Historisch Archief 1877-1940
No. 630
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
wuur niet noemenswaardig versneld wordt, terwijl
Jiet dikwijls voorkwam dat, wanneer de maa niet
bizonder oplettend was bij het vullen, de rand
van de bovenste patroon achter dien van de on
derliggende greep, waardoor de bovenste weigerde
in de kamer over te gaan. Gewoonlijk was dit
ste verhelpen door even op het kogeleinde van de
,patroon te drukken, maar het kostte vrij wat
moeite dit den man te leeren. De lading met
{?pakjes eischte vrij groote geoefendheid van den
schutter "
Men ziet, het is niet alles rooskleurig bij het
nieuwe repeteergeweer, het h te vreezen, dat in de
praktijk nog menige teleurstelling zal worden
ondervonden en dat de goede werking van het
mechanisme, de vermeerdering van de
vuursnelheid en de sterkte te weuschen zullen overlaten.
Gaat men n& de overhaasting waarmede in
1887 alles moest plaats hebben, 't was of men
??eene goede geweertransformatie evenals een
krentebroodje maar voor het bestellen had, de
te beperkte beproeving van het stelsel, de
ver.zwakking die het wapen moest ondervinden, de
moeielijkheid om de doelmatigheid der aan te
brengen versterking bij elk wapen na te gaan,
-het gevoelige der constructie van het
repeteermachanismeen het daardoor eerder ontstaan van gebreken,
de waarschijnlijkheid dat vóór dat de transformatie
der 50,000 geweren is afgeloopen, , l'instar van
de groote mogendheden een kleiner kaliber van
.loop met een andere lichtere patroon geëischt
zal worden, de eenvoudige en stevige samen
stelling van ons gewoon geweer kl- kal. waar
mede de betrekkelijk groote vuursnelheid van
10 a 11 schoten per minuut verkregen wordt,
?dan is het nog al natuurlijk dat men in de
Koloniën en bij onze Marine, niet zoo haastig
-zijnde, nog eens kalm wil onderzoeken.
Het is daarom te hopen, dat de Minister van
Oorlog, bij het gereed komen van de eerste dui
zend tot repeteerwapenen gewijzigde geweren kl.
kal., zoo spoedig mogelijk eeiie vergelijkende
proef op groote schaal zal doen nemen, ten einde
?daardoor in de gelegenheid te zijn nog tijdig
?die verbeteringen te doen aanbrengen, welke
noodig of wenschelijk mochten blijken te zijn.
Leert deze proef, que tout est pour Ie mieux
dans Ie meilleur des mondes, welnu des te
beter; maar mocht ze onverhoopt minder gun
stige uitkomsten geven of niet aan de verwach
ting beantwoorden, dan ware het toch nog beter
ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald.
Febr. '89.
VISCHSTUDIEN.
De Baars.
Baarzen bereiken dikwijls mits ze in hun
element blijven een hoogen ouderdom! Een
baars van een half pond is al een jongen van een
jaar of vijftien en wanneer men een waterbaarsje
nuttigt van een ons of acht, dan kan men er
zeker van zijn, dat men bezig is iemand van zeer
eerbiedwaardigen leeftijd te begraven.
Een baars voelt zich overal op zyn gemak waar
maar water is. In een sloot tusschen allerlei wier
en onder kroos leidt hij hetzelfde vroolyke vrij
buitersleventje als in de stadsgrachten; en in
een snelstroomende rivier, die hem veroorlooft
lange reizen te ondernemen, voelt hij zich geen
greintje gelukkiger dan in een meer, binnen welks
oevers hij, uit kracht van geboorte, verplicht is
zich op te houden.
Als 't maar geen zout water is. Want daar
heeft hij wel geen broertje aan dood, maar dat
is het departement van zijn broertje de zeebaars
en aan dien laat hij dat omdat hij volstrekt
op geen goeden voet met hem staat gaarne
over.
Deze visch is zóó overvloedig, dat, niettegen
staande gedurende de zomermaanden duizenden
bij duizenden, met hengel en snoer gewapend,
jacht op hem maken, de voorraad niet vermin
dert, maar elke visscher steeds met een behoor
lijke hoeveelheid in zijn kanes huiswaarts keert.
Eene van de voornaamste redenen daarvan is,
dat het Van Houten's systeem in de
baarzenwereld nog volstrekt geen ingang heeft kunnen
vinden en ook de raadgevingen van dr. Aletta
Jacobs met roekelooze onverschilligheid worden
in den wind geslagen.
