De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 21 juli pagina 4

21 juli 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 63) stoffen van elk schilderij, gelijk de notenbalk de noten tot alle muziek. Maar de kunstenaar is geboren om er de bouw stoffen uit voor den dag te halen, en te kiezen, en met wetenschap te groepeeren zpodat de bouw er van schoon zij zooals de musicus zijne noten samenbrengt en akkoorden schept, dat hjj uit den chaos wekke de heerlijke harmonie. J. M. N. WHISTLBB, in zyn Ten o'clock". Het genie is de gave om te veralgemeenen en te kiezen. ETJGÈNE DELACROIX, in zijn nagelaten aanteekeningen). De natuur te vatten in de diepste uitdrukking, in de innigste beteekenis, in dat gevoel wat elk ?wezen tot een heerlijker bestaan dringt, dat is de beilige zending van alle kunsten. Kan een onnoozel en getrouw afbeeldsel van de natuur daar toe leiden? Hoe ellendig, linksch en stijf i? een opschrift in een vreemde taal, gecopiëerd door een onbevattelijk iemand die met veel moeite dévoor hem onverstaanbare karakters heeft na getrokken ! Zoo zijn sommige landschappen slechts nauwkeurige kopieën van een origineel dat in een vreemde taal geschreven was. De kunstenaar die ingewijd is in het verheven geheim der kunst, hoort de stem der natuur die hem hare oneindige 'verborgenheden ontvouwt in boomen, in planten, in bloemen, in de wateren en in de bergen. En dan komt over hem, als de geest Gods, de macht om zijn aandoeningen over te brengen in zy'n werken. Jongeling! hebt gij niet iets wonderhjks gevoeld by het beschouwen van de landschappen der oude meesters? Zonder twijfel tebt gy niet overwogen of de lindebladeren, ot de pijnboomen en de platanen meer overeenstemden met de natuur; of de achtergrond ijler of de stroomen dieper waren; maar de geest die zweeft over dat geheel, voerde u op tot een wereld waarvan de luister u bedwelmde. HOFFMANN iüzijn Jezuitenkerk." Ik zou de school wel eens willen kennen waar men leert gevoelen. DIDEKOT in zijn Salons. AANÏEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Het is dengene, die dagelijks in een courant, over wat er zoo»l voorkomt in kunst, breedvoerige beschouwingen wil leveren, wanneer hij niet te gelijkertijd een gansch uitstekend vernuft is, niet wel mogelijk voortdurend met nieuwe eigen ideeën voor den dag te komen. De bijzondere verdienste ran den kriticus-journalist is dan ook, zooals men weet, hoofdzakelijk daarin gelegen, dat hij met meerdere of mindere gemakkelijkheid anderer ideeën in courantenstijl assimileert. Men mag dit tappen uit anderer vaatjes een onaardig bedrijf vinden, het vak schijnt het vanzelf meetebrengen. Intusschen kunnen toch hierin de grenzen van hét betamelyke overschreden worden. Men ont leent b.v. niet direkt een passage aan Heine, zon der te doen gevoelen dat men citeert. In het al gemeen is het ook weinig achtenswaardig een door eenig groot artiest of wijsgeer volmaakt geformu leerde meening, in onvolmaakten vorm weer te geven, zonder te vermelden wiens wijn het is, dien men dus aanlengt. Dit laatste te doen verzuimde de schryver van een beschouwing over H.W. Mesdag in de N. Rott. Ct. van 16 Juli jl. Men leest daar: De natuur bevat, in kleur en vorm, wel de elementen van elke schilderij, zooals de notenbalk de soorten van alle muziek, maar schilderijen kant en klaar, die men maar heeft over te bren gen op het doek, biedt de werkelijkheid schier nimmer aan. De kunstenaar is aangewezen om de elementen uit de natuur te zoeken en te kie zen . . . ." enz. De handige journalist die hier, zonder zijn bron te noemen, een der nog weinig gangbare principieele stellingen uit Whistler's bewonderenswaardigen Ten o'clock, hoewel bijna woordelijk toch opmerkelijk gebrekkig weergeeft, geeft dusdoende, en niet voor het eerst van zijn leven, op ongepermitteerde manier toe aan een hebbelijkheid die 'als brutaal pronken met een andermans veeren gebrandmerkt dient te worden. De catalogus van de Nederlandsche kunst op Parijsche Tentoonstelling is toch eindelijk ver schenen, evenwel toch niet afzonderlijk, doch in den algemeenen catalogus der Nederlandsche in zendingen. Hier zal wel een goede reden voor zijn. Intusschen is het een weinig komiek, ge heel op dezelfde wijze en met dezelfde fraaie letter als de namen der kunstenaars Johannes Bosboom of Anton Mauve bijv., eenige bladzijden verder die van de firma's C. J. van Houten en zoon, A. van Bijsterveld of Wijnand Fockink, ver meld te vinden. Druk en papier zijn der Hoofd commissie aangeboden door de inzenders Joh. Enschedéen zonen te Haarlem en van Gelder en zonen te Amsterdam. Het is dus duidelijk dat dezen niets te wenschen overlaten. Antonin Proust beleeft niet uitsluitend pleizier van zijn stouten slag om l'Angelus van Millet voor zoo hoogen prijs aan te koopen. Behalve eigenlijk alleen de niet onverdachte Albert Wolff van den Figaro, verklaren zich de meeste bekende Fransche schrijvers zeer tegen deze zonderlinge daad van vaderlandsliefde. Alfred de Lostalot heeft geschreven: Ik aarzel niet te verklaren dat het eogenblik my slecht gekozen schijnt oni onze be grooting met zulk een som te verhoogen. En dan is, onder ons gezegd, V Angelus volstrekt niet het mooiste schildery van de moderne school'', het is nog minder het meesterstuk van Millet. Wij zien er, zooals iedereen, een schoon en indrukmakend schilderij in; maar zijn groote reputatie heeft het niet te danken aan zijn plastische kwaliteiten, d. w. z. aan dat, wat er in de kunst het meest op aankomt." Paul Leroi gaat veel heftiger te keer tegen den aankoop en insinueert dat de daad van Antonin Proust eenvoudig een verkiezingsmanoeuvre ge weest is, waarmee de afgevaardigde zich populair heeft willen maken. E. Lepelletier schrijft over PAngélus": Zoo eoit dan was het hier zaak geweest om zich de grove Amerikanen de weelde te laten veroorloven om met vyfhonderd maal zijn waarde, een schil derij te betalen, dat ik er bij blijf geenszins als het Parthenon der schilderkunst te beschouwen." Emile Bergerat plaagt de regeering op de vol gende wyze: Niemand is beter thuis in kunstzaken dan de staat. Indien hij l'Angelus voor meer dan een half millioen heeft aangekocht, kan het alleen zijn omdaf V Angelus nog meer waard is. Het is waar dat hij het stuk twintig jaar ge. leden voor 1500 franken had kunnen koopen, maar hy wachtte, om zekerder te zijn zich niet te be driegen, ziedaar alles." Octave Mirbeau vertelt hoe een der bekendste critici, die in den tijd van Millets leven geen hand voor hem zou hebben uitgestoken, zich op de verkoopiug gedroeg. Hij ging naar den zeer bewogen Antonin Proust toe, en naar den sidderenden George Petit; hij sprak hun moed in, vuurde hen aan met bevende stem, zeggende: Gij zijt Frankrijk; Millet is Frankrijk; wy allen zijn Frank rijk. Een millioen als het moet! . . . Frankrijk, dat wil zeggen: gij, ik en Millet, wij mogen do schande van een nederlaag niet ondergaan. En ik dacht aan de loopbaan van dien criticus. Ik ging na hoe hij, elk op zijn beurt, alle groote artiesten heeft beleedigd. Niet een enkele onder hen die zoeken, onder hen in wie de heilige vlam brandt, die niet heftig bestreden is door dien man met het groote hart. Hij voelt en begrijpt slechts het succes, d. w. z. de medailles, de ridderorden en de hooge prijzen." Waarschijnlijk bedoelt Mir beau in het artikel van l' Echo de Paris waaraan dit ontleend is, op niemand anders dan den veel gelezen Albert Wolfï, zijn mederedacteur van den Figaro zelven. *) Aan Mgr. Dr. Andreas Jansen te Rysenburg, die bij gelegenheid van het jubilee van den Paus veel heeft gedaan om de Vaticaansche tentoon stelling, maar vooral ook om het Album: Neerlandia Catholica" tot stand te brengen, zal een adres van hulde worden aangeboden, met de handteekeningen van vele Nederlandsche Katholieken. Overal zijn er in Frankrijk en Belgiëmeer, bij ons minder, maar toch altijd eenige arties ten, wier werk men niet op de openbare tentoon stellingen pleegt aan te treffen, maar dezen zijn daarom nog lang niet altoos de minsten onder de broederen. Hun voortbrengselen, die zich niet aan de publieke waardeering komen opdringen, inoet men zoeken bij enkele particulieren of bij kunstkoopers. Zoo is het b.v. tegenwoordig met den merkwaardigen Amsterdamschen schilder J. Voer man, die al in verscheiden jaren niet exposeerde, maar van wien men bij de firma Buft'a te Amster dam thans een reeks voortreffelijke aquarellen kan vinden. Zoo is het ook met den zonderlingen zoeker A. Boom, die nog wel eens proeven heeft laten kijken, waarvan men niet precies wist wat te denken, doch van wien men op dit oogenblik in den kunsthandel der Gebr. Gerbrands te Arnhem een sterk gekleurd gezicht in een gracht te Zutfen bij zeer lichten dag kan ontdekken, dat den maker van dit schilderij als een der werkelyke talenten onder de jongeren doet kennen. V. *) Het crediet, om l'Angelus voor den staat te koopen, is wel aangevraagd, en ook door de begrootingscommissie voorgesteld, maar door de Kamer, die haast had om de ruwe debatten te sluiten, niet in behandeling genomen, zoodat het stuk nu toch naar Amerika zal gaan. [RED.] VARIA. TOONEEL EN MUZIEK. In het Grand Théatre in de Amstelstraat werden Maandag en Dinsdag de aangekondigde voorstel lingen van Soulamith, van Goldfaden gegeven. De vertooning was eerst als groote opera'' aan gekondigd en heette toen op de affiche operette." Het was geen van beiden. Het is de bewerking, oorspronkelijk voor een theater in een Londensche voorstad in het Poolsch-Joodsch, later, nu er mee ge reisd zou worden, in het Joodsch-Duitsch, van een talmudische legende, in zeer gemengd dramatischen vorm. Afwisselend hoorde men eenvoudige, twee of driestemmige koren, niet ongelyk aan de koren van Zondagsscholen, dan solo's, meest bestaande uit acht a twaalf coupletten op eenzelfde voois, voorts proza dialoog, zeer lange tirades in verzen, -? in don rythmus der Jobsiade, dansen, tableaux vivants en pantomime. Dit alles vulde op onschuldige en zelfs onderhoudende wijs den avond, maar men was toch een weinig dépays in het gemengd genot. Aardig was het, den indruk van het publiek na te gaan, naarmate de eerste acte zich ontwikkelde. Eerst een eenvoudige overture, die niets prejudicieerde; toen een koor van pelgrims, in wat veel coupletten, maar goed en breed gezongen. Daarna het plech tige afscheid van den priester en zijne dochter, in verzen. De dochter blijft alleen, en zingt eene ernstige aria. Zij wil drinken en valt in den put. Hier begon meii te twijfelen aan het ernstige der handeling. Nu kwam echter de jeune premier, tenor-léger of hoe men hem noemen wil, op, in elk geval de aangewezen redder en minnaar voor het jonge meisje Abasalom, in het costuum van Julius Caesar, en begon in de woestijn een lied te zingen, waarin van Eisenbahnen" sprake was, en van zu handeln Mit Rosinen und mit Mandeln: Eerst was de indruk niet dat het komisch be doeld was en scheen het alleen wat onharmo nisch met het overige. Maar weldra verscheen de knecht van Abasalom, de ellenlange neger Tsinguetangue, een grinnekende dartelende Jocrisse met een tamboerijn, en nu begreep men dat het arme meisje, Soulamith, dat zoo flink gereciteerd en ijverig haar wanhoop gezongen had, niet ernstig bedoeld was. Nu volgden weer deftiger tooneelen, en zoo wisselden, elkanders indruk verzwakkend, ernstige en komische tooneelen ongevoelig af. Het jonge meisje, mej. Heldt, heeft bijzonder haar best ge daan, meer noten gezongen dan een prima-donna op een avond, bladzijde aan bladzijde verzen ge reciteerd, eene zeer vermoeiende krankzinnigheidsscène gespeeld, en mocht dan ook veel bijval verwerven. Ook mej. Jaconbowitsch en de koren waren goed. Met de Soulamith van het Hooglied had deze legende men sprak, met Engelsch accent, Schlemmes" uit, niets te maken. Te Londen zingt men tegenwoordig in CoventGarden-Theatre Wagner's Meistersinger in het Italiaansch: I Maestri cantori di Norimberga. On der al de zangers was er dan ook slechts n met een Duitschen naam, de signora Bauermeister. Zij zong Magdalena. Hans Sachs was de Franschman Lassalle, Walter Stolzing de Pool Jean de Reszké, .EVa de Canadeesche Mad. Albani, Pogner en Kothner twee Russen, Seckmesser en David twee Belgen, Isnardon en Moritario!, de rest allen Italianen. Ondanks dit alles werd de Duitsche opera met bijzonder animo vertolkt, vooral door Lassalle en Jean deReszké,?beide van de groote opera te Parijs, die er voor naar Bayreuth geweest waren, en beiden verwierven een daarmee overeenkomend succes. Albani heeft de Eva blijk baar niet goed willen zingen; ook het orkest was niet op de hoogte. Te München had men plan, eene opera uit Wagner's jeugd, Das Liebesveruot, op te voeren, maar heeft er van afgezien; vooreerst omdat de opera, geheel in Italiaanschen stijl, niets karakteristisch Wagneriaansch had, alsook om de lascive Derbheit" van den text. De beroemde contrabassist Giovanni Bottesini is op den leeftijd van 6öjaar overleden. Hij was laatstelijk directeur van het conservatorivm te Parma. LETTEREN EN WETENSCHAP. Wilkie Collins, de schrijver van The Moonstone, The haunted hotel, The woman in ivhite, Poor miss Finch en zooveel romans, die enkel spanning zijn, is zwaar ziek; men meent dat de ziekte geen gunstige wending meer kan nemen. Uit Kiew meldt men: Toen graaf Tolstoi aan het hoofd van het ministerie van onderwijs stond, werden zoo men weet verscheiden Slaven tot leeraar in de oude talen aan de Russische gymnasia be noemd, omdat er onder de Russen gebrek was aan classiek ontwikkelde leerkrachten. Tevens werden maatregelen getroffen, om de Russische jeugd er toe aan te sporen, zich minder aan de studie der natuurwetenschappen en meer aan die der philologie te wijden. Inmiddels hebben deze maatregelen weinig uitgewerkt, want nog steeds is men in Rusland genoodzaakt de vacant komen de betrekkingen aan gymnasia door Czechen en andere niet-Russen te doen bekleeden. De classieke studiën schijnen voor de Russische jeugd zoo weinig aantrekkelijks te hebben, dat bijv. geen van de 47 leerlingen, die onlangs het eind diploma aan het gymnasium te Kiew gekregen hebben, in de historisch-pliilologische faculteit wil treden. Waar zij. die de Duitsche onderwijzers uit de Ballische provincies willen verdrijven, om ze door Russische te vervangen, deze vandaan willen halen, is bepaald een raadsel. De paus zal bij gelegenheid van het vierde eeuwfeest van de ontdekking van Amerika aan Columbus den titel van Venerabilis", die aan de kanonisatie voorafgaat, verleenen. Militaire Zaken. HET NEDERLANDSCHE EEPETEERGEWEEK VITALI. (Slot). Omtrent de hiervoren aangehaalde mededeelingen zij het volgende in het midden gebracht. Als men over de veel gebezigde uitdrukking moreele waarde zoo eens nadenkt en zich af vraagt, wat verstaat men toch cigentlijk door de moreele waarde of moreele kracht van iets voor den bezitter in het onderhavige geval van een ge weer ; dan dunkt ons dat het antwoord moet lui den : liet bewustzijn een wapen te hebben, dat den vijand minstens evenveel verliezen berokkent al s hij ons met het zijne kan toebrengen; daardoor ge voelt men zich moreel sterk. Dit bewustzijn moet evenwel gegrond zijn op de overtuiging, dat het wapen die goede eigenschap ook werke lijk bezit; want blijkt in de praktijk het tegen deel, dan verliest het die moreele waarde of kracht. Deze laatste mag dus geen schijn zijn, maar moet uit het werkelijk aanwezig zijn van die kracht voortspruiten; is het anders, dan doet ze slechts dienst tot dat men haar noodig heeft. Laat ze ons bij bet gebruik in den steek, zoo is het nadeel grooter dan dat men die waarde min der hoog geschat had. Wij stellen dus de moreele waarde van eigenschappen gelijk met het bezit daarvan, en zullen dan ook bij voorkeur over de eigenschappen van het wapen zelf spreken. Het van wege den Minister rechtstreeks met de uitvinders onderhandelen enz. geschiedde, op eene van onbillijke en groote onwelwillendheid getuigende wijze tegen over het Hoofd der werk plaatsen voor Draagbare Wapenen, buiten dezen om; niettegenstaande alles wat de verbetering der draagbare wapenen betreft tot diens werk kring behoort. Op het goede ge-volg waarmede deze transfor matie plaats had, valt onzes inziens wol wat af te dingen, zooals wij verder zullen zien. Trou wens het geheele verloop van die zaak en de be handeling die de werkplaatsen voor draagbare wapenen en haar Hoofd in de eerste helft van 1887 van den Minister ondervonden, droeg een overhaast, paniekachtig, onbillijk en van weinig zaakkennis getuigend karakter. Wij zouden daar van verschillende staaltjes kunnen naededeelen, die, als zij niet zulk een onaangenaam licht wier pen op den toenmaligen toestand, vermakelijk mochten heeten. Als men het hierboven aangehaalde en hetgeen verder in de Memorie van Beantwoording omtrent dit onderwerp gezegd wordt, leest, is liet prach tig, maar de werkelijkheid, de toepassing in het groot enz., het hinkende paard komt achteraan. In de eerste plaats eigent onze patroon door hare groote middellijn van rand zich niet zoo goed voor genoemde geweertransformaties; dewijl de sleuf, die, tot doorlating van de patroon, in den bodem van het staartstuk wordt gemaakt, daar door breeder en dus het staartstuk meer dan bij eene kleine middellijn van patroonrand verzwakt wordt. Zijn wij goed ingelicht dan werden, na zooveel mogelijk aangebrachte verbeteringen van de oorspronkele transformaties, 60 geweren kl. kal. volgens het stelsel Maiinlicher en 60 volgens het stelsel Vitali ingericht, die niettegenstaande over bodig en zelfs schadelijk jagen door het Depar tement van Oorlog eerst in Maart 1888 gereed kwamen. Daarmede genomen proeven toonden eene te groote verzwakking van het staartstuk aan, daar van beide stelsels meerdere staartstuk ken scheurden. Aan het stelsel Vitali werd de voorkeur gegeven. Een aan het staartstuk ge soldeerde en wellicht nog op andere wijze be vestigde versterking werd op 5 geweren toegepast, doch voldeed niet; naar men meende wegens de hoedanigheid van het gebezigde materiaal. Toen werden nogmaals 5 geweren met door ander materiaal versterkte staartstukken beproefd, en daar deze niet scheurden was de zaak in orde, werd door den tegenwuordigen minister de erfenis van zijn voorganger aanvaard en in het laatst van 1888 met de transformatie van 50,000 ge weren kl. kal. tot repeteergeweren volgens het stelsel Vitali aangevangen. Ons dunkt dat tene transformatie van hoogstens 5000 stuks tot eene beproeving bij den troep in het groot doelmatiger ware geweest; zooals ook Oostenrijk gedaan heeft vóór dat het stelsel Mannlicher in 1886 aldaar werd aangenomen. In een buitenlandsch tijdschrift leest men daaromtrent het volgende: Om te beoordeelen in hoeverre het stelsel Mannlicher voor oorlogs gebruik geschikt was, werden met niet minder dan 5500 geweren, volgens dit stelsel vervaardigd, uitgebreide proe ven genomen waarvan de