De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 14 juli pagina 3

14 juli 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ring is, als zij misschien wel klinkt; bovendien had zij zich allergrappigst toegetakeld en scheen zij met hare wapperende en fladderende kleedij en rijkelijk met veeren versierd kapsel wel weggeloopen van een van de fantastische prenten van Doré. Mevr. Pauwels-van Biene heeft den echten don des larmcs en weet door hare gevoelvolle stem en sober spel bijna altijd grooten indruk te maken. ?wat haar zelfs ook in dit stuk, als de operazangeres Clara Wagner gelukte, niettegenstaande de schrij vers deze zoetelijke persoonlijkheid waar- en wijshe den over de kunst ten beste laten geven, die som migen misschien wel wat al te sentimenteel en degelijk zullen voorkomen. Mevr. de Vries was goed en kon in haar vrij ondankbare rol eigenlijk ook niet veel meer zijn. Mej. Marie Lorjéspeelde het jongemeisjesrolletje lief; de zaal schijnt haar echter nog altijd meer te interesseeren dan het tooneel. Mej. A. Fuchs stak als Amalia von Schnakkenburg nog al bij haar mama af; zij laat zich bij haar spel te veel in de kaart kijken en doet ons byna nooit vergeten, dat zij comedie speelt. Mevr. Coerdes-de la Bije had een te klein rol letje, om daarnaar hare meerdere of mindere begaatdheden te kunnen beoordeelen; haar uiterlijk was goed, haar spel had misschien nog stijver en deftiger kunnen zijn. Van de heeren wenschen wij in de eerste plaats Jacques de Boer en Clous te noemen; zij waren beiden buitengewoon goed op dreef en gingen geheel in hun rollen op. Den eersten alleen het verzoek in het vervolg de enveloppe van een brief niet meer op den grond te gooien ; zij wordt dan bijna gedurende een geheel bedrijf door de slepen der dames heen en weer gejaagd en op genomen tot zij eindelijk onder een of ander meubelstuk tot rust komt. De heer Morin had slechts een kleine rol, maar maakte daarvan, op de hem eigen conscientieuse wijze, nog heel wat. De heer van Dommelen vervulde zijn dankbare rol gelukkig; hij hoede zich echter voor overdrijven. De heeren Spoor en Schwab waren goed; de heer Holtrop, het nieuwe lid van het gezelschap, liet zich even zien; een oordeel over hem valt nog niet te vellen. De heeren Verenet en v. Zuijlen hadden zich alleen behoeven te grimeeren; de eerste had dit goed, de tweede wel wat al te mooi gedaan. De regie was voldoende; op de soiree in het eerste bedrijf was het op sommige oogenblikken wel een w_at al te groote warboel; ook had de muziek en zang achter de schermen zachter kunnen zijn; zij waren nu bepaald hinderlijk. In de schouwburg Frascati van de HH. Prot had gisteravond de eerste voorstelling plaats van De wondervogel" (L'oiseau bleu), tekst van Alfred Duru en Henri Chivot, muziek van Charles Lecocq, vertaling van v. L. De hoofdrollen zijn in handen van de dames Buderman (travesti) Culp-Kiehl en Bouwmeester en van do heeren Kreeft, van Beem en Kelly. Het decoratief is geheel nieuw. In ons volgend nummer hopen wij deze noviteit uitvoeriger te bespreken. P. F. BRUNINGS. »Na eene langdurige ziekte, zacht en kalm" zoo luidt het bericht van Brunings' dood. Voor de meesten, zelfs voor velen die hem van zeer nabij kenden, was bet eene plotselinge treurmare. Wie iiog betrekkelijk kort geleden den flink ge bouwden, kloeken man zag, met dien grijzen, mili tairen kop en dat vriendelijk, innemend gelaat, kon weinig vermoeden, dat zijn levensgetij zoo spoedig zou verloopen, dat eene sleepende ziekte een eind aan zijn werkzaam bestaan zou maken. Enkele weken vóór zijn dood begaf' hij zich naar Boden, om daar herstel van krachten te zoeken, dat hij hier niet meende te kunnen vinden. Ver andering van lucht en van omgeving zouden hem beter maken. Hij was bij zijn vertrek vol hoop en vol moed. »De gedachte alleen reeds aan dat heerlijk klimaat