De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 7 juli pagina 2

7 juli 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.828 Beroemde sterren aan den tailleurs- en modistenhemel volgen de inspraak van hun artistiek gevoel en begeven zich naar badplaatsen en wedrennen om idees'' op te doen, die in hun Truchtbaar brein zullen rijpen tot pantalons a la Marken of hoedjes in den trant van de beroemde hangende tuinen. Dood en smart zelfs heeft het reizen aan zich onderworpen. Troostelooze weduwen, wier echt genoot naar een wereld is vertrokken, die de «betere" wordt genoemd, omdat niemand, die er eenmaal is aangeland, lust schijnt te hebben weer te repatrieeren geknakte maagden, wier kart door de spreekwoordelijk geworden trouwe loosheid der mannen, verbrijzeld is als een ge broken spiegel, »wier scherven haar smart dui zendvoudig weerkaatsen," strijken heur veertjes glad en ontvluchten, gelijk de treureend" de winterkou, de ijzige kilheid van het noodlot. Vroeger begaf een oud-Amsterdamsch, pas ge trouwd huwelijkspaartje zich naar Haarlem. Men wandelde in den Hout, terwijl de avondwind, die overal komt, aan de groene reuzen, die luisterend 4e hoofden bogen, fluisterende mededeelingen deed emtrent het jonge paartje beueden, dat in de gebruikelijke houding langzaam voortkuierde zijn arm om haar midden. De maan tuurde dan zoo nieuwsgierig door het dicht gebladerte, tot haar vol, rood aangezicht bleek was geworden van inspanning, als ze het verliefde tweetal eindelijk had ontdekt om het «malle pad waarop ze gingen te verzilveren. 't Was maar een ouderwetsch huwelijksreisje, maar och, men was bij elkander, dat was het voornaamste, en men zag er het leven even schoon en kalmer voor zich liggen, dan tegen woordig aan den Kijn of op den top van den Eigi. Want ia onze dagen nu het heimwee naar let geboorteland van anderen zoo onrust barend toeneemt, stapt zelfs het nietigste bakrischje in liet huwelijksbootje met de reislust ??an een haring die, zooals men beweert, jaarlijks de verre poolzeeën verlaat om het zomerseizoen door te brengen aan de Fransche of Engelsche kusten op zijn minst droomend van een huwelijksreisje naar Egypte, misschien em en passant den heiligen vogel te verzoeken niet al te dikwijls neer te strijken op het ech telijk dak. Als een zwerm sprinkhanen verzamelen de rei zigers uit alle landen zich bij het begin van den zomer. Hier en daar scheiden enkelen zich af ef strijkt een gedeelte neder, tot laat in den herfst van de talrijke troep niets is overgebleven dan eenige beurtpredikauten, verschillende nutslezers en vele commis-voyagenrs en valaeizigers. Zooals je weet hebben we hier een bijzonder hoogeu gast gehad, voor wien we ons beste beentje dan ook vooruit hebben gezet. 't Was niet mogelijk den Heer der Zou iets te weigeren. Indien hij de bloem van onze aaagdenrei waarvoor menigeen bevreesd was geëischt had om zijn harem te completeeren,zou men werkelijk niet geweten hebben, hoe zich van die eer te ontslaan. 7j. M. genoot alles met het fatalisme van een mahomedaan, die niet weet wat het noodlot den volgenden dag over hem beschoren heeft, was overal mee tevreden en betuigde volgens alle couranten minstens twintigmaal per dag zijn hooge ingenomenheid." Na voor het meerendeel der genoten vermaken een leeuwen" prijs te hebbeu betaald of beloofd, is de schah, min of meer wagenziek van al het lijden, geestdriftvol" vertrokken. Nu Perziëvoor ons verdwenen is, heeft het Oosten een ander land voor ons ontsloten door de toezending der Abdullahs, een zeer zang- en danslustige stam, waarvan de dames met het oog op haar bewegelijke leefwijze ,>hél oneerbaar lijn aangedaan." Ze dragen een soort polonaise met vliegende panden, zooals onze dames ook wel doen, maar terwijl deze daaronder eenige verdiepingen van «ondoordringbare" rokken hebbeu, dragen haar Arabische zusters verders niets dan. bet nauwsluitend, lichtbruine pakje dat ze bij faar geboorte reeds bezaten. Ik kan haar kleeding eigenlijk niet goed beschrijven, maar ze is, zooals goeden raad had gegeven en ik herinnerde mij, hoe het maar al te dikwijls gebleken was, dat hij door de uitkomst in liet gelijk was gesteld. Daarom riep ik hem ook nu terug en bood hem mijn verontschuldigin gen aan. »Dafc alles is nog zoo nieuw voor mij", zei ik, »je moet er niet boos om worden als ik dacht, dat je er maar een grapje van wilde maken. Ik zal naar je luisteren als je zoo foed wilt zijn mij van een en ander op de oogte te brengen." Tobias ging weer zitten en stak een sigaar ep. We gaven elkander de hand. »0m aan je verzoek te voldoen," hernam Mj, »zal ik ju in het kort vertellen, hoe de vork in den steel zit Kijk eens. J) Vroeger gold het als hoogste lofspraak voor een roman schrijver als de menschen zeiden: Wat heeft die man een levendige verbeelding, waar haalt hij het toch van daan! Maar tegenwoordig zou zoo'n lofspraak bijna moeten beschouwd worden als een veroordecling. Dat komt omdat de eischen. die men aan den roman stelt, geheel zijn veranderd. De pliantasie neemt al een zeer bescheiden plaats in. De vroegere romanschrijvers hadden verbeelding en voor de kinderen van hun phantasie wisten zij een geheele generatie belang- in Ie boezemen. Toen zijn er gekomen, die geen verbeelding hadden, maar die daarentegen de gave hadden om waar te nemen en te on t- j leden. Zij werden bewonderd en bewierookt, niet omdat zij vertelseltjes bedacht luidden, maar omdat zij een getrouw beeld hadden gegeven van hun tijd. Zij hebben er den stoot aan gegeven, dat de phantasie in den roman niet meer meetelt. En let nu op de froote romanschrijvers van den tegemvoorigen tijd: hun talent bestaat niet in hun l) Alles wat Tobias hier vertelt, ontleende hij aan Zola's Roman expérimental. een oud zee-kapitein het zou uitdrukken: »los overal!" Neen, dan brengen de lieve, eerzame misses as plenty as stravvberries mijn zedelijk gevoel minder in opstand. Haar vormen zij zijn meestal even gevuld als een liniaal zijn zóó decent, dat ze zelfs voor den meest zinnelijken geest niets verleidelijks hebben. Ik begrijp eigenlijk niet waarom Engeland waaraan wij onze puikste schapen, de beste aard appelen en de eerste meikersen sturen, ons in ruil daarvoor, het gezicht schenkt op zulke leelijke, wei nig aanlokkelijke dochteren Albions, waar thetooth of time ook meestal zoo'n beetje aan geknaagd heeft, eu de aardige kopjes binnen de grenzen houdt. Van de mannelijke wezens dragen de meesten kinderachtig platte, breedgerande matelots boven op hun lange, spichtige gestalten waardoor ze in de verte op groote, wandelende paddestoelen ge lijken. Men ontmoet die vreemdelingen gewoonlijk in kudden van twee tot zes stuks n als belhamel vooruit achter een verkeerde tram huppelend, maar zelfs als ze eindelijk begrijpen, to be mistaken, zegt hun doodleuk gezicht: »Tel est notre bon plaisir." Eén ding begrijp ik niet van de reislust, n.l. dat de geleerde wereld er zich nog niet op heeft geworpen als op een nieuw bewijs voor de ge jaagde nerveusiteit onzer eeuw, maar dat zal den een of anderen dag ook wel gebeuren. 't Is een suggestie die we lijdelijk moeten ondergaan, die voortdurende aantijging van ver slapte zenuwen, waarin het heele menschdom deelt. Al heb je spieren als een athleet, al zou je met pleizier een bokspartijtje willen aannemen tegen een dozijn kraakbeenige kamergeleerden, je zoudt niets anders dan een uitzondering zijn om den regel te bevestigen. Ik voor mij, geloof meer dat de trekwoede" in de lucht zit, want hoewel hitte noch ver moeienis iets van mijn levensvier hebben gedoofd, moet ik, hoe ongaarne ook, tot de bekentenis komen dat ze ook mij te pakken heeft gekregen. Ik kan het mezelfnauwelijks vergeven dat ikmijn eerste steentje juist naar de schoone sekse heb geworpen, =si nous n'avious point de défants, nous ne prendrions pas tant de plaisir a en reremarquer dans les au tres." Ik vrees dat spottershuisje spoedig zal bran den. Wellicht schrijf ik mijn eerstvolgenden brief hoewel hij je waarschijnlijk nooit berei ken zal in de woeste steppen van KleinAziöof aan den oever <ier Ganges. »Dort weiss ich den schönsten Ort." Farewell: DAXDOLY. SIGNALEMENTEN UIT DEN TUECIITSCilEN GEMEENTERAAD, door JAN VAN 'T STICHT. De heer W. J. R o y aar d s van den Tlani. Oogeu ;\ la mouton ; mond ook ; hoofd en wan gen mot hetzelfde nonnner van de machinale schaar van hot overvloedige haar ontdaan, zoodat, er bijna niets meer op zit; wangen dik, doch ecu wei iiuhangerig: buik idem; hart, van goud. 18 karaat s; kinderen als wolkeu; beeneu naar veiiant; portcmonnuio stampvol. Ziedaar Mr. lioyaavds af! Elk trekje, dat ik er meer aan zou doen, zou zijn portret be dorven. l" n /,cg mij, herkent ge in (leze beschrijving tien crnsligen, gemoedelijk? <m goedhartigeu mail, wiens beeld mij thans voor den geest staat, en \vicns naam door zoovclen iu Utrecht met dankbaarheid worden genoemd. ]k hoop het, want vooral ook als zoodanig wilde ik hem gaarne bij u inleiden. Hij, zoo mildelijk gezegend met aardsche middelen ('t is geen onbe scheidenheid van mij dat ik het verklap ; iedereen kau 't zien dat hij tot de hoogstcn van de hoogst aangcslagcncn behoort) hij zoo mildelijk met aardschc middelen gezegend, hij beschouwt zijn geld nu inderdaad als het slijk der aarde, en wendt, liet ook als zoodanig aan. Hij bemest daarmede verbeelding, maar in hun vermogen om de natuur eerlijk en trouw terug te geven. Op die ontlrooning van de phantasie wcnsch ik wel je aandacht te vestigen, want daarin ligt het karakteristieke van den nieuwen roman. Zoolang de roman als een ontspan ning voor den geest is beschouwd, als een amusement, waaraan men slechts de eischen stelde van bevalligheid en gloed, begreep men, en te recht, dat men moest bekoren door allerlei kunstgrepen, toevalligheden en verrassingen. Maar dat is nu allemaal ver anderd." »Neem mij niet kwalijk, dat ik je in de rede val. Ik wil geloovcn, dat de roman van karakter veranderd is, maar het wil er bij mij nog niet in, dat ook de lezers veranderd zijn. Lezen de menschen tegenwoordig een roman voor bun verdriet, en is het de roeping van de kunst om do kwellingen des levens nog met eene te vermeerderen '!'' »Die vraag bewijst, dat je nog altijd dat oude, dwaze standpunt inneemt. Je moet oog lecren krijgen voor de waarheid, die schoon in zich/.elve is." 'En heeft de romanschrijver nu in het goheel geen phantasie meer noodig. Is nu zoo'n roman waar van top tot teen als een tafel van vermenigvuldiging ?" 'O, neen, de romanschrijver bedenkt nog wel iets. Hij bedenkt een zekere rangschik king van de feiten, een plan, een stukje drama, maar liet eerste het beste geschiedenisje. dat liet dagelijksch leven hem aan de hand doet, kan daartoe dienen, en in de samenstelling van het werk is het van onder geschikt belang. De feiten dienen alleen als logische ontwikkeling van de personen. De groote zaak is maar om de verschillende figuren in zoo'n roman het leven in te blazen cji ze voor de oogcn van den lezer op de meest natuurlijke wijze te doen handelen." (Slut f braakliggende gronden, als hij ze maar ontdekt of indien ze hem maar aangewezen worden en er maar een kleine hoop bestaat dat zijne mest niet wcggeworpeu is. Maar waartoe deze beeldspraak, de heer Royaarcls doet veel wel en ziet in 't geheel niet om. Hij laat graag wat, verdienen, verklaren de bazen hier vau hem. Hij brengt het geld onder de men schen, en ofschoon meu nu wel beweert dat, hij, met liet grootcr worden zijner zonen, den duim een beetje meer op het zundgat houdt dan vroe ger, daarbij dient ook in aanmerking genomen, dat juist die zonen iu deze materie voor den ouden heer ccue Commissie van Bijstand vormen, wier ijver on toewijding buiten kijf door hem op dcu hoogstcn prijs worden gesteld. De heer Royaards van dcu Ham heet Royaards naar zijnen vader, die vóór jaren een hoogst eer volle plaats onder de aan ouzc academie verbonden professoren heeft ingenomen, en v:w den Ham naar een heerlijkheid nabij Utrecht, onder Vleuten, die hij aangekocht, heeft. Om de waarheid te zeggen is er aan dezu Ilcerlijheid niets llecrlijks, dan de heer Royaards zelf. De rest is niets anders dan een vierkante, plompe, steen en toren, waaraan de litteekens nog zichtbaar zijn van een slot of zoo iets dat er vroe ger tegenaan gezeten heeft. De familie komt er nooit, omdat een vau de voormalige ambachtslieereu daar spookt, zegt de vrouw vau den slot bewaarder. De gracht, om deze //heerlijkheid", is beroemd om zijn rijkdom van visch, voornamelijk baars. (Ongetwijfeld tot vreugde van liefhebbers kan ik metiedeelen, dat aau fatsoenlijke licugclaars op schriftelijk verzoek, door deu heer Royaards gaarne een bewijsje gegeven wordt, dat zij daar mogen visschcn, mits eigen bieren eu consumptie mede brengende). Tot iu 't vorige jaar was de heer Royaards wethouder dezer gemeente; doch toen werd hij door liet vertrouwen der kiezers getroffen eu naai de Tweede Kamer afgevaardigd. Blijmoedig onderwierp hij zich en legde tenge volge van de noodzakelijke reizen naar den Haag, het, hem zoo dierbare baantje van Wethouder vau Publieke Werken neder. 111 die betrekking had hij menigen zwareu strijd te strijden en menige lans voor zijne ambtenaren te breken. Want, zooals overal, ook hier staan de gemeentewerken terecht, of ten onrechte ouder ver denking, dat liet de tak van dienst is, waaraan het meeste geld verspild wordt. Als hij zoo'u. geiieralcn aanval op zijne voor stellen of plannen had doorstaan, dan had de heer Hoyaards de eigenaardige gewoonte om bij zii'i antwoord al het, gesprokene te recapitulccren en nog eens met den Raad te overzien. De heer Die heeft dit gezegd, meneer Deze wenscht dat te weten, de heer tieue had liever zóó gewild en meneer Van Andere vindt dat, dat niet in den haak was. Eu dan ging hij dat alles weerleggen, zoo kalm en bedaard, en al had men nog zoo hard aange vallen, /,oo zonder ecmg spoor van drift, dat hij waarlijk zijn t/ir t/e lo-.ihomie nog niet, meer had behoeven te doen uitkomen, door er ook nog een weerklank bij te voegou, die zijne stem ver heft tol ecu stem, zooals zij precies bij den persoon vau deu heer Royaards behoort. Onder het beheer vau deu heer Royaards is onze stad verrijkt, met een massa oerleelijke ge bouwen, met name scholen. Muren met galen," noemde de heer Duyvis ze eens. Maar de heer R.oyaards verdedigde die gebouwen altijd met ie wijzen op de doelmatige, inwendige inrichtingen en op deu billijken prijs. Wat de inwendige inrichtig betreft, moet de lieer Royaards eens in de 11. B. S. voor meisjes het kamertje aan de straat, voor de directrice bestemd, om een oogje op de kindereu te honden, bij uitgaan en komen, in oogcnschouw nemen. De lieer Royaards is veel grooter dan de directrice, maar ais hij iets van die lieve meisjes zien wil en dat wil hij heel graag dan moet hij zeker op een stool' gaan sta-.ui om met zijne ougeu boven de vensterbank te komen. Maar 't was toch goed! Dat, was 't gebrek vau den heer Royaards : zijnen architect-directeur verdc(ledigde hij /'i tort et <i travers, door dik eu dun. De M ad is daar niet mooier op geworden, maar 't z;il du vraag zijn of de wethouder ie vinden is, die cencii architect, goeden smaak kau voorschrij ven, als deze er de voorkeur aau geeft om docr betrachting van den alItTiiilerst.cn eenvoud, alle kritiek behalve vau die vau ..muren met gaten" onmogelijk te maken. Maar thans is de heer Royaanl geen wethouder meer, hij is slechts gewoon raadslid, al is hij dan ook buiten kijf het dikste lid. Hij komt ook niet meer zoo trouw ter verga dering als voorheen, en wanneer hij komt dan nog missen wij maar al te vaak zijn discours. Eu dat missen wij ongaarne, want, hoc goedig hij ook zwijgend om zich heen blikt, eerst als hij spreekt, ziet, men hem compleet. Dan erkent men ((en cn^ligcn man, die bij de behandeling vau zaken geen .scherts kau verdra gen, feoi'al niet van zijn bcs1 rijders, en daarom dan ook niet zelden aau professor De (iecr ecu verwijt over /,zijnc b< kende geest m'hcdcn'' maakt. Gelukkig (hit prol'. Du Geer zich daar niet aan stoort, want. hoc goed, hoe braaf, hoe edel ik den heer Royaards ook vind, ik zou om den dood met graag willen, dat we er zoo 33 m onzen Raad hadden. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Thcatre Tivoli: De maclti der duisternis. liet eenige nieuws op tooncclgcbicd was deze weck do opvoering in het Theater Tivoli van J)c macht der duisternis, liet bekende drama vau graaf' ToLstoi. liet stuk is indertijd (II Februari 188.S) naar aanleiding van de opvoering in het Théatre Librc te Parijs uitvoerig in dit blad besproken. Den inhoud mogen wij dus als bekend veronderstellen. Do Parijscho critici waren allen eenstemmig in hun lol; alleen Sarcey was, niettegenstaande hij zelf den heer Antoine de opvoering had aange raden, minder geestdriftig, wel een bewijs, hoe moeielijk het is, over een tooneelstuk te oordeelen, vóór men het heeft zien vertoonen. Wij van onzen kant zouden ons, nadat wij de opvoering in het Théatre Tivoli hebben bijgewoond, het liefst bij het oordeel van Sarcey aansluiten. Dramatisch is deze dicpaangrijpende zedeschil dering eigenlijk eerst in de laatste plaats. Het uoofdvereischto voor het drama is (och altijd handeling, en handelen doen, welbeschouwd, in De macht der duisternis" slechts enkele per sonen, bijna allen laten zich zonder veel strijd door hun booze driften en hartstochten mcesleepen en gelijken het rncest op de personen uit Zola's L'Assommoir", waarvan de schrijver zelf in zijn voorrede van 1877 zcidc: Mes personnages ne sont pas mauvais, s ne sont qu'iynorants etgiïtéspar Ie milieu de rucle besogne et de misere oit i!s vircnt. De romans van Zola heeft men nooit tot dra gelijke tooiieelstukken kunnen bewerken, hoe grondig ook enkele dier bewerkers met de geheimen en vercischten van het tooneel bekend waren ; evenmin heeft Tolstoi, toen hij het leven en drijven van deze Russische boeren beschreef, een fraai tooneelstnk kunnen maken, wat te min der verwondering baart, daar hij maar al te zeer blijk geeft, een alles behalve handig dramaturg i te zijn. Sarcey wees er reeds op, dat bijna alle | toestanden uit het drama in oudere fransche stukken terug te vinden zijn; men zou er kun nen bijvoegen, dat Tolstoi ook liet eigenlijke hand werk slechts matig verstaat. liet komon en gaan der personen is bijna altijd ten eenenmale onge motiveerd. Als hij ze weg wil hebben en er niets anders op weet, laat zij ze eenvoudig van het tooneel roepen. Het zou dan ook dwaasheid zijn De macht der duisternis" in de eerste plaats als een tooneelstuk te beschouwen en te beoordeelen. Tolstoi heeft dien vorm waarschijnlijk alleen verkozen, om zich een zoo groot mogelijk publiek te verschaften. Het is het werk van een groot dichter en denker, van een edel mcnsch en burger, die terecht in zag, dat men om genezing te kunnen aanbrengen vóór alles de ziekte moet kennen. Het is daarom ook, even als do romans van Zola, gevaarlijke en alleen voor ontwikkelde menschen geschikte kost, een reden, waarom ik een opvoering op een Neder landsen tooneel niet al te zeer kan toejuichen. Het Nederlandsche volk is zich. wat zijn smaak voor dramatische vertooningen betreft, altijd vrij wel gelijk gebleven. Het koddige en boertige is bijna het eenige, wat op ons tooneel ooit recht wortel heeft kunnen schieten; het aantal oorspronkelijke Hollandsclic kluchten is legio; vóór alles lachte men gaarne; ook heden doet men dit nog. Bij de opvoering van Do macht der duisternis" hoorde men soms bij de meest aan grijpende tooncclcn van alle rangen een schater lach opgaan. Tot overmaat van ramp drong van tijd tot tijd het gctingeltangel van een caf chautant tot in dcu schouwburg door, wat een al te schrillen wanklauk vormde mat wat men op liet tooneel te aanschouwen gaf. Voor de artisteu van het Théatro Tivoli was hot van de tot nu toe daar vertoonde lichtzinnige Fransche kluchten tot dit ernstige tooneelspel een niet geringe stap ; vooral wanneer men dit in aan merking neemt, zal men de vertolking zeer be vredigend moeten noemen. Het best bevielen ons mevrouw Kley on mevrouw Vau Ollcfcn. Had de eerste baar stem wat moer in bedwang gehad, haar vertolking van de heb zuchtige, demonische Matrena zou nog veel ge wonnen hebben. 11 are gebaren en standen waren meestal gelukkig (vooral in de eerste twee bedrij ven); het kruipende en vleiende was niet minder goed dan het gebiedende en hevelende. Het minst beviel zij ons in de godslasterendc passages, als wij ze zoo noemen mogen; daar speelde zij nog eens comedie met do comcdie, dio de schrijver haar in den mond legt. Zij on mevrouw Van Ollcfen waren eigenlijk de eenigun, die duidelijk sprekende, goed opgevatte en zich zelf gelijk blijvende karakters vau haar rollen hadden weten te maken, die blijkbaar de bedoeling van den schrijver begrepen hadden. De heer de la Mar (Nikita) had vooral in do laatste drie tafercelen uitstekende oogonblikkcn; er was echter te weinig verband tusschen zijn spel in de verschillende bedrijven; wat de Fransclien noemen composer <m róle, was hem niet geheel gelukt. Ook had ik mij Niidta iets anders, wat minder brusk en opvliegend, meer log en dierlijk onverschillig voorgesteld. Mevr. de la Mar vervulde de buitengewoon zware rol van Anusia op zeer bevredigende-wijze, zij verviel echter wel eens wat al te zeer in den melodramastijl. De heer Crispijn kon ons als Akim (do vader vau Nikita) slechts matig voldoen; in de eerste plaats leende zijp. stem zich al zeer weinig voor ilezc persoonlijkheid en bovendien miste zijn spel de kracht en het gezag, die deze rol, een der fraaiste uit het stuk, vcreischcn. Do heer van Ollcfen wist als Mitrich, de lieder lijke boercnknccht, bijna altijd de klip van het belachelijke te ontzcilcn en dit is geen geringe lol*. De heer Vos (Peter IgnatitschJ en de dames van liieiie (Manna) en Poolman Huyzcrs (een buurvrouw) toonden xic.h in de minder belang rijke rollen voor hun taak berekend. Do jeugdige Josephiuc do la Mar zeide haar kleine rolletje goed cu niet een schijn van ernst, (lic hier niet misstond. Aan de costumes was veel zorg besteed; de decoratie was voldoende. Do vertaling scheen ons niet zeer gelukkig toe; naast groote platheden. die het oorspronkelijke waarschijnlijk voorschrijft, hoorde men soms be lachelijke boekcntaal cu stadhuiswoorden, die hier tcu ccnenmalc misplaatst waren. Ook verwonderde hot ons, dat men telkens van ..kopjes'' sprak, terwijl men zeer terecht de thee uit glazen gclirniktc. L'ANGÉLU* VAX MILLET. Een gebeurtenis in de kunstgeschiedenis is de verkoopmg Sccrétan te Parijs geweest. De rijke verzamelaar en kenner hoeft zich, in geldverle genheid, van zijne schatten moeten ontdoen, ea zoo zij'.i op ecu zelfde verkooping, vier-en-t-wintig Meissonicrs, tal van Corot's, Diaz, Dulacroixt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl