De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 juli pagina 2

14 juli 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.629 Dinsdagmorgen vernam men, dat in het hotel des Invalides een depot van bruikbare wapens was. Geheel Parijs stroomt er heen; een procureur du roi met zijn ambtenaren, de pastoor van SaintEtienne-du-Mont, de roodgerokte schrijvers der "basoche, advokaten, handwerkslieden, geleerden en abbès, bourgeois en ouvriers vormen den stoet. Men vond 30,000 geweren en voldoend kruit en lood. Nu had het canaille", zooals men te Versailles zeide, een geweer op schouder; het was een volk geworden. A la Bastille! * * * De bijzonderheden der bestorming, uit velerlei bronnen bijeengegaard, zijn meest sujets a caution. Na een historisch feit van beteekenis worden allen die er aan deelnamen, in hun verhalen helden. Om l uur begon de bestorming en bleef lang zon der gevolg. Wat vermochten pieken en oude met paarlemoer geïncrusteerde staat&iemnsketten tegen de dikke muren; zelfs de mot zilver beslagen kanonnen van den koning van Siam waren vruch teloos. Het moet er als een bloedig carnaval uit gezien hebben, toen de lieden met Imn helmen, toernooilansen en morgensterren om den voet der vesting krioelden, als wilden zij de Middeneeuwen met hun eigen wapens bestrijden. Ernstiger werd het, toen de gewapenden van het hotel des luvalides kwamen ea ook de gardes-franf.aises het volk kwamen helpen en het geschut bedienen. Toch bleef de Bastille de onwrikbare kolos. Plotseling komt een garde-iran$aise volgens anderen een wagenmaker uit het Marais, op de gedachte, zich op een pad, door geweren gevormd, waarvan men de bajonnetten in de voegen der muren vasthaakte, tot aan de ketting der ophaalbrug te laten dragen; daar hamert hij met alle macht op den schakel, tot deze wijkt, en de brug met donderend geraas nedervalt. De menigte stort zich op de brug, sleept de kanonnen naar de eerste binnenplaats en begint de tweede ophaalbrug te bombardeeren; de oude murea en poorten waren intusschen nog sterk. Zij hadden niet veel garnizoen noodig; Launay had dan ook slechts 82 invalieden en 32 Zwitsers tot zijn beschikking, met 15 kanonnen. Hij zou het langer hebben uitgehouden, als er geen verraad in de vesting was geweest. Men belette hem, den brand in het kruit te steken, zooals hij een oogenblik wilde doen; men dwong hem te capituleeren. Alles was gedesorganiseerd; den vorigen dag had de gouverneur van het invaliedenhuis bevel gege ven, van de 30,000 musketten den haan af te schroeven; in zes uren was men met twintig stuks klaar gekomen. Zoo ook hier; om vijf uur's mid dags werd de Bastille overgegeven. Men had aan de bezetting vrijen aftocht ver zekerd; het verwoede volk brak de belofte zijner aanvoerders. Launay, Flesselles, bijna al de anderen werden vermoord. Up hen wreekte men de ellende der duizenden levend begravenen, die de eeuwen er opgestapeld hadden. De archieven der Bastille werden na de bestorming in de Bibliothèque de l'Arsenal bewaard; in 1840 eerst is men begonnen er het een en ander uit openbaar te maken. Het belangrijkste staat in de zes deelcn van Frangois Eavaisson; daaronder ook een aantal processenverbaal van verhooren, die indertijd op de pijnbank werden afgenomen en daarna door de geiolterdcn onderteek end moesten worden. Bij het zien dezer dikwijls onleesbare en door de vreeselijkste mar telingen afgeperste handteekeningen krimpt uien ineen van smart," zegt Ravaisson. Na de bestor ming der Bastille vond men nog maar zeven ge vangenen ; drie van deze wisten niet eens waar om men hen van hunne vrijheid beroofd had; een was krankzinnig. De vesting werd toen ge slecht, de steenen naar alle einden verstrooid. Velen behielden er stukjes van als presse-papior, als broche of in armbanden. Thans stroomt het zonlicht ruim over de Place de la Bastille; op het midden prijkt do kolom der Juli-revolutie. Dit monument op dit plein bewijst, hoe de geschiedenis zich herhaalt en ge-' lijke oorzaken gelijke gevolgen hebben. Hoe lang zal het duren, eer het Fransche volk of de we reldgeschiedenis in het algemeen weer cene her haling noodig oordeelt? je nu toch iets koopt, zou ik je raden wat fijns te nemen." De koopman had er iets van gehoord. »Iets fijners, mijnheer, tot mv dienst. Hier hebt u: Kindermoord, Brandstichting Ie en 2e kwa liteit, Idiotisme, Delirium Tremens, Zelfontbranding, Processen, Wraak, Waanzin, Echtbreuken, zeer gewild artikel, niet duur, zult u er niet van gediend wezen ? Bestig mijn heer. Hier hebt u aanteekeningen over allerlei standen in de maatschappij: Hooge Staats dienaren. De Rechterlijke Macht, Het Leger, De Ambtenaren, Marine, Politie, Groote Handels-ondernemingen,De Geestelijke Stand, Geneesheeren, Fabriekwezen en Werkstakinen, Kunstenaars-wereld, Magazijnen. Is daarij niets van uw gading V Nu, dan heb ik hier iets extra-fijns, maar kostbaar. Voor een appel en een ei kan ik die documenten niet yan de hand doen. Dat zult u begrijpen, als ik u zeg, dat zij vooral na middernacht zijn verzameld.Ze hebben heel wat nachtrust gekost" Ik sloe_g vol belangstelling mijn blikken op het tiquet en las: »Dames du dcmi-monde." »Die zou ik je aanraden," zei Tobias. ?'Kijk nu maar niet op den prijs. Het is een artikel, dat zijn geld altijd opbrengt. Welk boek van Zola heeft het grootst aantal drukken beleefd ? Zijn Nana. Niet minder dan honderdvijftigduizeiid exemplaren zijn daarvan verkocht. Als je het lijstje van. die verschillende uit gaven inziet, zal je opmerken, dat de graad van kieschheid in omgekeerde reden staat tot het aantal gesleten deelen. Neem daar een voorbeeld aan. Ik wed, dat er met die stof heel wat te verdienen is." Ik kon hem geen ongelijk geven en was al half voor het plan gewonnen, toen het mij inschoot, dat mijn goede naam te groot ge vaar liep. »Wat zullen de lezers wel van mij denken, als ik ze zoo haarfijn van die wereld weet te vertellen, neen, Tobias, dat gaat niet," »Wat gaan jou die lezers aan. Zij kennen je toch niet!" Uit het Haagje. De Sjah van Perziëmet zijn nasleep van pik zwarte Chineesche schimmen, die aan Marker visschers deden deuken, belast en beladen met reistasscheii, rollen, zakken en kanissen, is amper vertrokken, of nieuwe wonderen komen onze aandacht vragen. Thans kan men zich weer vermeien in den aanblik van het Scala-theater te Milaan iu zeer klein formaat, en van eene nabootsing iu alle geuren en kleuren op de ware grootte vau de eerste plaag vau Egypte. Het model vau deu beroemden Itnliaanschen schouwburg is geknutseld door n man, en hoe vernuftig ook gemaakt, kinderachtig klein, ter wijl daarentegen het tweede kunststuk zoo groot is, dat het zich over het stroomgebied van al onze grachten uitstrekt. Zonder grootspraak kan men zeggen, dat het reuzengewrocht van onzen Kaad, het Milaneesehe treuzelwerk in het niet doet verzinken. Op zichzelf is die poppencomedie niet onaar dig. Vreemdelingen in de tooneelwereld kunnen daai zoo'n beetje leeren hoe achter het scherm bijv. kamers in bosscheu en bosschen in zeeën veranderd, en op welke leuke manier hagel, wind en donder achter de coulissen gefabriceerd wor den. Het is maar jammer dat de opgedane ken nis aüeen strekken kan om alle illusie bij eeue comedie-voorstelling te verslappen, zoo niet totaal uit te dooven. Ei ei, wel zoo en ja ja", zijn de hoogste uitingen van geestdrift, die ons bij het vernemen van al die tooneelgeheimpjes kunnen ontsnappen. Hoe geheel anders voelt men zich te moede tegenover de grootsche, tropische schepping, waarop het stadsbestuur ons vergast. Zóó ont waart men niet het puntje van den ontzaglijken, stinkeuden modderpoel, bezwangerd met doode visschen en andere onreine zaken, die onze stad van Noord naar Zuid en van Oost naar West omvat, of eene machtige inwendige aandoening maakt zich van ons meester. Zij dringt de stem in de keel terug, maakt den luchthartige wee en zenuwachtig, en noodzaakt iedereen zonder onder scheid om eerbiedig den zakdoek uit te halen en dien stijf voor het gelaat te houden. Duizen den herinneringen en denkbeelden stijgen op in de verste hoeken van onze hersenen, maken ons los op de beenen en draaierig. Ja, zoo moet het er in Egypteuland uitgezien hebben, ten dage van koning Pharao, toen de wateren, door Mozes staf beroerd, zoo fameus stonken, dat de oudste Egytenaren .... enz. Onwillekeurig deukt men ook aan onze brave hedendaagsche riool-literatoren! Welk een ruim veld van studie breidt zich hier voor die dichterzieleu uit. Men zou zoo zeggeu: een modern Arcadië, waar bergen vau vuil iu een volmaakt bedorven atmospheer zich drenken in onmetelijke stinkslooten. Het kan haast niet anders of liet hoogst belangrijke ontbindingsproces, dat zich hier voordoet in al zijn rijkdom van verdachte kleuren en tinten, afgrijslijk vieze dampen en pestwalmen, moet een naturalistisch poëet iu ver rukking brengen. Het scheelde niet veel of het ouderwetsche, ridderlijke Delfiand, volstrekt niet meer op de hoogte van de schoonheidseischen, in den tegenwoordigen tijd gesteld, was alles komen bederven. In zijn plattelands onnoozelheid had het nota beue medelijden gekregen met het vuuzig rie kende Haagje, en snelde het werkelijk te hulp. Met zijne kristalheldere waterstroomen, blinkend en glinsterend als vlekkelooze slagz waarden, deed het een forschen aanval op onze modderpoelen, niet het vaste voornemen om lucht en water ge heel te zuiveren ... maar ons gemeente bestuur stond pal. Het sloot pardoes de dikke sluisdeu ren en pareerde zoodoende den slag finaal af. Deze meesterlijke parade op zich zelve, doet reeds vermoeden dat al de dapperen, die op aanstaanden Dinsdag voor het kieagcrecht gedaagd zijn, met vlag en wimpel zullen herkozen worden. Helaas zijn niet allen begaafd met zulke sterke baggermanszenuwen, dat zij al dat vuils naar »Dat wil zeggen. Er zijn er toch onder, die tot mijn kennissen, tot mijn vrienden behooren. Wat zal mijn vrouw wel zeggen, als ze dat boek leest. Ik kan dat niet verhinderen. Het gaat toch niet aan te zeggen: «Vrouw, ik heb een boek geschreven, maar dat is zóó gemeen., dat ik je de lezing moet afraden en pas op, dat de kinderen het niet in handen krijgen, want dan zou ik mij voor hen moeten schamen." »Wat verouderde begrippen!" zei Tobias, »zet dan op den titel: »een boek voor mijn kinderen als ze twintig jaar zullen zijn." Zoo iets heeft Daudet ook gedaan!" »Uw bez\yaar kan uit den weg geruimd worden," zei de koopman, »als u er niets tefen hebt, kunt ge op het titelblad laten druken: de documenten, die tot de samenstelling van dit boek gediend hebben, zijn uit het magazijn van .. .." Ik voelde een hand op mijn schouder en keek op. Ik zat aan mijn bureau met een groot vel blanco papier voor mij. De pen was aan mijn hand ontglipt en had er een groote vlek op gemaakt. Tobias stond mo met een lachend gezicht aan te kijken. AVat heb ik raar en benauwd gedroomd," zei ik. »I)at kan ik mij voorstellen," zei hij, >ik heb een heel poosje gewacht vóór je wak ker werd, je hebt heel leclijke gezichten ge trokken." »]k was aan het eerste hoofdstuk van oen nieuwen roman bezig,'' hernam ik, »en al denkende en soezende 'oen ik in slaap geval len. Ik zal je mijn droom eens vertellen." Hij lachte hartelijk, toen hij mijn verhaal had gehoord, en op het papier, dat voor mij lag. wijzende, zei hij: »Ik zou nu maar een schoon vel nemen eii schrijf een werk zonder vlekken." waarde kunnen genieten. Velen gevoelen zich hier even weinig op hun gemak, als een jong chirurgijns-leerling bij een operatie in de snijka mer, en trachten het ooijevaarsnest zoo dikwijls en zoo lang als het hun maar mogelijk is te ont vluchten. Twee groote vuurtorens, die van cheveniugen en van Eiffel, zijn de kaarsen, waarop de ver dreven Haagsche muggen als dollen aanvliegen. De zwermen die de stad hals over kop verlaten, zijn zoo dicht, dat zij de toegangen tot spoor treinen, stoom- en paardeutrams soms geheel versperren. Het is daar een oogverblindend gefladder van duizenden vleugeltjes, zoo kraaknetjes alsof ze pas vau do strijkster thuis gekomen zijn, een steken met punten van wandelstokken en parasols, en een gebrom en gegons, om de ouverstoorbaarste conducteurs en controleurs razend te maken. Met de mugjcs die op het schitte rende Eiffel licht aanhouden, moet men heusch een beetje medelijden hebben. De Parijsche hötelhouders hebben er slag van ze op te vangen en hunne beurzen met duim en vinger zoo plat als een schol te knijpen. Zij die op de Scheveniugsche baak aanhouden, zijn er veel goedkooper en misschien beter aan toe. Zoo warm kan het weer niet zijn of 's morgens om zeven uur aan het strand is het meestal winde rig en koel. Zonder tijd te verliezen meldt men zich aan bij het badkleeding-magazijn, een licht zeildoeken huisje, waarop een magere, zwiepende stok met een vinnig wapperende, links en rechts klappen uitdeelende vlag verwoed, staat te wor stelen. Nu en dan dient de nijdige stok het ijdele dundoek in het geniep een ruk of een stomp toe, maar de Nederlandsche vlag is niet bang en geeft den mageren stumperd elk oogenblik zulk een gevoelige klets om de ooren, dat hij over al zijn leden er van trilt. Men moet zich dit echter niet al te zeer aantrekken, want 's morgens aan het strand is eigenlijk alles in hoogst ourustigen, oproerigen, klapperenden en ratelenden toestand. De frissche zeewind blaast allen on alles leven, gezondheid, kracht en strijd lust iu. Zelfs de platgelegen bad-handdoekeu worden gelijk kippen eu eenden, die men uit een mand te voorschijn haalt, hevig slaande eu ? klapwiekend uit het opengeschoven raam van het tentje, door den magazijumcester aangegeven. Het is zaak ze ferm iu den nek te grijpen en stijf onder deu arm mede te nemen. Op zijn j gemak begeeft men zich nu naar eene lange rij precies eendere, geuommerde cellen, die vlak aan ' de branding der zee staan. Een norsch cipier j op bloote voeten, wiens met zeewater doorweekte [ kleederen aanduiden dat bij even goed in bet water als op het land thuis is, wijst stilzwijgend uw logies aan. Nauwelijks zijt gij binnen gewipt | of het hokje wordt gesloten, en gij bevindt u alleen iu uwe cel. Het licht valt door een j raampje, te hoog om er door naar buiten te kun- } nen zien; het is zoo klein dat de behendigste j inbreker geen kans zou zien om er door te ont snappen. Een bouten bankje, een groote snee zwart brood die bij nadere beschouwing een reep kurk blijkt te zijn, een spiegeltje eu een kapstok zijn de eenige zaken, die uwe gevangenschap deoieu. Nog voordat men geheel gereed is met zijn gewone burgerklceding af te leggen, om die voor het meer dan eenvoudige uiniform-badhuispak ! te verwisselen, dat iedereen als twee druppelen | water doet gelijken op een kunstenmaker van de kermis, schuift de cipier om den hoek van de deur een bak met zeewater naar binnen, iu de wandeling genaamd het weiitobbetje. Hu ! wat is dat koud. De voet die er reeds ingezet i was, wordt haastig weer teruggetrokken. Maar l men heeft A gezegd, nu moet men ook B zeggen. Manhaftig knielt men dus op het stuk kurk neder, eu besprenkelt onder braaf bibberen en snikken borst en rug, die aanvankelijk met groo- | ten weerzin kennis maken, maar langzamerhand gelukkig een beetje aan den ijskoude-n toon, die hun barsehen en sluursehen vriend Noordzee eigen is, gewend raken. Eindelijk nadert het oogenblik dat men zon kunnen noemen : de groote sprong door de ton. Een kinderachtige opwelling om zich maar weer in do kleeren te steken en stilletjes deu aftocht te blazen, onderdrukt men even spoedig als zij ; opgekomen is. Men verzamelt al zijn moed, opent met n greep de deur vau zijne cel en holt als een blind paard naar de wijde, wijde zee. Is men j nu maar zoo wijs om driemaal achter elkander j heelemaal kopje onder te duiken, dan is men in eens aan de prikkeling vitn. het zilte water ge wend, en gevoelt men er zich zelfs aangenamer j dan in de open lucht. Er zijn echter altijd kun- l stenmakers, die niet durven doorzetten en ten J halven lijve boven water, ouder het trekken van allerlei leelijke gezichten angstig over elk aan rollend golfje heen huppelen, alsof zij touwtje sprongen. De gezamenlijke baders geven compleet deu indruk van eene bijzonder levendige en vroolijke entree des clowns" in een circus. De een duikelt, een ander springt, een derde zit op de knieën en vangt handig met hoofd en rug de golven op, een vierde ligt zoo lang als hij is op den rug met handen eu voeten te spartelen, en doet bet water om zich heen in de hoogte spat ten, als speelde hij met ballen eu messen. Allen nemen voortdurend de meest afwisselende en i grappigste houdingen aan, maken (Ie komiekste gebaren en vorkoopen onder de hand allerlei aar digheden. Geen oogenblik zijn ze stil. Zelfs als er een zijn toeren verricht heeft, loopt hij op een clowusdrafji' hard naar zijn koetsje terug. Dooi' en door koud droogt hij zich klapperlandeud a!' en kleedt hij zich netjes aan. In zijn gevoel we! twintig jaar jonger, geheel opgefrischt en van studslilijak gezuiverd, verlaat hij zijne gevange nis. Met veerkrachtige schreden begeeft hij zich naar de plek waar de strandstoelen staan, eu waar het wemelt van mannelijke eu vrouwelijke badgasten, die op hun gemak nedcrzitten of wel aangenaam met elkander schertsen en keuvelen. Het is een recht gezellig, opwekkend schouwspel, l d;it, hoe dikwijls ook herhaalt!, altijd dezelfde j bekoring uitoefent eu deu zwartgalligste de muizenisseu" uit het hoofd j.'iagt. Daar ontwaart men eene statige dame met hangende haren, die eenzaam staat te kijken naar een groepje kin deren, die druk in het zand graven en met wa ter morsen ; op eens is ons goed humeur verdwe nen en knijpt men instinctmatig den neus toe, want de groep herinnert te duidelijk aan het beeld der treurende Residentie bij het mislukte spui-kauaal naar zee. Z. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM, Fransche Laanschouwburg (Ned. Tooneel) Geniale Kinderen. De Koninklijke Vereeniging, die zich eenigen tijd geleden, naar aanleiding van het uit het Duitsch vertaalde tooneelspel De wreker", heel wat lieflijkheden moest laten welgevallen, zette ons ge durende de afgeloopen week weder een tooneelproduct uit diezelfde taal, Geniale Kinderen", blijspel in vier bedrijven van J. Bock en F. Brentauo, voor, dat niet minder onbeduidend en prullerig is dan het eerste, en al evenmin een plaats op het repertoire van het Nederlandsch Tooneel verdient. Wanneer men met deze en dergelijke stukken kennis maakt, verwondert men zich niet lan ger over de wanhoop van somruige Duitscho critici, die stoutweg voorspellen, dat de Duitsche tooneellittcratuur binnen oen niet al te langen tijd tot de geschiedenis zal behooren. Een der grootste gebreken van Geniale Kin deren" is, dat het zich voor meer wil uitgeven dan het is; dat het zich verbeeldt een werkelijk blijspel, een comedie de moeurs te zijn, terwijl het zich in werkelijkheid en zonder groote be scheidenheid tot de meer dan alledaagsche Duitsche kluchten kan rekenen. Het stelt zich ten doel de zucht van sommige ouders, om per se en vóór alles in hun kinderen genieën, in casu muzikale genieën: te zien, aan den kaak te stellen. Dit onderwerp is, zooals de lezer ziet, noch bijzonder nieuw, noch bijzonder verrassend; wie er zich dan ook aan waagt, moet wel begrijpen, dat hij het alleen door de behandeling aldus kan laten schijnen. De hoeren Beek en Brentano hebben dit waarschijnlijk niet begrepen of er misschien niet eens over nagedacht. Toen zij het onderwerp haddon, meenden zij, dat het blijspel wel van zelf zou volgen; dat het gevolgd is, kunnen wij niet zeggen, integendeel hun stuk heeft ons geen oogenblik in de echte blijspel stemming weten te brengen. Van de negentien personen, die voor onze oogen hoen en weer dren telen, boezemt ons niet n belang in, omdat niet n voor ons werkelijk een persoon is, omdat niet n scherp en duidelijk gcteekend is, omdat het allen vau ouds bekende tooneelpoppen zijn, die ons niets nieuws komen vertellen, wien men inte gendeel dikwijls zou. willen toeroepen: Houd je mond maar; ik weet al wat je zeggen wilt!", omdat het geheel ons verplaatst in eeu denkbeel dige wereld, die niet de werkelijke is, die, zooals een der meest begaafde Duitsche tooucelcritici, Karl Frenzel, zegt, misschien alleen bestaat in het brein van dweopnde en droomcnde kostschoolmeisjes en gymnasiasten. Dut de comedie de inoews als zoodanig dan ook mislukt is, zal den lezer na het bovenstaande waarschijnlijk wel niet meer verwonderen. Welk eeu indruk maken op ons zedescuilderingen uit ecu wereld, die men verminkt on verdraaid heeft; welk belang boezemen ons de zwakheden on ondsugdcn, de dwaasheden en gebreken in vau wezens, die wel in veel op ons lijken, maar toch niet van ons vleesch en bloed zijn, toch niet beheerscht worden door dezelfde hartstochten en aandoeningen, die onze handelingen regelen, onze daden besturen 'i Het tooneelspel wordt op zulk een wijze comediespel in de slechtste beteokenis van het woord. Beschouwt rnen Geniale Kinderen" daaren tegen alleen als klucht, zonder hoogere aspiraties of bijbedoelingen, ook dan voldoet het nog nauwlijks aan middelmatige eisenen. Het ontbreekt don hoeren Bock en Brentano als dramaturgen aan handigheid en vindingrijkheid, ais comici aan geest en goeden luim. Een klucht moet in de eerste plaats logisch en goed gebouwd zijn. Geniale Kinderen" is noch het eeu noch hot ander. Bilderdijk zegt in zijn ..Bijdragen tot de Toonoelpoezie" vau de L'ietjeu en Angonietjeif' vau Oiino Zwier van f laren : 't Is ecu Tooneelmijmering, om het dus te noemen, van het ware Tooneelspel even zoo verscheiden, en aan do vereischten daarvan even zoo min onderworpen, als een droom het is aan de natuurlijke aaneen schakeling der gebeurtenissen." Wij zouden deze woorden ook op dit Duitsche blijspel kunnen toepassen, hoe weinig het overigens ook op de. recht zoete, slreelerule en leerzame ?mijmering (als Bilderdijk zegt) van den Frieschen edelman lijkt of wat zijn waarde betreft, daarmee kan vergeleken worden. Met horten en stooten, uitwijdingen en afdwa lingen wordt het intrigotje eindelijk tot eeu einde gebracht. De bedrijven hangen aan elkaar als droog zand; het eerste kon wel oen voorspel koeten, het speelt anderhalf jaar voor het tweede eu heelt er eigenlijk zoo goed als niets mee nit te staan; waarschijnlijk was het den schrijvers dan ook allecu te doen om een rauziekale en litteraire soiree op het tuoneel te brengen, iets wat na die in Le monde oh l'on s'enmue altijd een groot waagstuk blijft. De eigenlijke handeling, s'il y en a, wordt telkens en telkens opgevuld en aangedikt met episoden en bijhistorietjcs, waar van waarschijnlijk weinigen het gemis zouden ge voeld hebben. Hot geheel ademt een geest van laag-bij-don-grondheid, flauwheid en zelfgenoeg zaamheid, die vooral in de gesprokken, die alles behalve Lucianisch zijn, zijn toppunt bereikt ca ons niet zelden ergert en verbittert. De artiston van liet Nederlandse h Tooneel ver dienen zonder uitzondering een woord vau lot' voor de opgewekte en prettige wijze, waarop zij het blijspel vertoonden, eeu wijze, die het ons niet zelden mogelijk maakte, de gebreken er vau voor een oogenblik te vergeten. Van de dames voldeden mevr. Stoetz en mevr. Pauwels-van Bieue ons het best. De eerste wist van de overbekende, tot overmaat van ramp door de schrijvers nog vrijwel verontachzaamde figuur van mevr. von bchiiakkeiiburg, de bespottelijk trotsche adelijke dame, werkelijk nog een soort mcnsch te maken; een lof, dio lang niet zoo ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl