Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 63)
stoffen van elk schilderij, gelijk de notenbalk de
noten tot alle muziek.
Maar de kunstenaar is geboren om er de bouw
stoffen uit voor den dag te halen, en te kiezen,
en met wetenschap te groepeeren zpodat de
bouw er van schoon zij zooals de musicus zijne
noten samenbrengt en akkoorden schept, dat
hjj uit den chaos wekke de heerlijke harmonie.
J. M. N. WHISTLBB, in zyn Ten o'clock".
Het genie is de gave om te veralgemeenen en
te kiezen.
ETJGÈNE DELACROIX, in zijn nagelaten
aanteekeningen).
De natuur te vatten in de diepste uitdrukking,
in de innigste beteekenis, in dat gevoel wat elk
?wezen tot een heerlijker bestaan dringt, dat is de
beilige zending van alle kunsten. Kan een
onnoozel en getrouw afbeeldsel van de natuur daar
toe leiden? Hoe ellendig, linksch en stijf i?
een opschrift in een vreemde taal, gecopiëerd
door een onbevattelijk iemand die met veel moeite
dévoor hem onverstaanbare karakters heeft na
getrokken ! Zoo zijn sommige landschappen slechts
nauwkeurige kopieën van een origineel dat in een
vreemde taal geschreven was. De kunstenaar die
ingewijd is in het verheven geheim der kunst,
hoort de stem der natuur die hem hare oneindige
'verborgenheden ontvouwt in boomen, in planten,
in bloemen, in de wateren en in de bergen. En
dan komt over hem, als de geest Gods, de
macht om zijn aandoeningen over te brengen
in zy'n werken. Jongeling! hebt gij niet iets
wonderhjks gevoeld by het beschouwen van de
landschappen der oude meesters? Zonder twijfel
tebt gy niet overwogen of de lindebladeren, ot
de pijnboomen en de platanen meer overeenstemden
met de natuur; of de achtergrond ijler of de
stroomen dieper waren; maar de geest die zweeft
over dat geheel, voerde u op tot een wereld
waarvan de luister u bedwelmde.
HOFFMANN iüzijn Jezuitenkerk."
Ik zou de school wel eens willen kennen waar
men leert gevoelen.
DIDEKOT in zijn Salons.
AANÏEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Het is dengene, die dagelijks in een courant,
over wat er zoo»l voorkomt in kunst, breedvoerige
beschouwingen wil leveren, wanneer hij niet te
gelijkertijd een gansch uitstekend vernuft is, niet
wel mogelijk voortdurend met nieuwe eigen ideeën
voor den dag te komen. De bijzondere verdienste
ran den kriticus-journalist is dan ook, zooals men
weet, hoofdzakelijk daarin gelegen, dat hij met
meerdere of mindere gemakkelijkheid anderer
ideeën in courantenstijl assimileert. Men mag dit
tappen uit anderer vaatjes een onaardig bedrijf
vinden, het vak schijnt het vanzelf meetebrengen.
Intusschen kunnen toch hierin de grenzen van
hét betamelyke overschreden worden. Men ont
leent b.v. niet direkt een passage aan Heine, zon
der te doen gevoelen dat men citeert. In het al
gemeen is het ook weinig achtenswaardig een door
eenig groot artiest of wijsgeer volmaakt geformu
leerde meening, in onvolmaakten vorm weer te
geven, zonder te vermelden wiens wijn het is, dien
men dus aanlengt. Dit laatste te doen verzuimde
de schryver van een beschouwing over H.W. Mesdag
in de N. Rott. Ct. van 16 Juli jl. Men leest daar:
De natuur bevat, in kleur en vorm, wel de
elementen van elke schilderij, zooals de notenbalk
de soorten van alle muziek, maar schilderijen
kant en klaar, die men maar heeft over te bren
gen op het doek, biedt de werkelijkheid schier
nimmer aan. De kunstenaar is aangewezen om de
elementen uit de natuur te zoeken en te kie
zen . . . ." enz.
De handige journalist die hier, zonder zijn bron
te noemen, een der nog weinig gangbare
principieele stellingen uit Whistler's
bewonderenswaardigen Ten o'clock, hoewel bijna woordelijk toch
opmerkelijk gebrekkig weergeeft, geeft dusdoende,
en niet voor het eerst van zijn leven, op
ongepermitteerde manier toe aan een hebbelijkheid
die 'als brutaal pronken met een andermans veeren
gebrandmerkt dient te worden.
De catalogus van de Nederlandsche kunst op
Parijsche Tentoonstelling is toch eindelijk ver
schenen, evenwel toch niet afzonderlijk, doch in
den algemeenen catalogus der Nederlandsche in
zendingen. Hier zal wel een goede reden voor
zijn. Intusschen is het een weinig komiek, ge
heel op dezelfde wijze en met dezelfde fraaie
letter als de namen der kunstenaars Johannes
Bosboom of Anton Mauve bijv., eenige bladzijden
verder die van de firma's C. J. van Houten en
zoon, A. van Bijsterveld of Wijnand Fockink, ver
meld te vinden. Druk en papier zijn der Hoofd
commissie aangeboden door de inzenders Joh.
Enschedéen zonen te Haarlem en van Gelder
en zonen te Amsterdam. Het is dus duidelijk dat
dezen niets te wenschen overlaten.
Antonin Proust beleeft niet uitsluitend pleizier
van zijn stouten slag om l'Angelus van Millet
voor zoo hoogen prijs aan te koopen. Behalve
eigenlijk alleen de niet onverdachte Albert Wolff
van den Figaro, verklaren zich de meeste bekende
Fransche schrijvers zeer tegen deze zonderlinge
daad van vaderlandsliefde. Alfred de Lostalot heeft
geschreven: Ik aarzel niet te verklaren dat het
eogenblik my slecht gekozen schijnt oni onze be
grooting met zulk een som te verhoogen. En dan
is, onder ons gezegd, V Angelus volstrekt niet het
mooiste schildery van de moderne school'', het is
nog minder het meesterstuk van Millet. Wij zien
er, zooals iedereen, een schoon en indrukmakend
schilderij in; maar zijn groote reputatie heeft het
niet te danken aan zijn plastische kwaliteiten, d.
w. z. aan dat, wat er in de kunst het meest op
aankomt."
Paul Leroi gaat veel heftiger te keer tegen den
aankoop en insinueert dat de daad van Antonin
Proust eenvoudig een verkiezingsmanoeuvre ge
weest is, waarmee de afgevaardigde zich populair
heeft willen maken.
E. Lepelletier schrijft over PAngélus": Zoo
eoit dan was het hier zaak geweest om zich de
grove Amerikanen de weelde te laten veroorloven
om met vyfhonderd maal zijn waarde, een schil
derij te betalen, dat ik er bij blijf geenszins als
het Parthenon der schilderkunst te beschouwen."
Emile Bergerat plaagt de regeering op de vol
gende wyze: Niemand is beter thuis in
kunstzaken dan de staat. Indien hij l'Angelus voor
meer dan een half millioen heeft aangekocht, kan
het alleen zijn omdaf V Angelus nog meer waard
is. Het is waar dat hij het stuk twintig jaar ge.
leden voor 1500 franken had kunnen koopen, maar
hy wachtte, om zekerder te zijn zich niet te be
driegen, ziedaar alles."
Octave Mirbeau vertelt hoe een der bekendste
critici, die in den tijd van Millets leven geen
hand voor hem zou hebben uitgestoken, zich op
de verkoopiug gedroeg. Hij ging naar den zeer
bewogen Antonin Proust toe, en naar den
sidderenden George Petit; hij sprak hun moed in, vuurde
hen aan met bevende stem, zeggende: Gij zijt
Frankrijk; Millet is Frankrijk; wy allen zijn Frank
rijk. Een millioen als het moet! . . . Frankrijk,
dat wil zeggen: gij, ik en Millet, wij mogen do
schande van een nederlaag niet ondergaan.
En ik dacht aan de loopbaan van dien criticus.
Ik ging na hoe hij, elk op zijn beurt, alle groote
artiesten heeft beleedigd. Niet een enkele onder
hen die zoeken, onder hen in wie de heilige vlam
brandt, die niet heftig bestreden is door dien man
met het groote hart. Hij voelt en begrijpt slechts
het succes, d. w. z. de medailles, de ridderorden
en de hooge prijzen." Waarschijnlijk bedoelt Mir
beau in het artikel van l' Echo de Paris waaraan
dit ontleend is, op niemand anders dan den veel
gelezen Albert Wolfï, zijn mederedacteur van den
Figaro zelven. *)
Aan Mgr. Dr. Andreas Jansen te Rysenburg,
die bij gelegenheid van het jubilee van den Paus
veel heeft gedaan om de Vaticaansche tentoon
stelling, maar vooral ook om het Album:
Neerlandia Catholica" tot stand te brengen, zal een
adres van hulde worden aangeboden, met de
handteekeningen van vele Nederlandsche Katholieken.
Overal zijn er in Frankrijk en Belgiëmeer,
bij ons minder, maar toch altijd eenige arties
ten, wier werk men niet op de openbare tentoon
stellingen pleegt aan te treffen, maar dezen zijn
daarom nog lang niet altoos de minsten onder de
broederen. Hun voortbrengselen, die zich niet aan
de publieke waardeering komen opdringen, inoet
men zoeken bij enkele particulieren of bij
kunstkoopers. Zoo is het b.v. tegenwoordig met den
merkwaardigen Amsterdamschen schilder J. Voer
man, die al in verscheiden jaren niet exposeerde,
maar van wien men bij de firma Buft'a te Amster
dam thans een reeks voortreffelijke aquarellen kan
vinden. Zoo is het ook met den zonderlingen
zoeker A. Boom, die nog wel eens proeven heeft
laten kijken, waarvan men niet precies wist wat
te denken, doch van wien men op dit oogenblik
in den kunsthandel der Gebr. Gerbrands te Arnhem
een sterk gekleurd gezicht in een gracht te Zutfen
bij zeer lichten dag kan ontdekken, dat den maker
van dit schilderij als een der werkelyke talenten
onder de jongeren doet kennen.
V.
*) Het crediet, om l'Angelus voor den staat te
koopen, is wel aangevraagd, en ook door de
begrootingscommissie voorgesteld, maar door de
Kamer, die haast had om de ruwe debatten te
sluiten, niet in behandeling genomen, zoodat het
stuk nu toch naar Amerika zal gaan.
[RED.]
VARIA.
TOONEEL EN MUZIEK.
In het Grand Théatre in de Amstelstraat werden
Maandag en Dinsdag de aangekondigde voorstel
lingen van Soulamith, van Goldfaden gegeven.
De vertooning was eerst als groote opera'' aan
gekondigd en heette toen op de affiche operette."
Het was geen van beiden. Het is de bewerking,
oorspronkelijk voor een theater in een Londensche
voorstad in het Poolsch-Joodsch, later, nu er mee ge
reisd zou worden, in het Joodsch-Duitsch, van een
talmudische legende, in zeer gemengd dramatischen
vorm. Afwisselend hoorde men eenvoudige, twee
of driestemmige koren, niet ongelyk aan de koren
van Zondagsscholen, dan solo's, meest bestaande
uit acht a twaalf coupletten op eenzelfde voois,
voorts proza dialoog, zeer lange tirades in verzen,
-? in don rythmus der Jobsiade, dansen,
tableaux vivants en pantomime. Dit alles vulde op
onschuldige en zelfs onderhoudende wijs den
avond, maar men was toch een weinig dépays
in het gemengd genot. Aardig was het, den
indruk van het publiek na te gaan, naarmate
de eerste acte zich ontwikkelde. Eerst een
eenvoudige overture, die niets prejudicieerde; toen
een koor van pelgrims, in wat veel coupletten,
maar goed en breed gezongen. Daarna het plech
tige afscheid van den priester en zijne dochter,
in verzen. De dochter blijft alleen, en zingt eene
ernstige aria. Zij wil drinken en valt in den put.
Hier begon meii te twijfelen aan het ernstige der
handeling. Nu kwam echter de jeune premier,
tenor-léger of hoe men hem noemen wil, op, in
elk geval de aangewezen redder en minnaar voor
het jonge meisje Abasalom, in het costuum van
Julius Caesar, en begon in de woestijn een lied
te zingen, waarin van Eisenbahnen" sprake was,
en van
zu handeln
Mit Rosinen und mit Mandeln:
Eerst was de indruk niet dat het komisch be
doeld was en scheen het alleen wat onharmo
nisch met het overige. Maar weldra verscheen
de knecht van Abasalom, de ellenlange neger
Tsinguetangue, een grinnekende dartelende
Jocrisse met een tamboerijn, en nu begreep men
dat het arme meisje, Soulamith, dat zoo flink
gereciteerd en ijverig haar wanhoop gezongen had,
niet ernstig bedoeld was.
Nu volgden weer deftiger tooneelen, en zoo
wisselden, elkanders indruk verzwakkend, ernstige
en komische tooneelen ongevoelig af. Het jonge
meisje, mej. Heldt, heeft bijzonder haar best ge
daan, meer noten gezongen dan een prima-donna
op een avond, bladzijde aan bladzijde verzen ge
reciteerd, eene zeer vermoeiende
krankzinnigheidsscène gespeeld, en mocht dan ook veel bijval
verwerven. Ook mej. Jaconbowitsch en de koren
waren goed.
Met de Soulamith van het Hooglied had deze
legende men sprak, met Engelsch accent,
Schlemmes" uit, niets te maken.
Te Londen zingt men tegenwoordig in
CoventGarden-Theatre Wagner's Meistersinger in het
Italiaansch: I Maestri cantori di Norimberga. On
der al de zangers was er dan ook slechts n met
een Duitschen naam, de signora Bauermeister.
Zij zong Magdalena. Hans Sachs was de
Franschman Lassalle, Walter Stolzing de Pool Jean de
Reszké, .EVa de Canadeesche Mad. Albani, Pogner
en Kothner twee Russen, Seckmesser en David
twee Belgen, Isnardon en Moritario!, de rest
allen Italianen. Ondanks dit alles werd de Duitsche
opera met bijzonder animo vertolkt, vooral door
Lassalle en Jean deReszké,?beide van de groote
opera te Parijs, die er voor naar Bayreuth
geweest waren, en beiden verwierven een daarmee
overeenkomend succes. Albani heeft de Eva blijk
baar niet goed willen zingen; ook het orkest was
niet op de hoogte.
Te München had men plan, eene opera uit
Wagner's jeugd, Das Liebesveruot, op te voeren,
maar heeft er van afgezien; vooreerst omdat de
opera, geheel in Italiaanschen stijl, niets
karakteristisch Wagneriaansch had, alsook om de
lascive Derbheit" van den text.
De beroemde contrabassist Giovanni Bottesini
is op den leeftijd van 6öjaar overleden. Hij was
laatstelijk directeur van het conservatorivm te
Parma.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Wilkie Collins, de schrijver van The Moonstone,
The haunted hotel, The woman in ivhite, Poor miss
Finch en zooveel romans, die enkel spanning zijn,
is zwaar ziek; men meent dat de ziekte geen
gunstige wending meer kan nemen.
Uit Kiew meldt men: Toen graaf Tolstoi aan
het hoofd van het ministerie van onderwijs stond,
werden zoo men weet verscheiden Slaven tot leeraar
in de oude talen aan de Russische gymnasia be
noemd, omdat er onder de Russen gebrek was
aan classiek ontwikkelde leerkrachten. Tevens
werden maatregelen getroffen, om de Russische
jeugd er toe aan te sporen, zich minder aan de
studie der natuurwetenschappen en meer aan die
der philologie te wijden. Inmiddels hebben deze
maatregelen weinig uitgewerkt, want nog steeds
is men in Rusland genoodzaakt de vacant komen
de betrekkingen aan gymnasia door Czechen en
andere niet-Russen te doen bekleeden. De
classieke studiën schijnen voor de Russische jeugd
zoo weinig aantrekkelijks te hebben, dat bijv.
geen van de 47 leerlingen, die onlangs het eind
diploma aan het gymnasium te Kiew gekregen
hebben, in de historisch-pliilologische faculteit wil
treden. Waar zij. die de Duitsche onderwijzers
uit de Ballische provincies willen verdrijven, om
ze door Russische te vervangen, deze vandaan
willen halen, is bepaald een raadsel.
De paus zal bij gelegenheid van het vierde
eeuwfeest van de ontdekking van Amerika aan
Columbus den titel van Venerabilis", die aan de
kanonisatie voorafgaat, verleenen.
Militaire Zaken.
HET NEDERLANDSCHE
EEPETEERGEWEEK VITALI.
(Slot).
Omtrent de hiervoren aangehaalde
mededeelingen zij het volgende in het midden gebracht.
Als men over de veel gebezigde uitdrukking
moreele waarde zoo eens nadenkt en zich af
vraagt, wat verstaat men toch cigentlijk door de
moreele waarde of moreele kracht van iets voor
den bezitter in het onderhavige geval van een ge
weer ; dan dunkt ons dat het antwoord moet lui
den : liet bewustzijn een wapen te hebben, dat den
vijand minstens evenveel verliezen berokkent al s hij
ons met het zijne kan toebrengen; daardoor ge
voelt men zich moreel sterk. Dit bewustzijn
moet evenwel gegrond zijn op de overtuiging,
dat het wapen die goede eigenschap ook werke
lijk bezit; want blijkt in de praktijk het tegen
deel, dan verliest het die moreele waarde of kracht.
Deze laatste mag dus geen schijn zijn, maar
moet uit het werkelijk aanwezig zijn van die
kracht voortspruiten; is het anders, dan doet ze
slechts dienst tot dat men haar noodig heeft.
Laat ze ons bij bet gebruik in den steek, zoo is
het nadeel grooter dan dat men die waarde min
der hoog geschat had. Wij stellen dus de moreele
waarde van eigenschappen gelijk met het bezit
daarvan, en zullen dan ook bij voorkeur over de
eigenschappen van het wapen zelf spreken.
Het van wege den Minister rechtstreeks met
de uitvinders onderhandelen enz. geschiedde, op
eene van onbillijke en groote onwelwillendheid
getuigende wijze tegen over het Hoofd der werk
plaatsen voor Draagbare Wapenen, buiten dezen
om; niettegenstaande alles wat de verbetering
der draagbare wapenen betreft tot diens werk
kring behoort.
Op het goede ge-volg waarmede deze transfor
matie plaats had, valt onzes inziens wol wat af
te dingen, zooals wij verder zullen zien. Trou
wens het geheele verloop van die zaak en de be
handeling die de werkplaatsen voor draagbare
wapenen en haar Hoofd in de eerste helft van
1887 van den Minister ondervonden, droeg een
overhaast, paniekachtig, onbillijk en van weinig
zaakkennis getuigend karakter. Wij zouden daar
van verschillende staaltjes kunnen naededeelen,
die, als zij niet zulk een onaangenaam licht wier
pen op den toenmaligen toestand, vermakelijk
mochten heeten.
Als men het hierboven aangehaalde en hetgeen
verder in de Memorie van Beantwoording omtrent
dit onderwerp gezegd wordt, leest, is liet prach
tig, maar de werkelijkheid, de toepassing in het
groot enz., het hinkende paard komt achteraan.
In de eerste plaats eigent onze patroon door hare
groote middellijn van rand zich niet zoo goed
voor genoemde geweertransformaties; dewijl de
sleuf, die, tot doorlating van de patroon, in den
bodem van het staartstuk wordt gemaakt, daar
door breeder en dus het staartstuk meer dan bij
eene kleine middellijn van patroonrand verzwakt
wordt.
Zijn wij goed ingelicht dan werden, na zooveel
mogelijk aangebrachte verbeteringen van de
oorspronkele transformaties, 60 geweren kl. kal.
volgens het stelsel Maiinlicher en 60 volgens het
stelsel Vitali ingericht, die niettegenstaande over
bodig en zelfs schadelijk jagen door het Depar
tement van Oorlog eerst in Maart 1888 gereed
kwamen. Daarmede genomen proeven toonden
eene te groote verzwakking van het staartstuk
aan, daar van beide stelsels meerdere staartstuk
ken scheurden. Aan het stelsel Vitali werd de
voorkeur gegeven. Een aan het staartstuk ge
soldeerde en wellicht nog op andere wijze be
vestigde versterking werd op 5 geweren toegepast,
doch voldeed niet; naar men meende wegens de
hoedanigheid van het gebezigde materiaal. Toen
werden nogmaals 5 geweren met door ander
materiaal versterkte staartstukken beproefd, en
daar deze niet scheurden was de zaak in orde,
werd door den tegenwuordigen minister de erfenis
van zijn voorganger aanvaard en in het laatst
van 1888 met de transformatie van 50,000 ge
weren kl. kal. tot repeteergeweren volgens het
stelsel Vitali aangevangen.
Ons dunkt dat tene transformatie van hoogstens
5000 stuks tot eene beproeving bij den troep in
het groot doelmatiger ware geweest; zooals ook
Oostenrijk gedaan heeft vóór dat het stelsel
Mannlicher in 1886 aldaar werd aangenomen. In een
buitenlandsch tijdschrift leest men daaromtrent
het volgende: Om te beoordeelen in hoeverre het
stelsel Mannlicher voor oorlogs gebruik geschikt
was, werden met niet minder dan 5500 geweren,
volgens dit stelsel vervaardigd, uitgebreide proe
ven genomen waarvan de uitkomsten gunstig
waren.
In een opstel over de transformatie van het
Nederlandsche geweer klein kaliber, hierboven
reeds genoemd en voorkomende in het Militair
Blad 188S no. 10, 11 en 12, worden verschillende
beschouwingen gemaakt en mededeelingen gedaan
omtrent het volgens het stelsel Vitali gewijzigde
geweer kl. kal.
Enkele daarvan, die ons het belangrijkste toe
schijnen, willen wij hier onder weergeven, op
dat de lezer ook verneme wat bij de beproeving
gebleken is en ^pn algemeen denkbeeld van de
eigenschappen van het stelsel verkrijge. Voor
hen die van dit wapen eene beschrijving (met
schetsteekeniugen) wenschen te lezen, verwijzen
wij naar het 2e blad van het Nieuws van dat
Dag van 28 Januari 1880.
In het Militair blad n". 10 bldz. 77 v. o. en
78 v. b. wordt gezegd:
»Het geweer" (Vitali) »kan op die wijzen ge
laden worden n. 1. door enkel-magazijns- in pak
jes lading."
»De enkellading geschiedt op de gewone wijze
waarbij het magazijn ledig, of wel gedeeltelijk
of geheel gevuld kan zij u. Het laatste is u'.j
den aard der zaak regel; het geweer moet dan
als enkellader gesteld worden."
»Bij de magazijnsladiug wordt eerst het maga
zijn gevuld ; hiertoe worden de patronen ecu voor
n in den bak gelegd en met den duim van de
rechterhand in het magazijn gedrukt; dit kan
vier patronen bevatten, en nadat het geweer als
eukellader is gesteld, kan men nog ue patroon
in den bak leggen. Bij de pakjeslading wordt
het geweer in céne beweging gevuld met de vier
patronen uit een gevuiden patroonhouder;
De snelheid van bet vuur overtreft alleen bij
de pakjeslading die van het klein kaliber geweer.
Bij de niagazijnladiug moet, nadat de vijf eerste
schoten gedaan zijn, het magazijn opnieuw ge
vuld worden, waarmede zoo veel tijd verloren
gaat, dat daardoor de snelheid, waarmede deze
patronen weder verschoten worden geneutraliseerd
wordt. Het groote voordeel van de magazijns
lading bestaat echter hierin, dat de man ziju
geweer «p de gewone wijze kan gebruiken, ter
wijl het magazijn steeds gevuld blijft en hij dus
steeds vier patronen in bet geweer beschikbaar
heeft voor gevallen, dat plotseling eeue grootere
vuursnelheid noodig is.
Met pakjes ladende bedroeg het aantal schoten
per minuut gemiddeld 13 a 14. ..."
Met het gewone geweer klein kaliber kunnen
10 a 11 gerichte schoten in de minuut wordeu
gedaan.
Door den Minister was opgegeven, dat door
een zeer handig schutter met het geweer, gewij
zigd volgens het stelsel Vitali, 20 schoten in de
minuut werden gedaan; nog al een groot ver
schil met vorenstaand getal van 13 a 14. Onzes
inziens mag bovengenoemde door een zeer handig
schutter verkregen groote vuursnelheid dan ook
niet als maatstaf van beoordeeliug genomen
worden.
In het Militair Blad n». 11 bldz. 83 v.o. en
84 leest men:
Een grooter nadeel (dan de verzwakking van
liet staartstuk), achten wij het echter, dat de
geweren door het aanbrengen van liet repeteer
mechanisme zooveel kwetsbaarder zijn geworden.
Bij de .... Vitali geweren (heeft men) de
spiraalveer, de stelveer eii de hef boomveer. Raakte
een dezer veeren in het ougereede, dan is het
geweer nog wel als enkcllader te gebruiken, maar
het staat dan achter bij het klein kaliber geweer
wat het gemakkelijk laden betreft, daar de pa
tronen in de kamer moeten geschoven worden
en de hulzen, dikwijls door de nu bodemlooze
bak in het magazijn zullen vallen.
werden de (patroon) houders echter dikwijls
gebruikt, dan was de vaste stand der patronen
daarin niet meer goed verzekerd".
lu dit laatste geval kan de gevulde patroon
houder niet altijd in het magazijn worden ge
bracht.
»Bij de Vitali geweren is de lading vrij inge
wikkeld. Reeds merkten wij op dat bij de vul
ling van het magazijn patroon voor patroon liet