Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.629
Dinsdagmorgen vernam men, dat in het hotel
des Invalides een depot van bruikbare wapens was.
Geheel Parijs stroomt er heen; een procureur du
roi met zijn ambtenaren, de pastoor van
SaintEtienne-du-Mont, de roodgerokte schrijvers der
"basoche, advokaten, handwerkslieden, geleerden en
abbès, bourgeois en ouvriers vormen den stoet.
Men vond 30,000 geweren en voldoend kruit en
lood. Nu had het canaille", zooals men te
Versailles zeide, een geweer op schouder; het was
een volk geworden. A la Bastille!
* *
*
De bijzonderheden der bestorming, uit velerlei
bronnen bijeengegaard, zijn meest sujets a caution.
Na een historisch feit van beteekenis worden allen
die er aan deelnamen, in hun verhalen helden.
Om l uur begon de bestorming en bleef lang zon
der gevolg. Wat vermochten pieken en oude met
paarlemoer geïncrusteerde staat&iemnsketten tegen
de dikke muren; zelfs de mot zilver beslagen
kanonnen van den koning van Siam waren vruch
teloos. Het moet er als een bloedig carnaval uit
gezien hebben, toen de lieden met Imn helmen,
toernooilansen en morgensterren om den voet der vesting
krioelden, als wilden zij de Middeneeuwen met hun
eigen wapens bestrijden. Ernstiger werd het, toen de
gewapenden van het hotel des luvalides kwamen
ea ook de gardes-franf.aises het volk kwamen helpen
en het geschut bedienen. Toch bleef de Bastille de
onwrikbare kolos. Plotseling komt een
garde-iran$aise volgens anderen een wagenmaker uit het
Marais, op de gedachte, zich op een pad, door
geweren gevormd, waarvan men de bajonnetten
in de voegen der muren vasthaakte, tot aan
de ketting der ophaalbrug te laten dragen;
daar hamert hij met alle macht op den schakel,
tot deze wijkt, en de brug met donderend geraas
nedervalt. De menigte stort zich op de brug, sleept
de kanonnen naar de eerste binnenplaats en begint
de tweede ophaalbrug te bombardeeren; de oude
murea en poorten waren intusschen nog sterk.
Zij hadden niet veel garnizoen noodig; Launay
had dan ook slechts 82 invalieden en 32 Zwitsers
tot zijn beschikking, met 15 kanonnen. Hij zou
het langer hebben uitgehouden, als er geen verraad
in de vesting was geweest. Men belette hem, den
brand in het kruit te steken, zooals hij een
oogenblik wilde doen; men dwong hem te capituleeren.
Alles was gedesorganiseerd; den vorigen dag had
de gouverneur van het invaliedenhuis bevel gege
ven, van de 30,000 musketten den haan af te
schroeven; in zes uren was men met twintig stuks
klaar gekomen. Zoo ook hier; om vijf uur's mid
dags werd de Bastille overgegeven.
Men had aan de bezetting vrijen aftocht ver
zekerd; het verwoede volk brak de belofte zijner
aanvoerders. Launay, Flesselles, bijna al de anderen
werden vermoord. Up hen wreekte men de ellende
der duizenden levend begravenen, die de eeuwen
er opgestapeld hadden. De archieven der Bastille
werden na de bestorming in de Bibliothèque de
l'Arsenal bewaard; in 1840 eerst is men begonnen
er het een en ander uit openbaar te maken. Het
belangrijkste staat in de zes deelcn van Frangois
Eavaisson; daaronder ook een aantal
processenverbaal van verhooren, die indertijd op de pijnbank
werden afgenomen en daarna door de geiolterdcn
onderteek end moesten worden. Bij het zien dezer
dikwijls onleesbare en door de vreeselijkste mar
telingen afgeperste handteekeningen krimpt uien
ineen van smart," zegt Ravaisson. Na de bestor
ming der Bastille vond men nog maar zeven ge
vangenen ; drie van deze wisten niet eens waar
om men hen van hunne vrijheid beroofd had;
een was krankzinnig. De vesting werd toen ge
slecht, de steenen naar alle einden verstrooid.
Velen behielden er stukjes van als presse-papior,
als broche of in armbanden.
Thans stroomt het zonlicht ruim over de Place
de la Bastille; op het midden prijkt do kolom
der Juli-revolutie. Dit monument op dit plein
bewijst, hoe de geschiedenis zich herhaalt en ge-'
lijke oorzaken gelijke gevolgen hebben. Hoe lang
zal het duren, eer het Fransche volk of de we
reldgeschiedenis in het algemeen weer cene her
haling noodig oordeelt?
je nu toch iets koopt, zou ik je raden wat
fijns te nemen."
De koopman had er iets van gehoord. »Iets
fijners, mijnheer, tot mv dienst. Hier hebt u:
Kindermoord, Brandstichting Ie en 2e kwa
liteit, Idiotisme, Delirium Tremens,
Zelfontbranding, Processen, Wraak, Waanzin,
Echtbreuken, zeer gewild artikel, niet duur, zult
u er niet van gediend wezen ? Bestig mijn
heer. Hier hebt u aanteekeningen over allerlei
standen in de maatschappij: Hooge Staats
dienaren. De Rechterlijke Macht, Het Leger,
De Ambtenaren, Marine, Politie, Groote
Handels-ondernemingen,De Geestelijke Stand,
Geneesheeren, Fabriekwezen en
Werkstakinen, Kunstenaars-wereld, Magazijnen. Is
daarij niets van uw gading V Nu, dan heb ik
hier iets extra-fijns, maar kostbaar. Voor een
appel en een ei kan ik die documenten niet
yan de hand doen. Dat zult u begrijpen, als
ik u zeg, dat zij vooral na middernacht zijn
verzameld.Ze hebben heel wat nachtrust gekost"
Ik sloe_g vol belangstelling mijn blikken
op het tiquet en las: »Dames du dcmi-monde."
»Die zou ik je aanraden," zei Tobias. ?'Kijk
nu maar niet op den prijs. Het is een artikel,
dat zijn geld altijd opbrengt. Welk boek van
Zola heeft het grootst aantal drukken beleefd ?
Zijn Nana. Niet minder dan
honderdvijftigduizeiid exemplaren zijn daarvan verkocht.
Als je het lijstje van. die verschillende uit
gaven inziet, zal je opmerken, dat de graad
van kieschheid in omgekeerde reden staat
tot het aantal gesleten deelen. Neem daar
een voorbeeld aan. Ik wed, dat er met die
stof heel wat te verdienen is."
Ik kon hem geen ongelijk geven en was
al half voor het plan gewonnen, toen het mij
inschoot, dat mijn goede naam te groot ge
vaar liep.
»Wat zullen de lezers wel van mij denken,
als ik ze zoo haarfijn van die wereld weet
te vertellen, neen, Tobias, dat gaat niet,"
»Wat gaan jou die lezers aan. Zij kennen
je toch niet!"
Uit het Haagje.
De Sjah van Perziëmet zijn nasleep van pik
zwarte Chineesche schimmen, die aan Marker
visschers deden deuken, belast en beladen met
reistasscheii, rollen, zakken en kanissen, is amper
vertrokken, of nieuwe wonderen komen onze
aandacht vragen.
Thans kan men zich weer vermeien in den
aanblik van het Scala-theater te Milaan iu zeer
klein formaat, en van eene nabootsing iu alle
geuren en kleuren op de ware grootte vau de
eerste plaag vau Egypte.
Het model vau deu beroemden Itnliaanschen
schouwburg is geknutseld door n man, en hoe
vernuftig ook gemaakt, kinderachtig klein, ter
wijl daarentegen het tweede kunststuk zoo groot
is, dat het zich over het stroomgebied van al
onze grachten uitstrekt. Zonder grootspraak kan
men zeggen, dat het reuzengewrocht van onzen
Kaad, het Milaneesehe treuzelwerk in het niet
doet verzinken.
Op zichzelf is die poppencomedie niet onaar
dig. Vreemdelingen in de tooneelwereld kunnen
daai zoo'n beetje leeren hoe achter het scherm
bijv. kamers in bosscheu en bosschen in zeeën
veranderd, en op welke leuke manier hagel, wind
en donder achter de coulissen gefabriceerd wor
den. Het is maar jammer dat de opgedane ken
nis aüeen strekken kan om alle illusie bij eeue
comedie-voorstelling te verslappen, zoo niet totaal
uit te dooven. Ei ei, wel zoo en ja ja", zijn de
hoogste uitingen van geestdrift, die ons bij het
vernemen van al die tooneelgeheimpjes kunnen
ontsnappen.
Hoe geheel anders voelt men zich te moede
tegenover de grootsche, tropische schepping,
waarop het stadsbestuur ons vergast. Zóó ont
waart men niet het puntje van den ontzaglijken,
stinkeuden modderpoel, bezwangerd met doode
visschen en andere onreine zaken, die onze stad
van Noord naar Zuid en van Oost naar West
omvat, of eene machtige inwendige aandoening
maakt zich van ons meester. Zij dringt de stem
in de keel terug, maakt den luchthartige wee en
zenuwachtig, en noodzaakt iedereen zonder onder
scheid om eerbiedig den zakdoek uit te halen
en dien stijf voor het gelaat te houden. Duizen
den herinneringen en denkbeelden stijgen op in
de verste hoeken van onze hersenen, maken ons
los op de beenen en draaierig. Ja, zoo moet het
er in Egypteuland uitgezien hebben, ten dage
van koning Pharao, toen de wateren, door Mozes
staf beroerd, zoo fameus stonken, dat de oudste
Egytenaren .... enz.
Onwillekeurig deukt men ook aan onze brave
hedendaagsche riool-literatoren! Welk een ruim
veld van studie breidt zich hier voor die
dichterzieleu uit. Men zou zoo zeggeu: een modern
Arcadië, waar bergen vau vuil iu een volmaakt
bedorven atmospheer zich drenken in onmetelijke
stinkslooten. Het kan haast niet anders of liet
hoogst belangrijke ontbindingsproces, dat zich
hier voordoet in al zijn rijkdom van verdachte
kleuren en tinten, afgrijslijk vieze dampen en
pestwalmen, moet een naturalistisch poëet iu ver
rukking brengen.
Het scheelde niet veel of het ouderwetsche,
ridderlijke Delfiand, volstrekt niet meer op de
hoogte van de schoonheidseischen, in den
tegenwoordigen tijd gesteld, was alles komen bederven.
In zijn plattelands onnoozelheid had het nota
beue medelijden gekregen met het vuuzig rie
kende Haagje, en snelde het werkelijk te hulp.
Met zijne kristalheldere waterstroomen, blinkend
en glinsterend als vlekkelooze slagz waarden, deed
het een forschen aanval op onze modderpoelen,
niet het vaste voornemen om lucht en water ge
heel te zuiveren ... maar ons gemeente bestuur
stond pal. Het sloot pardoes de dikke sluisdeu
ren en pareerde zoodoende den slag finaal af.
Deze meesterlijke parade op zich zelve, doet reeds
vermoeden dat al de dapperen, die op aanstaanden
Dinsdag voor het kieagcrecht gedaagd zijn, met
vlag en wimpel zullen herkozen worden.
Helaas zijn niet allen begaafd met zulke sterke
baggermanszenuwen, dat zij al dat vuils naar
»Dat wil zeggen. Er zijn er toch onder, die
tot mijn kennissen, tot mijn vrienden
behooren. Wat zal mijn vrouw wel zeggen, als
ze dat boek leest. Ik kan dat niet verhinderen.
Het gaat toch niet aan te zeggen: «Vrouw,
ik heb een boek geschreven, maar dat is zóó
gemeen., dat ik je de lezing moet afraden en
pas op, dat de kinderen het niet in handen
krijgen, want dan zou ik mij voor hen moeten
schamen."
»Wat verouderde begrippen!" zei Tobias,
»zet dan op den titel: »een boek voor mijn
kinderen als ze twintig jaar zullen zijn."
Zoo iets heeft Daudet ook gedaan!"
»Uw bez\yaar kan uit den weg geruimd
worden," zei de koopman, »als u er niets
tefen hebt, kunt ge op het titelblad laten
druken: de documenten, die tot de samenstelling
van dit boek gediend hebben, zijn uit het
magazijn van .. .."
Ik voelde een hand op mijn schouder en
keek op. Ik zat aan mijn bureau met een
groot vel blanco papier voor mij. De pen
was aan mijn hand ontglipt en had er een
groote vlek op gemaakt. Tobias stond mo
met een lachend gezicht aan te kijken.
AVat heb ik raar en benauwd gedroomd,"
zei ik.
»I)at kan ik mij voorstellen," zei hij, >ik
heb een heel poosje gewacht vóór je wak
ker werd, je hebt heel leclijke gezichten ge
trokken."
»]k was aan het eerste hoofdstuk van oen
nieuwen roman bezig,'' hernam ik, »en al
denkende en soezende 'oen ik in slaap geval
len. Ik zal je mijn droom eens vertellen."
Hij lachte hartelijk, toen hij mijn verhaal
had gehoord, en op het papier, dat voor mij
lag. wijzende, zei hij:
»Ik zou nu maar een schoon vel nemen eii
schrijf een werk zonder vlekken."
waarde kunnen genieten. Velen gevoelen zich
hier even weinig op hun gemak, als een jong
chirurgijns-leerling bij een operatie in de snijka
mer, en trachten het ooijevaarsnest zoo dikwijls
en zoo lang als het hun maar mogelijk is te ont
vluchten.
Twee groote vuurtorens, die van cheveniugen
en van Eiffel, zijn de kaarsen, waarop de ver
dreven Haagsche muggen als dollen aanvliegen.
De zwermen die de stad hals over kop verlaten,
zijn zoo dicht, dat zij de toegangen tot spoor
treinen, stoom- en paardeutrams soms geheel
versperren.
Het is daar een oogverblindend gefladder van
duizenden vleugeltjes, zoo kraaknetjes alsof ze
pas vau do strijkster thuis gekomen zijn, een
steken met punten van wandelstokken en
parasols, en een gebrom en gegons, om de
ouverstoorbaarste conducteurs en controleurs razend
te maken. Met de mugjcs die op het schitte
rende Eiffel licht aanhouden, moet men heusch
een beetje medelijden hebben.
De Parijsche hötelhouders hebben er slag van
ze op te vangen en hunne beurzen met duim en
vinger zoo plat als een schol te knijpen. Zij die
op de Scheveniugsche baak aanhouden, zijn er
veel goedkooper en misschien beter aan toe. Zoo
warm kan het weer niet zijn of 's morgens om
zeven uur aan het strand is het meestal winde
rig en koel. Zonder tijd te verliezen meldt men
zich aan bij het badkleeding-magazijn, een licht
zeildoeken huisje, waarop een magere, zwiepende
stok met een vinnig wapperende, links en rechts
klappen uitdeelende vlag verwoed, staat te wor
stelen. Nu en dan dient de nijdige stok het
ijdele dundoek in het geniep een ruk of een stomp
toe, maar de Nederlandsche vlag is niet bang
en geeft den mageren stumperd elk oogenblik
zulk een gevoelige klets om de ooren, dat hij
over al zijn leden er van trilt. Men moet zich
dit echter niet al te zeer aantrekken, want
's morgens aan het strand is eigenlijk alles in
hoogst ourustigen, oproerigen, klapperenden en
ratelenden toestand. De frissche zeewind blaast
allen on alles leven, gezondheid, kracht en strijd
lust iu. Zelfs de platgelegen bad-handdoekeu
worden gelijk kippen eu eenden, die men uit
een mand te voorschijn haalt, hevig slaande eu
? klapwiekend uit het opengeschoven raam van
het tentje, door den magazijumcester aangegeven.
Het is zaak ze ferm iu den nek te grijpen en
stijf onder deu arm mede te nemen. Op zijn j
gemak begeeft men zich nu naar eene lange rij
precies eendere, geuommerde cellen, die vlak aan '
de branding der zee staan. Een norsch cipier j
op bloote voeten, wiens met zeewater doorweekte [
kleederen aanduiden dat bij even goed in bet
water als op het land thuis is, wijst stilzwijgend uw
logies aan. Nauwelijks zijt gij binnen gewipt |
of het hokje wordt gesloten, en gij bevindt u
alleen iu uwe cel. Het licht valt door een j
raampje, te hoog om er door naar buiten te kun- }
nen zien; het is zoo klein dat de behendigste j
inbreker geen kans zou zien om er door te ont
snappen. Een bouten bankje, een groote snee
zwart brood die bij nadere beschouwing een reep
kurk blijkt te zijn, een spiegeltje eu een kapstok
zijn de eenige zaken, die uwe gevangenschap
deoieu.
Nog voordat men geheel gereed is met zijn
gewone burgerklceding af te leggen, om die voor
het meer dan eenvoudige uiniform-badhuispak !
te verwisselen, dat iedereen als twee druppelen |
water doet gelijken op een kunstenmaker
van de kermis, schuift de cipier om den hoek
van de deur een bak met zeewater naar binnen,
iu de wandeling genaamd het weiitobbetje. Hu !
wat is dat koud. De voet die er reeds ingezet i
was, wordt haastig weer teruggetrokken. Maar l
men heeft A gezegd, nu moet men ook B zeggen.
Manhaftig knielt men dus op het stuk kurk
neder, eu besprenkelt onder braaf bibberen en
snikken borst en rug, die aanvankelijk met groo- |
ten weerzin kennis maken, maar langzamerhand
gelukkig een beetje aan den ijskoude-n toon, die
hun barsehen en sluursehen vriend Noordzee eigen
is, gewend raken.
Eindelijk nadert het oogenblik dat men zon
kunnen noemen : de groote sprong door de ton.
Een kinderachtige opwelling om zich maar weer
in do kleeren te steken en stilletjes deu aftocht
te blazen, onderdrukt men even spoedig als zij ;
opgekomen is. Men verzamelt al zijn moed, opent
met n greep de deur vau zijne cel en holt als
een blind paard naar de wijde, wijde zee. Is men j
nu maar zoo wijs om driemaal achter elkander j
heelemaal kopje onder te duiken, dan is men in
eens aan de prikkeling vitn. het zilte water ge
wend, en gevoelt men er zich zelfs aangenamer j
dan in de open lucht. Er zijn echter altijd kun- l
stenmakers, die niet durven doorzetten en ten J
halven lijve boven water, ouder het trekken van
allerlei leelijke gezichten angstig over elk aan
rollend golfje heen huppelen, alsof zij touwtje
sprongen. De gezamenlijke baders geven compleet
deu indruk van eene bijzonder levendige en
vroolijke entree des clowns" in een circus. De een
duikelt, een ander springt, een derde zit op de
knieën en vangt handig met hoofd en rug de
golven op, een vierde ligt zoo lang als hij is op
den rug met handen eu voeten te spartelen, en
doet bet water om zich heen in de hoogte spat
ten, als speelde hij met ballen eu messen. Allen
nemen voortdurend de meest afwisselende en
i grappigste houdingen aan, maken (Ie komiekste
gebaren en vorkoopen onder de hand allerlei aar
digheden. Geen oogenblik zijn ze stil. Zelfs als er
een zijn toeren verricht heeft, loopt hij op een
clowusdrafji' hard naar zijn koetsje terug. Dooi'
en door koud droogt hij zich klapperlandeud a!'
en kleedt hij zich netjes aan. In zijn gevoel
we! twintig jaar jonger, geheel opgefrischt en van
studslilijak gezuiverd, verlaat hij zijne gevange
nis. Met veerkrachtige schreden begeeft hij zich
naar de plek waar de strandstoelen staan, eu
waar het wemelt van mannelijke eu vrouwelijke
badgasten, die op hun gemak nedcrzitten of wel
aangenaam met elkander schertsen en keuvelen.
Het is een recht gezellig, opwekkend schouwspel,
l d;it, hoe dikwijls ook herhaalt!, altijd dezelfde
j bekoring uitoefent eu deu zwartgalligste de
muizenisseu" uit het hoofd j.'iagt. Daar ontwaart
men eene statige dame met hangende haren, die
eenzaam staat te kijken naar een groepje kin
deren, die druk in het zand graven en met wa
ter morsen ; op eens is ons goed humeur verdwe
nen en knijpt men instinctmatig den neus toe,
want de groep herinnert te duidelijk aan het
beeld der treurende Residentie bij het mislukte
spui-kauaal naar zee. Z.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM,
Fransche Laanschouwburg (Ned. Tooneel)
Geniale Kinderen.
De Koninklijke Vereeniging, die zich eenigen
tijd geleden, naar aanleiding van het uit het Duitsch
vertaalde tooneelspel De wreker", heel wat
lieflijkheden moest laten welgevallen, zette ons ge
durende de afgeloopen week weder een
tooneelproduct uit diezelfde taal, Geniale Kinderen",
blijspel in vier bedrijven van J. Bock en F.
Brentauo, voor, dat niet minder onbeduidend en prullerig
is dan het eerste, en al evenmin een plaats op het
repertoire van het Nederlandsch Tooneel verdient.
Wanneer men met deze en dergelijke stukken
kennis maakt, verwondert men zich niet lan
ger over de wanhoop van somruige Duitscho
critici, die stoutweg voorspellen, dat de Duitsche
tooneellittcratuur binnen oen niet al te langen
tijd tot de geschiedenis zal behooren.
Een der grootste gebreken van Geniale Kin
deren" is, dat het zich voor meer wil uitgeven
dan het is; dat het zich verbeeldt een werkelijk
blijspel, een comedie de moeurs te zijn, terwijl
het zich in werkelijkheid en zonder groote be
scheidenheid tot de meer dan alledaagsche Duitsche
kluchten kan rekenen. Het stelt zich ten doel de
zucht van sommige ouders, om per se en vóór alles
in hun kinderen genieën, in casu muzikale genieën:
te zien, aan den kaak te stellen. Dit onderwerp
is, zooals de lezer ziet, noch bijzonder nieuw, noch
bijzonder verrassend; wie er zich dan ook aan
waagt, moet wel begrijpen, dat hij het alleen door
de behandeling aldus kan laten schijnen. De hoeren
Beek en Brentano hebben dit waarschijnlijk niet
begrepen of er misschien niet eens over nagedacht.
Toen zij het onderwerp haddon, meenden zij, dat
het blijspel wel van zelf zou volgen; dat het gevolgd
is, kunnen wij niet zeggen, integendeel hun stuk
heeft ons geen oogenblik in de echte blijspel
stemming weten te brengen. Van de negentien
personen, die voor onze oogen hoen en weer dren
telen, boezemt ons niet n belang in, omdat niet
n voor ons werkelijk een persoon is, omdat niet
n scherp en duidelijk gcteekend is, omdat het
allen vau ouds bekende tooneelpoppen zijn, die
ons niets nieuws komen vertellen, wien men inte
gendeel dikwijls zou. willen toeroepen: Houd je
mond maar; ik weet al wat je zeggen wilt!",
omdat het geheel ons verplaatst in eeu denkbeel
dige wereld, die niet de werkelijke is, die, zooals een
der meest begaafde Duitsche tooucelcritici, Karl
Frenzel, zegt, misschien alleen bestaat in het
brein van dweopnde en droomcnde
kostschoolmeisjes en gymnasiasten.
Dut de comedie de inoews als zoodanig dan
ook mislukt is, zal den lezer na het bovenstaande
waarschijnlijk wel niet meer verwonderen. Welk
eeu indruk maken op ons zedescuilderingen uit
ecu wereld, die men verminkt on verdraaid
heeft; welk belang boezemen ons de zwakheden
on ondsugdcn, de dwaasheden en gebreken in vau
wezens, die wel in veel op ons lijken, maar toch
niet van ons vleesch en bloed zijn, toch niet
beheerscht worden door dezelfde hartstochten en
aandoeningen, die onze handelingen regelen, onze
daden besturen 'i Het tooneelspel wordt op zulk
een wijze comediespel in de slechtste beteokenis
van het woord.
Beschouwt rnen Geniale Kinderen" daaren
tegen alleen als klucht, zonder hoogere aspiraties
of bijbedoelingen, ook dan voldoet het nog
nauwlijks aan middelmatige eisenen. Het ontbreekt
don hoeren Bock en Brentano als dramaturgen
aan handigheid en vindingrijkheid, ais comici aan
geest en goeden luim. Een klucht moet in de
eerste plaats logisch en goed gebouwd zijn. Geniale
Kinderen" is noch het eeu noch hot ander.
Bilderdijk zegt in zijn ..Bijdragen tot de
Toonoelpoezie" vau de L'ietjeu en Angonietjeif' vau
Oiino Zwier van f laren : 't Is ecu
Tooneelmijmering, om het dus te noemen, van het ware
Tooneelspel even zoo verscheiden, en aan do
vereischten daarvan even zoo min onderworpen,
als een droom het is aan de natuurlijke aaneen
schakeling der gebeurtenissen." Wij zouden deze
woorden ook op dit Duitsche blijspel kunnen
toepassen, hoe weinig het overigens ook op de.
recht zoete, slreelerule en leerzame ?mijmering (als
Bilderdijk zegt) van den Frieschen edelman lijkt
of wat zijn waarde betreft, daarmee kan vergeleken
worden.
Met horten en stooten, uitwijdingen en afdwa
lingen wordt het intrigotje eindelijk tot eeu einde
gebracht. De bedrijven hangen aan elkaar als
droog zand; het eerste kon wel oen voorspel koeten,
het speelt anderhalf jaar voor het tweede eu heelt
er eigenlijk zoo goed als niets mee nit te staan;
waarschijnlijk was het den schrijvers dan ook
allecu te doen om een rauziekale en litteraire
soiree op het tuoneel te brengen, iets wat na die
in Le monde oh l'on s'enmue altijd een groot
waagstuk blijft. De eigenlijke handeling, s'il
y en a, wordt telkens en telkens opgevuld en
aangedikt met episoden en bijhistorietjcs, waar
van waarschijnlijk weinigen het gemis zouden ge
voeld hebben. Hot geheel ademt een geest van
laag-bij-don-grondheid, flauwheid en zelfgenoeg
zaamheid, die vooral in de gesprokken, die alles
behalve Lucianisch zijn, zijn toppunt bereikt ca
ons niet zelden ergert en verbittert.
De artiston van liet Nederlandse h Tooneel ver
dienen zonder uitzondering een woord vau lot'
voor de opgewekte en prettige wijze, waarop zij het
blijspel vertoonden, eeu wijze, die het ons niet
zelden mogelijk maakte, de gebreken er vau voor
een oogenblik te vergeten.
Van de dames voldeden mevr. Stoetz en mevr.
Pauwels-van Bieue ons het best. De eerste wist
van de overbekende, tot overmaat van ramp door
de schrijvers nog vrijwel verontachzaamde figuur
van mevr. von bchiiakkeiiburg, de bespottelijk
trotsche adelijke dame, werkelijk nog een soort
mcnsch te maken; een lof, dio lang niet zoo
ge