De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 30 juni pagina 4

30 juni 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 627 of de kompositie van heel een bergachtig land schap. Ook de aktiea van gratieuze en heroieke krygslieden en gepantserde jonge maagden, fan tastische, barsch en leuk uitziende vervormingen van een leeuwenkop. Of wel sierlijk rei-dansende meisjes en weder nieuwe heerlijk gevormde on schuldige vrouwengezichten, die afgewisseld worden door fragmenten uit religieuze schilderijen, welke echter tam en koolachtig worden naast de frissche kracht van de meesten der zuiver weergegeven krütteekeningen, die altegader met verlangen doen uitzien naar een volgend deel van deze bewonde renswaardige uitgave, waaruit de ongehoorde ver scheidenheid van den machtigen kunstenaar, (die bij ons bijna uitsluitend door afbeeldingen van zijn helaas teloorgegaan Heilig Avondmaal algemeener bekend is) zoozeer volledig, en ook omdat het prachtwerk bizonder goedkoop is, zoozeer door ieder te genieten valt. By gelegenheid van de eerste jaarlijksche inter nationale Mttnchener kunst-tentoonstelling, zal, op het voorbeeld van den Parijschen Figaro-Salon, een werk in vijf afleveringen over de expositie verschenen met 75 illustraties naar werken van Duitschers en vreemden. Bij den uitgever Thieme te Nijmegen zal in September ten voordeele van een ziekenhuis eene uitgave het licht zien met bijdragen van Nederlandsche letterkundigen en schilders. O. a. zullen daarin ook een daartoe afgestaan schetsje van Israëls en een van Mauve worden gereproduceerd. Dat een onvolledig kenner de kunstvoortbreng selen van nen stam sprekend op elkaar gelij kend vindt, is zoo vreemd niet, en ook dat men dan de minder sterken allemaal als volgelingen van den sterksten onder de kunstenaars van dat land voorstelt, is begrijpelijk, al is het oppervlak kig. Onzen Hollandschen schilders gaat het ook 200; het wordt in het buitenland menigmaal ver teld, dat de schilderijen van de Hollanders allen op elkaar gelijken, en ook dat Holllandsche schil ders allen volgelingen zijn van Israëls. Onlangs zei de Times het nog, en nu wordt het weer ge schreven door een Fransch kritikus, die overigens niet de eerste de beste is. Ik merk met genoegen op," schrijft Louis Gonse in een overzicht van de coles trangères op de Par\jsche wereld-tentoonstelling, hoezeer heilzaam en algemeen de invloed van Israëls in de laatste jaren in Holland geweest is. Israëls is een mee ster, wiens groot gewicht men eerst later zal kunbepalen. Door zijn bewerkte, bevende en verweerde factuur heen openbaart zich het mooiste sentiment 'voor het intieme leven, en een opperste gave om binnenkamer-effekten in het doorschijnende van gedempten dag en het wemelende van den lichtschyn weer te geven," Niet alleen de kunstafdeeling, maar ook in 't algemeen de Hollandsche expositie in Parijs geelt stof tot beschouwingen. In het Juni-nummer van de Revue de l'Exposition Universelle, vinden wij een artikel, getiteld: d'Amsterdam a Java, dat wij hier noemen om het geval dat het geïllustreerd is door de heeren P. de Josselin de Jong en Gerard Muller, naar wij veronderstellen niet zoo goed als zij dat zouden kunnen. Ook de Illmtrirte Zeitung gaf (alleen nogal heel leelijke) prentjes van den Javaanschen kampong op de expositie. De Bretonnes au Pardon'1, het schilderij van Dagnan Bouveret, dat in den Salon te Parijs de medaille d'honneur heeft verworven, en waarvan de Gazette des Beaux-Arts enn subtiel schetsje reproduceert, is door een verzamelaar uit Bazel voor f 15,000 aangekocht. Dat, zooals wij de vorige week beweerden, de zaken van onze kunstcommissie te Parijs een beetje onordelijk beheerd worden, bewijst o. a. ook het volgende: De heer Ph. Zilckea te 'sHage wordt in het begin van Juni officieel benoemd tot membre snppléant der Jury des récompenses, classe 63 (Pro cédés et matériel des Travaux Publiés et du Génie civil). Zich daarvoor onbevoegd achtende, bedankt hij. Hij verneemt verder niets, doch dezer dagen wordt hij opontboden om zoo spoedig mogelijk naar Parijs te komen als Juré-suppléant des Beaux-Arts, classe gravure, om daar de Nederlandsche etsers en graveurs te helpen beoordeelen". Nu meende de heer Zilcken, dat men alleen Jur suppléant voor gravure kan zijn, wanneer er ten minste een Jure titulaire is, en die was en is niet benoemd. Hij heeft dus voor de zijns inziens zonderlinge benoeming bedankt en verklaart liefst de buitenlandsche jury over de inzending der Nederlandsche graveurs te zullen zien oordeelen. Wij vinden ook dat, verondersteld dat een me daille iets waard is, het voor onze graveurs veel aardiger zal zijn er een van een vreemden heer te krijgen dan van een bokende, zooals een Nederlandsch vakgenoot vanzelf meestal is. Een voorstelling der tempels van alle volken, die in de geschiedenis der beschaving eene rol gespeeld hebben, is in den vorm van wandschil deringen door professor E. Bracht in de groote feestzaal van het logegebouw in de Dorotheastraat te Berlijn aangebracht. Eerst ziet men, aan den zuidelijken wand beginnende, den grottentempel van Elephantis; bontgekleurde slinger planten hangen van de rotsen af, in wier kloven de reusachtige, door zuilen omringde zalen zijn uitgehouwen. In tegenstelling tot dit onderaardsehe monument der bouwkunst ziet de toeschou wer daarnaast de fa§ade van den tempel ven Karnak; een helderblauwe hemel welft zich boven de hooge, met hiëroglyphen bedekte pylonen van dit heiligdom der Egyptenaren. Van hen voert de kunstenaar ons naar het van druk bevrijde volk der Israëlieten en laat hij ons den tempel van Salomo zien, zooals deze vorst hem op den berg Moria bouwde. Door do volle zon be schenen verheffen zich op het vierde tafereel de edele zuilengangen van het Parthenon te Athene. Dit prachtige gebouw staat hier in al z\jn oorspru ikelijke schoonheid op den heuvel der Grieksche stad. De volgende schilderij vertoont het Pantheon te Rome, terwijl de zesde en laatste van den zuidelijken wand ons een blik doet slaan op de Aya Sofia te Konstantinopel met haar schit terende mozaïken en bont gekleurde versieringen. Naast deze kleurenpracht van het Oosten staat de grootsch eenvoudige dom van Worms met zijn massieve ronde torens en sierlijke koren. De dom van Keulen neemt als belichaming van den gothischen stijl het midden van den westelijken wand in; hij is hier nog onvoltooid voorgesteld. Verder aanschouwen wij nog de St. Pieterskerk te Rome, gezien uit het park der villa Dora Pamfili, de houten kerk te Borgund in Noorwegen en ten slotte de Ibn-Tulun moskee te Kairo. TOONEEL EN MUZIEK. Naar aanleiding van de door het hoofdbestuur van het tooneelverbond ontworpen reorganisatie, deed Mr. J. N. van Hall in de vergadering der afdeeling Amsterdam van 23 Juni de volgende beschouwingen ronddeelen: De ondergeteekende, die een groot aandeel gehad heeft in de oprichting van de Tooneelschool en in de wijzigingen welke later in de organisatie van die school zijn gebracht, veroorlooft zich eene korte, maar ernstige waarschuwing te doen hooren tegen het door het Hoofdbestuur van het Too neelverbond ontworpen plan van reorganisatie. Het komt hem voor, dat het Hoofdbestuur zich een idealen toestand voor oogen heeft gesteld, maar geen rekening héft gehouden met de werkelijkheid. De aspiranten voor onze Tooneelschool worden geworven uit den kleinen burgerstand, de meesten zijn kinderen of aanverwanten van tooneelspelers (enfants de la balie), die geene opleiding op eene Hoogere Burgerschool kunnen ontvangen, en die ook aan zulk eene opleiding als voorbereiding voor de Vakschool weinig zouden hebben. Aan de jongens geeft de Hoogere Burgerschool met Sjarigen cursus te veel en te weinig. Te veel wiskunde, aardrijkskunde, kennis der natuur (elf uren 's weeks); te weinig taalonderricht. Men geve zich de moeite, een eindexamen van de II, B. school met 3 j c. voor jongens bij te wonen, en vrage zich dan af, of men die jongelieden op de school zou kunnen gebruiken. Voor de meisjes is er een ander praktisch be zwaar. De H. B. school met 3 j. c. voor meisjes bevat de hoogste 3 klassen eener school met 5 jarigen cursus. De meisjes komen er dus op haar 14e of 15e jaar, en verlaten de school op 17 of 18 jarigen, leeftijd. Is dat de leeftijd, waarop zij de Tooneelschool met haar 3 jarigen cursus nog zullen gaan bezoeken ? In het ontwerp van het Hoofdbestuur wordt van een toelating op 15 ja rigen leeftijd gesproken. Hoe dit te rijmen ? Wij ontvangen op onze school een bijzonder soort jongelieden, bijzonder wat afkomst, aanleg, genoten opleiding aangaat. Voor hen is eene voor bereidende opleiding onmisbaar. Dat heeft de ervaring geleerd en van daar de tegenwoordige regeling. Toegegeven, dat nien tot dusver met de toelating te toegevend is ge weest is dit een reden om het geheele stelsel te wijzigen ? Wil men de Tooneelschool niet zien verloopen uit gebrek aan leerlingen, die aan de eischcn van de Vakschool voldoen, dan behoude men de Op leidingsschool aan de Tooneelschool zelve, en bepale men zich tot een strenger toezicht op de toela ting op deze voorbereidende school en een vereen voudiging van het leerplan der Vakschool, in den geest als dit door het Hoofdbestuur is ontworpen." De HH. Ró'ssing, Taco H. de Beer en Simonsz, allen van nabij met de tuestand van de ooneelschool en het onderwijs bekend,spraken in denzelfden geest, zoodat ook het mandaat der Amsterdamsche afdeeling ter algemeene vergadering in dien zin werd verstrekt, en de HH. Mr. van Hall en de Beer aan de reeds gekozen afgevaardigden, de IIII. van der Mandere en Merens, op de zerverzoek, werden toegevoegd. De Amerikaan" van Gustav von Moser. Moser stelt zich niet tevreden met naam als blij- en kluchtspelschrijver gemaakt te hebben, maar heeft zich nu ook aan de operette gewaagd en naar het schijnt met veel succes. In het Berliner Tageblatt lezen wij omtrent bovenstaande operette o. a. het volgende: De .vrolijke tekst van Moser is door den componist Grüneke uit Weenen op zeer goede en tevens populare wijze op muziek gezet. Een spannende handeling en tot het hart sprekende melodieën geven den Amerikaan een overal geldigen pas mee op zijn reis om de wereld. De Amerikaan zelf is een Croesus, die tegen het einde der vorige eeuw aan een reeder te Ham burg schrijft: Bouw een. trotsch schip voor mij en wanneer het gereed is, stuur mij daarmede dan een bruidje, daar dergelijke waar hier zeer zeld zaam is." Als praktisch koopman voegt hij er nog aan toe, dat, wanneer het bruidje hem niet mocht convenieeren, hij ze met 100,000 dollars rouwgeld onbeschadigd zal terugzenden. De reeder is in geldverlegenheid en besluit, daar de bruidegom zijner dochter met een schip in verre zeeën toeft, den Amerikaan die dochter aan te bieden. Dezen duurt het echter wat lang en hij komt met een leger van slaven en een zee van schatten zelf te Hamburg, om zijn bruidje te halen. Maar Klara weigert, want zij heeft niet hem. maar iemand anders lief. Haar vader en de Ame rikaan blijven aandringen, eindelijk bezwijkt zij en alles is voor de bruiloft gereed, als plotseling haar vroegere bruidegom de zaal komt binnen stormen. De Amerikaan staat haar edelmoedig aan haar vroegeren minnaar af en wordt daarvoor beloond door de hand van Louise, Klara's vriendin, die zich bereid verklaart de reis naar Amerika zoowel als die door het leven met hem te oudernemen. Bij dit libretto heeft de heer Grüneke aller liefste muziek geleverd. Grüneke is in Oostenrijk reeds sedert lang als componist gunstig bekend en door zijn compositie van de Amerikaan" zal hij het ook in Duitschland worden, want zoovele bekoorlijke melodieën heeft men zelden in n werk vereenigd gevonden. In het Theater Tivoli, directie: Charles de la Mar, wordt de opvoering voorbereid van Leo Graaf Tolstoi's De Macht der Duisternis" (met onv(randerdo bewerking van het 4e Bedrijt). Het stuk is in het Théatre Libre te Parijs opgevoerd en heeft veel discussie in de Fransche pers uit gelokt. De hoofdrollen zullen vervuld worden door: Akim de heer H. L. Crispijn; Matrena, mevrouw Kley; iïikita, de heer Ch. de la Mar; Anissia, Mevr. De la Mar; Anioutka, jongejuf. Josephine de la Mar; Peter Ignatitsch, de heer Vos'; Akoulina, mevr. van Ollefen?Kley; Metritch, de heer van Ollefen; en Marina, mej. F. van Biene. Graaf Schack, die zijn woonplaats in het Zui den heeft opgeslagen, zal, naar de Allgemeine Zeitung mededeelt, begin Juli München, zijn vroe gere woonplaats, het tooneel van zijn meer dan dertigjarige werkzaamheid op het gebied van lit teratuur en kunst, op zijn doorreis naar zijn goe deren in Noord-Duitschland, aandoen. Zijn schil derijenverzameling zal voorloopig nog zoowel voor vreemdelingen als voor het Münchener pu bliek toegankelijk blijven. De graaf zelf echter heeft München feitelijk en voor altijd verlaten. Van het Maandblad voor Muziek, red. Mr. II. Viotta, is een extranummer verschenen, het pro gramma bevattende der Bühnenfestspiele, van 21 Juli?18 Augustus te Bayreuth te houden. Mevrouw von Hochenburger, die den koning van Italiëbij zijn intocht in Berlijn begroette en daarbij het, nu reeds tot een gevleugeld woord geworden non capesco uitsprak, heeft dezer dagen een bewijs van dank van den galanten vorst ont vangen. He Umberto heeft haar, naar men be richt, door den intendant-generaal een armband met diamanten en saphieren, laten overhandigen. Ditmaal moet mevrouw von Hochenburger het Italiaansch zeer goed begrepen hebben. .LETTEREN EN WETENSCHAP. Welke honoraria Iwan Turgenew genoot. Wie den beroemden russischen schrijver Turgenew op lateren leeftijd gekend heeft, zal het haast on mogelijk achten, dat er voor hem ook een tijd bestaan heeft, waarin hij steeds in geldnood verkeerde. En toch is dat zoo. Mevrouw Golowatschef, die sedert eenigen tijd in den Historische bode hare memoires doet verschijnen, deelt hier omtrent in het Meinummer van genoemd tijdschrift zeer belangwekkende bijzonderheden mede. In de jaren 1848 en 1819 geraakte het liberale tijd schrift De Tijdgenoot (Ssowremennik), waarvoor Turgenew werkte, in geldverlegenheid, en de uitgevers Panajew en Nekrassow waren genood zaakt, schulden te maken. Daardoor kwam het, dat in den zomer van 1850 de kas van dit blad volkomen leeg was, toen Iwan Turgenew op een goeden dag aan de uitgevers schreef, hem per ommegaande 2000 roebels te zenden. Turgenew was voor den Tijdgenoot een medewerker, die men op te hoogen prijs stelde, dan dat de uit gevers hem een weigerend antwoord hadden willen geven. Maar hoe zouden zij aan het geld komen? Zij vroegen om uitstel, ten einde tijd te winnen om zulk een aanzienlijke som bijeen te brengen. Tur genew schreef echter aan Nekrassow: Ik heb het geld noodig, want ik zit er tot over de ooren in. Wanneer gij het mij niet kunt geven, ben ik tot mijn innig leedwezen gedwongen naar de Vaderlatidsche annalen" te gaan en mij daaraan te verkoopen. Het zal dan natuurlijk lang duren, voordat ik weer artikelen van mijn hand in den Tijdgenoot" zal kunnen laten afdrukken Do Vadcrlaiidsche annalen" was de titel van een concurreerend blad en Turgenew's bedreiging joeg de uitgevers geen geringcn schrik aan. Zij wendden zich tot mevrouw Golowatschef, die in staat was, hun het geld voor te schieten en de 2000 roebels verhuisden onmiddelijk naar den in den nood zittenden dichter. Turgenew toonde zich echter voor dezen dienst weinig dankbaar. Van een terugbetaling van liet geld, was volstrekt geen sprake, daar de dichter, zoolang zijn moeder leefde, erg kort gehouden werd, iets wat den uitgevers zeer goed bekend was. Daarom bepaalden deze er zich toe, Turgenew's honoraria voor geleverd werk in mindering van de schuld af te [trekken. Maar ook in dit opzicht zouden zij leelijke ervaringen opdoen. In het voor jaar van 1851 moest Turgenew hun weer een novelle leveren; zij was reeds aangekondigd,maai de termijn verstreek, zondor dat Turgenew zijn verplichting nakwam. De uitgevers zaten met de handen in het haar. Zij gingen eonige malen naar hem toe, doch vonden hem niet thuis. Eindelijk vervoegde hij zich bij hen en wat bleek nu ? Hij had weer geld noodig gehad, doch daar hij er hun niet meer om durfde vragen, had hij zijn novelle, hoe wel zij nog niet geheel gereed was, voor 500 roebels contant aan de uitgevers der Vaderlandsche an nalen" verkocht. Verstomd hoorden Panajew en Nekrassow hem aan. Wat te doen? Die novelle aan den concurrent gunnen? Dat nooit! En weer gaven zij Turgenew 500 roebels, om deze aan Krajewski, den uitgever der Annalen terug te zenden en hem daarbij zijn leedwezen te betuigen, dat hij de beloofde novelle niet kon leveren. Sedert dien tijd opende de Tijdgenoot" Tur genew een onbeperkt crediet. Het honorarium van den dichter werd bij ieder nieuw voortbrengsel van zijn pen verhoogd en toch bereikte het totaal dezer honoraria nooit hot cijfer der hem voorgeschoten gelden. Eens vroeg hij aan Nekrassow, toen hij hem een nieuw manu script overhandigde, hoe hoog zijn schuld nog was; hij zelf herinnerde zich nooit, wat hij schuldig was. Dat zal wel in orde komen" antwoordde Nekrassow. Neen, ik wil eindelijk eens orde op mijn geldzaken stellen." Er schoot voor Nekrassow niets anders op over, dan het bedrag van Turge new's schuld te noemen. O, o," riep de dichter uit, ik ben bang dat ik nooit zoo ver zal ko men, om bij het afleveren van een roman of een novelle het geld daarvoor in ontvangst te nemen. Ik zal den Tijdgenoot" steeds wat schuldig blijven. Dat bevalt mij niet. Ik wil rpoediger quitte worden. Gij moest mij daarom ditmaal een hooger honorarium geven." Nekrassow rimpelde wel het voorhoofd, maar hij willigde toch in en Turgenew nam afscheid met de woorden : Ziezoo, nu schrijf ik nog n roman, en dan zijn wij quitte." Maar nauwlijks verliepen er drie dagen, of er kwam bij de redactie een brief in van Tur genew, waarin hij berichtte den volgenden dag even te zullen aankomen en Nekrassow verzocht 500 roebel voor hem beschikbaar te houden, daar het mes hem weer op de keel gezet was. Aldus in het kort, hetgeen mevrouw Golowat schef meedeelt en hare berichten zullen wel juist zijn, daar zij ooggetuige van de geschetste tooneelen geweest is. De Harz, met uitstapjes uit Hannover en Cassel, uitgave van H. van der Zande te Arnhem, is een uiterst practisch reisboekje, bijzonderlijk voor Elollandsche reizigers ingericht. Behalve de ge wone kaarten voor spoor- en voetreis vindt men er tal van eenvoudig, maar duidelijk geteekende kaartjes in voor de verschillende toeren, den 17daagschen, den 14 daagschen, enz. tot de verschil lende kleinere 6-daagsche toeren. Al wat men. weten moet of gaarne zou willen weten, stnat in het boekje vermeld, hotels, bezienswaardigheden, afstanden, tarieven; maar hetgeen menigeen vooral met aandacht zou mogen lezen en overdenken, is de gezellig geschreven voorrede. Wij vinden er : De 1ste kellner (Oberkellner) heeft dagelijks meer beslommeringen, dan eene huismoeder op den dag van een groot diner met een huis vol loges. Hem valle men dus niet lastig met vragen naar treinen of andere zaken. De alwetendheid in het hotel, die inderdaad alles weet en overal raad op weet, die om alles denkt en voor alles zorgt, die niets vergeet, kortom de vader eu moe der der reizigers, is de portier. Vraagt hem alle mogelijke en denkbare inlichtingen; hij zal ze u geven; vaak zal h\j u verstaan, al spreekt gij uwe moedertaal." Verder over reistoilet, bagage, welke klasse?", proviand, geldwisselen, wijn of bier, enz., alle questions brülantes en te vaak in de reisboeken niet volledig genoeg behandeld. Het boekje brengt den reiziger weer te Arnhem, toont hem daarvan haastig de omstreken en ver oorlooft hem, dan zijn weg naar huis weer te zoeken, Bij den uitgever Tj. van Holkema verscheen Lissone's practache gids voor Parijs en omstreken, met plattegrond. Het boekje is uiterst gemakkelijk ingericht; vooral in de détails, wat men vragen moet, waar men op moet letten, welke bekende spijzen de hiëroglyphen van het menu beduiden, enz. Ook de bijzonderheden omtrent kerken, mo numenten en schilderijen zijn noch te uitvoerig, noch te beknopt. De plattegrond, in het boekje gehecht is eenvoudig en duidelijk, alleen zou men hem op steviger, taaier papier, nog liever op linnen, wensclion. Voor hen, wier beurs hun geen reisje raar Parijs veroorlooft, heeft de lieer Holkema eveneens ge zorgd. Hij geeft hun een duidelijken en betrouwbaren gids voor de hoofdstad en de hofstad, in don vorm van een plattegrond, die aan do achterzijde een aantal nuttige aanwijzingen bevat. De plattegrond van den Haag geeft daarenboven schetskaartjes van Scheveningen en het strand, de Scheveningscbe boschjes en het Boscli; die van Amsterdam dergelijke kaartjes van het Vondel park en Artis. De beide kaartjes zijn bijgewerkt tot het 'jaar 1881). Militaire Zaken. Verslag der Staatscommissie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 10 Juni 1888, no. 26, tot voorbereiding der wettelijke regeling van den militairen dienstplicht, 's Gravcnhage, de Gebroe ders van Cleef 1880. III. (Slot.) Boveiibesprokeu verslag, door al de ('21) leden der commissie onderteekend, vormt een geheel stelsel vau den militairen dienstplicht in Nederland. Had uu bij hen, al de leden, voldoende over eenstemming bestaan omtrent de beginselen die voor de toekomst dienden te worden toegepast, hetgeen niet het geval is geweest, dan kon men /.eggen, dat het werk der commissie een groot gemak voor den wetgever zou zijn geweest. Iu eeue uitvoerige en zaakrljke memorie evenwel, die vijf en twintig bladzijden inneemt, komen drie leden, de heeren A. E. Eeuther, H. J. Brouwers en W. P. A. Mutsaers, op, zoowel tegeu de doel matigheid der beyinaeleii door de meerderheid der commissie voorgestaan, als tegen de wijze hoe deze die beginselen wenscht toe te pas.seu. Wij vcrmeeuen niets te kort te doeu aan de verdiensten van de twee laatste van bovenge noemde heeren als wij zeggen, dat die memorie meer bijzonder het werk is vau den Oud-Minis ter van Oorlog Eeuther. Het is eeu warm met overtuiging geschreven pleidooi voor een geheel ander stelsel vau weerbuarheidsvorming dan de meerderheid der commissie noodig acht. Bij de lezing er van wordt men getroffen door de helderheid van voorstelling, door de duidelijk heid en overredingskracht van het betoog. De argumenten zijn dikwijls juist, altijd onpartijdig eu scherpzinnig, eu geven blijk van eeue grondige studie van het behandelde onderwerp. Het ge heele stuk draagt den stempel vau de gemoede lijkheid en degelijkheid, die den generaal Eeuther iu alles wat bij deed steeds kenmerkten. Het was zijn laatste groote arbeid, waarvan hij de openbaarmaking niet meer heeft beleefd. Zijue vroeger onbegrensde werkkracht was bij het klimmen der jareu uog buitengewoon gebleven, alleen zijne levenskrachten verminderden en eene verraderlijke snel opkomende ziekte, die helaas eeu doodelijk verloop had, ontrukte hem den 27sten April 1880 aan zijn vaderland en aan de zijnen. Wie hem gekend hebben, ze wet.'ii en gevoelen wat beiden aan hem hebben, verloiei. Wij voelen ons dan ook gedrongen om, bij het hierna bespreken van dit zijn laatste belangrijke

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl