Historisch Archief 1877-1940
No. 631
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
toelaat. Maar in elk geval is het geen misdaad
die la mort sans phrase meebrengt. Mij dunkt
een of twee leden der jury, die niet de eerste
gieters waren, hadden nog wel naar een paar
bijzonderheden kunnen navragen, dit inderdaad
niet alledaagsche werk bekijken, en wie weet, er
misschien het geheim van kunnen vermoeden.
Ik stel mij voor dat dit geheim in den grond
vrij eenvoudig moet zijn, en op eenige handigheid
berusten.
Zoo zou het ook te verklaren zijn, dat de uit
vinder geen octrooi aangevraagd heelt en ook niet
geneigd schijnt om dat aan te vragen. Waarom
zou zijn methode niet eenvoudig dezelfde als die
der Japanners zijn '! Dien indruk maakt op mij
zijne vaas, die in 't geheel niet Japansch is van
stijl, maar waarvan de afwerking iets innig
Oostersch heeft. De Japansche methode nu is in 't
minst geen geheim, gelijk men wel wil aannemen
in plaats van het werk in het land te gaan
bestudeeren. Zij is mij uitgelegd en met voorbeel
den aangetoond te Londen, nu vier jaar geleden,
door een braven bronsgieter uit Tokio, die te
Knightsbridge gevestigd was. Ik geef haar zoo
eenvoudig als zij is.
* *
De Japansche methode is een zeer verfijnde
gieting a eire perdue. In plaats dat men inet ge
klopt zand een afdruk neemt van het model in
klei, nemen de bronsgieters van het Rijk der
Opgaande Zon een afdruk van het model zelf, en
dat wel op deze v/ijze.
ledere gieting vereischt een speciaal model,
bestaande uit een houten kern, die volkomen juist
den algemeenen vorm weergeeft van het te ver
vaardigen beeld, en waarop de beeldhouwer met
de grootste zorg in was de motieven van versiering
aanbrengt. Als die versierselen zeer lichte of
breekbare gedeelten vertoonen, zooals veeren,
plantenslingers, worden zij onder de was onder
steund door een onderstel van koperdraad. Deze
?was is met hars gemengd, opdat zij in de open
lucht zal hard worden. De kunstenaar kneedt en
retoucheert haar zoolang, tot hij er volkomen over
tevreden is.
Dat volmaakt en afgewerkt model, dat versch
en levend uit zijn handen komt, wil de Japanner
nu mot getrouwheid in brons weergegeven zien.
Wat doet hij dan? Denkt men dat hij, als zijn
"Westersche confrère, te vreden zal zijn met een
afdruk in zand van zijn meesterstuk? Geen quaestie
van. Met onvergelijkelijke zorg en de teerste nauw
gezetheid spreidt hij met het penseel over zijn was
een soort verfje uit, bestaande uit een zeer fijn
wit poeder, een soort fijngewreven krijt, in water
opgelost. Hij zorgt dat geen enkel luchtblaasje
onder deze eerste laag opgesloten wordt; hij wacht
tot zij droog is en gaat er dan een tweede laag,
een derde, een vierde over uitspreiden, alles even
zorgvuldig en voorzichtig.
Zoodoende krijgt hij een velletje, een werkelijke
opperhuid, poreus, maar aan de was gehecht, en
er alle bijzonderheden van volgend.
Over die opperhuid worden dan opeenvolgende
lagen aangebracht van eene minder fijne oplossing,
en vormen langzamerhand eene dikkere, vastere
huid.
Eindelijk komt dan ook het geklopte zand en
voltooit den buitensten vorm; een omhulsel van
klei is het laatste en beschermt hem tegen alle
schade. Men laat het drogen, langzaam, in lauwe
lucht, en als alles droog is, gaat men tot het
gieten over.
*
* *
De massa, nu door het model en zijne omhulsels
gevormd, wordt in den oven gebracht. De was
smelt en verdwijnt door de poriën van den bui
tensten vorm heen. Zoodra men de verdamping
voor genoeg gevorderd houdt, wordt het metaal
er in gegoten en komt de plaats innemen van
de was, in de ruimte die steeds warm gehouden
?wordt, een zeer noodzakelijke voorzorg, opdat
het brons doordringt in de uiterste hoekjes en in
de fijnste adertjes.
Het gieten is dan gedaan, in eens ; men heeft
dan alleen het metaal te ontdoen van zijn houten
kern: dit geschiedt langs mechanischen weg, door
de opening die daarvoor is opengelaten, of ook
wel door het hout tot asch te verbranden.
Men ziet dat deze Japansche methode eigenlijk
juist het omgekeerde is van die onzer gieters a
eire perdue. In plaats van eerst een vorm te ver
vaardigen naar het origineel en dan weer naar
dien vorm een wassen beeld te gieten, dat nood
zakelijk zeer onvolmaakt moet zijn, ondanks allo
retouches, en dat dan weer bestemd is om voor
het brons plaats te maken, fatsoeneeren zij recht
streeks hun vorm naar het origineel, dat was is,
met het penseel, en door deze uiterste getrouw
heid geven zij ons de illusie van het leven.
* *
*
Als men die methode kent, kan men zich ook
beter begrijpen, dat alle bronzen van Tokio zoo
verschillend zijn; nooit is een stuk identiek met
een ander, het minste geeft gelegenheid voor het
persoonlijk gevoel van den werkman; zoo begrijpt
men ook de heerlijke weekheid, die het hardste
metaal schijnt te hebben; men begrijpt hoe eene
schildpad van Seïrnin, een slak van Töoun mooier
zijn dan een leeuw van Earye, evenveel als de
leeuw van Barye mooier is clan een i'abriekswerk
presse-papier.
Welnu, wie Ringel's vaas van nabij bekijkt,
moet tot de conclusie komen, dat hij de Japan
sche methode gevolgd heeft. Is die methode zijn
eigen vinding, of heeft hij ze van een reiziger
uit die oorden? Is de stof die hij laagje over
laagje over de zachte was uitspreidt, dezelfde als
het witte poeder der Japanners, oi gebruikt hij
iets anders? Dat doet er weinig toe. Maar de
zaak is, dat hij beproefd heelt, in de kunst van
het bronsgieten bij de barbaren van het Westen
eene revolutie te brengen.
Daarom begroeten wij met belangstelling die
poging, en betreuren het, dat de jury er het
merkwaardige niet heeft van kunnen inzien. De
vaas van klasse 25, men wete het wel, is een
heel programma; en dat programma zal morgen
de wet der kunst zijn.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
De Juli-aflevering der onbekrompen uitgave,
het Jahrbuch der Küniglich-Preussischen
Kunstsainmlungen, bevat een nasporing omtrent de zich
in Spanje bevindende schilderijen door den aparteu
Noord-Nederlander uit den tijd van 1500, dien
allergrimmigsteu, grotesken fantast Jeroen of
Hierouymus, die naar zijn woonplaats Bosch genoemd
wordt. Verder trekt behalve een beschouwing
over het befaamde Gentsche altaar vooral de aan
dacht een bijdrage van Hugo von Tschudi over
de Madonna met den Karthniacr en de Sinto
Barbara, het belangrijke schilderij van Jau van
Eyck, dat kort geleden op een Londensche auctie
voor het museum te Berlijn werd aangekocht.
De geleerde bijdrage wordt het aantrekkelijkst
door de bijvoeging van, behalve een zorgvuldige
ets naar een karakteristieke mansportretbuste
door Jan van Eyck uit hetzelfde museum, een
fraaie, zuivere heliogravure naar het besproken
schilderij, die er een zeer stellige voorstelling van
geeft, en opzichzelf een sterke impressie achterlaat.
Eeu uiterst reëele, sprekend geportretteerde,
vette, vrome monnik, wieu beschermend het
beeld zijner patrones, een jeugdige, aanminnige
Sinte Barbara, de fijne hand, die ook den palm
tak draagt, over den schouder op den witten
skapulier legt terwijl haar andere hand het kleine
model van eeu te stichten kerk vasthoudt,
knielt gewjehtig eerbiedig neder voor eeu schoone
droomende Moedermaagd, die, zonder lichtkrans,
doch onder ecu soort va u baldakijn staande, als
dienende, het wijze kindeke ophoudt, dat zijn
rechterhandje zegenend uitstrekt naar den
waardigen Karthuizer, den besteller van het schilderij,
die zich hier op de gebruikelijke manier liet voor
stellen, a!s, door tu.sschenkomst zijner schuts
heilige, aan het goddelijke kind wordende voor
gesteld.
De liefelijke figuur der nedorblikkende Madonna
is in het kader staat zij symetriesch tegen
over de H. Barbara gedoscht iu een
rij'kgeplooideu mantel, waarvan de boute zoomen neer
vallen op den ko.stelijken mozaïckvloer van de
open galerij iii welke de plechtigheid wordt vol
trokken. Door de arkudeu lieeu ziet men in de
verte tegen een heuvel aan een bonte Vlaamscbc
stad liggen, waarboven zich wijd een lichte hemel
uitstrekt, door reien van fijngekrulde wolkjes, een
bleek klein maantje, en hier en daar een luchtige
vogelvlucht wonderlijk verlevendigd.
Ecu volledig specimen, zou men zeggen, van
die geloovige, bewonderenswaardige, rijke, vol
komen kunst der van Eycken, waarin men de
naïeveteit, de skrupuleuze, vrome uitvoering der
oude gothieke getij boek-verluchters, en de kracht
hunner ongezochte symboliek, zoo logiesch ver
bonden vindt met reeds de eigenaardig artistieke
Nederlandsche kwaliteiten, waardoor later onze
onovertroffen portret- en landschapsclülders zou
den, uitmunten.
In het smakelijk Juli-nummcr van de «Ma
gazine of Art" is een kurieuse studie opgenomen
van den half-verfrauschten, zeer modernisten
Engelschnaan George Moore, over de kunst voor
de hedendaagsche villa. De voortbrengselen van
kunst worden, volgens hem, niet meer geplaatst
iu kerken of paleizen, maar zij vinden bun be
stemming iu de vertrekken der bedendaii^sebe
villa, waariu men dineert, konverseert, danst en
het zicb gemakkelijk maakt, maar waarin men
niet omziet naar al te moeielijkc schilderijen.
De schrijver verdedigt de meening, dat alle
mooie dingen, ook schilderijen, niet behooren ge
maakt te worden alleen om zichzelf'swil. maar
dat de artiest, a!s hij wat voortbrengt, zich te
richten heeft naar de bestemming van zijn kunst
werk. Moderne schilderijen hebben, volgens hem,
eigenlijk alleen recht van bestaan, wanneer het
fraaie meubelen kunnen zijn. Niettegenstaande
dit artikel overvol is van paradoxen, tegenstrij
dige stellingen en slechte redeneering, zou men
toch wenscheu, dat deze beschouwingen van den
iugenieusen schrijver, ware 't ook maar alleen
om. geest van tegenspraak op te wekken, door
velen gele/en en rijpelijk overwogen mochten
worden.
Onze couranten hebben in vele vervolgen de
namen gemeld van de Nederlandsche artisten, die
te Parijs een onderscheiding zouden hebben ge
kregen. Intusschen waren deze berichten voor
barig. De bedoelde personen waren voor die on
derscheiding eenvoudig voorgedragen. Thans is
een nieuwe jury benoemd, die, met vrijheid om
buiten do voordracht te gaan, de definitieve on
derscheidingen zal uitreiken. Het zal aardig zijn
om na te gaan in hoeverre deze Eerste Kamer
de werkzaamheden der Tweede Kamer zal goed
keuren.
Van 25 tot 31 Juli wordt in de Ecole des
Beaux-Arts te Parijs eeu internationaal congres
gehouden over de kwestie van den artistieken
eigendom.
Het programma der besprekingen is aldus:
I. Van wei keu aard is bet eigendomsrecht
van den kunstenaar op zijn werk, hetzij van den
schilder, den beeldhouwer, den nrchitekt, deu
graveur, den musicus of deu dramatischeu schrij
ver kwestie zij ?
II. Moet de duur van dat recht beperkt zijn,
en wanneer moet bet een aanvang nemen?
III. Geeft de onvoorwaardelijke aankoop van
een kunstwerk den eigenaar bet recht dat door
eenig procédéte laten vervcelvuldigen ?
Wat moet men bepalen als do /aak gaat over
een portret dat door den Staat besteld of een aan
koop die door den Staat gedaan is?
IV. Op welke wijze kan liet recht van repro
ductie worden uitgeoefend, hetzij door den kun
stenaar hetzij door dengeue wieu hij bet mocht
hebben overgedaan ?
V. Is de maker van een kunstwerk gebonden
aan eenige formaliteit om zieh de bescherming
van zijn recht te verzekeren ?
VI. Moet inbreuk op het recht van den ma
ker beschouw! worden als een misdrijf?
Moet dit misdrijf ambtshalve door het open
baar ministerie of alleen op verzoek van de lij
dende partij vervolgd worden ?
VII. Moet men de reproductie van een kunst
werk, hetzij door een andere kunst of door de
industrie, beschouwen als namaak ?
VIII. Welke maatregelen moeten genomen
worden om bet misbruik te voorkomen dat van
deu naam van een kunstenaar gemaakt kan wor
den, alsook van den namaak zijner
handteekening of van welk ander door hem aangenomen
onderscheidingsteeken ?
IX. Moet de eigendom van nagelaten werken
geregeld worden ?
X. Welke veranderingen moeten er worden
aangebracht in de internationale tractaten. ea
met name aan de internationale conventie van
Bern, in zoover de artistieke eigendom aanbelangt?
XI. Is het mogelijk iu de verschillende staten
eeuzelfde wetgeving intestellen op het artistieke
eigendomsrecht?
XII. Is liet noodig een internationale kunste
naars-associatie te vormen, open te stellen voor
alle artistieke corporaties en alle kunstenaars?
Welke konden daartoe de grondbeginselen zijn?
Naar wij vernemen zijn de heeren M. vau der
j Maarel te 's Hage PU J. Voerman te Amsterdam
toegetreden als ledeu der Hollandsche
Tcekenmaatschappij.
GOTTFEIED KELLER.
De bekende dichter en novellist Gottfried
Keiler vierde Vrijdag 11. te Zürich zijn zeventigsten
verjaardag. Onder de gelukwenscb.cn, hem gebracht,
was ook een schrijven van den Zwitserschen Bonds
raad, waarin de volgende waardeerende woorden
tot hem werden gericht.
Niet onze taak kan hot zijn, eone aesthetische
appreciatie van uw gedichten uittespreken, maar
wij mogen er toch wel op wyzen, dat deze ge
dichten, hoe hoog hun toppen zich ook in het rijk
der fantazio mogen verheffen, toch diep in den
vaderlandschen bodem wortelen, en reeds daardoor
voor ons volk van groote waarde zijn Maar ook
do zedelijke kern, ja de opvoedende bedoeling ten
dienste van volk en jeugd, welke zonder hunne
artistieke schoonheid te benadeelen, vele dezer
gedichten doordringt, maakt ze tot werken waaruit
zoowel het tegenwoordig geslacht, als ook de latcren
van ons volk niet anders dan de gezondste op
wekking kunnen putten".
De Zwitsersche Bondsraad heeft hier zeker eene
zeer juiste karakteristiek gegeven; gelukkig voor
de poëzie is do opvoedende bedoeling" niet de
voornaamste eigenschap van zijne gedichten, of
heeft zij ze althans niet bedorven. Hun frissche
poëzie en gezonde humor hebben eigene waarde.
Sinds in 1845 zijn eerste bundel verscheen, tot
do Gesamnielte Gedichte" in 1888, is men hem
heel wat opgewekts en opwekkcnds verschuldigd.
Zijn eigen ontwikkelingsgang schilderde hij in deu
roman Der grime Ileinrieh"; bijzonder bekend
zijn zijne talrijke novellen: Die Leute von
Seldwyla" 1856, de Sieben Legenden" 187Ü, de
Züricher Novellen" 1878. Tot in zijn hoogen
ouderdom is hij even jeugdig en levendig van stijl
gebleven, en humoristisch zonder plat te worden.
*
* *
In de Frcisiniiige Zeitnng zegt Mamroth van
Gottfried Keiler : Hij is als dichter, schilder en
Zwitser geboren. Hij ziet wat, slechts een dichter
vermag te zien, de onstuimige en teedere roerse
len van het menschonhart; hij ziet, wat slechts
een schilder vermag te zien, het bonte
kleurenspel der aardsche dingen. Zijn oog omvat het
groote, dat zich tot een artistiek gevormd beeld
afrondt, met gelijke scherpte als het kleine, waar
uit het groote of bijzondere is samengesteld ; het
ongewone, dat verheft of neerdrukt, met evenveel
zekerheid als het alledaagsche, dat zelden schoon.
maar altoos werkelijk is. Voorbij is niet hem de
schemering der romantiek, die alleen weerspie
gelt wat de dichter bedenkt en begeert, niet wat
hij ziet".
Het eenige wat men op Gottfried Kellcr's no
vellen wellicht afdingen kan, is de gewilde naïeve
teit, het opzettelijk boerscho; in zijne idyllen
wordt, als in meest alle idyllen, aan de onbe
dorven kinderen der natuur'1 eene taal in de
mond gelegd, die zij nooit spreken, maar daar
tegenover staat ceno innige poëzie, die door de
afi'ectatie niet bedorven kan worden. Scherr noemt
do novelle Romeo und Julie auf dem Dorfc" eene
parel der poëzie" on l'aul Ileyse wijdt juist aan
deze zelfde idylle een ware lofprcdikatie.
In een artikel, deze weck in het Magasin f.
d. Litt. dfx In- und Amslandes aan Gottfried
Keiler gewijd, zegt Wolfgang Kirchbach : Van de
beide romans en de novellen kan men zeggen, dat
het de schoonste sprookjes der werkelijkheid zijn,
die in onzen tijd gedicht werden." Hij laat dan
voigen: Gottfried Keller's werken zijn ook wer
kelijk leven, maar alleen voor hem, die door eigen
aanleg of ervaring geleerd heeft, zekere fijne wet
ten van het onberekenbare in de werkelijkheid te
vinden, en een zeker aestetisch karakter van de
werkelijkheid op te merken. Voor de groote massa
dergonen echter, wien deze zin niet gegeven is,
welke gewoon zijn andere reeksen van feiten in
het leven op te zoeken, wordt het sprookjesachtige
tegelijk het onware, het onrealistische, en het
afdoende woord romantiek", dat zij slechts half
verstaan, zal hun zekere goede eigenschappen des
dichters als gebreken doen voorkomen, die hem
bij zijn tijd ten achter doen schijnen."
Na eenige vau deze kritieken zou men bijna
vragen: hoe komt het dan, dat met al die fou
ten, gebreken en onwaarschijnlijkheden, Gottfried
Keiler zoo uiterst populair is?" Zou het niet
juist zijn, omdat voor velen het dagelijksch leven
min of meer plat en kleurloos is, en hun een man
als Gottfried Keiler, die de wereld schooncr en
belangwekkender schildert dan zij werkelijk is,
als een weldoener voorkomt?
PROEVE VAN HOLLANDSCII.
Dezer dagen werd hier ter stede het volgende
curieuse biljet aangeplakt in het Engelsch en
in 't Hollandsen (?)
Wonderlijke Grotten van Florette lij Namen
gcstelt aan '10 kilometer van dese stad.
Die grotten uitgevonden sedert weinig, zijn van
twee naturen, het gedeelte antidiluvienne aanbied
bijzonderlijk eene deelneming tot de geschiedenis
in reeden van de stukkeu die daarin gevonden zijn.
Het andere gedeelte, gemaakt door een ont
wrichting van kalkstcengrond, besluit dropstecn en
bodemdropsteen, wonderbaarlijk van gemaksel van
fraaiheid en klank.
Den toegang is er gemakkelijk net en zonder
gevaar. De luchtgesteldheid is er van een aange
name zoe'.heid. Men zou uren lang in die groten
blijven niettemin men mag ze verloopen in een
uur en al f.
De bergen die dat schoon paleis verdekken be
velen eenen schoouen dal op den top van dewelke
men het dorp Florette ziet omvangen van dril
boren*) en de heugelijke ouderwetsche abbëvan
de Prémontretenzen.
Een lieerlyken Hotel is aan de grotten aan
gehecht.
Do prijs van den binnengang in de grotten is
zoo gemakt:
(Volgt het tarief.)
*) Forct woud. Forot drilboor.
V A R I A.
PLASTISCHE KUNST.
De industrie van het houtsnijden, tegenwoordig
zulk eeno bron van welvaart voor Zwitserland, is
nog betrekkelijk van jongen datum. Eerst een
zeventig jaar geleden is zij in werking gebracht
door Christian Fischer, uit Brienz, die in zijn vrijen
tijd eierdopjes, servetringen, naaldenkokers, en
dergelijke kleine voorwerpen begon te versieren.
Hij bedacht toen, dat er veel verloren tijd van
de lange winteravonden door de jonge mannen
der nabuurschap nuttig besteed zou kunnen wor
den, als zij hem hielpen houtsnijden. Hij richtte
nu een avondschool op, met twee Oberlanders, zijn
vrienden, Christian Fleuz en Peter Baumauu, en
aldus werd de grond gelegd tot eene industrie
die nu aan zesduizend monschen geregeld werk
geeft.
Fischer kwam ook het eerst op hot denkbeeld
om Zwitsersche huisjes in het klein na te maken;
de touristcn kochten ze als aardige souvenirs en
tagfere-voorwerpen, en ze worden nog steeds bij
duizenden afgeleverd. Het was ook Fischer, die
hot eerst de fraaie klimplantcn en andere bloemen,
die aan de huizon in het Uberland zooveel behoor
lijkheid bijzetten, als modellen koos; hierin streefde
echter Peter Baumann hem voorbij, wiens modellen
van bloemen IHI nog door de jongelieden als voor
beelden gebruikt worden. Peter Baumann is nu
negentig jaar, en nog even lustig en bekwaam.
Dezer dagen bezocht een tourist zijn atelier te
Brienz, en vond hem de laatste hand leggende
aan een tak rozen op een paneel, zeer realistisch
en uiterst bevallig. Op een bundel frissclie rozen
wijzend, die zijn model geweest waren, en toen
op zijn eigen werk, zeide de oude man met vol
doening: Jetzt ist es ganz wie Natur".
TOONEEL EN MUZIEK.
Nor a (In a doll's house) heeft te Londen de
aandacht op Ibsen gevestigd. In de Opcra-Comique
is nu zijn Pilliirs of Society, dat voor zeven jaar
zonder succes in Gaiety-Theatre vertoond was,
weer opgenomen en met veel bijval; zelfs beviel
het over 't algemeen beter dan Nora. Karakte
ristiek is het, dat de Lord Chamberlain ooft hierin,
evenals bij Sardou en Dumas, aan 't schrappen
geweest is. Wanneer de oude dames samen aan 't
kwaadspreken zijn, zegt er eene: men kon niets
zien, do deur was van binnen gegrendeld." Dit
is als onzedelijk" moeten vervallen.
Te Wernigerode is de pia.nist-componist Gustav
Lange overleden, wiens lichte elegante
salonmuziek do geheele wereld door met voorliefde gespeeld
wordt. Verscheidene honderden zijner cornpositiëa
zijn in druk verscholen.
De Fransche componist Mermet is overleden.
Hij is hot meest bekend door de opera lloland a
Itonceraux; na deze componeerde hij nog een
Jeanne d'Are, die minder succes had, en een
Hacchus dan* r Inde, die nog in manuscript is.
Vroegere werken van hem zijn Les bwuuères du
roi. dat op het tooneel van Versaillcs, en Lr, Roi
Dmid. dat iu de groote Opera te Parijs werd op
gevoerd. Mermets karakteristiek was het heldhaf
tige en vaderlandslievende.
Sarah Bernhardt heeft Parijs verlaten. Een stuk,
uit het Engelsch, Lena, heeft de Parijzenaars
niet bijzonder behaagd ; zij is het nu te Londen
gaan spelen, maar heeft het ook daar van het
affiche genomen. De directie van de Variétés had
plan het theater te sluiten, maar heeft, nu Parijs
zoo vol is, ondanks de warmte toch een nouveaut
gewaagd: Lu /llle a Caeolet, van Chivot en Duru,
muziek van Andran. liet is een zonderling meng
sel van melodrama en operette; een jong schilder
wordt valschelijk beschuldigd, een diamanten pa
rure te hebben gestolen; door zijne verloofde, een
dochter van den vermaarden politie-rochercheur
Cacolct, en die haars vaders talenten geërfd heeft,
wordt do werkelijke dader ontdekt eu des schil
ders onschuld aan het licht gebracht.
liet stuk zal wellicht evenals Surcouf,
dat ook operette en melodrama vermengt, in
het buitenland meer in den smaak vallen dan te
Parijs, waar men zeer aan de grenzen der genres
gehecht is; liet geeft Jeanne Granier de gelegen
heid om in eene reeks van vermommingen te ver
schijnen. Zij komt op als schildersmodel, als
kellnerin, als overzotster aan een veerpont, als
Spaanschc hertogin, enz. enz. Audran's muziek
intusschen is ditmaal niet buitengewoon aanlokkend.
Anton Rubinstein, de pianovirtuoos, trad, vijftig
jaar geleden, op '2,'J Juli hot eerst op. Hij zal eerst
in het laatst van November deze gebeurtenis
feestelijk herdenken.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
De russische dichter N. G. Tsehercyschewski,
de schrijver van den indertijd door de Russische jon
gelingschap met zooveel geestdrift ontvangen roman
Wat doen?" werd, naar het heette wegens zijn
revolutionaire denkbeelden, in het jaar 18G4 tot
zevenjarigen dwangarbeid in de mijnen veroordeeld
en daarop levenslang naar Siberiëverbannen.
Spoedig nadat Alexandcr III aan de regeering
was gekomen, werd het den zwaarbeproefden
dich