust. De nacht komt; Caliban blijft alleen op het tooneel, Ste fano en de geredde matrozen naderen, eu hij kan hun vertellen dat ook hun vorst gered is en nog leeft. Zij besluiten, op zijn aanstoken, dezen hei melijk aan Ariels macht te ontrukken; maar Ariel komt op, bezweert de geesten van den nacht en doet door een wenk al de matrozen aan zijn voeten inslapen, terwijl men door de kristallen wand dezer rots, die doorschijnend wordt, ziet boe Miranda bij het licht eeuer lamp haren sluimerenden slaaf Ferdinand beschouwt. Bij het derde bedrijf opent zich de gordijn over een rijke hal met hooge tropische planten. Ariel laat, om Caliban te straffen, een zwerm bijen tegen hem los en sluit den muiter ten laatste in een boomstam op. Ariel is ook jaloersch op Fer dinand, en wil dezen door de geesten des wouds laten verdrijven, maar de jonge man jaagt hen niet zijne bijl op de vlucht. Miranda wenscht den overwinnaar geluk en deze geeft haar, gelukkig en overmoedig een kus. Verschrikt en vertoornd, bedreigt zij hem met de vreeselijkste straffen. Ariel, die intusschen is komen kijken, groet vol Schadenfreude den teleurgestelden Ferdiuand en vertrekt met de geesten. Ook Ferdinand wil ver trekken, maar hoort plotseling gekerm klinken uit denboomstam,waarin Caliban is opgesloten.Ste fano rukt een grooten tak van den boom en bevrijdt den oproerige Deze is dankbaar; hij bericht aan Ferdinand, dat diens lotgenooten nog leven en biedt hem. den bijstand der gnomen of' aardgeesten aan om Miranda te schaken. Fenliuaud weigert vol ontzetting; hij wil alleen vluchten, daar de geliefde toornig op hem is en hij van haar afstand moet doen. Miranda verschijnt; vergeefs smeekt Ferdiuaud haar om vergiffenis. zij blijft onverbiddelijk en draagt hem slaveinverk op; als hij haar trotsch de gehoorzaamheid wei gert, wil zij hem met haren staf slaan. Glimla chend legt hij zich op den grond neder en wenkt haar, toe te slaaii; maar zij buigt zich langzaam neder en kust hem op het voorhoofd. Van vreugde stralend staat hij op, zij sluiten elkander verrukt in do armen. Maar uu komt Ariel, zeer verbolgen; Miranda en Ferdinaud vluchten voor zijne woede; opzijn bevel trekt het woud zich terug, men ziet de zee, door de zon verlicht, eu het laatste tableau ver schijnt, >de galei". De geesten eu matrozen treden op ; Stefiuio herkent Miranda aan hare kostbaar heden, en verkrijgt hare vergiffenis Zij zal met haren neef' Ferdinand den troon van Napels (leelen. Zij van haar kant smeekt Ariel, haar hare ondankbaarheid te vergeven. De geest laai zich vcrbiddeu eu doel door tooverij liet ge strande schip uit de golven herrijzen ; hut zal Ferdinand, Miramlu en hun gevolg naar de menschenwereld terugvoeren. Ouder hun afscheids groeten valt de gordijn. DR. KANSEN, de onderzoeker van Groenland, Aan een artikel van Oude in het JJerUnci Tarfcblatt, over dr. Kansen, ontlcenen wij het volgende: Dr. Kansen is een forschgebouwde, blonde Noor; ook de leek kan bij den eersten blik zien, dat zijn gespierd lichaam in alle soorten van sport geoefend en gestaald is, Aan elk zijner bewegingen bespeurt men, dat deze man zijn lichaam bcheerscht als een instrument, dat hij tot elk doel kan gebruiken. Dr. Kansen is, wat mot ondekkingsreizigers anders slechts zelden het geval is, nog jong, pas 27 jaar en juist daardoor heeft hij in storm aller harten veroverd; dit bleek vooral bij gelegenheid van een feest, dat de Deensche studenten te zijner eer te Kopenhagen georganiseerd hadden. Hier was Nansen geheel iuzijn element; een jeugdig voorbeeld voor de jeugd en deze gelegenheid nam hij waar, om zijn jonge toehoorders eenige nadere bij zonderheden omtrent zijn levenswijze op reis mede te doelen. De grootste vrees, die hij onderweg gekoesterd had, was de angst voor scheurbuik geweest, maar al te spoedig had hij gemerkt, dat de voortdurende beweging, waarin hij en zijn makkers zich bevonden, eon uitstekend middel was om die te voor komen. Zij konden daarom gerust brood, vicesch en vet eten, maar hun voorraad daarvan was niet toereikend, daar hunne Amerikaansche leveran ciers hen gesneden" hadden. Hun drank had uit sluitend uit chocolade, thee en slappe koffie bestaan; er was geen enkele druppel brandewijn over hunne lippen gekomen, want", aldus drukte dr. Nansen zich woordelijk uit, als wij brandewijn gebruikt hadden, zonden wij zeer zeker nooit ons doel bereikt hebben; brandewijn wekt slechts voor het oogenblik op, verzwakt echter op den duur." Om deze onthouding naar waarde te schatten, moet men niet vergeten, dat in Scandinaviëeen spreekwoord bestaat, dat ongeveer aldus kan worden weergegeven: Nulla dies sine aquavit! of Geen dag zonder borrel!'' Daarbij komt nog, dat Nansen zich bijna voortdurend bewoog in een tempera tuur van 40" Celsius, die gedurende de korte Groenlandsche zomerdagen omstreeks den middag onder de brandende stralen van de laag staande zon tot -j- 20 graden steeg, zoodat de reizigers af en toe, te midden van sneeuw en ijs in hunne hemdsmouwen liepen. Hun eetlust was zoo uitstekend, dat ieder der reizigers 's morgens in de vroegte reeds mot veel smaak acht a negen koppen chocolade kon nut tigen. Later op den dag aten zij slechts zeer weinig, en te drinken hadden zij bijna niets. Wel droeg ieder een platte rlesch met sneeuw op zijn borst, maar het weinige water, dat onder den invloed der lichaamswarmte ontstond, was eer geschikt, om den dorst op te wekken, dan om dien te losschen. Overigens bestond hun voedsel in geconserveerde spijzen, zooals leverpastoi, corned beef, koekjes chocolade en een half pond boter per week en per persoon, een rantsoen, dat door sommigen des Dinsdags reeds verbruikt was. Het best smaakte hun na het eten een glas limonade, die zij uit sneeuw en citroensap be reidden, 's Zondags kregen zij ingemaakte vruch ten, meestal boschbessen, en zette een pijp tabak de kroon op hunne culinaire genietingen. Maar ook do voorraad tabak was spoedig op, zoodat zij, om hun lippen vochtig te houden, eerst werk rookten, wat zij, toon zij tot hun groote vreugde het einde van hun tocht naderden, en op de eerste sporen van plantengroei stieten, door mos ver vingen. Wat de reizigers het pijnlijkst gevoelden, was, dat zij zich, gedurende al den tijd, dien ze onder weg waren, geen enkele maal konden wasschen, daar zij moesten vreezen, dat bij de verschrikke lijke koude, hun gezichtshuid zou springen Wij waren bepaald zwijnen," drukte dr. Nansen zich drastisch uit. De reizigers sliepen met hun tweeën of drieën in zakken van rondiervellcn, waarin zij zich zoo lekker gevoelden, dat dr. Nansen zeide, zich niet te herinneren, ooit zoo heerlijk geslapen te hebben. Hoezeer de reizigers onder den dorst geleden moeten hebben, blijkt daaruit, dat, toen zij het open fjord aan de Westkust bereikten, zij jube lend naar het strand snelden en knielend vooveel van hot kostbare vocht opslurptcn, als zij met mogelijkheid maar in zich konden opnemen. De Groenlanders. bij wie dr. Nansen overwin terde, schetst hij als bijzonder beminnelijke menschen. Zij waren wel is waar niut zindelijk en stonken verschrikkelijk, maar nergens ter wereld kon men mensehen aantreffen, die dienstwilliger, trouwer en beleefder waren. Opvallend ook was het groote aantal schoonheden onder de Grocnlandscho vrouwen, wier naïeve kinderlijkheid hij niet genoeg kon roemen. Aan betaling voor do genoten gastvrijheid was geen denken geweest, want geld had daar bijna geen waarde. De clans j was een der grootste genoegens van de Groen- i landers. ledere week werd oen groot bal gehou den, waarop de vrouwen met verschillend ge kleurde linten getooid, verschenen: do gehuwde vrouwen met blauwe, de onschuldige jonge meisjes met groene, en de anderen met roode linten. Zij zijn onvermoeide danseressen, zij vragen zelve de heeren en juichen onder liet krassen der violen luide mede. Vervolgens deelde dr.Nanscu nog een en ander mede omtrent de wijze waarop Denemarken zijn Groen landsche onderdanen behandelde en prees deze als een voorbeeld ter navolging voor andere vol ken aan ; hoevele volken toch waren reeds door de beschaving te gronde gericht, terwijl het be minnelijke Groenlaiidschc volk volkomen rein eu gelukkig was blijven voortleven. Zooal.s men zal begrijpen werden vooral deze laatste worden door zijn talrijke geestdriftige toehoorders luide en herhaaldelijk toegejuicht. IETS OVEU LATUNSCIIE CITATEN EN WOORDEN L'IT OOST EN WEST. De laats'.e dagen heb ik mij geamuseerd met in verloren uurtjes gelijk men gewoon is te zeggen te bladeren in twee boekjes waarin ik hoop dat vele anderen zullen bladeren en snuf felen, liet eene is een boekje vol Latijnsche ci taten, bijeengebracht door iemand die zich ver schuilt achter den naam Adagiarius en het an dere een boekje van Prof. Veth, dat verklaringen bevat van allerlei nithecmsche woorden die in onze taal burgerrecht hebben verkregen. Ik houd heel veel van citaten, als zij maar niet door een pedanten kwast worden gebruikt om zijn» geleerdheid te luchten, iets wat men al spoedig bespeurt. Een citaat op het juiste oogenblik te pas gebracht getuigt dikwijls meer voor iemands scherpzinnigheid en geestigheid dan een heele verhandeling vol deftige, wijze woorden. Doch er zijn citaten n citaten. Er zijn citaten die ieder een kent, die zijn geworden als beduimelde, vettige koperen centen en citaten die slechts weinigen kennen en die dan getuigen voor de belezenheid van hem die ze aanhaalt. Het is aardiger als iemand u om de ooren slaat met citaten uit den een of anderen onmogelijken dichter dan met een medio tutissimus ibis" of met een varietas delcctat." De leukste boekjes over citaten zijn zeker wel het boekje van Van Lonnep: Iets over citaten" en het bekende: L'Esprit desautres." Men moet van Lemiep zijn om zoo prettig te kunnen keu velen naar aanleiding van allerlei bekende cita ten en zoo guitig in het voorbijgaan eenige zonr den te biechten. Adagiarius heeft zich bepaald toe het bijeen brengen van Latijnsche citaten in het dagelijksch leven. Hij heeft die zeer zorgvuldig vertaald en even ^zorgvuldig de bronnen opgegeven. Uit de inleiding blijkt dat hij zeer nauwgezet is geweest ook bij het raadplegen van de uitgaven der schrij vers aan wie de citaten ontleend zijn. Hij kon voor zijn doel ook gebruik maken van het tegen woordig vrij dure boekje van Binder: Novus the saurus adagiorum Latinorum" en van Büchmann's Geflügelte Worte", en wie zich de moeite getroost die boekjes met het hier besprokene te vergelij ken, zal zien dat Adagiarius er een zeer ver standig gebruik van heeft gemaakt. Natuurlijk z al menigeen nog wel eens een citaat in de gedachten komen dat hij hier gaarne ver meld had gezien. Waarom bijv. den vermakelijken pentameter: Deficiënte pecunia, deficit omne niet opgenomen? Waarom niet: non missura cutem nisi plena cruoris himdo (ter wille van Gerrit Witse, want niet ieder heef t'Beet s' Na vijftig jaar bij de hand), waarom niet ? waarom doch eheu, iam satis est.' Wie weet. of eene tweede uitgave van de citaten den verzamelaar niet in staat stelt de verzameling vollediger te maken. Wie weet, of dan tevens niet bij uitdrukkingen als simplex sifjilhim i-eri e. d. vermeld wordt wie zich dLe uitdrukkingen tot lijfspreuk hadden gekozen. Het tweede boek. van Prof. Veth, is niet minder belangwekkend. Uit do voorrede blijkt dat Prof. Veth reeds een twintigtal jaren bezig is geweest om do verzameling van woorden aan te leggen die hij in zijn boekje Uit Oost en West" ver klaart. De lezers der ArnhemscUe Courant hebben er de primeur van gehad, doch wij betuigen den heer Gouda Quint onzen dank dat deze die arti keltjes ook anderen dan alleen lezers der Arnhemsche onder de oogen brengt. Men kent Dozy's Oosterlingen. Welnu, een dergelijk hoekje s dat van Prof. Veth. die hier de beteekenis verklaart van woorden^ uit het Malcisch, Javaansch, soms ook uit het Portugeesch en Spaansch tot ons gekomen. In dit in handig formaat uitgegeven boekje van 399 pagina's, dat eene onmisbare aanvulling is van onze woorden boeken, behandelt prof. Veth tal van woorden, waarvan we de juiste verklaring tot heden niet wisten, en verbetert hij enkele vergissingen, zoo helder als wij dat van Prof. Veth gewoon zijn (men leze bijv. de verklaring van hvtspedoor). Men vindt er de verklaring van woorden als oorlam, Irani, kras, soctatten, ampcr,fczïkken(e.en woord, waanan Prof. Voth zeer terecht beweert, trots van Dale, dat het nog niet verouderd is; ik hoorde het ook onlangs nog gebruiken), elixir. joosje, balkon, veranda, e. a., waarvan men niet zoo aanstonds zou zeggen dat ze uit het ven-e Oosten tot ons zijn gekomen. En verder verklaringen van woorden als adat, f/laduklcer. batikken, die men wel dadelijk als Oosterlingen herkent, doch waarvan men niet zooveel weet te vertellen als Prof. Veth. Men koope de boekjes en lecre er evenveel en met evenveel genoegen uit als hij, die de vorige regelen schreef. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Een werk van zeldzame waarde wordt het bock van dr. Paul Müller-Walde over Leonardo da Vin ei, dat te München bij Gcorg Urith, in zes lijvige folio deelen verschijnt. Niet dat, naar ons voorkomt, de geleerde tekst artistiek werk is van een hoogcn rang, maar het royale boek wordt ver sierd met overvloed van illustraties, die het een groot genot is aandachtig te kunnen beschouwen. Er zijn verschillende lichtdrukken in opgenomen naar Leonardo's leermeester Verrochio en naar zijn tijdgcnootcn Lucca della Ilobbia en Donatello, maar de meeste illustraties zijn toch naar werk van dien raadsclachtigen reus zelven, die mathe maticus, werktuigkundige, physicus, ingenieur, krijgskundige, botanicus, musicus, zoöloog en ana toom van beteekenis, architect, beeldhouwer en geograaf van groote kracht, alles te samen wist te zijn en daarom toch niet minder een der aller grootste schilders was van dien in Italiëaan kunstgiganten zoo wonderrijken tijd van 1500. Sommige van de reproducties naar don allerveclzijdij-'sten artiest zijn in zeer fijne kleuren getint en dikwijls zijn ze zoo pcrf'ekt als liraunkooldrukkcn. Velen er bij zijn van die goddelijke vrouwenkoppen, waarvan het mystieke glimlachen in de Jocoiule getypeerd schijnt geworden. Maar men vindt er ook krabbels onder van grijnzende en groteske karikaturen, portretten van strenggerimpeldc grijsaard:-;, die het majestueuze gevoel van den koninklijken teckenaar als met nauwlet tende goudsmidskimst gctcckend liecft in vormen van zeldzaam gave plastiek, uitvoerige detailstudies van vorstelijke handen of van volmaakt deftig geordonneerde draperieën, men heeft er een kuricus blad bij met schetsjes van zich lekkende, loerende, stoeiende, of' een hoogcn rug zettende katten, en voorstellingen van fiere paarden wier woeste berijders wonderbaarlijke draken te lijf gaan, en cenc van een grooten grifiioon die eer. slanken leeuw belaagt. Verder de p' atcekening van een bijna ornamentickcn boom vol van karak tervolle naïOYcteit eu verschillende b! lemeiisludies,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl