Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 627
of de kompositie van heel een bergachtig land
schap. Ook de aktiea van gratieuze en heroieke
krygslieden en gepantserde jonge maagden, fan
tastische, barsch en leuk uitziende vervormingen
van een leeuwenkop. Of wel sierlijk rei-dansende
meisjes en weder nieuwe heerlijk gevormde on
schuldige vrouwengezichten, die afgewisseld worden
door fragmenten uit religieuze schilderijen, welke
echter tam en koolachtig worden naast de frissche
kracht van de meesten der zuiver weergegeven
krütteekeningen, die altegader met verlangen doen
uitzien naar een volgend deel van deze bewonde
renswaardige uitgave, waaruit de ongehoorde ver
scheidenheid van den machtigen kunstenaar, (die
bij ons bijna uitsluitend door afbeeldingen van
zijn helaas teloorgegaan Heilig Avondmaal
algemeener bekend is) zoozeer volledig, en ook omdat
het prachtwerk bizonder goedkoop is, zoozeer door
ieder te genieten valt.
By gelegenheid van de eerste jaarlijksche inter
nationale Mttnchener kunst-tentoonstelling, zal, op
het voorbeeld van den Parijschen Figaro-Salon,
een werk in vijf afleveringen over de expositie
verschenen met 75 illustraties naar werken van
Duitschers en vreemden.
Bij den uitgever Thieme te Nijmegen zal in
September ten voordeele van een ziekenhuis eene
uitgave het licht zien met bijdragen van
Nederlandsche letterkundigen en schilders. O. a. zullen
daarin ook een daartoe afgestaan schetsje van
Israëls en een van Mauve worden gereproduceerd.
Dat een onvolledig kenner de kunstvoortbreng
selen van nen stam sprekend op elkaar gelij
kend vindt, is zoo vreemd niet, en ook dat men
dan de minder sterken allemaal als volgelingen
van den sterksten onder de kunstenaars van dat
land voorstelt, is begrijpelijk, al is het oppervlak
kig. Onzen Hollandschen schilders gaat het ook
200; het wordt in het buitenland menigmaal ver
teld, dat de schilderijen van de Hollanders allen
op elkaar gelijken, en ook dat Holllandsche schil
ders allen volgelingen zijn van Israëls. Onlangs
zei de Times het nog, en nu wordt het weer ge
schreven door een Fransch kritikus, die overigens
niet de eerste de beste is.
Ik merk met genoegen op," schrijft Louis Gonse
in een overzicht van de coles trangères op de
Par\jsche wereld-tentoonstelling, hoezeer heilzaam
en algemeen de invloed van Israëls in de laatste
jaren in Holland geweest is. Israëls is een mee
ster, wiens groot gewicht men eerst later zal
kunbepalen. Door zijn bewerkte, bevende en verweerde
factuur heen openbaart zich het mooiste sentiment
'voor het intieme leven, en een opperste gave om
binnenkamer-effekten in het doorschijnende van
gedempten dag en het wemelende van den
lichtschyn weer te geven,"
Niet alleen de kunstafdeeling, maar ook in
't algemeen de Hollandsche expositie in Parijs
geelt stof tot beschouwingen. In het
Juni-nummer van de Revue de l'Exposition Universelle,
vinden wij een artikel, getiteld: d'Amsterdam a
Java, dat wij hier noemen om het geval dat het
geïllustreerd is door de heeren P. de Josselin de
Jong en Gerard Muller, naar wij veronderstellen
niet zoo goed als zij dat zouden kunnen. Ook de
Illmtrirte Zeitung gaf (alleen nogal heel leelijke)
prentjes van den Javaanschen kampong op de
expositie.
De Bretonnes au Pardon'1, het schilderij van
Dagnan Bouveret, dat in den Salon te Parijs de
medaille d'honneur heeft verworven, en waarvan
de Gazette des Beaux-Arts enn subtiel schetsje
reproduceert, is door een verzamelaar uit Bazel
voor f 15,000 aangekocht.
Dat, zooals wij de vorige week beweerden, de
zaken van onze kunstcommissie te Parijs een beetje
onordelijk beheerd worden, bewijst o. a. ook het
volgende:
De heer Ph. Zilckea te 'sHage wordt in het
begin van Juni officieel benoemd tot membre
snppléant der Jury des récompenses, classe 63 (Pro
cédés et matériel des Travaux Publiés et du
Génie civil). Zich daarvoor onbevoegd achtende,
bedankt hij. Hij verneemt verder niets, doch
dezer dagen wordt hij opontboden om zoo spoedig
mogelijk naar Parijs te komen als Juré-suppléant
des Beaux-Arts, classe gravure, om daar de
Nederlandsche etsers en graveurs te helpen beoordeelen".
Nu meende de heer Zilcken, dat men alleen Jur
suppléant voor gravure kan zijn, wanneer er ten
minste een Jure titulaire is, en die was en is
niet benoemd. Hij heeft dus voor de zijns inziens
zonderlinge benoeming bedankt en verklaart liefst
de buitenlandsche jury over de inzending der
Nederlandsche graveurs te zullen zien oordeelen.
Wij vinden ook dat, verondersteld dat een me
daille iets waard is, het voor onze graveurs veel
aardiger zal zijn er een van een vreemden heer
te krijgen dan van een bokende, zooals een
Nederlandsch vakgenoot vanzelf meestal is.
Een voorstelling der tempels van alle volken,
die in de geschiedenis der beschaving eene rol
gespeeld hebben, is in den vorm van wandschil
deringen door professor E. Bracht in de groote
feestzaal van het logegebouw in de
Dorotheastraat te Berlijn aangebracht. Eerst ziet men,
aan den zuidelijken wand beginnende, den
grottentempel van Elephantis; bontgekleurde slinger
planten hangen van de rotsen af, in wier kloven
de reusachtige, door zuilen omringde zalen zijn
uitgehouwen. In tegenstelling tot dit
onderaardsehe monument der bouwkunst ziet de toeschou
wer daarnaast de fa§ade van den tempel ven
Karnak; een helderblauwe hemel welft zich boven
de hooge, met hiëroglyphen bedekte pylonen van
dit heiligdom der Egyptenaren. Van hen voert
de kunstenaar ons naar het van druk bevrijde volk
der Israëlieten en laat hij ons den tempel van
Salomo zien, zooals deze vorst hem op den
berg Moria bouwde. Door do volle zon be
schenen verheffen zich op het vierde tafereel
de edele zuilengangen van het Parthenon te
Athene. Dit prachtige gebouw staat hier in al
z\jn oorspru ikelijke schoonheid op den heuvel der
Grieksche stad. De volgende schilderij vertoont
het Pantheon te Rome, terwijl de zesde en laatste
van den zuidelijken wand ons een blik doet slaan
op de Aya Sofia te Konstantinopel met haar schit
terende mozaïken en bont gekleurde versieringen.
Naast deze kleurenpracht van het Oosten staat
de grootsch eenvoudige dom van Worms met zijn
massieve ronde torens en sierlijke koren. De
dom van Keulen neemt als belichaming van den
gothischen stijl het midden van den westelijken
wand in; hij is hier nog onvoltooid voorgesteld.
Verder aanschouwen wij nog de St. Pieterskerk
te Rome, gezien uit het park der villa Dora
Pamfili, de houten kerk te Borgund in Noorwegen en
ten slotte de Ibn-Tulun moskee te Kairo.
TOONEEL EN MUZIEK.
Naar aanleiding van de door het hoofdbestuur
van het tooneelverbond ontworpen reorganisatie,
deed Mr. J. N. van Hall in de vergadering der
afdeeling Amsterdam van 23 Juni de volgende
beschouwingen ronddeelen:
De ondergeteekende, die een groot aandeel
gehad heeft in de oprichting van de Tooneelschool
en in de wijzigingen welke later in de organisatie
van die school zijn gebracht, veroorlooft zich eene
korte, maar ernstige waarschuwing te doen hooren
tegen het door het Hoofdbestuur van het Too
neelverbond ontworpen plan van reorganisatie.
Het komt hem voor, dat het Hoofdbestuur zich
een idealen toestand voor oogen heeft gesteld, maar
geen rekening héft gehouden met de werkelijkheid.
De aspiranten voor onze Tooneelschool worden
geworven uit den kleinen burgerstand, de meesten
zijn kinderen of aanverwanten van tooneelspelers
(enfants de la balie), die geene opleiding op eene
Hoogere Burgerschool kunnen ontvangen, en die
ook aan zulk eene opleiding als voorbereiding
voor de Vakschool weinig zouden hebben.
Aan de jongens geeft de Hoogere Burgerschool
met Sjarigen cursus te veel en te weinig. Te
veel wiskunde, aardrijkskunde, kennis der natuur
(elf uren 's weeks); te weinig taalonderricht. Men
geve zich de moeite, een eindexamen van de II,
B. school met 3 j c. voor jongens bij te wonen,
en vrage zich dan af, of men die jongelieden op
de school zou kunnen gebruiken.
Voor de meisjes is er een ander praktisch be
zwaar. De H. B. school met 3 j. c. voor meisjes
bevat de hoogste 3 klassen eener school met 5
jarigen cursus. De meisjes komen er dus op haar
14e of 15e jaar, en verlaten de school op 17 of
18 jarigen, leeftijd. Is dat de leeftijd, waarop zij
de Tooneelschool met haar 3 jarigen cursus nog
zullen gaan bezoeken ? In het ontwerp van het
Hoofdbestuur wordt van een toelating op 15 ja
rigen leeftijd gesproken.
Hoe dit te rijmen ?
Wij ontvangen op onze school een bijzonder
soort jongelieden, bijzonder wat afkomst, aanleg,
genoten opleiding aangaat. Voor hen is eene voor
bereidende opleiding onmisbaar.
Dat heeft de ervaring geleerd en van daar
de tegenwoordige regeling. Toegegeven, dat nien
tot dusver met de toelating te toegevend is ge
weest is dit een reden om het geheele stelsel
te wijzigen ?
Wil men de Tooneelschool niet zien verloopen
uit gebrek aan leerlingen, die aan de eischcn van
de Vakschool voldoen, dan behoude men de Op
leidingsschool aan de Tooneelschool zelve, en bepale
men zich tot een strenger toezicht op de toela
ting op deze voorbereidende school en een vereen
voudiging van het leerplan der Vakschool, in den
geest als dit door het Hoofdbestuur is ontworpen."
De HH. Ró'ssing, Taco H. de Beer en Simonsz,
allen van nabij met de tuestand van de
ooneelschool en het onderwijs bekend,spraken in denzelfden
geest, zoodat ook het mandaat der Amsterdamsche
afdeeling ter algemeene vergadering in dien zin
werd verstrekt, en de HH. Mr. van Hall en de Beer
aan de reeds gekozen afgevaardigden, de IIII. van
der Mandere en Merens, op de zerverzoek, werden
toegevoegd.
De Amerikaan" van Gustav von Moser. Moser
stelt zich niet tevreden met naam als blij- en
kluchtspelschrijver gemaakt te hebben, maar heeft
zich nu ook aan de operette gewaagd en naar het
schijnt met veel succes.
In het Berliner Tageblatt lezen wij omtrent
bovenstaande operette o. a. het volgende: De
.vrolijke tekst van Moser is door den componist
Grüneke uit Weenen op zeer goede en tevens
populare wijze op muziek gezet. Een spannende
handeling en tot het hart sprekende melodieën
geven den Amerikaan een overal geldigen pas
mee op zijn reis om de wereld.
De Amerikaan zelf is een Croesus, die tegen
het einde der vorige eeuw aan een reeder te Ham
burg schrijft: Bouw een. trotsch schip voor mij
en wanneer het gereed is, stuur mij daarmede dan
een bruidje, daar dergelijke waar hier zeer zeld
zaam is." Als praktisch koopman voegt hij er nog
aan toe, dat, wanneer het bruidje hem niet mocht
convenieeren, hij ze met 100,000 dollars rouwgeld
onbeschadigd zal terugzenden. De reeder is in
geldverlegenheid en besluit, daar de bruidegom
zijner dochter met een schip in verre zeeën toeft,
den Amerikaan die dochter aan te bieden. Dezen
duurt het echter wat lang en hij komt met een
leger van slaven en een zee van schatten zelf te
Hamburg, om zijn bruidje te halen.
Maar Klara weigert, want zij heeft niet hem.
maar iemand anders lief. Haar vader en de Ame
rikaan blijven aandringen, eindelijk bezwijkt zij
en alles is voor de bruiloft gereed, als plotseling
haar vroegere bruidegom de zaal komt binnen
stormen. De Amerikaan staat haar edelmoedig
aan haar vroegeren minnaar af en wordt daarvoor
beloond door de hand van Louise, Klara's vriendin,
die zich bereid verklaart de reis naar Amerika
zoowel als die door het leven met hem te
oudernemen.
Bij dit libretto heeft de heer Grüneke aller
liefste muziek geleverd. Grüneke is in Oostenrijk
reeds sedert lang als componist gunstig bekend
en door zijn compositie van de Amerikaan" zal
hij het ook in Duitschland worden, want zoovele
bekoorlijke melodieën heeft men zelden in n
werk vereenigd gevonden.
In het Theater Tivoli, directie: Charles de la
Mar, wordt de opvoering voorbereid van Leo
Graaf Tolstoi's De Macht der Duisternis" (met
onv(randerdo bewerking van het 4e Bedrijt). Het
stuk is in het Théatre Libre te Parijs opgevoerd
en heeft veel discussie in de Fransche pers uit
gelokt.
De hoofdrollen zullen vervuld worden door:
Akim de heer H. L. Crispijn; Matrena, mevrouw
Kley; iïikita, de heer Ch. de la Mar; Anissia, Mevr.
De la Mar; Anioutka, jongejuf. Josephine de la
Mar; Peter Ignatitsch, de heer Vos'; Akoulina, mevr.
van Ollefen?Kley; Metritch, de heer van Ollefen;
en Marina, mej. F. van Biene.
Graaf Schack, die zijn woonplaats in het Zui
den heeft opgeslagen, zal, naar de Allgemeine
Zeitung mededeelt, begin Juli München, zijn vroe
gere woonplaats, het tooneel van zijn meer dan
dertigjarige werkzaamheid op het gebied van lit
teratuur en kunst, op zijn doorreis naar zijn goe
deren in Noord-Duitschland, aandoen. Zijn schil
derijenverzameling zal voorloopig nog zoowel
voor vreemdelingen als voor het Münchener pu
bliek toegankelijk blijven. De graaf zelf echter
heeft München feitelijk en voor altijd verlaten.
Van het Maandblad voor Muziek, red. Mr. II.
Viotta, is een extranummer verschenen, het pro
gramma bevattende der Bühnenfestspiele, van 21
Juli?18 Augustus te Bayreuth te houden.
Mevrouw von Hochenburger, die den koning
van Italiëbij zijn intocht in Berlijn begroette en
daarbij het, nu reeds tot een gevleugeld woord
geworden non capesco uitsprak, heeft dezer dagen
een bewijs van dank van den galanten vorst ont
vangen. He Umberto heeft haar, naar men be
richt, door den intendant-generaal een armband
met diamanten en saphieren, laten overhandigen.
Ditmaal moet mevrouw von Hochenburger het
Italiaansch zeer goed begrepen hebben.
.LETTEREN EN WETENSCHAP.
Welke honoraria Iwan Turgenew genoot. Wie
den beroemden russischen schrijver Turgenew op
lateren leeftijd gekend heeft, zal het haast on
mogelijk achten, dat er voor hem ook een
tijd bestaan heeft, waarin hij steeds in geldnood
verkeerde. En toch is dat zoo. Mevrouw
Golowatschef, die sedert eenigen tijd in den Historische
bode hare memoires doet verschijnen, deelt hier
omtrent in het Meinummer van genoemd tijdschrift
zeer belangwekkende bijzonderheden mede. In de
jaren 1848 en 1819 geraakte het liberale tijd
schrift De Tijdgenoot (Ssowremennik), waarvoor
Turgenew werkte, in geldverlegenheid, en de
uitgevers Panajew en Nekrassow waren genood
zaakt, schulden te maken. Daardoor kwam het,
dat in den zomer van 1850 de kas van dit blad
volkomen leeg was, toen Iwan Turgenew op een
goeden dag aan de uitgevers schreef, hem per
ommegaande 2000 roebels te zenden. Turgenew
was voor den Tijdgenoot een medewerker, die
men op te hoogen prijs stelde, dan dat de uit
gevers hem een weigerend antwoord hadden
willen geven.
Maar hoe zouden zij aan het geld komen? Zij
vroegen om uitstel, ten einde tijd te winnen om
zulk een aanzienlijke som bijeen te brengen. Tur
genew schreef echter aan Nekrassow: Ik heb het
geld noodig, want ik zit er tot over de ooren
in. Wanneer gij het mij niet kunt geven, ben
ik tot mijn innig leedwezen gedwongen naar de
Vaderlatidsche annalen" te gaan en mij daaraan
te verkoopen. Het zal dan natuurlijk lang duren,
voordat ik weer artikelen van mijn hand in den
Tijdgenoot" zal kunnen laten afdrukken Do
Vadcrlaiidsche annalen" was de titel van een
concurreerend blad en Turgenew's bedreiging joeg
de uitgevers geen geringcn schrik aan. Zij wendden
zich tot mevrouw Golowatschef, die in staat was,
hun het geld voor te schieten en de 2000 roebels
verhuisden onmiddelijk naar den in den nood
zittenden dichter. Turgenew toonde zich echter
voor dezen dienst weinig dankbaar. Van een
terugbetaling van liet geld, was volstrekt geen
sprake, daar de dichter, zoolang zijn moeder leefde,
erg kort gehouden werd, iets wat den uitgevers
zeer goed bekend was.
Daarom bepaalden deze er zich toe, Turgenew's
honoraria voor geleverd werk in mindering van de
schuld af te [trekken. Maar ook in dit opzicht
zouden zij leelijke ervaringen opdoen. In het voor
jaar van 1851 moest Turgenew hun weer een
novelle leveren; zij was reeds aangekondigd,maai
de termijn verstreek, zondor dat Turgenew zijn
verplichting nakwam. De uitgevers zaten met de
handen in het haar. Zij gingen eonige malen naar
hem toe, doch vonden hem niet thuis. Eindelijk
vervoegde hij zich bij hen en wat bleek nu ? Hij
had weer geld noodig gehad, doch daar hij er hun
niet meer om durfde vragen, had hij zijn novelle, hoe
wel zij nog niet geheel gereed was, voor 500 roebels
contant aan de uitgevers der Vaderlandsche an
nalen" verkocht. Verstomd hoorden Panajew en
Nekrassow hem aan. Wat te doen? Die novelle
aan den concurrent gunnen? Dat nooit! En weer
gaven zij Turgenew 500 roebels, om deze aan
Krajewski, den uitgever der Annalen terug te
zenden en hem daarbij zijn leedwezen te betuigen,
dat hij de beloofde novelle niet kon leveren.
Sedert dien tijd opende de Tijdgenoot" Tur
genew een onbeperkt crediet.
Het honorarium van den dichter werd bij ieder
nieuw voortbrengsel van zijn pen verhoogd en
toch bereikte het totaal dezer honoraria nooit hot
cijfer der hem voorgeschoten gelden. Eens vroeg
hij aan Nekrassow, toen hij hem een nieuw manu
script overhandigde, hoe hoog zijn schuld nog was;
hij zelf herinnerde zich nooit, wat hij schuldig
was. Dat zal wel in orde komen" antwoordde
Nekrassow. Neen, ik wil eindelijk eens orde op
mijn geldzaken stellen." Er schoot voor Nekrassow
niets anders op over, dan het bedrag van Turge
new's schuld te noemen. O, o," riep de dichter
uit, ik ben bang dat ik nooit zoo ver zal ko
men, om bij het afleveren van een roman of
een novelle het geld daarvoor in ontvangst te
nemen. Ik zal den Tijdgenoot" steeds wat
schuldig blijven. Dat bevalt mij niet. Ik wil
rpoediger quitte worden. Gij moest mij daarom
ditmaal een hooger honorarium geven." Nekrassow
rimpelde wel het voorhoofd, maar hij willigde toch
in en Turgenew nam afscheid met de woorden :
Ziezoo, nu schrijf ik nog n roman, en dan zijn
wij quitte." Maar nauwlijks verliepen er drie dagen,
of er kwam bij de redactie een brief in van Tur
genew, waarin hij berichtte den volgenden dag
even te zullen aankomen en Nekrassow verzocht
500 roebel voor hem beschikbaar te houden, daar
het mes hem weer op de keel gezet was.
Aldus in het kort, hetgeen mevrouw Golowat
schef meedeelt en hare berichten zullen wel juist
zijn, daar zij ooggetuige van de geschetste
tooneelen geweest is.
De Harz, met uitstapjes uit Hannover en
Cassel, uitgave van H. van der Zande te Arnhem, is
een uiterst practisch reisboekje, bijzonderlijk voor
Elollandsche reizigers ingericht. Behalve de ge
wone kaarten voor spoor- en voetreis vindt men
er tal van eenvoudig, maar duidelijk geteekende
kaartjes in voor de verschillende toeren, den
17daagschen, den 14 daagschen, enz. tot de verschil
lende kleinere 6-daagsche toeren. Al wat men.
weten moet of gaarne zou willen weten, stnat in
het boekje vermeld, hotels, bezienswaardigheden,
afstanden, tarieven; maar hetgeen menigeen vooral
met aandacht zou mogen lezen en overdenken, is
de gezellig geschreven voorrede. Wij vinden er :
De 1ste kellner (Oberkellner) heeft dagelijks
meer beslommeringen, dan eene huismoeder op
den dag van een groot diner met een huis vol
loges. Hem valle men dus niet lastig met vragen
naar treinen of andere zaken. De alwetendheid
in het hotel, die inderdaad alles weet en overal
raad op weet, die om alles denkt en voor alles
zorgt, die niets vergeet, kortom de vader eu moe
der der reizigers, is de portier. Vraagt hem alle
mogelijke en denkbare inlichtingen; hij zal ze u
geven; vaak zal h\j u verstaan, al spreekt gij
uwe moedertaal."
Verder over reistoilet, bagage, welke klasse?",
proviand, geldwisselen, wijn of bier, enz., alle
questions brülantes en te vaak in de reisboeken
niet volledig genoeg behandeld.
Het boekje brengt den reiziger weer te Arnhem,
toont hem daarvan haastig de omstreken en ver
oorlooft hem, dan zijn weg naar huis weer te
zoeken,
Bij den uitgever Tj. van Holkema verscheen
Lissone's practache gids voor Parijs en omstreken,
met plattegrond. Het boekje is uiterst gemakkelijk
ingericht; vooral in de détails, wat men vragen
moet, waar men op moet letten, welke bekende
spijzen de hiëroglyphen van het menu beduiden,
enz. Ook de bijzonderheden omtrent kerken, mo
numenten en schilderijen zijn noch te uitvoerig,
noch te beknopt. De plattegrond, in het boekje
gehecht is eenvoudig en duidelijk, alleen zou men
hem op steviger, taaier papier, nog liever op
linnen, wensclion.
Voor hen, wier beurs hun geen reisje raar Parijs
veroorlooft, heeft de lieer Holkema eveneens ge
zorgd. Hij geeft hun een duidelijken en
betrouwbaren gids voor de hoofdstad en de hofstad, in
don vorm van een plattegrond, die aan do
achterzijde een aantal nuttige aanwijzingen bevat.
De plattegrond van den Haag geeft daarenboven
schetskaartjes van Scheveningen en het strand,
de Scheveningscbe boschjes en het Boscli; die van
Amsterdam dergelijke kaartjes van het Vondel
park en Artis. De beide kaartjes zijn bijgewerkt
tot het 'jaar 1881).
Militaire Zaken.
Verslag der Staatscommissie, ingesteld
bij Koninklijk besluit van 10 Juni
1888, no. 26, tot voorbereiding der
wettelijke regeling van den militairen
dienstplicht, 's Gravcnhage, de Gebroe
ders van Cleef 1880.
III.
(Slot.)
Boveiibesprokeu verslag, door al de ('21) leden
der commissie onderteekend, vormt een geheel
stelsel vau den militairen dienstplicht in Nederland.
Had uu bij hen, al de leden, voldoende over
eenstemming bestaan omtrent de beginselen die
voor de toekomst dienden te worden toegepast,
hetgeen niet het geval is geweest, dan kon men
/.eggen, dat het werk der commissie een groot
gemak voor den wetgever zou zijn geweest. Iu
eeue uitvoerige en zaakrljke memorie evenwel,
die vijf en twintig bladzijden inneemt, komen drie
leden, de heeren A. E. Eeuther, H. J. Brouwers
en W. P. A. Mutsaers, op, zoowel tegeu de doel
matigheid der beyinaeleii door de meerderheid
der commissie voorgestaan, als tegen de wijze
hoe deze die beginselen wenscht toe te pas.seu.
Wij vcrmeeuen niets te kort te doeu aan de
verdiensten van de twee laatste van bovenge
noemde heeren als wij zeggen, dat die memorie
meer bijzonder het werk is vau den Oud-Minis
ter van Oorlog Eeuther. Het is eeu warm met
overtuiging geschreven pleidooi voor een geheel
ander stelsel vau weerbuarheidsvorming dan de
meerderheid der commissie noodig acht.
Bij de lezing er van wordt men getroffen door
de helderheid van voorstelling, door de duidelijk
heid en overredingskracht van het betoog. De
argumenten zijn dikwijls juist, altijd onpartijdig
eu scherpzinnig, eu geven blijk van eeue grondige
studie van het behandelde onderwerp. Het ge
heele stuk draagt den stempel vau de gemoede
lijkheid en degelijkheid, die den generaal Eeuther
iu alles wat bij deed steeds kenmerkten.
Het was zijn laatste groote arbeid, waarvan hij
de openbaarmaking niet meer heeft beleefd. Zijue
vroeger onbegrensde werkkracht was bij het
klimmen der jareu uog buitengewoon gebleven,
alleen zijne levenskrachten verminderden en eene
verraderlijke snel opkomende ziekte, die helaas
eeu doodelijk verloop had, ontrukte hem den
27sten April 1880 aan zijn vaderland en aan de
zijnen. Wie hem gekend hebben, ze wet.'ii en
gevoelen wat beiden aan hem hebben, verloiei.
Wij voelen ons dan ook gedrongen om, bij het
hierna bespreken van dit zijn laatste belangrijke