daarginds maakt mij beter." Helaas, 't heeft niet zoo mogen zijn. In de eerste dagen dat hij op reis was, gevoelde hij zich inderdaad opgewekter en krachtiger dan ooit. Maar bet was slechts een vleugje van herstel. Hij keerde terug, uitgeput en zwakker dan een kind. Toch gaf hij den moed niet op; bij bleef hopen tegen hopen in. Overviel hem uu en dan een gevoel van physieke machteloosheid, straks kwamen er weder oogenblikken, dat zijn sterke wil over het zwakke lichaam zegevierde. Tot in zijn laatste oogenblikkeu was hij volko men helder van geest. Toen de onbedriegelijke voorteekenen van het naderend einde zich reeds vertoonden, peinsde en sprak hij nog over do toekomst. Een van de werkzaamsten onder de weikzamen, heeft hij, zoolang zijne krachten het maar eenigszins toelieten, gearbeid. Men kan bijna zeggen, dat Bruningg gestorven is met de pen'in de hand. Onder den weemoedigen indruk vau zijn heen gaan, wil ik hier een eenvoudige schets geven j van zijn welbesteed nuttig werk. Pierre Frédéric Brunings werd den Ten April 1820 te Antwerpen geboren. Hij was een afstam meling van het beroemde geslacht van Neder- } landsehe waterbouwkundigen, dat omstreeks het j midden der vorige eeuw uit Duitschland naar j Holland toog. Zijn vader, een man van strenge [ beginselen, had als Bataafseh officier in de Fransche j armee gediend en onder Napoleon den tocht naar l Kusland medegemaakt. Hij viel in handen van den vijand en werd naar Siberiëverbannen, van waar hij echter spoedig wist te ontvluchten, na tallooze gevaren te hebben doorstaan. Wellicht dankte zijn zoon Pierre aan hem die zucht tot reizen en trekken, welke dezen tot in het laatst van zijn leven is bijgebleven, Zijne moeder was eene hoogst verstandige vrouw, die hare kinderen eene eenvoudige, dege lijke opvoeding gaf. In zijn Herinneringen uit mijn militaire loopbaan''' *) getuigde hij van haar het volgende: »Ze was altijd eene moedige vrouw, die weinig sprak, altijd hare aandoeningen trachtte te verbergen, en nooit haar leed klaagde... ." In deze zelfde «mémoires" verhaalt hij veel van zijne jeugd, ven zijn ouderlijk huis, van al de moeilijkheden die hij te overwinnen had. Eene wetenschappelijke opvoeding heeft Bru nings niet genoten. Toch bezat hij degelijke ken nis, welke hij zich uit aangeboren lust tot studie had verworven. Populair wetenschappelijke onder werpen, vooral op het gebied van natuurkunde, wekten steeds zijne levendige belangstelling. In 1837 trad Bnmings als vrijwilliger iu dienst bij de dragonders, ging later over bij de infan terie en zag zich in 1S4Ütot tweeden, in 1853 tot eersten luitenant, in 18GO tot kapitein en i 1871 tot majoor bevorderd, iu welken rang hem het plaatselijk commandement te Breda werd opgedragen. Daarmede was zijn militaire loop baan afgesloten. Eenige jaren later ik mee in '78 werd hem eervol ontslag verleend, onder toekenning van den titulairen raug van luitenaut-kolouel. Ziedaar de beknopte staat vau dienst van den man, die, naar veler getuigenis, ook als officier verdiensten bezat, welke hem boven velen, die een hoogeren rang bereikten dan hij, dedeu uit munten. 't Zou onkiesch zijn om hier uit te weideu over de redenen, welke den toeumaligen mini ster van Oorlog bewogen kunnen hebben om Brunings, destijds nog iu de volle kracht des levens, te pensionneeren. Toch mag hier niet verzwegen worden, dat hij herhaaldelijk voor be vordering is voorgedragen, evenals voor eeue onderscheiding die wel eens aan lieden van min der dan geen verdiensten te beurt valt, doch dat zijo naam steeds van hoogerhand ge schrapt is geworden. Wat de redeu hiervan was, ligt niet in het duister, als men weet, dat Bruuings door de brieven over militaire onderwer pen, die hij, nog actief zijnde, onder het pseu doniem. »Eeu plattelander" in de Tijtls/jiajel schreef, de ergernis van enkele hooge militaire autoriteiten wekte, wegens den vrij moedigen, vaak zeer satirieken toon, waarop hij toestanden en personen besprak. Brunings verstond niet de kunst van veinzen. Zijn meerderen iu rang naar de oogeu zie» kon hij niet. Daartoe was zijn geest te fier, te onaf hankelijk, zijn kurakter te open en te rond. Bij weinig schrijvers zal men die beiden geest en karakter zoo zeer in overeenstemming vinden. Nimmer verloochende hij zijne meeniug of gaf hij zijne overtuiging prijs. Iu al wat hij schreef was hij zich zelf. Halfheid en leugeiiachtigheid waren hem een gruwel eu waar hij ze op zijn weg ontmoette, geeselde hij ze onbarm hartig. Dat men zich door een zoo sterk geprononceerdeu waarheidsziii niet enkel vrienden maakt, heeft ook Bruuings ruimschoots onder- i vonden. Maar meer nog dan hem het lage en geraeene reden tot toornen gaf, verheugde hij zich in en over het goede, dal hij in de menscheu ontdekte of meende te ontdekken. Al was er veel dat hem bitter kon stemmen, al leed hij uu en dun aan vlagen van overgevoeligheid, waarin het leven zich van zijn donkersteu kant aan hem voordeed, toch bleef hem tot het einde een naïef, onwan kelbaar vertrouwen bij op het goede in de inenschelijke natuur en hield hii vast aan de vrien delijke, zachte idealen zijner jeugd. Eerst in 1855 trad Brunings als schrijver op. Lodewijk Mulder, met wien hij gelijktijdig te Nijmegen in garnizoen was geweest, had iu hem een letterkundig talent ontdekt en hem tot schrijven aangespoord. Dat de omgang met dezen zeldzaam beschaafden man, die op zoo velerlei gebied heeft geschitterd, grooten invloed op Brunings heeft uitgeoefend, mag als zeker worden aangenomen. Met innige voldoening placht hij vau dieu tijd te spreken. Brunings heeft ontzaglijk veel geschreven, waar van echter een groot deel is verloren gegaan in courant of tijdschrift. Hij debuteerde met het verhaal getiteld: «Nevel en Zonneschijn". Daarop volgden: »De Gouvernante" (1800) 2e dr. ~Jonkvrouwe van Sterrenburg" (1801). -De Gouverneur" (1804). »Een klaverblaadje" (1805). »De twee broeders," tooneelspel (1805). »Distels en lau weren." (1809. 2e dr.) De Vergelding," too neelspel voor rederijkers (180'J). «Wildriek," 2e dr. (1870), terwijl een twintigtal novellen van zijne hand, welke in onderschei dene tijdschriften voornamelijk «Het Vaan del" verspreid waren, omstreeks dit tijd stip afzonderlijk het licht zagen. Vau den bundel «Distels en lauweren", eene reeks militaire schet sen, verscheen de eerste druk in 1857 ouder den titel »'s Krijgsmans lief en leed". Zijn blijspel: »Aeht dagen buiten", dat in 1801 in den Stads schouwburg te Amsterdam ten tooneele is ge bracht, bleef tot heden ongedrukt. Voorts schreef hij nog: »Twee novellen", 2 dln. (1872). «Eeu Spelevaart over deii Oceaan" 2dln. (1872)?«De Jager-Koningin", »Bella", 2 d!u. ,»Alice" (1880). »De twee oude vrijsters" en andere novellen (1882). >Het gezin vmi den rent meester", 2 dlu. (1882). «Een Hollandsche jongen". (188:!). «Mijn vriend Parelman". «Onze krijgsmacht". Een spelevaart over den Oceaan'' was de vrucht eener reis naar Suriname. Vau de tijdschriften en jaarboekjes, waarin novellen of schetsen van zijne hand verschenen, waren de voornaamste".: Nederland, Tijdspiegel, Europa. Castalia, Aurora, Milit. Spectator, Nieuwe Spectator, De Huisvriend en Gouverneur's Oude Huisvriend. Van zijn werk dat iu meer blijvenden vorm het licht zag, moet in de eerste plaats genoemd worden «Wildrick," omdat deze roman als de standaard kan gelden van zijn talent. Bruuiugs was, toen hij dit werk schreef, in zijn volle kracht. Mij heeft het altijd verwonderd, dat » Wildrick" niet meer opgang gemaakt heeft. Waar men ziet, dat schrijvers van veel lageren rang dan Bruiïings als het ware de populariteit in pacht hebbeu en met hunne goedkoope grollen een ontzaglijk succes zelfs bij het meer beschaafd publiek behalen, is het onbegrijpelijk, fijne geestigheden, die hier en daar het karakter eener satire aannemen, waarvan dit werk overvloeit uiet gewaardeerd te zien. Busken Huet spreekt een zeer gunstig oordeel over «Wildrick" uit 2): Het «is niet een dier meesterstukken waardoor men zich eene plaats in de litteratuur van zijn volk verovert ; maai er zit zooveel gang in, het is zoo warm, zoo frisch, en bij zijne frischheid zoo goed middelsoort dege lijk, dat de schrijver, naar het schijnt, nog slechts n schrede behoeft te doen om door het publiek als een goed vriend, en door zijne letterkundige kameraden als een waardig gildebroeder erkend te worden. «Ofschoon het werk van een man, ademt «Wildrick" den geest van een kind, bij voorkeur van een knaap. Het is een schoone jongens droom, op het papier tot wcrkelijkhaid geworden. »De schrijver is geen vakgeleerde, geen wijsgeer, geen maatschappelijk hervormer, geen pionier van een nieuw literarisch genre. Zijn roman is een roman uit deu goeden ouden tijd, een ridderroman met burgerlijke helden en heldinnen, een triomf der overgeleverde moraal, een schoone dag voor den geest der fliukheid, der onafhankelijkheid, der volharding, in zijn strijd tegen eeu deels booze, deels flauwe wereld." Hoe juist het karakter van het boek iu deze weinige regelen ook zij aangegeven, het oordeel over den schrijver is niet geheel volledig, waar Busken -Huet de straks genoemde eigenschap, die toch waarlijk verre van algemeen is, over het hoofd zag. Vermoedelijk was Huct's meening over den autenr meer uitsluitend gegrond op de ken nis van »Wildrick". Het hadde hem, den keurigeu stylist, anders zeker moeten treffen welk een geestigen, bevalligen stijl Brunings bezat ; hoe smaakvol hij zijn onderwerpen wist in te kleeden en over welk eene voortreffelijke opmer kingsgave hij beschikte. Er school in Brunings eeu humorist vau zeldzame kracht; aan de om standigheden de schuld als hij zich als zoodanig niet ten volle heeft ontwikkeld en de satiricus meer bij hem op den voorgrond is getreden. Ook als chroniqueur bezat Bruuings onmisken bare verdiensten. Toen hij de militaire maatschappij verlaten had, zag hij naar een werkkring om, die meer met zijn litteraire capaciteiten en neigingen strookte. Het aangewezen arbeidsveld scheen hem de jour nalistiek. Na eeuigen tijd verbonden te zij u ge weest aan de redactie van liet itlrrlant^zaglnj zich benoemd tot hoofdredacteur vau De Aeoiiilpust, welke betrekking hij tot zijn dood vervulde. Voor journalist was Bruuings niet in de wieg gelegd. Het leven van agitatie eu eindclooze beslommeringen, dat het bestaan van den dagbliidrcdacteur uitmaakt, was weinig in overeen stemming met ziju aard en aanleg. Hij was te consciëntieus en te gevoelig, hij trok zich de din gen te veel aan, om er op den duur tegen be stand te zijn. Vandaar dat hij zich spoedig aan den diigelijkschen gang van zakeu onttrok en zich meer uitsluitend met de zorg voor het letterkun dige gedeelte bel astte. Van die taak heeft hij zich met evenveel talent als nauwgezetheid ge kweten. Dat zijn arbeid hoogelijk gewaardeerd werd, behoeft nauwelijks gezegd te worden De brieven van Pasquiuo onder welk pseudoniem Brunings ook geruimea tijd iu dit l Vcrl;l>lnd medewerkte de «Ontboezemingen van Piet Simpel'' en de bijdragen vau «Jeaïi de la Have" werden door duizenden en duizenden niet graagte gelezen. Zij bevatten van alles: beschouwingen over ge beurtenissen van den dag, over toestanden en misstanden om hem heen, over heden en verle den, terwijl hij zich eeu enkel maal aan polemiek met dezen of genen confratcr bezondigden. I)e gemakkclijkheid, waarmede zijn altijd weiver-neden pen over het papier gleed, was inderdaad bewonderenswaardig. De meeste zijner wekelijkschc opstellen muntten uit u door vorm u door inhoud, 't Zou niet moeilijk zijn er eene bloemlezing uit samen te stellen, op zicii zelve reeds voldoende om een letterkundige reputatie te geven. Herhaaldelijk hebben vrienden er bij hem op «.'ingedrongen, om aan zijn »Lundi's" eeu langer bestaan te ver zekeren dan iu een dagblad hun deel is, maar hij was er met geen mogelijkheid toe te bewegen. Het voorbeeld van anderen, die zoo veel minder praestecrden dau hij, lokte hem niet aan. Hij was op dit punt te bescheiden. Zelf schatte hij zijn werk eer te laag dan te hoog. Behoort Bruniugs niet tot die enkelen, wier werken voor alle tijden ziju geschreven, onder de Nederlandsche letterkundigen van beteekenis uit de tweede helft dezer eeuw neemt hij eene hoogst eervolle plaats iu. Voor ziju vrienden een zwaar verlies, laat ziju heengaan in onze litera tuur eeue leegte achter, die niet licht zal worden A. LESTUIU;EOX. *) Onder verschillende titels verschenen in het Zondagsblad van de AroiHtjmxt. Vermoedelijk zal eerlang eene afzonderlijke uitgave dezer «Herin neringen" het licht zien. Het plau daartoe be stond reeds bij zijn leven. '-') Litt. Fantas ie 11 en Kritieken. Dl. XVI, blz. 15?10. POSTZEGELVEE/V ALSCHINGEX. Victorien Sardou heeft in een zijner geestigste stukken, de Familie lleiioilun, dat kort na 1850 geschreven, de destijds in Parijs tot het krank zinnige gestegen modedwaasheden schetste, ook den kleinen Fanfan Benoiton geteekeud, die naar den tuin der Tuileriën gaiit, waar postzegclbeurs gehouden wordt. Onder de hoede van een snoepgoedverkoopster verhandelen de knapen daar hun postzegels, speeuleereri a la hausse en Iu baisse, en Faofan, een beetje ingelicht omtrent de poli tiek, weet er zijn handelsvrienden af te zetten. Destijds werd er gelachen om de grap, maar thans ontstaan in alle groote steden postzegel beurzen, die volstrekt niet door kleine jongens, maar door ernstige mannen bezocht worden, en waar in postzegels gespeculeerd wordt, zooals op de groote beurs iu effecten, lluim 100 vereenigingeu in Europa houden zich met »philatelie" bezig; er verschijnen 150 vaktijdschriften, onder welke er een in Leipzig 10,000 abonnés heeft, en nog on langs is te Parijs eene maatschappij op aandeelen opgericht voor het uitoefenen van den handel in postzegels met een kapitaal van 200,000 francs, een uitmuntende zaak, die den aandeelhouders zeker hoogere en soliedere rente zal opbrengen, dan menige industrié'ele of bankonderneming. Met de stijgende belangstelling der verzamelaars is ech ter cok het belang der vervalschers gekomen, en postzegels worden op het oogenblik evenzeer vervalscht als oude schilderijen of porselein. De postzegel is, zooals men weet. een uitvin ding van onzen tijd. Eerst op 13 Mei 1890 zal het vijftig jaar geleden zijn, dat het eerst in Engeland de postzegels werden ingevoerd, die later door alle landen zijn overgenomen, het laatst, in 1863, door Monaco en Turkije. Tot voor korten tijd was de overleden post meester generaal van Engeland, Sir Rowland Hill, als uitvinder der postzegels bekend. Men weet thans, dat dit niet het geval is, en dat hij een iutellectueelen diefstal van de ergste soort heeft begaan, toen hij zich deze verdienste liet aanleuuen. De eerste stoot tot de vermindering van het port en bespoediging van bet verkeer, gaf in Engeland in 1787 de tconeeldirecteur Pal mer uit Bristol, wiens hervormingen, door Pitt met zonder groot bezwaar ingevoerd, zulk eene uitwerking hadden, dat de opbrengst der posterijen,_van 450,000 pond in 1783, tot 700,000 pond in 1797 en tot 1.500,000 pond in 1811 stegen. In 1830 kwam de agitatie tot afschaffing van het dagbladzegel,in 1834 was het de boekdrukker James Chalmers uit Dundec, die aanried, voor het frankeereu postzegels te maken en zelf modelleu vervaardigde. Een van deze modellen is te zien in het Internationaal Post-Wertzeichen-Mueeum te Ober-Döbling bij Weeneu; de directeur daarvan bezit oen der weinige exemplaren, en verkoopt photographieëu, die hij daarnaar heeft laten maken. Sir liowluud Hill vestigde de aandacht op het denkbeeld, zonder den uitvinder te noemen, iu. een brochure Post-office Reform, die in 1837 verscheen. Hij bewees met cijfers dut het port, zelfs voor de grootste afstanden, op een stuiver kou gesteld worden en nog steeds de postadmiiiistratie voordeel zou kunnen opleveven; de kosten van eeu brief' waren door elkander niet meer dan '/:>o penny. Eene vereenigtng van Loudensche kooplieden, het Mcrcantile- (Jontmitee, nam het voorstel over, en in 1838 gaf James Chalmers eene nieuwe brochure uit, waarin hij zijn geheele denkbeeld, postzegels met stempel en | gom, ontwikkelde. In 1839 kwam de zaak iu het Parlement, er werd uit politieke gronden en door een slecht begrepen agitatie der papierfabriekan ten tegen geijverd, maar de bill ging toch door. Sir Rowland Hill werd met de uitvoering belast; hij ontving eeu geschenk van 15,CO'J pond van de kooplieden, later nog 20,000 pond vivu den Staat eu eeu jaarwedde van 2000 poiid, eu hij vaardigde eene oproeping uit voor eeu model-postzegel. Van de veertig modellen, onder welke een van Ch al uiers, was er geen dat hem beviel; hij liet dus zelf den kop der koningin graveeren door Bacon en Petch, eu bracht, op J 3 Mei 1840, de eerste postzegels in circulatie. i Toen Chalmers zijn aanspraken op de uitvinding wilde doen gelden, scheepte Sir lïowlaud Hilt hem af met een brief, waarin hij beweerde reeds zelf', vroeger, de uitvinding gedaan te hebben, eene bewering, die door allerlei bijouistandigheden bepaald wordt tegengesproken. Het vervalst hen nu der postzegels is een tak van industrie die op groote scluuil gedreven wordt. Ivruisbaudeu, correspoudentiekaarteu, postcouverteu. enz. worden over 't algemeen niet vervidsclit, omdat het papier daarvoor, in verge lijking van het mogelijk voordeel, te duin1 i" en moeielijk te verkrijgen ; en het bedrog door de groote oppervlakte gemakkelijk te ontdekken is. Maar postzegels zelf' worden op allerlei wijs nage maakt. Het minst geschiedt dit door houtgra vure, omdat die te grot' is voor het nabootsen der fijne teeke.'iiug. Veel aangewend wordt daarentegen de steendruk, die goedkoop eu snel gaat, eu wel op twee wijzen, door graveeren en radeeren. Bij het graveereu wordt op den geprepareerde!! steen de teekeniug overgebracht eu daarna met naald of diamant gegraveerd; de bekwaamheid vuu den lithograaf doet hier alles af. Bij de andere wijze wordt de teekening eerst vergroot in een plaat zink gekrast, eu dan geëtst, men verkleint dan door middel van een pantogruef, door de staalpunt langs de omtrekken der staalgravure te leiden^ terwijl de corresponderende diamantpunt op deu geprepareerden Soleuhofer steen de teekeuing iu de gewenschte verkleining terug geeft. Men maakt dan een honderdtal afdruk ken op den steen eu begint niet dezen de oplage te drukken of men kan, door de teekening niet vau steen, op steen, muur vau steen op metaalovertebrengeu eu dau clichés te maken, ook met de boekdrukkerspers de afdrukken maken. De voortreülijkste wijze van namaken is deze, dat men, na de teekening iu koper geëtst te hebben, van deze langs galvanischen weg cli chés maakt; zij heeft echter bet nadeel dat de plaat na betrekkelijk weinige afdrukken versleten is, meer dan lüOO kan men er niet van maken; wanneer uien daarentegen staalgravuren of een verstaald koperen plaat neemt, kan men wel 10,OuO afdrukken maken. Ook heliogravure eu stempelsnijdkunst worden, in vereenigiug met het audere procédéof afzonderlijk, toegepast. MILLET EN ZIJN ANGELUS. liet miskennen van Millet en zijn Angelus is niet zoo algemeen geweest, als men, naar gewoonte van legenden omtrent kunstwerken, het wel heeft voorgesteld. In Frankrijk en in het buitenland zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl