De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 21 juli pagina 3

21 juli 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 630 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Shah van Perzië", door het aanbrengen van goedgevonden trucs en geestigheden, het publiek zoozeer bezig te bouden als hier het geval is. Van het begin tot het einde weergalmt de zaal ieder oogenblik van de luide schaterlachen, waarin niet alleen de engelen, maar ook zij, die in lager sferen vertoeven, telkens uitbreken. Van de vertolking valt veel goeds te zeggen. Bigot zelf was de rentenier Bolleman, de oude heer, die met dienstmeisjes naar een bal masqu wil gaan en daardoor in allerlei ongelegenheden komt, zoodat hij eindelijk bijna zelf niet meer weet, Wie hij is. Vooral in die oogenblikken was hij uit stekend; steeds echter was hij de spil. waarom alles draaide en toen hu als Shah van Perziëop zyn eigenaardig leuke wijze een aantal door hem vervaardigde en door den heer J. T- Renard op zeer verdienstelijke wyze op muziek gezette cou pletten voordroeg, die natuurlijk alle op plaatselyke toestanden betrekking hadden, scheen er geen eine aan de toejuichingen te zullen komen. Mevrouw Huyzers-Rosenveldt stond hem als zijn vrouw zeer goed ter zijde; de dames de Boervan Ryk en Blankensteijn waren een paar aardige dienstmeisjes; zij speelden los en luchtig, maar ter wille van den zoo grooten stand der Amsterdamsche floddermutsjes hopen wij. dat de heer Bigot haar wat overdreven mag geteekend hebben. Van de heeren treden naast den heer Bigot, de hh. v. d. Heuvel (Arthur Schot) Mulder (Poedelïen Pilger (Bley) het meest op den voorgrond. De heer van den Heuvel was goed en dat zou hij altijd zyn, wanneer zijn beweeglijkheid hem som» niet parten speelde; ook de heer Mulder was zeer goed voor zyn taak berekend; n ding moet hij echter nog leeren nl.: zijn gezicht in bedwang te houden en niet soms te lachen, wanneer dit geheel onlïoodig, ja zelfs verkeerd is; de heer Pilger ver viel weer in zijn oude kwaal; hij drong zich te veel op den voorgrond, wilde te komiek zijn en, wy zeiden het reeds meer, hij bederft daardoor zyn toekomst. Wanneer hij zich met een goedkoope populariteit wil tevreden stellen (en de vraag is nog hoe lang die zal duren) ga hij op den nu door hem ingeslagen weg voort (ten minste, wanneer dat de goedkeuring van zijn directie wegdraagt); streeft hij echter naar hooger, dan zal hij veel meer werk, veel meer studie van zijn rollen moeten maken. Van KwiJc en Kwak" tot Schoonmama" was een groote schrede, maar, waar deze met zooveel succes bekroond wordt, als in den Salon het geval was, heeft men het recht zich nog verder te wagen. In den loop dezer winter zal het gezelschap der Variétés" tooneelisten dan ook niet alleen Nora" ten tooneele brengen (met mej. Aleida Roelofsen in den,Jitelrol), maar zal het ons ook in de gelegenheia stellen, kennis te maken met Ibsens Spoken" en Björnsterne Bj rnson's Handschoen." Ook de heeren van Lier zul len dan een Noorsch stuk op hun répertoire bren gen en wel De vrouw der zee" van Ibsen, even als Spoken" vertaald door den heer J. H. Rössing. ROBERT KAMERLING. Te Graz overleed den 13n Juli de Oostenrijksche dichter Robert Kamerling. Van de Duitsche dichters onzer dagen was hij misschien in Neder land de meest bekende; door studiën en vertalin gen onzer beste letterkundigen werd reeds kort voor zijn optreden de aandacht op zijn naam ge vestigd. Robert Kamerling werd op 24 Maart 1830 te Kirchberg-am-Walde in Neder-Oostenrijk gebo ren. Zijne ouders, van zeer bescheiden stand, de den hem als koorknaap in een Cistercienserklooster te Zwettl; later bezorgde men hem met be hulp van beschermers op het gymnasium te Weenen. In het jaar 1855 werd Harnarlingleeraar aan het gymnasium te Triest, maar moest tien jaar later wegens aanhoudende ziekte zijn pensioen vragen. Eene onderbuikskwaal deed de laatste dertig jaren van zijn leven in afwisselende perio den van pijn en verlichting voorbijgaan; sinds zijn pensioneering woonde hij te Graz en wijdde er zich enkel aan de Muzen. Over deze laatste jaren schrijft hij in zijne autobiographie (Stationen meiner Lebenspilgerfanrt. 1889) het volgende: Sinds lang kom ik mij zei ven voor als iemand, die met de machten der onderwereld een contract gesloten heeft; zij stonden mij toe, langer dan de mij oorspronkelijk toegedachte tijdsruimte op aarde te vertoeven, maar ik zou niets mogen doen dan schrijven, schrijven met moeite en pijn. In al het overige zou ik dood zijn en begraven; het leven en de wereld buiten mijn ziekbed zouden mij ge sloten zijn. Ook als eene gevloekte ziel kom ik mij soms voor, die van het lichaam-gescheiden en in de snaren van eene harp of lier gebannen is, en nu niets kan doen dan klinken." * * * Hamerlings beide hoofdwerken zijn de twee grootsche epische gedichten Ahasver in Jïom en Der König von Sion, waarin een diep philosophische gedachte en dichterlijke gloed zich met een zeldzamen kleurenzin en gloeiende fantasie vereenigen. Deze twee scheppingen, die tot de uitstekendste epische gedichten in de gansche Duitsche litteratuur gerekend kunnen worden, vonden grooten bijval, ofschoon hetgeen de mees ten als gloeiende fantazie trof, door anderen als woeste zinnelijkheid gegispt werd. Oschoon Kamerling's streven volstrekt niet modern was. en zich meermalen tegen den geest der eeuw kantte, maakte toch zijne verbinding van vurige geest drift, gloeiende zinnelijkheid en pessimistische wereldbeschouwing den indruk van iets mo dems, omdat het samenviel met eenigo geestesstroomingen van zijne dagen, do Makart-vereering, de Wagner-beweging, de invloed van Schoponhauer. Reeds als veertienjarige knaap schreef hij verzen; in 1857 deputeerde hij met een lyrischen bundel Ein Sangesqruss vom Strandc der Adria; weldra volgden het epos Venus im Exil, de lyri sche verzameling Sinnen unil Minnen, en het heerlijke Schuianenlied der Eomantik; zij allen toonen den idealist met het vurig verlangen naar schoonheid, die den onoplosbaren tweestrijd tusschen zijn ideaal en de werkelijkheid droevig in ziet. In het Scliivanenlied der Romantik komen deze verzen voor: Und cinen Midas seh' ich, der kindisch jauchzet: Gold! Gold und starr der Apfel in seinen Handen rollt; Golden erstarrt die Welt ihm, bis schaudernd Kunde hebt Aus seinen verschmachtenden Lippen, wie sick's von starrem Golde lebt. Und einen Magier seh' ich auf Höhen, gehullt in Nacht, Der greift nach dem Szepter der Erde, nach dem Schlüssel der Höllenmacht, Indess der Stab des Zaubrers, der ihm den Himmel hold Herniederzog zur Erde, zersplittert in die Tiefe rollt." In 1866 verscheen Ahaseer in Bom, dat een succes zonder voorbeeld had; de zestiende druk verscheen in 1884, voor een Duitsch epos, streng en omvangrijk, zeker iets bijzonders; vervolgens Der König von S^on. Met het tooneel was Kamerling minder geluk kig; zyn treurspel Danton und Ilobespierre hield zich niet op de planken staande; zijne allegori sche komedie Teut is noch aangenaam om te lezen, noch speelbaar. Sinds Teut trad de ph osopheerende tint in zijn geest steeds meer op den voor grond; hg verloor er zijn vroegere bewonderaars door, zonder er anderen mee te winnen. Het bleek uit Die sieben Todsünden en het latere diepzin nige en weinig genietbare Homunculus. Schitte rend daartusschen in kwam de Grieksche roman Aspasia, een werk, even schoon van vorm als be langrijk van inhoud, en welks vraagstukken zoo wel in Nederland als in Engeland met warmte besproken werden. De Stationen aus meiner LebempilgerfaJirt too nen nu en dan eenige gekrenktheid over verwaarloozing en miskenning; toch bewondert men, we tende wat Kamerling geleden heeft, de zacht moedigheid en vooral den vriendelijken humor,waarniede hij personen en omstandigheden bespreekt. Deze levensbeschrijving brengt harmonie in de zoo verschillende phasen van Hamerlings talent, dat, van de bloedstroomen in Nero's Rome en Jan van Leyden 's Munster, tot de elegische klacht van den Zwanenzang" en de satire van Teut en Homunculus, al te heterogeen kon schijnen. Hij zelf meende, nog meer te zullen geven; aan het slot der autobiographie schrijft hij: Ik zal on danks mijn ziekte, nog wel een tijdlang kunnen werken, want eene inwendige stem spreekt troos tend tot mij: Uw dagwerk is nog niet gedaan!" Hij had ook nog een groot wijsgeerig werk, on voltooid, in portefeuille; wanneer het nog wordt uitgegeven, zal het wel vele diepe oorspronkelijke gedachten ontvouwen, maar in waarde zal het zijn vroegere werken niet overtreffen; deze hebben hem reeds een onvervreemdbaar recht verworven om in het gouden boek der Duitsche litteratuur te worden opgenomen. VIER VERSREGELS VAN CORNEILLE. Naar het Duitsch van ADAM LOFFLEK. Bij de voorbereiding van de opvoering van den Cid" van Corneille verkeerde de Parijsche beau monde in groote opgewondenheid; zelts schenen het hof en de stad zich verbonden te hebben, om onlusten op te wekken; er was een dramatische eerste opvoering" in zicht, en dat was en is nog in Parijs altijd iets van beteekenis. In den schouwburg zelf kwam het tusschen don chevalicr dcjRieux en den'graaf de Rochefort tot een woordenwisseling over hunne plaatsen. Uitdagingen werden gewisseld, en beide heeren verlieten den schouwburg, eer nog de voorstelling was afgeloopen. Na afloop klom Corneille, die van het in den schouwburg gebeurde niets vernomen had, vroolijk en een liedje neuriënd de trappen op naar de derde verdieping van een huis in do liue des deux cus. Daar had hij, wat hij zijn rustplaatsje noemde, een eenvoudig kamertje, dat hij bewoonde, als hij om zijn meesterwerken te doen uitvoeren, Rouaan, waar hij met zijn huisgezin in een te midden van een fraai park gelegen villa woonde, verliet. Het succes van den Cid" was schitterend ge weest; een ware zegepraal voor den dichter en toch was hij niet goed geluimd en wel, omdat hij alleen was; maar met den roem gaat het even als met de eenzaamheid; beide zijn slechts dan aangenaam en mooi, als men iemand heeft, aan wien men zeggen kan, dat zij dit zijn. De dichter liep met opgeheven hoofd in zijn kamer op en neer en drukte zijn rechterhand op het hart, dat luide klopte. Hij dacht aan hot stormachtige handgeklap, aan het eerbetoon der Parijsche beau monde, aan de tranen der mooie hofdames. Eindelijk ben ik alleen!" zeide hij bij zich zelf. De Cid" behoort mij, mij alleen. Men kan er niet van zeggen, dat het een vijfschrijversstuk" is. Wat was het publiek aangegrepen! O kracht van den geest, edele macht der dichtkunst! Ja, nu begrijp ik. waarom de koning mijnheer de Suze naar mij gezonden heeft, met het verzoek de vier regels over het duel weg te laten. Hij hicid ze voor gevaarlijk. Goddank! Na alles, wat ik van de opvoering gezien heb, kan ik verzeke ren, dat, als deze vier regels niet op wensch van den koning gesupprimeerd waren, het gehcele auditorium van vreugde, van schrik misschien buiten zich zelve geweest zou zijn." Zoover was de groote dichter met zijn alleen spraak gekomen, toen er zacht aan zijn deur ge klopt werd. Corneille ging naar de deur, om haar te openen. Een jonge dame, met een aan een stok gebon den lantaarn in de hand, kwam haastig do kamer van den verrasten dichter binnen. Verwonderd bleef hij stokstijf staan en staarde de schoonc indringster aan; daarop ging de dichter beleefd naar de dame toe, reikte haar de hand en ver zocht haar plaats te nemen. Zonder een woord te spreken, gaf zij aan die uitnoodiging gehoor. Hare wangen waren van opgewondenheid en tengevolge van het snelle loopen hoog gekleurd. Eindelijk begon zij. Mijnheer, ik hoop, dat gij mij deze schrede niet ton kwade zult duiden. Zij zou bepaald on gepast zijn, wanneer de uiterste noodzakelijkheid mij niet gedwongen had, haar te wagen. Gij, die alles weet en begrijpt, zult haar beter dan iemand juist weten te beoordeelen. Daarom heb ik daa ook niet geaarzeld, haar te doen!" Lieve dame", antwoordde de dichter, gebruik makende van een oogenblik, waarop zijn bezoek ster diep adem haalde om een galanterie te zeg gen, het zou mij even lief zijn, niets van de door u gedane schrede te begrijpen. Als de schoonheid ons pad kruist, wat komt het er dan op aan, van waar zij komt." Ik dank u, mijnheer", viel zij hem verstrooid in de rede, meer bepaald tengevolge van de ge woonte, die voorschreef elke beleefdheid met een vriendelijk woord te beantwoorden, gij zult de oorzaak van een vreeselijk ongeluk zijn." Ik, mejuffrouw?" vroeg Corneille onthutst, daar hij er verre van verwijderd geweest was, zulk een zonderlinge wending van het gesprek te verwachten. De dame boog het hoofd en ging voort: Van avond, bij de eerste opvoering van uw meesterwerk, hebben twee heeren twist gekregen over hunne plaatsen. Uitdagingen werden gewis seld en een duel op morgenochtend vastgesteld en aangenomen. De namen der duelleerenden, mejuffrouw?" vroeg de dichter hevig ontroerd. Het zijn de graaf de Rochefort en de Chevalier de Rieux. En ik heb den ridder lief!" Ik begrijp nu alles en wensch hem van harte geluk!" zeide Corneille, opstaande, om do hand der dame te kussen, die zulk eene vastberaden heid aan den dag gelegd had. Bij het verlaten van den schouwburg," voegde zij er aan toe, hadden de heeren, hetzij onder don invloed van de verheven gevoelens, waarvan uw werk getuigt, hetzij omdat de aanleiding tot den twist hun te nietig scheen, zich door bemid deling van een gemeenschappelijken vriend, bijna weer verzoend. Ik heb al deze bijzonderheden vernomen van een mijner bloedverwanten, dien ik hun nagezonden had." Ik ben hartelijk blij, dat mijne woorden den vrede hersteld hebben!" viel de dichter haar in de rede. Ongelukkigerwijze stemmen uwe woorden niet met uwe wenschen overeen, mijnheer, want juist zij zijn het, die opnieuw voedsel gegeven hebben aan den wrok, die op het punt stond, gedelgd te worden." Wat wilt gij daarmee zeggen ?" antwoordde Corneille, dien men op eens weer de rol van een schuldige toedeelde. Luister mijnheer, en gij zult mij gelijk geven. In de Rue Dauphine kwam mijnheer de Suze bij de twee twistenden on vertelde hun, dat de ko ning hem naar u gezonden had, met het verzoek vier regels te schrappen." Dat is waar! en nu, wat verder?" Die ongelukkige regels! mijnheer de Suze heeft de onbezonnenheid gehad ze te reciteercn." Oordeel er zelf over!" En op declameercnden toonde reciteerde hij de volgende regels : Les sutisfctctions n'appaisent point une a me. ffftii les re>;oit n'a Tien, qui les fait se diffame ; Et de pareils accords reffet Ie plus commnn i'st de perdre d'honneur deux hommes au lieu d'un!" 1) O onheilbarende dichtkunst!" riep de jonge dame uit, toen Corneille ophield. Vergeef mij, mijnheer, do beide heeren kwamen weer op hun reeds bijgolegden twist terug, en met nog meer verbittering dan te voren -werden plaats en tijd van het duel vastgesteld." Welk een triomf voor mij," kon Corneille zich niet onthouden te zeggen. Maar oogenblikkelijk bedwong hij zich weor. Verontschuldig mijn al te groote eigenliefde, mejuffrouw. Ik ben even on troostbaar als gij. Wat nu te doen ?'' Hot noodlottige duel voorkomen !" viel zij hem hartstochtelijk in de rede. Het ('uel beletten !" Zeker, mijn waarde dame, ik zou niets vuriger wenschen. Maar verder. Op welke wijze ? lïoc zal ik dit kunnen doen ?" Ik weet hot niot. Ik heb volstrekt geen aanleg tot intrigueeren en ik bon zoo op stel en sprong naar u gegaan, om u te smeekcn, dezen slag at' te wenden, die. wanneer hij den ridder mocht treffen, twee slachtoffers zal maken. Ik heb ge meend, dat gij, wien God de macht verleend heeft, een geheel publiek tot tranen te roeren, tot kalmte te brengen, tot geestdrift op te wekken; ik heb gemeend dat het u gemakkelijk zou vallen een middel te vinden, om deze, voor mij zoo pijnlijke zaak tot een bevredigende oplossing te brengen." Corneille dacht na. O." riep do dame uit, terwijl zij voor den dichter neerknielde en diens knieën wilde om klemmen, bedenk, dat niijn leven in uwe handen ligt. Als hij sterft, sterf ik ook ; blijft zijn leven gespaard, dan zal ook ik leven !" Corneille richtte liet voor hem knielende meisje met zachfon dwang op. Diep getroffen door hare schoonheid en hare hartstochtelijke woorden, zeide hij: Ik zal er over denken en mijn best doen." "Red hem, red hem!" smeekte de dame en maakte zich gereed om heen te gaan. Corneille hield haar bij de deur tegen. Pardon, mejuffrouw," zeide hij, de deur weer sluitende, met wie heb ik eigenlijk de eer gehad V" Ik had gedacht, mijnheer, dat gij mij daar niot naar zoudt vragen!" Vergeef mij, maar waar zal het duel plaats hebben 'f' Op den Pré-aux-Chres, mijnheer!" Hoc laat? ' Even voor zeven uur 's morgens." Ik zal ter plaatse zijn," verzekerde de dichter En hoe zal ik het resultaat uwer bemoeingcn j vernemen?" vroeg zij ongeduldig. i Ik zal u dit persoonlijk komen mcedeelen." i Ik ben u van harte dankbaar. Maar daar gij l mij vergund hebt, mijn naam te verzwijgen, moeten wij een plaats afspreken, waar wij elkaar zullen ontmoeten." Gij zult mij in het huis Dnprallon vinden," antwoordde Corneille. De dame reikte den dichter do hand, die deze aan zijne lippen bracht, en verdween, na een lichte buiging, door de deur. Na een succes als dat van dien avond en na eeu bezoek als het hiervoor vernielde, zal het zeker niemand bevreemding wekken, dat de slaap den dichter meed. Den volgenden morgen stond hij bijty'ds op en begaf hij zich naar den Préaux-Clercs. De beide tegenstanders lieten niet lang op zich wachten. Zoodra Corneille hen zag, ging hij naar hen toe. Corneille groette beleefd. Mijne heeren," begon de dichter, men heeft mij verteld, dat mijnheer de Suze, die hier tegen woordig is, u vier door mij uit den Cid" ge schrapte regels gereciteerd heeft. Ik weet verder, dat hij den tekst niet weinig veranderd heeft. Ik sta er op, ze u te doen hooren, zooals ze in wer kelijkheid luiden en daarom ziet gij mij hier. Zij luiden aldus: Les satisfactions talent mieux que Ie glaive; Qui les refoit fait bien, qui les dit se reléve; Et l'effet bienheureux de eet accord adinis, Est pour v,n meurtrier de faire deux amis 2). De dichter legde zooveel warmte in deze woor den, uit zijn oog straalde zulk een gezag, dat de beide duellanten elkander de hand reikten. Mijnheer de Suze, wien deze verzoening niet naar den zin was, ging op Corneille toe en zeide: Mijnheer, gij hebt gelogen!" Deze woorden brachten Corneille volstrekt niet van zijn stuk; hij legde de hand op zijn degenknop en zeide, zich tot de tegenstanders van daareven wendende: Deze heeren zullen wel zoo goed willen zyn, ons te secondeeren," en zonder verdere formali teiten plaatste hij zich tegenover mijnheer de Suze en zeide: Ik ben gereed, mijnheer, ik leg mij bij uwe lezing neer en neem geen vsrontschuldigingen aan." De ridder, verrast door Corneille's flink en man nelijk optreden, aarzelde eenige oogenblikken, maar ging daarop naar hem toe en zeide: De eene beleefdheid is de andere waard. Gij neemt de leeswijze van gisteren aan, ik neem genoegen met uw variant en houd mij daaraan, door u een handdruk te verzoeken." Corneille gaf ze hem en fluisterde den ridder toe: Mijnheer Le Suze, ik kan voor een goed doel wel slechte verzen maken, maar slechte verzen en lafheid . . ." Het eene is evenzeer onmogelijk als het andere," antwoordde de chevalier, en geheel verzoend scheidden zij. Corneille ging vandaar, ingevolge zijner belofte, naar het huis Duprallon. Nu?" vroeg de jonge dame met ingehouden adem. Gered!" antwoordde Corneille. Het duel?" Is niet doorgegaan!" Goddank!" riep het mooie jonge meisje met alle teekenen van innige vreugde uit. Dank, dier bare vriend; gij wildet mijn naam weten, ik bea de markiezin de Verdes!" Ik ben hem al weer vergeten," zeide Corneille. En ik zal den uwen nooit vergeten en uwer steeds in dankbaarheid gedenken." 1). Aangeboden verontschuldigingen stillen geen vertoornd (gemoed; \Vïc ze aanneemt, heel't niets; onteerd is, wie ze maakt; En 't eeltige gevolg d;iarv,\n is meestal, Dat ze in plaats van n, twee mentenen eerloos maken. 2). Aangeboden verontschuldigingen zij n heter dan hot zwaard; "Wie ze aanneemt, doet goed, en tlink is hij, die ze niaakt, Kn daarbij heelt een verzoening nog dit gelukkige gevolg: Dat zij in plaats van n moordenaar, twee vrienden maakt. GEORG NOKDEXSVAN, Voorspoed. Uit liet Zweedsch door Pli. Wijsman. Leiden A. H. Adriani, 188!*. De uitgever A. II. Adriani te Leiden, heeft zijne serie van Zweedsche en Noorsche schrijvers, die Una vertaalde, vermeerderd met Voorspoed", van den Zweedschen novellist GeorgNordensvan. Thans is de vertaling van Ph. Wijsman, maar niet minder aangenaam en vloeiend Het verhaal zelve is zeer boeiend, biedt afwisselende tooneelen en is met veel mcnschsnkennis en opmerkingsgave geschreven. Jur.irs STIXDE, Mevrouw HucUliolz in het Oosten. Uit het Hoogrlnitsch door Una. Leiden, A. H. Adriani. 1881). Wie hooft niet reeds uren van genot gesmaakt in 't gezelschap van Wilhelmine Buchholz en hare omgeving te Uerüjn? Wie heeft zich niet geamu seerd met do echt humoristische scherts de komische avonturen, de grappige gezegden op hare reis naar Italië? Met haar losse en prettige manier van vertalen biedt Una ons thans gele genheid om Wilhelmina naar 't Oosten te volgen, en het lezend publiek, waarvoor dit bock even welkom zal wezen als de voorgaande, zal zeker Una dankbaar zijn. IDEËN VAN ARTIESTEN OVER KUNST. De kunst begint daar waar de hartstocht, de gevoeligheid, de beweging, de oproerige sentimen ten en de liefde een aanvang nemen. J. F. EAFAÜLLI in een beschouwing over liet karakter der lijnen. De uitdrukking gezond verstand" is er eene die aanvankelijk aantrekt. Ongelakkig is zij dik wijls een paspoort voor de machteloosheid bij de middelmatigheid. Men vervangt gaarne de stout heid, de kleur, de vinding, het karakter, de .ver voering of' de kracht door het r/csonfl r.erstand. leder houdt daarvan en wil er van hebben. De waarachtige meesters bezitten hot altijd, alleei! is dat niet het gezond verstand van iedereen. PAUL IluET in een nagelaten notitieboekje. Al geeft, men di natuur ook letterlijk weder, dan is men nog niet zeker zijn gevoel wedergegeven te hebben en dat laatste is het voornaamste, GEKARD BILDJSBS in zijn Dagboek. Arbeid van handen richtte nooit iets uit. Wan neer gij het gevoel hebt of de wil om iets te zeg gen, zoo zult gij het ook zeggen. W. M. KUNT, Talks on Art. De natuur bevat, in kleur en vorm, de bouw

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl