De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 28 juli pagina 1

28 juli 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

U9. 631 DE AMSTERDAMMER A'. 1889 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad N o. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 28 Juli. Abonnement per 3 maanden f 1.125, fr. p. p. ?1.275 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.201 Reclames per regel ., 0.401 I K H O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Jan Starter en zijn wijf, door Dr. Jan ten Brink. II. Wedren met hindernissen, (brf de plaat). Koud en warm. KUNST EN LET TEREN : Eene omwenteling in het bronsgieter. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Gottfried Keiler. Proeve van Hollandsch. VARIA. MILITAIRE ZAKEN: Frankryk's weerbaarheid. Schetsen en portretten door Jan van Bergen, III. In de Nes, door Crambamboli. SCHAAKSPEL. Kinderspelen, door Js. van Rennes. Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. De heeren Boulanger, Kochefort en Dillon hebben gemeenschappelijk een manifest aan de Fransche kiezers uitgevaardigd, dat klaar blijkelijk door den tweeden ondergeteekende is opgesteld. Want alleen Kochefort verstaat in zoo hooge mate het »schelden met variatie", die echter in dit geval niet op den dommen Jan aan 't biljard, maar op de regeering van Frankrijk wordt toegepast, welke laatste voor een bende dieven en lasterlijke schurken wordt uitgemaakt. De pointe in het buiten sporig opstel van Rochefort is, dat de Fran sche ministers een herhaaldelijk veroordeeld misdadiger, een repris de justice hebben om gekocht om tegen Boulanger te getuigen. Het is waar, dat de bedoelde persoon, zekere Bu ret, een alles behalve gunstig verleden heeft; het is ook waar, dat hij aan de regeering, tegen betaling, vele brieven van Boulanger heeft geleverd, terwijl later andere brieven van den generaal bij hem in beslag zijn ge nomen. Dit alles bewijst zeer zeker, dat Bu ret een persoon is, wiens getuigenis van een zedelijk standpunt bitter weinig waarde heeft; maar de regeering beroept zich niet op hem, maar op de aan hem gerichte eigenhandige brieven van Boulanger, welker .echtheid door de vrienden van den generaal niet wordt ontkend. Overigens was het verleden van Buret al even ongunstig, toen debrav'général hem, blijkens de gepubliceerde brieven, met zijne vriendschap en zijn vertrouwen vereerde. Mevrouw Adam, de directrice van de Nou velle Revue, heeft de reeks haar eoogenoemde onthullingen voortgezet door de publicatie van een aantal «documenten", waaruit moet blijken _lo. dat de Belgische regeering niets anders is dan een werktuig van den heer Von Bismarck; 2o. dat deze laatste een gansch Feuilleton. 2) Jan Starter en zijn wijf, DOOK Dr. JAN TEN BRINK. L'hombre di stopa, la moglia di fuego." (Spaansche 'wijsheid). II. MIJMERINGEN. De duisternis was gevallen. Toch straalde nog een flauw licht uit de bin nenplaats door het groote venster der opkamer. De weduwe Hendricx zat zwijgend in den haard te turen. N i e s k e had de oogen gesloten, als afgemat van de woordenwisseling met hare moeder. Zij gevoelde zich zwaar vermoeid. Het was haar, of onmacht en uitputting haar nederdrukten in haar zetel. Een onuitsprekelijke weemoed maakte zich van haar meester. Langzaam biggelde een traan over haar wang. De vuurgloed van den haard, ijverig onder houden door de oude vrouw, daar de ijzige kilte niet uit de opkamer scheen te willen wijken, verlichtte de helft van N i e s k e 's gelaat. Het edele en fijne der trekk on bewoog tot bewondering, de teedere ineengedoken ge stalte scheen in hare hulpeloosheid een be roep te doen op steun en bescherming. De weduwe Hendricx merkte zeer wel, hoe diep ontroerd hare dochter was, maar zij sprak geen woord meer. Er waren reeds zoo veel gewisseld, het baatte toch niet. De oude vrouw zat voorovergebogen in haar stoel, de ellebogen op de knieën en het hoofd op de beide handen, terwijl ze opmerkzaam het spel der vlammen volgde. Zij dacht aan haar verleden en aan hare toekomst.... leger van politiespionnen en agents provoca teurs in Belgiëonderhoudt; 3o. dat het Kabinet te Brussel de agitatie, door deze lieden gewekt en onderhouden, kwaadwillig en tegen beter weten in op rekening van Frankrijk schuift. Ongelukkig zijn van de documenten, bestaan de in brieven van den Belgischen gezant te Berlijn, baron Greinell, en in rapporten van den vroegeren gouverneur van Henegouwen, den hertog d'Ürsel, juist die, welke de be schuldiging moeten motiveeren, onecht, en waarschijnlijk het werk van een handigen falsaris, die de stukken, tot welke hij in het Belgische ministerie van justitie toegang had, wijzigde en aanvulde in een geest, die ze voor de sens&ÜQwekkende Nouvelle Revue bruikbaar maakte. Onder de door den hertog van Ursel en de Belgische officieuse pers als echt er kende stukken is er echter een, dat op de houding der Belgische regeering tegenover de zoogenoemde anarchistische beweging in de mijndistricten een hoogst bedenkelijk licht werpt. Het is een brief van 3 December 1888, en die dus werd geschreven in een tijd, toen Pourbaix en de andere hand langers van de Belgische geheime politie hun misdadig bedrijf van opruiers met het bekende gevolg uitoefenden. «Wanneer ik spreek van ongeregeldheden" zoo schreef de hertog, die toen nog gouverneur van He negouwen was en zich in die hoedanigheid tot de regeering richtte »dan spreek ik natuurlijk van hetgeen thans als zoodanig is gequalinceerd en voor onderdrukking vatbaar is. Doch de straffeloosheid, welke verzekerd wordt aan de agenten, die op de meest rechtstreeksche wijze als provocateurs optreden, terwijl de straf slechts hunne werktuigen en misleide slachtoffers treft, schijnt mij meer dan ooit een gevaar en eene sociale onrecht vaardigheid te zijn, waarvoor wij later zullen moeten boeten." Het blijkt uit de bovenstaande regelen, dat de regeering gewaarschuwd is geweest, dat zij in de zaak der agents-provocateurs met volle kennis heeft gehandeld. Daarmede is aan de treurige uitvlucht der officieuse bladen, dat de heeren Beernaert en Devolder van al de booze streken der police de süreténiets zouden hebben geweten, een onwederlegbaar démenti gegeven. Het tegenbezpek van den czar aan den keizer van Duitschland zal op 22 Augustus worden gebracht. Beter laat dan nooit. Dat de jeugdige souverein, enkele weken na zijn kroning, zijn eerste bezoek juist bracht aan het Petersburger hof, was zeker bijzonder op merkelijk, maar nog opmerkelijker is het, dat dit bezoek meer dan een jaar lang onbeant woord bleef. Gedienstige geesten zeggen, dat de czar al in Februari had willen komen, maar dat hij door het spoorwegongeluk bij Borki te zenuwachtig was geworden, om in Het eerste deel van haar leven herinnerde haar niet veel schoone dagen. Zij was bij hare ouders te Embden in de eerste zorgelooze jaren harer jonkheid vrees voor A l b a had het gezin uit Leeuwarden gedreven. Als meisje _van elf jaren kwam ze er terug, toen de Unie vrijheid van godsdienst gaf. Hare ouders waren Doopsgezinden, gelijk zij, gelijk haar man, Hendrick Hendricx van Dokkum, lakenstopper, gelijk Nieske, haar eenig kind. Streng en ernstig was de weduwe opgevoed, streng en ernstig had zij geleefd aan de zijde van haar echtgenoot, want in beider familie waren bittere herinneringen van bloe dige vervolging. N i e s k e 's jeugd was vrij wat gelukkiger dan de hare geweest. Zij had nog de ballingsliederen harer ouders te Emden meegezongen! O zeker! Zij zou ze nog kunnen aanheffen: »Ick arm schaep aen de groene heyde, >waer sal ik henen gaen ? >Van vrienden en magen moet ick scheyden »en alleen op Christum staen. »Ende my op hem verlaten, >Alder werelt jolijt in deser tijt >en mach myn siele niet baten." Met welk een nederigen ootmoed hadden hare ouders dat lied gezongen; pok toen zij terugkwamen in Leeuwarden, bijna geheel alleen over van een eertijds aanzienlijke en gegoede familie! Er moest nu hard gearbeid worden! De Doopsgezinden steunden elkan der. Zoo was haar vader langzaam weder tot welvaart gekomen door zijn bedrijf van hoedenstoff'eerder. Daarna was zij getrouwd met Hendrick Hendricx van Dok kum, lakenstopper.... Hun huwelijk was niet ongelukkig. Haar man behoorde ook tot eene zwaar beproefde Doopsgezinde familie. Zij stemden saam ge heel overeen in de meening, dat «alder werelt jolijt" hunne ziel niet kon baten. Nieske was in 1594 geboren. Toen woonden ze nog te Dokkum. Welk eene innige vreugde had de eerste maanden weer een spoorwegreis te ondernemen. Het zou waarlijk te betreuren zijn, als de machtige autocraat, op wiens schouders eene zoo zware verantwoordelijkheid rust, met zulke zwakke zenuwen was bedeeld. Overigens is dezelfde gedienstige geest naïef genoeg om te vertellen, dat de czar de reis van S t. Petersburg naar Kopenhagen over land en niet over zee maakt, omdat na half Augustus de Oostzee zeer onstuimig pleegt te zijn en omdat de keizerlijke familie veel last van zeeziekte heeft. Alles wijst er op, dat het bezoek niets anders is dan een gedwongen beleefdheid en dat het in de verhouding tusschen de regeeringen der beide landen geenerlei verandering zal brengen. Sedert de czar ten aanhoore van de geheele wereld vorst Nikita van Monte negro Rusland's eenigen trouwen en betrouwbaren vriend heeft genoemd, worden de officieele vriendschapsbetuigingen jegens de monarchen der naburige groote mogendheden op de ware waarde geschat. Men kan zich over het aanstaande bezoek dan ook alleen daarom verheugen, omdat het uitblijven daarom eene reden werd voor steeds toene mende bezorgdheid. Een bezoek, dat nog meer de aandacht trekt, is dat van den ex-koning Milan van Serviëaan Belgrado. Men heeft beweerd, dat de gewezen koning op aanraden van Oosten rijk was teruggekomen, om de teugels van het bewind weder in handen te nemen. Maar te Weenen is men te voorzichtig, om zulk een stap aan te raden, die onvermijdelijk tot een vredebreuk met Rusland zou leiden. Koning Milan's eerste optreden bij zijne terugkomst wettigt de onderstelling niet, dat hij voorne mens zou zijn, de bestaande orde van zaken Omver te werpen, hetgeen hem trouwens waar schijnlijk ook niet zou gelukken. Zijn aartsvijand, den metropolitaan Miehael, heeft hij bij de ontvangst op hoffelijke wijze begroet, ofschoon hij hem tevens waarschuwde voor eene herhaling van de fouten, die vroeger zijne verwijdering uit Serviënoodzakelijk hadden gemaakt. Milan heeft trouwens zijn voorne men, om afstand te doen van den troon, te lang overwogen, om thans reeds te wenschen eene taak weder op te vatten, die hem zwaar der dan ooit zou vallen. WEDREN MET HINDERNISSEN. (Bij de ptaat.) Daar naadren de ruiters in razende vaart, Het grazige renperk doorstuivend, En angstig gespannen en ademloos staart De menigte, die straks, wuivend zij gekoesterd bij de geboorte van haar kind. Onwillekeurig zag ze op. Nieske weende niet meer. Ze was in slaap gezonken. Hare gelaatstrekken teekenden rust en berusting tevens Ja, dat kind had gelukkiger jeugd gehad dan zij. Van haar tweede jaar had Nieske te Leeuwarden geleefd. Vader en moeder waren toen door het verscheiden van haar grootvader, den hoedenstoffeerder, naar Leeu warden komen wonen. Hendrick Hendricx had de zaak van zijn schoonvader gedreven. Trouw, flink en arbeidzaam, had hij volge houden zestien jaren lang. In 1612 was hij overleden in de kracht van het leven. Uit puttende koortsen sleepten den al te ijverigen man ten grave. Weduwe, had zij naar rust verlangd, reeds vermoeid door haar levens strijd, tevreden met hetgeen haar man haar naliet, en met hetgeen zij door het overdoen van hare zaak er bijvoegde.... Nieske telde nu achttien jaar, en was al haar rijkdom! Zachter, vriendelijker maagd dan dit lieve kind, scheen er in Leeuwarden, scheen er in heel Friesland niet te vinden. Daarbij was zij innig vroom en ernstig van zin, altijd gaarne deelend in wat hare ouders, wat hare moeder het meest ter harte ging een Gode welgevallig leven. Hoe dikwijls had zij aan hare zijde gezeten, en had zij de dierbare liederen harer overleden grootouders gezongen. Met tranen in de oogen volgde zij dan de zilveren stem van haar kind: »Ick bid u. Heer! met ganscher macht, »Wilt mij bewaren dag en nacht »Vpor desen boosen viant quaet, »Die als een Leeu rondom mij gaet: »Behoet mij voor den valschen schijn, K> Heere, wilt mijn Leytsman zijn!" Dit was eenmaal N i e s k e 's liefste lied! En wat werden er nu voor zotte, vleeschelijke liederen in haar huis gezongen. De leeuw was gekomen, en de valsche schijn had verblind En juichend, de stoute springers begroet: «Vooruit maar, mannen! 't gaat goed! houdt moed!" De yoorsten zijn vér reeds henen En in een stofwolk verdwenen. Doch en kien mocht die sprong, zoo stout, Niet al te best gelukken. Geen hunner, die vast in den zadel zich houdt, Trots krampachtig rukken en drukken. »Ze zijn er over!" zoo klinkt het. Nu ja! »Maar ze komen er niet!" zoo roept men hun na. »Is de val bij dien sprong nauw vei meden, Hoe zal het hun gaan bij den tweeden?" Een tweetal te voet staat, somber gestemd, Naar het woelige schouwspel te staren. Met nokkende stem en het harte beklemd Zegt de een met de grijzende haren: »Och, meneer, ik denk aan den goeden tijd Toen gij zelf nog deelnaamt aan eiken strijd. Ge weet, ik houd niet van vitten, Maar waarom liet ge ons zitten?" De goede man vervulde 't emplooi Van een polemiseerend spectator. Hij viel aan de sportmanie ten prooi Als Burgerplicht'^ ijvrig orator. Wel deed hij nooit aan een wedren mee, Maar heusch, verstand had hij wel voor twee, En niet van hooren zeggen, Zoo als hij hier uit zal leggen. »Hoe vaak" zei hij «deedt ge met Advokaal, De meest halsbrekende toeren, Die Advokaat werd een akrobaat. Als gij hem in 't renperk woudt voeren. En over de moeilijkste hindernis Hielp Minzaanuleid, uw ruin, u gewis. En wat maaktet ge een impressie Met uw lievelingspaard Concessie T' »Er is" zoo sprak de oud-jockey droef »Een tijd van gaan en van komen. Ik word 'wat stijf, ik word wat stroef, En ik moet mijn lust wat betoomen. Ik dacht: het puikje van heel mijn stal Dat heden yoor mij rijden zal, Zal mij niet met schand' overstelpen Maar mij wis aan een zegepraal helpen." >O ja" zoo antwoordt gedienstig de man >'Het zijn drie prachtige pêrden, Die nooit nog, zoo lang ik mij heugen kan, Door iemand geslagen werden. Financiën wordt nimmer schuw, Want alles laat hem koud: ja, uw Financiën springt zelfs met gratie Over straatgeld-interpellatie. »En dan uw Publieke Werken, komaan, Dat is een juweel van een paardje. Hij is juist goed op de wedrenbaan, Want doorslaan ligt in zijn aardje. Verblind, waarom zou het vrome meisje anders de liefde van den braven student Gaius van Halma niet hebben beant woord ? Halma was student te Franeker, Theologiae Studiosus. Hij zou tot de Hervormde kerk behppren, maar hij was mild en verdraagzaam. Hij had het haar zelf ge zegd. Het verschil in geloofsbelijdenis zou zijne consciëntie niet bezwaren. In zijn gezin zou de liefde heerschen, hij zou het woord van den Heere Jezus betrachten: «Daaraan zult gij weten, of gij mijne jongeren zijt, zoo gij malkander lief hebt." Halma had te Leeuwarden maar n doel, n huis, het hare Ja, er stonden vele vrijers rondom de bekoorlijke jonkvrouw. Ieder zag Nieske met stille bewondering, ieder jonkman scheen haar tot vrouw te begeeren de vrome, de schoone, wier moeder nog een bekwaam stuivertje bezat, als som mige _ voorzienige vrijers dachten. Nieske liet zich niet bepraten. Zij was minzaam en hoffelijk, vroolijk in gezelschap, maar zij had geene ooreii naar de vleitaal der jonkmans. Gaius van Halma had zoo ernstig, zoo teeder gepleit, zoo lang aangehouden, twee jaren lang, en toen was de andere ge komen.... Welk een boos toeval had dit alles moeten bewerken ? De vriendschap met den schilder Petrus F e d d es, uit Harlingen, scheen de oorzaak. Haar overleden man, Hendrick Hendricx, had Feddes vroeger ontmoet, en vriendschap met hem gesloten. Wat zou zij er tegen in brengen, dat Feddes in het voorjaar van 1014 met een Amsterdamsen kunstenaar een teekenaar, een poëet en een boekhandelaar uit Amsterdam geko men, een vriendelijk bezoek bij de weduwe van zijn vriend aflegde. Jan Starter was een jonkman van een zeer aangenaam voorkomen. Zijne hof felijkheid, zijne ridderlijke manieren, zijn voorname zwier, trokken ieders aandacht. Feddes verhaalde haar, dat hij een zoon was van aanzienlijke Londensche burgers, die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl