Historisch Archief 1877-1940
No. 630
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Shah van Perzië", door het aanbrengen van
goedgevonden trucs en geestigheden, het publiek
zoozeer bezig te bouden als hier het geval is. Van
het begin tot het einde weergalmt de zaal ieder
oogenblik van de luide schaterlachen, waarin niet
alleen de engelen, maar ook zij, die in lager
sferen vertoeven, telkens uitbreken.
Van de vertolking valt veel goeds te zeggen.
Bigot zelf was de rentenier Bolleman, de oude
heer, die met dienstmeisjes naar een bal masqu
wil gaan en daardoor in allerlei ongelegenheden
komt, zoodat hij eindelijk bijna zelf niet meer weet,
Wie hij is. Vooral in die oogenblikken was hij uit
stekend; steeds echter was hij de spil. waarom
alles draaide en toen hu als Shah van Perziëop
zyn eigenaardig leuke wijze een aantal door hem
vervaardigde en door den heer J. T- Renard op
zeer verdienstelijke wyze op muziek gezette cou
pletten voordroeg, die natuurlijk alle op
plaatselyke toestanden betrekking hadden, scheen er geen
eine aan de toejuichingen te zullen komen.
Mevrouw Huyzers-Rosenveldt stond hem als zijn
vrouw zeer goed ter zijde; de dames de
Boervan Ryk en Blankensteijn waren een paar aardige
dienstmeisjes; zij speelden los en luchtig, maar
ter wille van den zoo grooten stand der
Amsterdamsche floddermutsjes hopen wij. dat de heer
Bigot haar wat overdreven mag geteekend hebben.
Van de heeren treden naast den heer Bigot, de hh.
v. d. Heuvel (Arthur Schot) Mulder (Poedelïen
Pilger (Bley) het meest op den voorgrond. De heer
van den Heuvel was goed en dat zou hij altijd
zyn, wanneer zijn beweeglijkheid hem som» niet
parten speelde; ook de heer Mulder was zeer goed
voor zyn taak berekend; n ding moet hij echter
nog leeren nl.: zijn gezicht in bedwang te houden
en niet soms te lachen, wanneer dit geheel
onlïoodig, ja zelfs verkeerd is; de heer Pilger ver
viel weer in zijn oude kwaal; hij drong zich te
veel op den voorgrond, wilde te komiek zijn en,
wy zeiden het reeds meer, hij bederft daardoor
zyn toekomst. Wanneer hij zich met een
goedkoope populariteit wil tevreden stellen (en de
vraag is nog hoe lang die zal duren) ga hij op
den nu door hem ingeslagen weg voort (ten minste,
wanneer dat de goedkeuring van zijn directie
wegdraagt); streeft hij echter naar hooger, dan
zal hij veel meer werk, veel meer studie van zijn
rollen moeten maken.
Van KwiJc en Kwak" tot Schoonmama" was
een groote schrede, maar, waar deze met zooveel
succes bekroond wordt, als in den Salon het
geval was, heeft men het recht zich nog
verder te wagen. In den loop dezer winter zal
het gezelschap der Variétés" tooneelisten dan
ook niet alleen Nora" ten tooneele brengen (met
mej. Aleida Roelofsen in den,Jitelrol), maar zal
het ons ook in de gelegenheia stellen, kennis te
maken met Ibsens Spoken" en Björnsterne Bj
rnson's Handschoen." Ook de heeren van Lier zul
len dan een Noorsch stuk op hun répertoire bren
gen en wel De vrouw der zee" van Ibsen, even
als Spoken" vertaald door den heer J. H. Rössing.
ROBERT KAMERLING.
Te Graz overleed den 13n Juli de
Oostenrijksche dichter Robert Kamerling. Van de Duitsche
dichters onzer dagen was hij misschien in Neder
land de meest bekende; door studiën en vertalin
gen onzer beste letterkundigen werd reeds kort
voor zijn optreden de aandacht op zijn naam ge
vestigd. Robert Kamerling werd op 24 Maart 1830
te Kirchberg-am-Walde in Neder-Oostenrijk gebo
ren. Zijne ouders, van zeer bescheiden stand, de
den hem als koorknaap in een
Cistercienserklooster te Zwettl; later bezorgde men hem met be
hulp van beschermers op het gymnasium te
Weenen. In het jaar 1855 werd Harnarlingleeraar
aan het gymnasium te Triest, maar moest tien
jaar later wegens aanhoudende ziekte zijn pensioen
vragen. Eene onderbuikskwaal deed de laatste
dertig jaren van zijn leven in afwisselende perio
den van pijn en verlichting voorbijgaan; sinds zijn
pensioneering woonde hij te Graz en wijdde er
zich enkel aan de Muzen. Over deze laatste jaren
schrijft hij in zijne autobiographie (Stationen
meiner Lebenspilgerfanrt. 1889) het volgende:
Sinds lang kom ik mij zei ven voor als iemand,
die met de machten der onderwereld een contract
gesloten heeft; zij stonden mij toe, langer dan de
mij oorspronkelijk toegedachte tijdsruimte op aarde
te vertoeven, maar ik zou niets mogen doen dan
schrijven, schrijven met moeite en pijn. In al het
overige zou ik dood zijn en begraven; het leven
en de wereld buiten mijn ziekbed zouden mij ge
sloten zijn. Ook als eene gevloekte ziel kom ik
mij soms voor, die van het lichaam-gescheiden en
in de snaren van eene harp of lier gebannen is,
en nu niets kan doen dan klinken."
*
* *
Hamerlings beide hoofdwerken zijn de twee
grootsche epische gedichten Ahasver in Jïom en
Der König von Sion, waarin een diep
philosophische gedachte en dichterlijke gloed zich met
een zeldzamen kleurenzin en gloeiende fantasie
vereenigen. Deze twee scheppingen, die tot de
uitstekendste epische gedichten in de gansche
Duitsche litteratuur gerekend kunnen worden,
vonden grooten bijval, ofschoon hetgeen de mees
ten als gloeiende fantazie trof, door anderen als
woeste zinnelijkheid gegispt werd. Oschoon
Kamerling's streven volstrekt niet modern was. en
zich meermalen tegen den geest der eeuw kantte,
maakte toch zijne verbinding van vurige geest
drift, gloeiende zinnelijkheid en pessimistische
wereldbeschouwing den indruk van iets mo
dems, omdat het samenviel met eenigo
geestesstroomingen van zijne dagen, do Makart-vereering,
de Wagner-beweging, de invloed van
Schoponhauer. Reeds als veertienjarige knaap schreef hij
verzen; in 1857 deputeerde hij met een lyrischen
bundel Ein Sangesqruss vom Strandc der Adria;
weldra volgden het epos Venus im Exil, de lyri
sche verzameling Sinnen unil Minnen, en het
heerlijke Schuianenlied der Eomantik; zij allen
toonen den idealist met het vurig verlangen naar
schoonheid, die den onoplosbaren tweestrijd
tusschen zijn ideaal en de werkelijkheid droevig in
ziet. In het Scliivanenlied der Romantik komen
deze verzen voor:
Und cinen Midas seh' ich, der kindisch jauchzet:
Gold!
Gold und starr der Apfel in seinen Handen rollt;
Golden erstarrt die Welt ihm, bis schaudernd
Kunde hebt
Aus seinen verschmachtenden Lippen, wie sick's
von starrem Golde lebt.
Und einen Magier seh' ich auf Höhen, gehullt
in Nacht,
Der greift nach dem Szepter der Erde, nach
dem Schlüssel der Höllenmacht,
Indess der Stab des Zaubrers, der ihm den
Himmel hold
Herniederzog zur Erde, zersplittert in die Tiefe
rollt."
In 1866 verscheen Ahaseer in Bom, dat een
succes zonder voorbeeld had; de zestiende druk
verscheen in 1884, voor een Duitsch epos, streng
en omvangrijk, zeker iets bijzonders; vervolgens
Der König von S^on.
Met het tooneel was Kamerling minder geluk
kig; zyn treurspel Danton und Ilobespierre hield
zich niet op de planken staande; zijne allegori
sche komedie Teut is noch aangenaam om te lezen,
noch speelbaar. Sinds Teut trad de ph
osopheerende tint in zijn geest steeds meer op den voor
grond; hg verloor er zijn vroegere bewonderaars
door, zonder er anderen mee te winnen. Het bleek
uit Die sieben Todsünden en het latere diepzin
nige en weinig genietbare Homunculus. Schitte
rend daartusschen in kwam de Grieksche roman
Aspasia, een werk, even schoon van vorm als be
langrijk van inhoud, en welks vraagstukken zoo
wel in Nederland als in Engeland met warmte
besproken werden.
De Stationen aus meiner LebempilgerfaJirt too
nen nu en dan eenige gekrenktheid over
verwaarloozing en miskenning; toch bewondert men, we
tende wat Kamerling geleden heeft, de zacht
moedigheid en vooral den vriendelijken
humor,waarniede hij personen en omstandigheden bespreekt.
Deze levensbeschrijving brengt harmonie in de
zoo verschillende phasen van Hamerlings talent,
dat, van de bloedstroomen in Nero's Rome en Jan
van Leyden 's Munster, tot de elegische klacht
van den Zwanenzang" en de satire van Teut en
Homunculus, al te heterogeen kon schijnen. Hij
zelf meende, nog meer te zullen geven; aan het
slot der autobiographie schrijft hij: Ik zal on
danks mijn ziekte, nog wel een tijdlang kunnen
werken, want eene inwendige stem spreekt troos
tend tot mij: Uw dagwerk is nog niet gedaan!"
Hij had ook nog een groot wijsgeerig werk, on
voltooid, in portefeuille; wanneer het nog wordt
uitgegeven, zal het wel vele diepe oorspronkelijke
gedachten ontvouwen, maar in waarde zal het zijn
vroegere werken niet overtreffen; deze hebben
hem reeds een onvervreemdbaar recht verworven
om in het gouden boek der Duitsche litteratuur te
worden opgenomen.
VIER VERSREGELS VAN CORNEILLE.
Naar het Duitsch van ADAM LOFFLEK.
Bij de voorbereiding van de opvoering van den
Cid" van Corneille verkeerde de Parijsche beau
monde in groote opgewondenheid; zelts schenen
het hof en de stad zich verbonden te hebben, om
onlusten op te wekken; er was een dramatische
eerste opvoering" in zicht, en dat was en is nog
in Parijs altijd iets van beteekenis.
In den schouwburg zelf kwam het tusschen don
chevalicr dcjRieux en den'graaf de Rochefort tot een
woordenwisseling over hunne plaatsen. Uitdagingen
werden gewisseld, en beide heeren verlieten den
schouwburg, eer nog de voorstelling was afgeloopen.
Na afloop klom Corneille, die van het in den
schouwburg gebeurde niets vernomen had, vroolijk
en een liedje neuriënd de trappen op naar de
derde verdieping van een huis in do liue des
deux cus. Daar had hij, wat hij zijn rustplaatsje
noemde, een eenvoudig kamertje, dat hij bewoonde,
als hij om zijn meesterwerken te doen uitvoeren,
Rouaan, waar hij met zijn huisgezin in een te
midden van een fraai park gelegen villa woonde,
verliet.
Het succes van den Cid" was schitterend ge
weest; een ware zegepraal voor den dichter en
toch was hij niet goed geluimd en wel, omdat hij
alleen was; maar met den roem gaat het even
als met de eenzaamheid; beide zijn slechts dan
aangenaam en mooi, als men iemand heeft, aan
wien men zeggen kan, dat zij dit zijn.
De dichter liep met opgeheven hoofd in zijn
kamer op en neer en drukte zijn rechterhand op
het hart, dat luide klopte. Hij dacht aan hot
stormachtige handgeklap, aan het eerbetoon der
Parijsche beau monde, aan de tranen der mooie
hofdames.
Eindelijk ben ik alleen!" zeide hij bij zich
zelf. De Cid" behoort mij, mij alleen. Men kan
er niet van zeggen, dat het een
vijfschrijversstuk" is. Wat was het publiek aangegrepen! O
kracht van den geest, edele macht der dichtkunst!
Ja, nu begrijp ik. waarom de koning mijnheer de
Suze naar mij gezonden heeft, met het verzoek
de vier regels over het duel weg te laten. Hij
hicid ze voor gevaarlijk. Goddank! Na alles, wat
ik van de opvoering gezien heb, kan ik verzeke
ren, dat, als deze vier regels niet op wensch
van den koning gesupprimeerd waren, het gehcele
auditorium van vreugde, van schrik misschien
buiten zich zelve geweest zou zijn."
Zoover was de groote dichter met zijn alleen
spraak gekomen, toen er zacht aan zijn deur ge
klopt werd.
Corneille ging naar de deur, om haar te openen.
Een jonge dame, met een aan een stok gebon
den lantaarn in de hand, kwam haastig do kamer
van den verrasten dichter binnen. Verwonderd
bleef hij stokstijf staan en staarde de schoonc
indringster aan; daarop ging de dichter beleefd
naar de dame toe, reikte haar de hand en ver
zocht haar plaats te nemen.
Zonder een woord te spreken, gaf zij aan die
uitnoodiging gehoor. Hare wangen waren van
opgewondenheid en tengevolge van het snelle
loopen hoog gekleurd.
Eindelijk begon zij.
Mijnheer, ik hoop, dat gij mij deze schrede
niet ton kwade zult duiden. Zij zou bepaald on
gepast zijn, wanneer de uiterste noodzakelijkheid
mij niet gedwongen had, haar te wagen. Gij, die
alles weet en begrijpt, zult haar beter dan iemand
juist weten te beoordeelen. Daarom heb ik daa
ook niet geaarzeld, haar te doen!"
Lieve dame", antwoordde de dichter, gebruik
makende van een oogenblik, waarop zijn bezoek
ster diep adem haalde om een galanterie te zeg
gen, het zou mij even lief zijn, niets van de
door u gedane schrede te begrijpen. Als de
schoonheid ons pad kruist, wat komt het er dan
op aan, van waar zij komt."
Ik dank u, mijnheer", viel zij hem verstrooid
in de rede, meer bepaald tengevolge van de ge
woonte, die voorschreef elke beleefdheid met een
vriendelijk woord te beantwoorden, gij zult de
oorzaak van een vreeselijk ongeluk zijn."
Ik, mejuffrouw?" vroeg Corneille onthutst,
daar hij er verre van verwijderd geweest was,
zulk een zonderlinge wending van het gesprek te
verwachten.
De dame boog het hoofd en ging voort:
Van avond, bij de eerste opvoering van uw
meesterwerk, hebben twee heeren twist gekregen
over hunne plaatsen. Uitdagingen werden gewis
seld en een duel op morgenochtend vastgesteld
en aangenomen.
De namen der duelleerenden, mejuffrouw?"
vroeg de dichter hevig ontroerd.
Het zijn de graaf de Rochefort en de
Chevalier de Rieux. En ik heb den ridder lief!"
Ik begrijp nu alles en wensch hem van harte
geluk!" zeide Corneille, opstaande, om do hand
der dame te kussen, die zulk eene vastberaden
heid aan den dag gelegd had.
Bij het verlaten van den schouwburg," voegde
zij er aan toe, hadden de heeren, hetzij onder
don invloed van de verheven gevoelens, waarvan
uw werk getuigt, hetzij omdat de aanleiding tot
den twist hun te nietig scheen, zich door bemid
deling van een gemeenschappelijken vriend, bijna
weer verzoend. Ik heb al deze bijzonderheden
vernomen van een mijner bloedverwanten, dien
ik hun nagezonden had."
Ik ben hartelijk blij, dat mijne woorden den
vrede hersteld hebben!" viel de dichter haar in
de rede.
Ongelukkigerwijze stemmen uwe woorden niet
met uwe wenschen overeen, mijnheer, want juist
zij zijn het, die opnieuw voedsel gegeven hebben
aan den wrok, die op het punt stond, gedelgd te
worden."
Wat wilt gij daarmee zeggen ?" antwoordde
Corneille, dien men op eens weer de rol van een
schuldige toedeelde.
Luister mijnheer, en gij zult mij gelijk geven.
In de Rue Dauphine kwam mijnheer de Suze bij
de twee twistenden on vertelde hun, dat de ko
ning hem naar u gezonden had, met het verzoek
vier regels te schrappen."
Dat is waar! en nu, wat verder?"
Die ongelukkige regels! mijnheer de Suze heeft
de onbezonnenheid gehad ze te reciteercn."
Oordeel er zelf over!" En op declameercnden
toonde reciteerde hij de volgende regels :
Les sutisfctctions n'appaisent point une a me.
ffftii les re>;oit n'a Tien, qui les fait se diffame ;
Et de pareils accords reffet Ie plus commnn
i'st de perdre d'honneur deux hommes au lieu
d'un!" 1)
O onheilbarende dichtkunst!" riep de jonge
dame uit, toen Corneille ophield. Vergeef mij,
mijnheer, do beide heeren kwamen weer op hun
reeds bijgolegden twist terug, en met nog meer
verbittering dan te voren -werden plaats en tijd
van het duel vastgesteld."
Welk een triomf voor mij," kon Corneille zich
niet onthouden te zeggen. Maar oogenblikkelijk
bedwong hij zich weor. Verontschuldig mijn al te
groote eigenliefde, mejuffrouw. Ik ben even on
troostbaar als gij. Wat nu te doen ?''
Hot noodlottige duel voorkomen !" viel zij hem
hartstochtelijk in de rede. Het ('uel beletten !"
Zeker, mijn waarde dame, ik zou niets vuriger
wenschen. Maar verder. Op welke wijze ? lïoc
zal ik dit kunnen doen ?"
Ik weet hot niot. Ik heb volstrekt geen aanleg
tot intrigueeren en ik bon zoo op stel en sprong
naar u gegaan, om u te smeekcn, dezen slag at'
te wenden, die. wanneer hij den ridder mocht
treffen, twee slachtoffers zal maken. Ik heb ge
meend, dat gij, wien God de macht verleend
heeft, een geheel publiek tot tranen te roeren,
tot kalmte te brengen, tot geestdrift op te wekken;
ik heb gemeend dat het u gemakkelijk zou vallen
een middel te vinden, om deze, voor mij zoo
pijnlijke zaak tot een bevredigende oplossing te
brengen."
Corneille dacht na.
O." riep do dame uit, terwijl zij voor den
dichter neerknielde en diens knieën wilde om
klemmen, bedenk, dat niijn leven in uwe handen
ligt. Als hij sterft, sterf ik ook ; blijft zijn leven
gespaard, dan zal ook ik leven !"
Corneille richtte liet voor hem knielende meisje
met zachfon dwang op. Diep getroffen door hare
schoonheid en hare hartstochtelijke woorden,
zeide hij:
Ik zal er over denken en mijn best doen."
"Red hem, red hem!" smeekte de dame en
maakte zich gereed om heen te gaan.
Corneille hield haar bij de deur tegen.
Pardon, mejuffrouw," zeide hij, de deur weer
sluitende, met wie heb ik eigenlijk de eer gehad V"
Ik had gedacht, mijnheer, dat gij mij daar niot
naar zoudt vragen!"
Vergeef mij, maar waar zal het duel plaats
hebben 'f'
Op den Pré-aux-Chres, mijnheer!"
Hoc laat? '
Even voor zeven uur 's morgens."
Ik zal ter plaatse zijn," verzekerde de dichter
En hoe zal ik het resultaat uwer bemoeingcn
j vernemen?" vroeg zij ongeduldig.
i Ik zal u dit persoonlijk komen mcedeelen."
i Ik ben u van harte dankbaar. Maar daar gij
l mij vergund hebt, mijn naam te verzwijgen, moeten
wij een plaats afspreken, waar wij elkaar zullen
ontmoeten."
Gij zult mij in het huis Dnprallon vinden,"
antwoordde Corneille.
De dame reikte den dichter do hand, die deze
aan zijne lippen bracht, en verdween, na een lichte
buiging, door de deur.
Na een succes als dat van dien avond en na
eeu bezoek als het hiervoor vernielde, zal het
zeker niemand bevreemding wekken, dat de slaap
den dichter meed.
Den volgenden morgen stond hij bijty'ds op en
begaf hij zich naar den Préaux-Clercs.
De beide tegenstanders lieten niet lang op zich
wachten. Zoodra Corneille hen zag, ging hij naar
hen toe.
Corneille groette beleefd.
Mijne heeren," begon de dichter, men heeft
mij verteld, dat mijnheer de Suze, die hier tegen
woordig is, u vier door mij uit den Cid" ge
schrapte regels gereciteerd heeft. Ik weet verder,
dat hij den tekst niet weinig veranderd heeft. Ik
sta er op, ze u te doen hooren, zooals ze in wer
kelijkheid luiden en daarom ziet gij mij hier. Zij
luiden aldus:
Les satisfactions talent mieux que Ie glaive;
Qui les refoit fait bien, qui les dit se reléve;
Et l'effet bienheureux de eet accord adinis,
Est pour v,n meurtrier de faire deux amis 2).
De dichter legde zooveel warmte in deze woor
den, uit zijn oog straalde zulk een gezag, dat de
beide duellanten elkander de hand reikten.
Mijnheer de Suze, wien deze verzoening niet
naar den zin was, ging op Corneille toe en zeide:
Mijnheer, gij hebt gelogen!"
Deze woorden brachten Corneille volstrekt niet
van zijn stuk; hij legde de hand op zijn degenknop
en zeide, zich tot de tegenstanders van daareven
wendende:
Deze heeren zullen wel zoo goed willen zyn,
ons te secondeeren," en zonder verdere formali
teiten plaatste hij zich tegenover mijnheer de Suze
en zeide:
Ik ben gereed, mijnheer, ik leg mij bij uwe
lezing neer en neem geen vsrontschuldigingen aan."
De ridder, verrast door Corneille's flink en man
nelijk optreden, aarzelde eenige oogenblikken, maar
ging daarop naar hem toe en zeide:
De eene beleefdheid is de andere waard. Gij
neemt de leeswijze van gisteren aan, ik neem
genoegen met uw variant en houd mij daaraan,
door u een handdruk te verzoeken."
Corneille gaf ze hem en fluisterde den ridder toe:
Mijnheer Le Suze, ik kan voor een goed doel
wel slechte verzen maken, maar slechte verzen en
lafheid . . ."
Het eene is evenzeer onmogelijk als het andere,"
antwoordde de chevalier, en geheel verzoend
scheidden zij.
Corneille ging vandaar, ingevolge zijner belofte,
naar het huis Duprallon.
Nu?" vroeg de jonge dame met ingehouden
adem.
Gered!" antwoordde Corneille.
Het duel?"
Is niet doorgegaan!"
Goddank!" riep het mooie jonge meisje met
alle teekenen van innige vreugde uit. Dank, dier
bare vriend; gij wildet mijn naam weten, ik bea
de markiezin de Verdes!"
Ik ben hem al weer vergeten," zeide Corneille.
En ik zal den uwen nooit vergeten en uwer
steeds in dankbaarheid gedenken."
1). Aangeboden verontschuldigingen stillen geen vertoornd
(gemoed;
\Vïc ze aanneemt, heel't niets; onteerd is, wie ze maakt;
En 't eeltige gevolg d;iarv,\n is meestal,
Dat ze in plaats van n, twee mentenen eerloos maken.
2). Aangeboden verontschuldigingen zij n heter dan hot zwaard;
"Wie ze aanneemt, doet goed, en tlink is hij, die ze niaakt,
Kn daarbij heelt een verzoening nog dit gelukkige gevolg:
Dat zij in plaats van n moordenaar, twee vrienden maakt.
GEORG NOKDEXSVAN, Voorspoed. Uit
liet Zweedsch door Pli. Wijsman.
Leiden A. H. Adriani, 188!*.
De uitgever A. II. Adriani te Leiden, heeft zijne
serie van Zweedsche en Noorsche schrijvers, die
Una vertaalde, vermeerderd met Voorspoed", van
den Zweedschen novellist GeorgNordensvan. Thans
is de vertaling van Ph. Wijsman, maar niet minder
aangenaam en vloeiend Het verhaal zelve is zeer
boeiend, biedt afwisselende tooneelen en is met
veel mcnschsnkennis en opmerkingsgave geschreven.
Jur.irs STIXDE, Mevrouw HucUliolz
in het Oosten. Uit het Hoogrlnitsch
door Una. Leiden, A. H. Adriani.
1881).
Wie hooft niet reeds uren van genot gesmaakt
in 't gezelschap van Wilhelmine Buchholz en hare
omgeving te Uerüjn? Wie heeft zich niet geamu
seerd met do echt humoristische scherts de
komische avonturen, de grappige gezegden op
hare reis naar Italië? Met haar losse en prettige
manier van vertalen biedt Una ons thans gele
genheid om Wilhelmina naar 't Oosten te volgen,
en het lezend publiek, waarvoor dit bock even
welkom zal wezen als de voorgaande, zal zeker
Una dankbaar zijn.
IDEËN VAN ARTIESTEN OVER KUNST.
De kunst begint daar waar de hartstocht, de
gevoeligheid, de beweging, de oproerige sentimen
ten en de liefde een aanvang nemen.
J. F. EAFAÜLLI in een beschouwing
over liet karakter der lijnen.
De uitdrukking gezond verstand" is er eene
die aanvankelijk aantrekt. Ongelakkig is zij dik
wijls een paspoort voor de machteloosheid bij de
middelmatigheid. Men vervangt gaarne de stout
heid, de kleur, de vinding, het karakter, de .ver
voering of' de kracht door het r/csonfl r.erstand.
leder houdt daarvan en wil er van hebben. De
waarachtige meesters bezitten hot altijd, alleei!
is dat niet het gezond verstand van iedereen.
PAUL IluET in een nagelaten notitieboekje.
Al geeft, men di natuur ook letterlijk weder,
dan is men nog niet zeker zijn gevoel
wedergegeven te hebben en dat laatste is het voornaamste,
GEKARD BILDJSBS in zijn Dagboek.
Arbeid van handen richtte nooit iets uit. Wan
neer gij het gevoel hebt of de wil om iets te zeg
gen, zoo zult gij het ook zeggen.
W. M. KUNT, Talks on Art.
De natuur bevat, in kleur en vorm, de
bouw