Een baars teelt voort, zoolang er iets voort te
telen valt en hij doet dat met zulk een verbazende
energie, dat als hij niet zoo lekker smaakte, zoodat
de mensen hem al zeer ontijdig op het fornuis zet,
men in weinige jaren over onze slooten zou
kunken loopen.
Er is een heer geweest, die zich de moeite heeft
getroost om de eieren van een baarzenkuit eens
na te tellen en ofschoon het beestje nog geen
vier ons woog, telde de heer toch niet minder
dan tweehonderd en zeventig duizend baarzen in
den dop. En kon men nu nog zeggen dat de baars
zooveel van kinderen hield, dan was het te ver
klaren !... Maar neen, het tegendeel is waar.
Als hij een klein baarsje tegenkomt dan peuzelt
hij het met evenveel plezier op als ware het een
klein voorntje geweest.
't Is niets anders dan voor zijn eigen pleizier,
dat hij zoo'n kolossaal nageslacht verwekt. Want
de absolute onmogelijkheid inziende om 270,000
kinderen eigenhandig groot te brengen, hebben de
baarzen reeds sinds eeuwen hun ouderhart ver
steend en laten zich aan kinderen en kleinkinde
ren niets gelegen liggen. Een baars legt zijn
eieren in een rustig hoekje aan den kant en be
weert dan zijn ouderph'cht te hebben vervuld. In
die heilige overtuiging zwemt hij door en vergeet
zelis de plek, van welke zijn kinderen later
zulkunnen getuigen, dat het die was waar eens hun
wieg op stond.
Dat' ten gevolge van dit slechte voorbeeld der
ouders het familieleven onder de baarzen zeer
slecht ontwikkeld is en dat ook onder broers en
zusters niet die hartelijkheid heerscht, welke men
in een christelijk gezin zoo gaarne opmerkt, be
hoeft wel niet gezegd te worden. Daar de hoof"
den des gezins zich hebben verwijderd zonder
orde op hunne zaken te stellen en de geboorte
van alle kinderen gelijktijdig plaats vindt zoo is
er van geen gezag sprake, zelfs is er niemand die
aanspraak zou kunnen maken de oudste hroer of
zuster te zijn.
Er heerscht dan ook doorgaans een schromelijke
verwarring onder de jonggeborenen, die in den
eersten tijd volstrekt niet weten, waar ze zijn en
dan ook maar voor lief nemen wat het water hun
aanbiedt.
Maar weldra openbaart zich de slimheid, die
den baars op lateren leeftijd zoozeer kenmerkt,
reeds in deze jeugdige schepseltjes. Zij scharrelen
niet meer onrustig om de plaats, waar zij het
eerste schemerlicht dat onder water gebruikelijk
is aanschouwden, maar vereenigen zich in
groote troepen en trekken de wijde wereld in om
den strijd des levens te beginnen.
Nu moet men niet denken, dat van zoo'n
broeisel van 270,000 eieren alles terecht komt. Al zit
er geene hen op, die in hare onbeholpenheid eenige
eieren met de pooten kapot trapt er zijn er
onder de waterbewoners verscheidenen, die
erenveel van vischeieren houden als de menschen van
hoendereieren, en die zijn voortdurend aan het
snuffelen of ze niet hier of daar zoo'n broeiseltje
kunnen ontdekken, waar ze dan een geweldige
opruiming onder houden. Soms gaan op die wijze
gansche broeisels verloren; maar in het veen
kijkt men op geen turfje, en er blijven er nog altijd
genoeg over, zoodat men in 't begin van den zo
mer een baars doet als andere visschen en als
de vogelen des hemels en legt zijn eieren in April
of Mei altijd ganscho legers jeugdige baarzen
kan zien ten strijde trekken.
Die strijd is lang niet gemakkelijk en duurt
onophoudelijk voort. En het is inderdaad te ver
wonderen, dat die dieren niet een meer
zenuwachtigen aard hebben, tengevolge van dat voort
durende jachtmaken, dat de grootere visschen op
hen doen. Als ze het ongeluk hebben een vol
wassen snoek op hun pas begonnen levenspad te
ontmoeten en niet op te merken, dan wordt er
eene slachting onder hen aangericht, die niet
anders dan door een geheel nieuw broeisel te
herstellen is. Want jonge baarsjes zijn voor een
snoek wat kalfsvleesch voor den mensen is.
Edoch, het gebeurt niet vaak, dat zij hunne
vijanden niet bijtijds opmerken, want een baars
ziet onder water evengoed als een mensen door
de lucht en nog veel beter zelfs, daar de baars
zoo ongeveer naar alle kanten kijken kan.
Kippige of' bijziende baarzen, en derhalve ook oog
artsen, zijn onder water niet bekend. Zelfs heeft
nog nooit iemand een blinden baars gevangen.
De eenige middelen, die de baars te zijner ver
dediging heeft, zijn de onbegrijpelijke gemakke
lijkheid en vlugheid, waarmede hij zich in het
water beweegt en dus zijnen aanvallers kan ont
wijken, en in de tweede plaats zijne stekelvinnen.
die hij bij het minste onraad overeind zet, om
zoodoende zijnen vijand bij het doorslikken oenige
laatste onaangenaamheden aan te doen, maar
doorgeslikt wordt hij toch.
Onder al die gevaren groeit de baars langzaam,
maar volhardend op. Leefde hij in den aanvang
van allerlei kleine insecten en vliegjes, hoe
grooter zijn mondje wordt, des te grooter ook de prooi,
waar hij waagt zich op te werpen. En hij doet
dat flink, roijaal weg; hij gaat niet als een snoek
aan den hoek van een sloot op den loer staan,
tot er een argeloos vischje voorbijzwemt, dat hij
verschalken kan. Neen, hij zwemt rond en zoekt
zijne prooi, hij gaat op de jacht als een mensch
en valt aan, zonder te letten op den voor- oi
achterkant. Alleen zorgt hij er danig voor, dat
hij geen dieren aanvalt, die hij niet baas kan
ook al een menschehjke karaktertrek. In het
algemeen heeft de baars wel iets in 2rjnen aan
leg van een Nederlander. Hij is zoo kalm en
eerlijk als iemand, die in tabak doet. Hij leeft
wel van roof, maar dat doet hij bij instinct, zyn
hart heeft er geen deel aan. Dat weten de
baarzen onder elkander zoo goed, dat niemand
hunner daar scheel om wordt aangezien". Be
halve door zijne zorgen voor den mondkost, schrijdt
overigens het leven van den baars zoo bedaard
daarhenen als van een Amsterdamschen kruide
nier. Alleen als men aan zijne aloude vrijheden,
zijne privilegiën komt, dan ook een echt
Nederlandsche karaktertrek dan protesteert hij
met al de kracht, die in hem is. Geen visch, die
meer drukte maakt, als hij in 't net of aan den
haak gevangen is, dan een baars. Hij begint dan
een soort van tachtigjarigen oorlog, die echter
veel spoediger beslist is en altijd eindigt met
zijnen dood. Maar 't is toch verheven!
Onder alle andere wederwaardigheden des levens
blijft hij overigens kalm. Er kan gebeuren wat er
wil, als hij zijn buikje maar vol heeft, dan maakt
hij zich niet boos. De eenige gemoedsbeweging,
die hij schijnt te hebben, openbaart zich door een
ietwat driftig slaan met de lichtroode
aarsvinnetjes, alsof hij Oranje boven riep. Ook al zoo
typisch-Nederlandsch, dat het mij niet verwonde
ren zou als de baarzen een volkslied hebben
dat onder water soms bij hooge feestgetijen dat
opgewonden lied van Tollens de visschen en kik
kers in geestdrift brengt.
Maar wat daarvan zij de baars is de
pleizierigste visch om naar te hengelen. Hij zabbelt
niet, als een aal, aan den worm; hij bijt ineens
flink door. Tjiep, tjiep, tjiep Sla maar op,
hij zit er aan!
En wat het voornaamste is baars is lekker!
Hij kost niets, haast geen cent, van bereiden.
Ge kookt hem in gewoon kokend water, met een
beetje zout er in. Zóó gekookt dient ge hem voor,
met niets er bij, tenzij een beetje peterselie, een
paar dunne sneedjes roggebrood met veel boter
en een flesch moezelwijn.
Ook in gebakken toestand is de baars geenszins
te versmaden. Men neemt daarvoor in den regel
de kleinere baarsjes en als men een beetje op de
graten past en een citroen over de beestjes
uitkny'pt, smaken ze heel goed ??bij een boterham.
Voor waterbaars d. i. de gekookte kiest
men grootere soorten. Maar men moet ze toch
niet nemen van zeven of acht ons, als waarvan
ik in den aanvang sprak. Die zijn niet zoo sma
kelijk en laat die beesten dus maar leven tot ze
dood gaan.
Js. VAN RENNES.
KINDER-VOEDING.
Er zijn eenige antwoorden gekomen op mijn
artikel in dit blad van 9 Juni; en alleen omdat
het onderwerp mij zeer bijzonder interesseert en
de actualiteit er van eer toe dan af neemt, wensch
ik daar nog iets over te zeggen. Volstrekt niet
omdat de schrijvers in De Opmerker en het
liotterdamsch Dagblad een opzettelijke weer
legging noodig maken; evenmin als de inzen
der in deze courant onder de letters A. B. D.
Zij beweren niets anders dan wat iedereen be
weert, de oude liberale theorieën over de taak
van de regeering, de gewone onthoudings-politiek
van eene maatschappelijke klasse die bij onthouding
alleen te verliezen, niet te winnen heeft. Mijn
artikel bevatte twee hoofdzaken; aangenomen, dat
eten even noodig is als leeren, vraag ik naar het
wetenschappelijk betoog waarom men wel zou
laten leeren maar niet zou laten eten op gemeen
schappelijke kosten. Dit ten eerste.
En ten tweede heb ik gezegd, dat zulk een be
toog onmogelijk te leveren is, dat het gemeente
bestuur verwijst naar de particuliere liefdadigheid,
en dat dit alleen verklaard kan worden door de
omstandigheid, dat steeds de openbare verpleging
beperkt wordt tot de behoeften van de menschen
die over de middelen beschikken. Deze twee
hoofdzaken samen voegende, is het resultaat dat
er geen wetenschappelijke grenzen aan de staats
bemoeiing zijn, zooals een zekere school van eco
nomie leerde, maar alleen praktische grenzen,
aangegeven door de openbare meening van de
klasse die de macht in handen heeft.
P'eitelijk is het niet tegen te spreken, dat als
de meerderheid van den Raad van Amsterdam uit
behoeftige lieden bestond, hij aan het verzoek van
de Vereeuiging Volksonderwijs zou hebben voldaan,
nog waarschijnlijker, dat hij zulk een adres niet
zou hebben afgewacht.
Ik geloof niet dat arme ouders te overtuigen
zijn van het goed recht van eene staathuishoud
kunde, in welker naam en krachtens welker voor
schriften hunne kinderen niet genoeg eten krijgen.
Iedereen die dat ook niet gelooft, zal moeten
lste Jaargang,
Schaakspel.
21 Juli 1889.
Partij gespeeld op het
1873 door de heeren
Blackburne.
Wit.
Niet aangenomen
l d2 d4
2 c2 - c4
3 bl c3
4 dl b3
5 c4 X d&
6 gl - 13 b
7 f3 e5
8 cl f4
9 al cl
10 g2 - g4 d
11 e2 e4
concours te Weenen in
Pitschel.
Zwart.
Damen Gambiet.
d7 d5
c7 c6
c8 f5 a
d8 d7
e7
d7
f8
o
f6
12 c3
13 el
14 fl
15 dl
16 b5
17 f4
b5!e
dl /'
e2
e2
X
X c7
-g3
18 c7 X a8
19 a2 a3
20 a3 X b4
21 hl dl
- f6
e6 c
c7
do
o
X g4
g4 X
do
f5
g4 X e2 f
c7 a5
e5 _ g6 g
eöX d5
b8 a6
tó X »8
a5 bö!
aöX b4
e5
b4 f
- g4 f
22 g3 d6 li
23 do c5 i
24 e2 d2
25 d2 e3
26 dl d2
27 c5 X o4
28 b3 c4
29 d4 d5
30 cl gl
31 e3 e'2
32 i'2 X c3
33 e2 dl
Opgegeven.
ai ao
b6 b5 f
g6 - f4
g? - g5! j
d5 X e4
a8 e8
b5 f5
a5 X h4
f4 X do f
e4 e3
e8 X e3 f
d5 c3
rt) Deze zet kust oen pion.
6) Na d"> X f' bs X «IJ zoude zwart een voortreffelijk
spel verkregen hebben.
c) Noodwendig. De pion rnoeht zwart niet nemen t'3 e5
resp. e3 X d5 eli X d5 t':-t e,ïenz.
<(} Deze combinatie heelt zér ingewikkelde stellingen teu
gevolge.
r) dl X <?'' >??*
fout/') Wanneer wit de looper genomen had, zoude zwart door
eöX f-it benevens c7 X t'l gewonnen hebben.
{}} In plaats van door ai) X c? het spel gelijk te maken,
verkiest zwart tegen een goeden aanval de qualiteit te geven.
/() Beter ei o5!
i) Op cl al kon a8 08 benevens el eo, gO f4
volgen.
j) Van af dit oogenbirk hoeft zwart een overwegend spel
eu dreigt met eiken zet mat.
B1NNENLANDSCII NIEUWS.
Het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap
is voornemens bij genoegzame deelneming een
internationalen schaakwedstrijd te houden, aan
vangende 25 Augustus 188'Jj 's namiddags te 12
uur te Amsterdam in Caféde Roode Leeuw",
Vijgendain, waarvoor zijn vastgesteld de navolgende
bepalingen:
1. De wedstrijd wordt gehouden in drie klassen.
In de eerste klasse worden alleen toegelaten
erkende buitenlandsche meesters en enkele van
de sterkste Nedcrlandscho amateurs. De regelings
commissie behoudt zich het recht voor, te beslis
sen in welke klasse de spelers mogen deelnemen.
2. Deelnemers moeten zich vóór 20 Aug. e.k.
aanmelden bij den secretaris der commissie, den
heer jhr. A. E. van Foreest, 208 Prinsengracht
te Amsterdam, onder opgave der klasse waarin
zij werischen te spelen.
3. Wanneer voor eeii klasse zich minder dan
zes spelers aanmelden, dan zal de wedstrijd in
die klasse niet doorgaan; bij deelneming van
minder dan acht spelers in een klasse zullen de
mededingers twee partijen met elkander moeten
spelen, terwijl bij deelneming van acht oi' meer
toegeven en heeft reeds onbewust erkend, dat in
de werkelijkheid dus niet eenige leer maar de
behoefte beslist. Verander de samenstelling van
den gemeenteraad en gy zult het geheele econo
mische stelsel dat ons beheerscht, spoedig zien
veranderen. Het stelsel verandert met de menschen.
die het moeten toepassen.
En kost het nu zooveel moeite om in te zien,
dat wat in dit bijzonder geval blijkt, ook in alle
onderdeelen van de staats-inrichting wordt opge
merkt? De heerschende klasse heeft alles zo»
voordeelig mogelijk voor zich zelve besteld. Het
stemrecht, de belastingen, de dienstplicht, het
onderwijs en twintig andere zaken van meer en
minder beteekenis. Men zegt wel van hunnezyde
dat de inrichting van deze dingen zoo behoort te
wezen volgens wetenschappelijke voorschriften,
doch de overeenstemming van hunne leer en van
hun belang is te duidelijk om iemand te misleiden.
Bovendien verkondigt niet alleen een tegen deze
hunne zienswyze sedert lang in oppositie gekomen
stelsel het nut en de mogelijkheid van een geheel
andere en meer met het algemeen belang
strookende staatsinrichting, maar ook de ondervinding
van eiken dag bewijst dat in het buitenland vele
maatregelen zijn genomen, die door onze
doctrinairen onuitvoerbaar en overbodig worden geacht.
Het is trouwens de bevoorrechte klasse-zelve, in
welker midden of ten minste aan welker spits
stemmen opgaan die het afschaffen van eigen
privileges begeeren, en men weet van 1789 dat
dit het zekerste teeken is dat de privileges hun
nen langsten tijd achter den rug hebben gehad.
*
* *
Wat de kindervoeding nog betreft, hebben my'ne
bestrijders behalve de verouderde economische
argumenten verouderd sedert men heeft ingezien
dat zij ontleend waren aan eene klassewetenschap
nog tegen de houdbaarheid van mijne bewering
aangevoerd twee bezwaren.
Ten eerste zou de algemeenheid van de bewe
ring, dat gemeentezorg zich niet verder uitstrekt
dan tot de behoeften van de klasse die in de
gemeente regeert, lijden onder de waarneming
van zoovele maatregelen die ten behoeve van de
andere klasse worden genomen. Meer dan een
schijn van recht heeft deze tegenwerping evenwel
niet. Want een goed verstaander begrijpt dat het
veldwinnen van de denkbeelden die tot een minder
uitsluitende staatkunde leiden, niet plotseling is
en dat zelfs bij de eenzijdige samenstelling van
onzen gemeenteraad de kracht van zulke denk
beelden zich laat gevoelen. Dat doet zij wel in
nog conservatiever colleges. Inderdaad wordt een
en ander voor den economisch minderen man
gedaan, en het is alleen voor de duidelijkheid dat
ik de generalisatie volhield. De regel is dat de
regeerende klasse alleen voor zich zelve zorgt,
maar er is een andere regel dat langzamerhand
de verplichtingen van het gemeenschapsgevoel
zwaarder gaan wegen. Evenwel wegen die hier
nog zoo gering, dat men ze vrijwel verwaarloozen
kan. Ik permitteer mij de meening dat alles wat
in Amsterdam van stadswege in deze zin geschiedt,
gebrekkig is en nog maar een zeer klein begin.
Met den vooruitgang van de hier verdedigde
ideeën zal de ontwikkeling van dit begin samen
gaan, en het is reeds vooruitgang dat het voorstel
tot kindervoeding op de scholen in den Raad
aanhangers vindt.
Een tweede bezwaar was gelegen in de vraag:
als men met eten geven begint, waar wenscht
men dan te eindigen 'i Dit nu verklaar ik niet te
weten. Ik weet volstrekt niet waar de eischen
van de gemeenschap zullen ophouden, noch ia
hoeverre men bereid zal zijn ze in te willigen.
Die grenzen liggen nergens anders dan in onze.
voorstellingen van deze zaken, niet ergens buiten
onze gedachten, objectief waarneembaar, aange
geven door een vast systeem van staatkundige
wetenschap. En als het eenmaal zoo ver moet
komen, dat de menschen doordrongen zijn van het
gevoel dat zij allen voor anderen moeten werken
en iedereen aansprakelijk is voor de vervulling van
zijns naasten behoeften, dan zal het nemen van
de vereischte maatregelen natuurlijk en gemak
kelijk zijn. Wij kunnen thans alleen spreken
over wat wij nu noodig vinden; en zoo eenvou
dig is het dat arme kinderen behalve lezen en
schrijven, ook boterhammen en schoenen noodig
hebben, dat wij ons niet kunnen onttrekken aan
de verplichting om ze die te geven: wij. zeg ik,
wij allen, alle belastingbetalende burgers, niet deze
of gene medelijdende ziel, die zich arm geeft, of
een menschen-vriend van beroep. Het kunnen bevat
het moeten en de rijkeren kunnen de armeren^
helpen, als regel, bij de wet, ordelijk en voort
durend omschreven hoe en hoeveel.
F. v. D. GOES.
VOOR DAMES.
De Londensclie season.
SetreJckingeninSjiunjc. Vrouwencongres.
Titrksch. Mtss Wade in tncot.
Eerbied voor de ouders.
In Londen heeft de Shah tot de aantrekkelijk
heden der season behoord; men heeft zijn ont
vangst als voorwendsel gebruikt voor groote par
tijen en mooie toiletten. In Buckingham Palace
heeft de Shah receptie gehouden voor de Armeniërs,
Oostersche Joden en Parsees, die te Londen verblijf
houden; men heeft bij die gelegenheid de heeren
Hagiopian, Papazian, Sotirios Harzopoulo, enz. in
groot costuum gezien en Oostersche beeldspraak in
verschillend uitgesproken Fransen kunnen hooren;
Sir Albert Sassoon, Sir Julian Goldschmid en Lord
Rothschild boden een adres aan, in het Perzisch
en Engelsch gesteld.
De Prins van Wales gat ter eere van den Shah
eene receptie op Marlboroughhouse, eene
t/ardenparty. Er waren drieduizend imitaties gezonden,
en de ruimte is niet groot, zoodat de tuin vrij
vol was. De Prins eu Prinses van Wales ontvingen
den Shah aan don voet van de trap; tegen vijf
uur waren de grasperken vol genoodigden en het
concert begon. Gelijk altijd hadden de Prins en
Prinses van Wales, behalve de getitelden en auto
riteiten, ook tal van kunstenaars en letterkundigen
genoodigd. Wij merkeu op de lijst op : de schil
ders Miilais, Alma Tadenia, F. Leighton; de
too