uitkomsten gunstig waren. In een opstel over de transformatie van het Nederlandsche geweer klein kaliber, hierboven reeds genoemd en voorkomende in het Militair Blad 188S no. 10, 11 en 12, worden verschillende beschouwingen gemaakt en mededeelingen gedaan omtrent het volgens het stelsel Vitali gewijzigde geweer kl. kal. Enkele daarvan, die ons het belangrijkste toe schijnen, willen wij hier onder weergeven, op dat de lezer ook verneme wat bij de beproeving gebleken is en ^pn algemeen denkbeeld van de eigenschappen van het stelsel verkrijge. Voor hen die van dit wapen eene beschrijving (met schetsteekeniugen) wenschen te lezen, verwijzen wij naar het 2e blad van het Nieuws van dat Dag van 28 Januari 1880. In het Militair blad n". 10 bldz. 77 v. o. en 78 v. b. wordt gezegd: »Het geweer" (Vitali) »kan op die wijzen ge laden worden n. 1. door enkel-magazijns- in pak jes lading." »De enkellading geschiedt op de gewone wijze waarbij het magazijn ledig, of wel gedeeltelijk of geheel gevuld kan zij u. Het laatste is u'.j den aard der zaak regel; het geweer moet dan als enkellader gesteld worden." »Bij de magazijnsladiug wordt eerst het maga zijn gevuld ; hiertoe worden de patronen ecu voor n in den bak gelegd en met den duim van de rechterhand in het magazijn gedrukt; dit kan vier patronen bevatten, en nadat het geweer als eukellader is gesteld, kan men nog ue patroon in den bak leggen. Bij de pakjeslading wordt het geweer in céne beweging gevuld met de vier patronen uit een gevuiden patroonhouder; De snelheid van bet vuur overtreft alleen bij de pakjeslading die van het klein kaliber geweer. Bij de niagazijnladiug moet, nadat de vijf eerste schoten gedaan zijn, het magazijn opnieuw ge vuld worden, waarmede zoo veel tijd verloren gaat, dat daardoor de snelheid, waarmede deze patronen weder verschoten worden geneutraliseerd wordt. Het groote voordeel van de magazijns lading bestaat echter hierin, dat de man ziju geweer «p de gewone wijze kan gebruiken, ter wijl het magazijn steeds gevuld blijft en hij dus steeds vier patronen in bet geweer beschikbaar heeft voor gevallen, dat plotseling eeue grootere vuursnelheid noodig is. Met pakjes ladende bedroeg het aantal schoten per minuut gemiddeld 13 a 14. ..." Met het gewone geweer klein kaliber kunnen 10 a 11 gerichte schoten in de minuut wordeu gedaan. Door den Minister was opgegeven, dat door een zeer handig schutter met het geweer, gewij zigd volgens het stelsel Vitali, 20 schoten in de minuut werden gedaan; nog al een groot ver schil met vorenstaand getal van 13 a 14. Onzes inziens mag bovengenoemde door een zeer handig schutter verkregen groote vuursnelheid dan ook niet als maatstaf van beoordeeliug genomen worden. In het Militair Blad n». 11 bldz. 83 v.o. en 84 leest men: Een grooter nadeel (dan de verzwakking van liet staartstuk), achten wij het echter, dat de geweren door het aanbrengen van liet repeteer mechanisme zooveel kwetsbaarder zijn geworden. Bij de .... Vitali geweren (heeft men) de spiraalveer, de stelveer eii de hef boomveer. Raakte een dezer veeren in het ougereede, dan is het geweer nog wel als enkcllader te gebruiken, maar het staat dan achter bij het klein kaliber geweer wat het gemakkelijk laden betreft, daar de pa tronen in de kamer moeten geschoven worden en de hulzen, dikwijls door de nu bodemlooze bak in het magazijn zullen vallen. werden de (patroon) houders echter dikwijls gebruikt, dan was de vaste stand der patronen daarin niet meer goed verzekerd". lu dit laatste geval kan de gevulde patroon houder niet altijd in het magazijn worden ge bracht. »Bij de Vitali geweren is de lading vrij inge wikkeld. Reeds merkten wij op dat bij de vul ling van het magazijn patroon voor patroon liet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl