Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ring is, als zij misschien wel klinkt; bovendien
had zij zich allergrappigst toegetakeld en scheen
zij met hare wapperende en fladderende kleedij
en rijkelijk met veeren versierd kapsel wel
weggeloopen van een van de fantastische prenten
van Doré.
Mevr. Pauwels-van Biene heeft den echten don
des larmcs en weet door hare gevoelvolle stem en
sober spel bijna altijd grooten indruk te maken.
?wat haar zelfs ook in dit stuk, als de operazangeres
Clara Wagner gelukte, niettegenstaande de schrij
vers deze zoetelijke persoonlijkheid waar- en wijshe
den over de kunst ten beste laten geven, die som
migen misschien wel wat al te sentimenteel en
degelijk zullen voorkomen.
Mevr. de Vries was goed en kon in haar vrij
ondankbare rol eigenlijk ook niet veel meer zijn.
Mej. Marie Lorjéspeelde het
jongemeisjesrolletje lief; de zaal schijnt haar echter nog altijd
meer te interesseeren dan het tooneel.
Mej. A. Fuchs stak als Amalia von
Schnakkenburg nog al bij haar mama af; zij laat zich bij
haar spel te veel in de kaart kijken en doet ons
byna nooit vergeten, dat zij comedie speelt.
Mevr. Coerdes-de la Bije had een te klein rol
letje, om daarnaar hare meerdere of mindere
begaatdheden te kunnen beoordeelen; haar uiterlijk
was goed, haar spel had misschien nog stijver en
deftiger kunnen zijn.
Van de heeren wenschen wij in de eerste plaats
Jacques de Boer en Clous te noemen; zij waren
beiden buitengewoon goed op dreef en gingen
geheel in hun rollen op. Den eersten alleen het
verzoek in het vervolg de enveloppe van een
brief niet meer op den grond te gooien ; zij wordt
dan bijna gedurende een geheel bedrijf door de
slepen der dames heen en weer gejaagd en op
genomen tot zij eindelijk onder een of ander
meubelstuk tot rust komt.
De heer Morin had slechts een kleine rol, maar
maakte daarvan, op de hem eigen conscientieuse
wijze, nog heel wat.
De heer van Dommelen vervulde zijn dankbare
rol gelukkig; hij hoede zich echter voor overdrijven.
De heeren Spoor en Schwab waren goed; de
heer Holtrop, het nieuwe lid van het gezelschap,
liet zich even zien; een oordeel over hem valt
nog niet te vellen. De heeren Verenet en v.
Zuijlen hadden zich alleen behoeven te grimeeren;
de eerste had dit goed, de tweede wel wat al
te mooi gedaan.
De regie was voldoende; op de soiree in het
eerste bedrijf was het op sommige oogenblikken
wel een w_at al te groote warboel; ook had de
muziek en zang achter de schermen zachter
kunnen zijn; zij waren nu bepaald hinderlijk.
In de schouwburg Frascati van de HH. Prot
had gisteravond de eerste voorstelling plaats van
De wondervogel" (L'oiseau bleu), tekst van
Alfred Duru en Henri Chivot, muziek van Charles
Lecocq, vertaling van v. L.
De hoofdrollen zijn in handen van de dames
Buderman (travesti) Culp-Kiehl en Bouwmeester
en van do heeren Kreeft, van Beem en Kelly.
Het decoratief is geheel nieuw.
In ons volgend nummer hopen wij deze noviteit
uitvoeriger te bespreken.
P. F. BRUNINGS.
»Na eene langdurige ziekte, zacht en kalm"
zoo luidt het bericht van Brunings' dood. Voor
de meesten, zelfs voor velen die hem van zeer
nabij kenden, was bet eene plotselinge treurmare.
Wie iiog betrekkelijk kort geleden den flink ge
bouwden, kloeken man zag, met dien grijzen, mili
tairen kop en dat vriendelijk, innemend gelaat,
kon weinig vermoeden, dat zijn levensgetij zoo
spoedig zou verloopen, dat eene sleepende ziekte
een eind aan zijn werkzaam bestaan zou maken.
Enkele weken vóór zijn dood begaf' hij zich naar
Boden, om daar herstel van krachten te zoeken,
dat hij hier niet meende te kunnen vinden. Ver
andering van lucht en van omgeving zouden hem
beter maken. Hij was bij zijn vertrek vol hoop
en vol moed. »De gedachte alleen reeds aan dat
heerlijk klimaat daarginds maakt mij beter."
Helaas, 't heeft niet zoo mogen zijn. In de
eerste dagen dat hij op reis was, gevoelde hij
zich inderdaad opgewekter en krachtiger dan ooit.
Maar bet was slechts een vleugje van herstel.
Hij keerde terug, uitgeput en zwakker dan een
kind. Toch gaf hij den moed niet op; bij bleef
hopen tegen hopen in. Overviel hem uu en dan
een gevoel van physieke machteloosheid, straks
kwamen er weder oogenblikken, dat zijn sterke
wil over het zwakke lichaam zegevierde.
Tot in zijn laatste oogenblikkeu was hij volko
men helder van geest. Toen de onbedriegelijke
voorteekenen van het naderend einde zich reeds
vertoonden, peinsde en sprak hij nog over do
toekomst.
Een van de werkzaamsten onder de weikzamen,
heeft hij, zoolang zijne krachten het maar
eenigszins toelieten, gearbeid. Men kan bijna zeggen,
dat Bruningg gestorven is met de pen'in de hand.
Onder den weemoedigen indruk vau zijn heen
gaan, wil ik hier een eenvoudige schets geven j
van zijn welbesteed nuttig werk.
Pierre Frédéric Brunings werd den Ten April
1820 te Antwerpen geboren. Hij was een afstam
meling van het beroemde geslacht van Neder- }
landsehe waterbouwkundigen, dat omstreeks het j
midden der vorige eeuw uit Duitschland naar j
Holland toog. Zijn vader, een man van strenge [
beginselen, had als Bataafseh officier in de Fransche j
armee gediend en onder Napoleon den tocht naar l
Kusland medegemaakt. Hij viel in handen van
den vijand en werd naar Siberiëverbannen, van
waar hij echter spoedig wist te ontvluchten, na
tallooze gevaren te hebben doorstaan. Wellicht
dankte zijn zoon Pierre aan hem die zucht tot
reizen en trekken, welke dezen tot in het laatst
van zijn leven is bijgebleven,
Zijne moeder was eene hoogst verstandige
vrouw, die hare kinderen eene eenvoudige, dege
lijke opvoeding gaf. In zijn Herinneringen uit
mijn militaire loopbaan''' *) getuigde hij van haar
het volgende: »Ze was altijd eene moedige vrouw,
die weinig sprak, altijd hare aandoeningen trachtte
te verbergen, en nooit haar leed klaagde... ."
In deze zelfde «mémoires" verhaalt hij veel van
zijne jeugd, ven zijn ouderlijk huis, van al de
moeilijkheden die hij te overwinnen had.
Eene wetenschappelijke opvoeding heeft Bru
nings niet genoten. Toch bezat hij degelijke ken
nis, welke hij zich uit aangeboren lust tot studie
had verworven. Populair wetenschappelijke onder
werpen, vooral op het gebied van natuurkunde,
wekten steeds zijne levendige belangstelling.
In 1837 trad Bnmings als vrijwilliger iu dienst
bij de dragonders, ging later over bij de infan
terie en zag zich in 1S4Ütot tweeden, in 1853
tot eersten luitenant, in 18GO tot kapitein en i
1871 tot majoor bevorderd, iu welken rang hem
het plaatselijk commandement te Breda werd
opgedragen. Daarmede was zijn militaire loop
baan afgesloten. Eenige jaren later ik mee
in '78 werd hem eervol ontslag verleend,
onder toekenning van den titulairen raug van
luitenaut-kolouel.
Ziedaar de beknopte staat vau dienst van den
man, die, naar veler getuigenis, ook als officier
verdiensten bezat, welke hem boven velen, die
een hoogeren rang bereikten dan hij, dedeu uit
munten.
't Zou onkiesch zijn om hier uit te weideu
over de redenen, welke den toeumaligen mini
ster van Oorlog bewogen kunnen hebben om
Brunings, destijds nog iu de volle kracht des
levens, te pensionneeren. Toch mag hier niet
verzwegen worden, dat hij herhaaldelijk voor be
vordering is voorgedragen, evenals voor eeue
onderscheiding die wel eens aan lieden van min
der dan geen verdiensten te beurt valt, doch
dat zijo naam steeds van hoogerhand ge
schrapt is geworden. Wat de redeu hiervan was,
ligt niet in het duister, als men weet, dat
Bruuings door de brieven over militaire onderwer
pen, die hij, nog actief zijnde, onder het pseu
doniem. »Eeu plattelander" in de Tijtls/jiajel
schreef, de ergernis van enkele hooge militaire
autoriteiten wekte, wegens den vrij moedigen,
vaak zeer satirieken toon, waarop hij toestanden
en personen besprak.
Brunings verstond niet de kunst van veinzen.
Zijn meerderen iu rang naar de oogeu zie» kon
hij niet. Daartoe was zijn geest te fier, te onaf
hankelijk, zijn kurakter te open en te rond.
Bij weinig schrijvers zal men die beiden
geest en karakter zoo zeer in overeenstemming
vinden. Nimmer verloochende hij zijne meeniug
of gaf hij zijne overtuiging prijs. Iu al wat hij
schreef was hij zich zelf. Halfheid en
leugeiiachtigheid waren hem een gruwel eu waar hij ze
op zijn weg ontmoette, geeselde hij ze onbarm
hartig. Dat men zich door een zoo sterk
geprononceerdeu waarheidsziii niet enkel vrienden
maakt, heeft ook Bruuings ruimschoots onder- i
vonden.
Maar meer nog dan hem het lage en geraeene
reden tot toornen gaf, verheugde hij zich in en
over het goede, dal hij in de menscheu ontdekte
of meende te ontdekken. Al was er veel dat hem
bitter kon stemmen, al leed hij uu en dun aan
vlagen van overgevoeligheid, waarin het leven
zich van zijn donkersteu kant aan hem voordeed,
toch bleef hem tot het einde een naïef, onwan
kelbaar vertrouwen bij op het goede in de
inenschelijke natuur en hield hii vast aan de vrien
delijke, zachte idealen zijner jeugd.
Eerst in 1855 trad Brunings als schrijver op.
Lodewijk Mulder, met wien hij gelijktijdig te
Nijmegen in garnizoen was geweest, had iu hem
een letterkundig talent ontdekt en hem tot
schrijven aangespoord. Dat de omgang met dezen
zeldzaam beschaafden man, die op zoo velerlei
gebied heeft geschitterd, grooten invloed op
Brunings heeft uitgeoefend, mag als zeker worden
aangenomen. Met innige voldoening placht hij
vau dieu tijd te spreken.
Brunings heeft ontzaglijk veel geschreven, waar
van echter een groot deel is verloren gegaan in
courant of tijdschrift. Hij debuteerde met het
verhaal getiteld: «Nevel en Zonneschijn". Daarop
volgden: »De Gouvernante" (1800) 2e dr.
~Jonkvrouwe van Sterrenburg" (1801). -De Gouverneur"
(1804). »Een klaverblaadje" (1805). »De twee
broeders," tooneelspel (1805). »Distels en lau
weren." (1809. 2e dr.) De Vergelding," too
neelspel voor rederijkers (180'J).
«Wildriek," 2e dr. (1870), terwijl een twintigtal
novellen van zijne hand, welke in onderschei
dene tijdschriften voornamelijk «Het Vaan
del" verspreid waren, omstreeks dit tijd
stip afzonderlijk het licht zagen. Vau den bundel
«Distels en lauweren", eene reeks militaire schet
sen, verscheen de eerste druk in 1857 ouder den
titel »'s Krijgsmans lief en leed". Zijn blijspel:
»Aeht dagen buiten", dat in 1801 in den Stads
schouwburg te Amsterdam ten tooneele is ge
bracht, bleef tot heden ongedrukt. Voorts schreef
hij nog: »Twee novellen", 2 dln. (1872). «Eeu
Spelevaart over deii Oceaan" 2dln. (1872)?«De
Jager-Koningin", »Bella", 2 d!u. ,»Alice"
(1880). »De twee oude vrijsters" en andere
novellen (1882). >Het gezin vmi den rent
meester", 2 dlu. (1882). «Een Hollandsche
jongen". (188:!). «Mijn vriend Parelman".
«Onze krijgsmacht".
Een spelevaart over den Oceaan'' was de
vrucht eener reis naar Suriname.
Vau de tijdschriften en jaarboekjes, waarin
novellen of schetsen van zijne hand verschenen,
waren de voornaamste".: Nederland, Tijdspiegel,
Europa. Castalia, Aurora, Milit. Spectator, Nieuwe
Spectator, De Huisvriend en Gouverneur's Oude
Huisvriend.
Van zijn werk dat iu meer blijvenden vorm
het licht zag, moet in de eerste plaats genoemd
worden «Wildrick," omdat deze roman als de
standaard kan gelden van zijn talent. Bruuiugs
was, toen hij dit werk schreef, in zijn volle kracht.
Mij heeft het altijd verwonderd, dat » Wildrick"
niet meer opgang gemaakt heeft. Waar men
ziet, dat schrijvers van veel lageren rang dan
Bruiïings als het ware de populariteit in pacht
hebbeu en met hunne goedkoope grollen een
ontzaglijk succes zelfs bij het meer beschaafd
publiek behalen, is het onbegrijpelijk, fijne
geestigheden, die hier en daar het karakter eener
satire aannemen, waarvan dit werk overvloeit
uiet gewaardeerd te zien.
Busken Huet spreekt een zeer gunstig oordeel
over «Wildrick" uit 2): Het «is niet een dier
meesterstukken waardoor men zich eene plaats
in de litteratuur van zijn volk verovert ; maai
er zit zooveel gang in, het is zoo warm, zoo frisch,
en bij zijne frischheid zoo goed middelsoort dege
lijk, dat de schrijver, naar het schijnt, nog slechts
n schrede behoeft te doen om door het publiek
als een goed vriend, en door zijne letterkundige
kameraden als een waardig gildebroeder erkend
te worden.
«Ofschoon het werk van een man, ademt
«Wildrick" den geest van een kind, bij voorkeur
van een knaap. Het is een schoone jongens
droom, op het papier tot wcrkelijkhaid geworden.
»De schrijver is geen vakgeleerde, geen wijsgeer,
geen maatschappelijk hervormer, geen pionier van
een nieuw literarisch genre. Zijn roman is een
roman uit deu goeden ouden tijd, een ridderroman
met burgerlijke helden en heldinnen, een triomf
der overgeleverde moraal, een schoone dag voor
den geest der fliukheid, der onafhankelijkheid,
der volharding, in zijn strijd tegen eeu deels
booze, deels flauwe wereld."
Hoe juist het karakter van het boek iu deze
weinige regelen ook zij aangegeven, het oordeel
over den schrijver is niet geheel volledig, waar
Busken -Huet de straks genoemde eigenschap, die
toch waarlijk verre van algemeen is, over het
hoofd zag. Vermoedelijk was Huct's meening over
den autenr meer uitsluitend gegrond op de ken
nis van »Wildrick". Het hadde hem, den
keurigeu stylist, anders zeker moeten treffen welk
een geestigen, bevalligen stijl Brunings bezat ;
hoe smaakvol hij zijn onderwerpen wist in te
kleeden en over welk eene voortreffelijke opmer
kingsgave hij beschikte. Er school in Brunings
eeu humorist vau zeldzame kracht; aan de om
standigheden de schuld als hij zich als zoodanig
niet ten volle heeft ontwikkeld en de satiricus
meer bij hem op den voorgrond is getreden.
Ook als chroniqueur bezat Bruuings onmisken
bare verdiensten.
Toen hij de militaire maatschappij verlaten had,
zag hij naar een werkkring om, die meer met
zijn litteraire capaciteiten en neigingen strookte.
Het aangewezen arbeidsveld scheen hem de jour
nalistiek. Na eeuigen tijd verbonden te zij u ge
weest aan de redactie van liet itlrrlant^zaglnj
zich benoemd tot hoofdredacteur vau De Aeoiiilpust,
welke betrekking hij tot zijn dood vervulde.
Voor journalist was Bruuings niet in de wieg
gelegd. Het leven van agitatie eu eindclooze
beslommeringen, dat het bestaan van den
dagbliidrcdacteur uitmaakt, was weinig in overeen
stemming met ziju aard en aanleg. Hij was te
consciëntieus en te gevoelig, hij trok zich de din
gen te veel aan, om er op den duur tegen be
stand te zijn. Vandaar dat hij zich spoedig aan
den diigelijkschen gang van zakeu onttrok en zich
meer uitsluitend met de zorg voor het letterkun
dige gedeelte bel astte. Van die taak heeft hij
zich met evenveel talent als nauwgezetheid ge
kweten.
Dat zijn arbeid hoogelijk gewaardeerd werd,
behoeft nauwelijks gezegd te worden De brieven
van Pasquiuo onder welk pseudoniem Brunings
ook geruimea tijd iu dit l Vcrl;l>lnd medewerkte
de «Ontboezemingen van Piet Simpel'' en de
bijdragen vau «Jeaïi de la Have" werden door
duizenden en duizenden niet graagte gelezen.
Zij bevatten van alles: beschouwingen over ge
beurtenissen van den dag, over toestanden en
misstanden om hem heen, over heden en verle
den, terwijl hij zich eeu enkel maal aan polemiek
met dezen of genen confratcr bezondigden. I)e
gemakkclijkheid, waarmede zijn altijd
weiver-neden pen over het papier gleed, was inderdaad
bewonderenswaardig.
De meeste zijner wekelijkschc opstellen muntten
uit u door vorm u door inhoud, 't Zou niet
moeilijk zijn er eene bloemlezing uit samen te
stellen, op zicii zelve reeds voldoende om een
letterkundige reputatie te geven. Herhaaldelijk
hebben vrienden er bij hem op «.'ingedrongen,
om aan zijn »Lundi's" eeu langer bestaan te ver
zekeren dan iu een dagblad hun deel is, maar
hij was er met geen mogelijkheid toe te bewegen.
Het voorbeeld van anderen, die zoo veel minder
praestecrden dau hij, lokte hem niet aan. Hij
was op dit punt te bescheiden. Zelf schatte hij
zijn werk eer te laag dan te hoog.
Behoort Bruniugs niet tot die enkelen, wier
werken voor alle tijden ziju geschreven, onder
de Nederlandsche letterkundigen van beteekenis
uit de tweede helft dezer eeuw neemt hij eene
hoogst eervolle plaats iu. Voor ziju vrienden een
zwaar verlies, laat ziju heengaan in onze litera
tuur eeue leegte achter, die niet licht zal worden
A. LESTUIU;EOX.
*) Onder verschillende titels verschenen in het
Zondagsblad van de AroiHtjmxt. Vermoedelijk zal
eerlang eene afzonderlijke uitgave dezer «Herin
neringen" het licht zien. Het plau daartoe be
stond reeds bij zijn leven.
'-') Litt. Fantas ie 11 en Kritieken. Dl. XVI,
blz. 15?10.
POSTZEGELVEE/V ALSCHINGEX.
Victorien Sardou heeft in een zijner geestigste
stukken, de Familie lleiioilun, dat kort na 1850
geschreven, de destijds in Parijs tot het krank
zinnige gestegen modedwaasheden schetste, ook
den kleinen Fanfan Benoiton geteekeud, die naar
den tuin der Tuileriën gaiit, waar postzegclbeurs
gehouden wordt. Onder de hoede van een
snoepgoedverkoopster verhandelen de knapen daar hun
postzegels, speeuleereri a la hausse en Iu baisse,
en Faofan, een beetje ingelicht omtrent de poli
tiek, weet er zijn handelsvrienden af te zetten.
Destijds werd er gelachen om de grap, maar
thans ontstaan in alle groote steden postzegel
beurzen, die volstrekt niet door kleine jongens,
maar door ernstige mannen bezocht worden, en
waar in postzegels gespeculeerd wordt, zooals op
de groote beurs iu effecten, lluim 100
vereenigingeu in Europa houden zich met »philatelie" bezig;
er verschijnen 150 vaktijdschriften, onder welke
er een in Leipzig 10,000 abonnés heeft, en nog on
langs is te Parijs eene maatschappij op aandeelen
opgericht voor het uitoefenen van den handel in
postzegels met een kapitaal van 200,000 francs, een
uitmuntende zaak, die den aandeelhouders
zeker hoogere en soliedere rente zal opbrengen,
dan menige industrié'ele of bankonderneming. Met
de stijgende belangstelling der verzamelaars is ech
ter cok het belang der vervalschers gekomen, en
postzegels worden op het oogenblik evenzeer
vervalscht als oude schilderijen of porselein.
De postzegel is, zooals men weet. een uitvin
ding van onzen tijd. Eerst op 13 Mei 1890 zal
het vijftig jaar geleden zijn, dat het eerst in
Engeland de postzegels werden ingevoerd, die
later door alle landen zijn overgenomen, het
laatst, in 1863, door Monaco en Turkije.
Tot voor korten tijd was de overleden post
meester generaal van Engeland, Sir Rowland
Hill, als uitvinder der postzegels bekend. Men
weet thans, dat dit niet het geval is, en dat hij
een iutellectueelen diefstal van de ergste soort
heeft begaan, toen hij zich deze verdienste liet
aanleuuen. De eerste stoot tot de vermindering
van het port en bespoediging van bet verkeer,
gaf in Engeland in 1787 de tconeeldirecteur Pal
mer uit Bristol, wiens hervormingen, door Pitt
met zonder groot bezwaar ingevoerd, zulk eene
uitwerking hadden, dat de opbrengst der
posterijen,_van 450,000 pond in 1783, tot 700,000 pond
in 1797 en tot 1.500,000 pond in 1811 stegen.
In 1830 kwam de agitatie tot afschaffing van het
dagbladzegel,in 1834 was het de boekdrukker James
Chalmers uit Dundec, die aanried, voor het
frankeereu postzegels te maken en zelf modelleu
vervaardigde. Een van deze modellen is te zien
in het Internationaal Post-Wertzeichen-Mueeum
te Ober-Döbling bij Weeneu; de directeur daarvan
bezit oen der weinige exemplaren, en verkoopt
photographieëu, die hij daarnaar heeft laten maken.
Sir liowluud Hill vestigde de aandacht op het
denkbeeld, zonder den uitvinder te noemen, iu.
een brochure Post-office Reform, die in 1837
verscheen. Hij bewees met cijfers dut het port,
zelfs voor de grootste afstanden, op een stuiver
kou gesteld worden en nog steeds de
postadmiiiistratie voordeel zou kunnen opleveven; de
kosten van eeu brief' waren door elkander niet
meer dan '/:>o penny. Eene vereenigtng van
Loudensche kooplieden, het Mcrcantile- (Jontmitee, nam
het voorstel over, en in 1838 gaf James
Chalmers eene nieuwe brochure uit, waarin hij zijn
geheele denkbeeld, postzegels met stempel en
| gom, ontwikkelde. In 1839 kwam de zaak iu het
Parlement, er werd uit politieke gronden en door
een slecht begrepen agitatie der papierfabriekan
ten tegen geijverd, maar de bill ging toch door.
Sir Rowland Hill werd met de uitvoering
belast; hij ontving eeu geschenk van 15,CO'J
pond van de kooplieden, later nog 20,000 pond
vivu den Staat eu eeu jaarwedde van 2000 poiid,
eu hij vaardigde eene oproeping uit voor eeu
model-postzegel. Van de veertig modellen, onder
welke een van Ch al uiers, was er geen dat hem
beviel; hij liet dus zelf den kop der koningin
graveeren door Bacon en Petch, eu bracht, op
J 3 Mei 1840, de eerste postzegels in circulatie.
i Toen Chalmers zijn aanspraken op de uitvinding
wilde doen gelden, scheepte Sir lïowlaud Hilt
hem af met een brief, waarin hij beweerde reeds
zelf', vroeger, de uitvinding gedaan te hebben,
eene bewering, die door allerlei bijouistandigheden
bepaald wordt tegengesproken.
Het vervalst hen nu der postzegels is een tak
van industrie die op groote scluuil gedreven
wordt. Ivruisbaudeu, correspoudentiekaarteu,
postcouverteu. enz. worden over 't algemeen niet
vervidsclit, omdat het papier daarvoor, in verge
lijking van het mogelijk voordeel, te duin1 i" en
moeielijk te verkrijgen ; en het bedrog door de
groote oppervlakte gemakkelijk te ontdekken is.
Maar postzegels zelf' worden op allerlei wijs nage
maakt. Het minst geschiedt dit door houtgra
vure, omdat die te grot' is voor het nabootsen
der fijne teeke.'iiug.
Veel aangewend wordt daarentegen de
steendruk, die goedkoop eu snel gaat, eu wel op twee
wijzen, door graveeren en radeeren. Bij het
graveereu wordt op den geprepareerde!! steen de
teekeniug overgebracht eu daarna met naald of
diamant gegraveerd; de bekwaamheid vuu den
lithograaf doet hier alles af. Bij de andere wijze
wordt de teekening eerst vergroot in een plaat
zink gekrast, eu dan geëtst, men verkleint dan
door middel van een pantogruef, door de
staalpunt langs de omtrekken der staalgravure te
leiden^ terwijl de corresponderende diamantpunt
op deu geprepareerden Soleuhofer steen de
teekeuing iu de gewenschte verkleining terug
geeft. Men maakt dan een honderdtal afdruk
ken op den steen eu begint niet dezen de oplage
te drukken of men kan, door de teekening niet
vau steen, op steen, muur vau steen op
metaalovertebrengeu eu dau clichés te maken, ook met de
boekdrukkerspers de afdrukken maken.
De voortreülijkste wijze van namaken is deze,
dat men, na de teekening iu koper geëtst te
hebben, van deze langs galvanischen weg cli
chés maakt; zij heeft echter bet nadeel dat
de plaat na betrekkelijk weinige afdrukken
versleten is, meer dan lüOO kan men er niet van
maken; wanneer uien daarentegen staalgravuren
of een verstaald koperen plaat neemt, kan men
wel 10,OuO afdrukken maken. Ook heliogravure
eu stempelsnijdkunst worden, in vereenigiug met
het audere procédéof afzonderlijk, toegepast.
MILLET EN ZIJN ANGELUS.
liet miskennen van Millet en zijn Angelus is
niet zoo algemeen geweest, als men, naar gewoonte
van legenden omtrent kunstwerken, het wel heeft
voorgesteld. In Frankrijk en in het buitenland zijn.