De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 28 juli pagina 3

28 juli 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 631 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. toelaat. Maar in elk geval is het geen misdaad die la mort sans phrase meebrengt. Mij dunkt een of twee leden der jury, die niet de eerste gieters waren, hadden nog wel naar een paar bijzonderheden kunnen navragen, dit inderdaad niet alledaagsche werk bekijken, en wie weet, er misschien het geheim van kunnen vermoeden. Ik stel mij voor dat dit geheim in den grond vrij eenvoudig moet zijn, en op eenige handigheid berusten. Zoo zou het ook te verklaren zijn, dat de uit vinder geen octrooi aangevraagd heelt en ook niet geneigd schijnt om dat aan te vragen. Waarom zou zijn methode niet eenvoudig dezelfde als die der Japanners zijn '! Dien indruk maakt op mij zijne vaas, die in 't geheel niet Japansch is van stijl, maar waarvan de afwerking iets innig Oostersch heeft. De Japansche methode nu is in 't minst geen geheim, gelijk men wel wil aannemen in plaats van het werk in het land te gaan bestudeeren. Zij is mij uitgelegd en met voorbeel den aangetoond te Londen, nu vier jaar geleden, door een braven bronsgieter uit Tokio, die te Knightsbridge gevestigd was. Ik geef haar zoo eenvoudig als zij is. * * De Japansche methode is een zeer verfijnde gieting a eire perdue. In plaats dat men inet ge klopt zand een afdruk neemt van het model in klei, nemen de bronsgieters van het Rijk der Opgaande Zon een afdruk van het model zelf, en dat wel op deze v/ijze. ledere gieting vereischt een speciaal model, bestaande uit een houten kern, die volkomen juist den algemeenen vorm weergeeft van het te ver vaardigen beeld, en waarop de beeldhouwer met de grootste zorg in was de motieven van versiering aanbrengt. Als die versierselen zeer lichte of breekbare gedeelten vertoonen, zooals veeren, plantenslingers, worden zij onder de was onder steund door een onderstel van koperdraad. Deze ?was is met hars gemengd, opdat zij in de open lucht zal hard worden. De kunstenaar kneedt en retoucheert haar zoolang, tot hij er volkomen over tevreden is. Dat volmaakt en afgewerkt model, dat versch en levend uit zijn handen komt, wil de Japanner nu mot getrouwheid in brons weergegeven zien. Wat doet hij dan? Denkt men dat hij, als zijn "Westersche confrère, te vreden zal zijn met een afdruk in zand van zijn meesterstuk? Geen quaestie van. Met onvergelijkelijke zorg en de teerste nauw gezetheid spreidt hij met het penseel over zijn was een soort verfje uit, bestaande uit een zeer fijn wit poeder, een soort fijngewreven krijt, in water opgelost. Hij zorgt dat geen enkel luchtblaasje onder deze eerste laag opgesloten wordt; hij wacht tot zij droog is en gaat er dan een tweede laag, een derde, een vierde over uitspreiden, alles even zorgvuldig en voorzichtig. Zoodoende krijgt hij een velletje, een werkelijke opperhuid, poreus, maar aan de was gehecht, en er alle bijzonderheden van volgend. Over die opperhuid worden dan opeenvolgende lagen aangebracht van eene minder fijne oplossing, en vormen langzamerhand eene dikkere, vastere huid. Eindelijk komt dan ook het geklopte zand en voltooit den buitensten vorm; een omhulsel van klei is het laatste en beschermt hem tegen alle schade. Men laat het drogen, langzaam, in lauwe lucht, en als alles droog is, gaat men tot het gieten over. * * * De massa, nu door het model en zijne omhulsels gevormd, wordt in den oven gebracht. De was smelt en verdwijnt door de poriën van den bui tensten vorm heen. Zoodra men de verdamping voor genoeg gevorderd houdt, wordt het metaal er in gegoten en komt de plaats innemen van de was, in de ruimte die steeds warm gehouden ?wordt, een zeer noodzakelijke voorzorg, opdat het brons doordringt in de uiterste hoekjes en in de fijnste adertjes. Het gieten is dan gedaan, in eens ; men heeft dan alleen het metaal te ontdoen van zijn houten kern: dit geschiedt langs mechanischen weg, door de opening die daarvoor is opengelaten, of ook wel door het hout tot asch te verbranden. Men ziet dat deze Japansche methode eigenlijk juist het omgekeerde is van die onzer gieters a eire perdue. In plaats van eerst een vorm te ver vaardigen naar het origineel en dan weer naar dien vorm een wassen beeld te gieten, dat nood zakelijk zeer onvolmaakt moet zijn, ondanks allo retouches, en dat dan weer bestemd is om voor het brons plaats te maken, fatsoeneeren zij recht streeks hun vorm naar het origineel, dat was is, met het penseel, en door deze uiterste getrouw heid geven zij ons de illusie van het leven. * * * Als men die methode kent, kan men zich ook beter begrijpen, dat alle bronzen van Tokio zoo verschillend zijn; nooit is een stuk identiek met een ander, het minste geeft gelegenheid voor het persoonlijk gevoel van den werkman; zoo begrijpt men ook de heerlijke weekheid, die het hardste metaal schijnt te hebben; men begrijpt hoe eene schildpad van Seïrnin, een slak van Töoun mooier zijn dan een leeuw van Earye, evenveel als de leeuw van Barye mooier is clan een i'abriekswerk presse-papier. Welnu, wie Ringel's vaas van nabij bekijkt, moet tot de conclusie komen, dat hij de Japan sche methode gevolgd heeft. Is die methode zijn eigen vinding, of heeft hij ze van een reiziger uit die oorden? Is de stof die hij laagje over laagje over de zachte was uitspreidt, dezelfde als het witte poeder der Japanners, oi gebruikt hij iets anders? Dat doet er weinig toe. Maar de zaak is, dat hij beproefd heelt, in de kunst van het bronsgieten bij de barbaren van het Westen eene revolutie te brengen. Daarom begroeten wij met belangstelling die poging, en betreuren het, dat de jury er het merkwaardige niet heeft van kunnen inzien. De vaas van klasse 25, men wete het wel, is een heel programma; en dat programma zal morgen de wet der kunst zijn. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. De Juli-aflevering der onbekrompen uitgave, het Jahrbuch der Küniglich-Preussischen Kunstsainmlungen, bevat een nasporing omtrent de zich in Spanje bevindende schilderijen door den aparteu Noord-Nederlander uit den tijd van 1500, dien allergrimmigsteu, grotesken fantast Jeroen of Hierouymus, die naar zijn woonplaats Bosch genoemd wordt. Verder trekt behalve een beschouwing over het befaamde Gentsche altaar vooral de aan dacht een bijdrage van Hugo von Tschudi over de Madonna met den Karthniacr en de Sinto Barbara, het belangrijke schilderij van Jau van Eyck, dat kort geleden op een Londensche auctie voor het museum te Berlijn werd aangekocht. De geleerde bijdrage wordt het aantrekkelijkst door de bijvoeging van, behalve een zorgvuldige ets naar een karakteristieke mansportretbuste door Jan van Eyck uit hetzelfde museum, een fraaie, zuivere heliogravure naar het besproken schilderij, die er een zeer stellige voorstelling van geeft, en opzichzelf een sterke impressie achterlaat. Eeu uiterst reëele, sprekend geportretteerde, vette, vrome monnik, wieu beschermend het beeld zijner patrones, een jeugdige, aanminnige Sinte Barbara, de fijne hand, die ook den palm tak draagt, over den schouder op den witten skapulier legt terwijl haar andere hand het kleine model van eeu te stichten kerk vasthoudt, knielt gewjehtig eerbiedig neder voor eeu schoone droomende Moedermaagd, die, zonder lichtkrans, doch onder ecu soort va u baldakijn staande, als dienende, het wijze kindeke ophoudt, dat zijn rechterhandje zegenend uitstrekt naar den waardigen Karthuizer, den besteller van het schilderij, die zich hier op de gebruikelijke manier liet voor stellen, a!s, door tu.sschenkomst zijner schuts heilige, aan het goddelijke kind wordende voor gesteld. De liefelijke figuur der nedorblikkende Madonna is in het kader staat zij symetriesch tegen over de H. Barbara gedoscht iu een rij'kgeplooideu mantel, waarvan de boute zoomen neer vallen op den ko.stelijken mozaïckvloer van de open galerij iii welke de plechtigheid wordt vol trokken. Door de arkudeu lieeu ziet men in de verte tegen een heuvel aan een bonte Vlaamscbc stad liggen, waarboven zich wijd een lichte hemel uitstrekt, door reien van fijngekrulde wolkjes, een bleek klein maantje, en hier en daar een luchtige vogelvlucht wonderlijk verlevendigd. Ecu volledig specimen, zou men zeggen, van die geloovige, bewonderenswaardige, rijke, vol komen kunst der van Eycken, waarin men de naïeveteit, de skrupuleuze, vrome uitvoering der oude gothieke getij boek-verluchters, en de kracht hunner ongezochte symboliek, zoo logiesch ver bonden vindt met reeds de eigenaardig artistieke Nederlandsche kwaliteiten, waardoor later onze onovertroffen portret- en landschapsclülders zou den, uitmunten. In het smakelijk Juli-nummcr van de «Ma gazine of Art" is een kurieuse studie opgenomen van den half-verfrauschten, zeer modernisten Engelschnaan George Moore, over de kunst voor de hedendaagsche villa. De voortbrengselen van kunst worden, volgens hem, niet meer geplaatst iu kerken of paleizen, maar zij vinden bun be stemming iu de vertrekken der bedendaii^sebe villa, waariu men dineert, konverseert, danst en het zicb gemakkelijk maakt, maar waarin men niet omziet naar al te moeielijkc schilderijen. De schrijver verdedigt de meening, dat alle mooie dingen, ook schilderijen, niet behooren ge maakt te worden alleen om zichzelf'swil. maar dat de artiest, a!s hij wat voortbrengt, zich te richten heeft naar de bestemming van zijn kunst werk. Moderne schilderijen hebben, volgens hem, eigenlijk alleen recht van bestaan, wanneer het fraaie meubelen kunnen zijn. Niettegenstaande dit artikel overvol is van paradoxen, tegenstrij dige stellingen en slechte redeneering, zou men toch wenscheu, dat deze beschouwingen van den iugenieusen schrijver, ware 't ook maar alleen om. geest van tegenspraak op te wekken, door velen gele/en en rijpelijk overwogen mochten worden. Onze couranten hebben in vele vervolgen de namen gemeld van de Nederlandsche artisten, die te Parijs een onderscheiding zouden hebben ge kregen. Intusschen waren deze berichten voor barig. De bedoelde personen waren voor die on derscheiding eenvoudig voorgedragen. Thans is een nieuwe jury benoemd, die, met vrijheid om buiten do voordracht te gaan, de definitieve on derscheidingen zal uitreiken. Het zal aardig zijn om na te gaan in hoeverre deze Eerste Kamer de werkzaamheden der Tweede Kamer zal goed keuren. Van 25 tot 31 Juli wordt in de Ecole des Beaux-Arts te Parijs eeu internationaal congres gehouden over de kwestie van den artistieken eigendom. Het programma der besprekingen is aldus: I. Van wei keu aard is bet eigendomsrecht van den kunstenaar op zijn werk, hetzij van den schilder, den beeldhouwer, den nrchitekt, deu graveur, den musicus of deu dramatischeu schrij ver kwestie zij ? II. Moet de duur van dat recht beperkt zijn, en wanneer moet bet een aanvang nemen? III. Geeft de onvoorwaardelijke aankoop van een kunstwerk den eigenaar bet recht dat door eenig procédéte laten vervcelvuldigen ? Wat moet men bepalen als do /aak gaat over een portret dat door den Staat besteld of een aan koop die door den Staat gedaan is? IV. Op welke wijze kan liet recht van repro ductie worden uitgeoefend, hetzij door den kun stenaar hetzij door dengeue wieu hij bet mocht hebben overgedaan ? V. Is de maker van een kunstwerk gebonden aan eenige formaliteit om zieh de bescherming van zijn recht te verzekeren ? VI. Moet inbreuk op het recht van den ma ker beschouw! worden als een misdrijf? Moet dit misdrijf ambtshalve door het open baar ministerie of alleen op verzoek van de lij dende partij vervolgd worden ? VII. Moet men de reproductie van een kunst werk, hetzij door een andere kunst of door de industrie, beschouwen als namaak ? VIII. Welke maatregelen moeten genomen worden om bet misbruik te voorkomen dat van deu naam van een kunstenaar gemaakt kan wor den, alsook van den namaak zijner handteekening of van welk ander door hem aangenomen onderscheidingsteeken ? IX. Moet de eigendom van nagelaten werken geregeld worden ? X. Welke veranderingen moeten er worden aangebracht in de internationale tractaten. ea met name aan de internationale conventie van Bern, in zoover de artistieke eigendom aanbelangt? XI. Is het mogelijk iu de verschillende staten eeuzelfde wetgeving intestellen op het artistieke eigendomsrecht? XII. Is liet noodig een internationale kunste naars-associatie te vormen, open te stellen voor alle artistieke corporaties en alle kunstenaars? Welke konden daartoe de grondbeginselen zijn? Naar wij vernemen zijn de heeren M. vau der j Maarel te 's Hage PU J. Voerman te Amsterdam toegetreden als ledeu der Hollandsche Tcekenmaatschappij. GOTTFEIED KELLER. De bekende dichter en novellist Gottfried Keiler vierde Vrijdag 11. te Zürich zijn zeventigsten verjaardag. Onder de gelukwenscb.cn, hem gebracht, was ook een schrijven van den Zwitserschen Bonds raad, waarin de volgende waardeerende woorden tot hem werden gericht. Niet onze taak kan hot zijn, eone aesthetische appreciatie van uw gedichten uittespreken, maar wij mogen er toch wel op wyzen, dat deze ge dichten, hoe hoog hun toppen zich ook in het rijk der fantazio mogen verheffen, toch diep in den vaderlandschen bodem wortelen, en reeds daardoor voor ons volk van groote waarde zijn Maar ook do zedelijke kern, ja de opvoedende bedoeling ten dienste van volk en jeugd, welke zonder hunne artistieke schoonheid te benadeelen, vele dezer gedichten doordringt, maakt ze tot werken waaruit zoowel het tegenwoordig geslacht, als ook de latcren van ons volk niet anders dan de gezondste op wekking kunnen putten". De Zwitsersche Bondsraad heeft hier zeker eene zeer juiste karakteristiek gegeven; gelukkig voor de poëzie is do opvoedende bedoeling" niet de voornaamste eigenschap van zijne gedichten, of heeft zij ze althans niet bedorven. Hun frissche poëzie en gezonde humor hebben eigene waarde. Sinds in 1845 zijn eerste bundel verscheen, tot do Gesamnielte Gedichte" in 1888, is men hem heel wat opgewekts en opwekkcnds verschuldigd. Zijn eigen ontwikkelingsgang schilderde hij in deu roman Der grime Ileinrieh"; bijzonder bekend zijn zijne talrijke novellen: Die Leute von Seldwyla" 1856, de Sieben Legenden" 187Ü, de Züricher Novellen" 1878. Tot in zijn hoogen ouderdom is hij even jeugdig en levendig van stijl gebleven, en humoristisch zonder plat te worden. * * * In de Frcisiniiige Zeitnng zegt Mamroth van Gottfried Keiler : Hij is als dichter, schilder en Zwitser geboren. Hij ziet wat, slechts een dichter vermag te zien, de onstuimige en teedere roerse len van het menschonhart; hij ziet, wat slechts een schilder vermag te zien, het bonte kleurenspel der aardsche dingen. Zijn oog omvat het groote, dat zich tot een artistiek gevormd beeld afrondt, met gelijke scherpte als het kleine, waar uit het groote of bijzondere is samengesteld ; het ongewone, dat verheft of neerdrukt, met evenveel zekerheid als het alledaagsche, dat zelden schoon. maar altoos werkelijk is. Voorbij is niet hem de schemering der romantiek, die alleen weerspie gelt wat de dichter bedenkt en begeert, niet wat hij ziet". Het eenige wat men op Gottfried Kellcr's no vellen wellicht afdingen kan, is de gewilde naïeve teit, het opzettelijk boerscho; in zijne idyllen wordt, als in meest alle idyllen, aan de onbe dorven kinderen der natuur'1 eene taal in de mond gelegd, die zij nooit spreken, maar daar tegenover staat ceno innige poëzie, die door de afi'ectatie niet bedorven kan worden. Scherr noemt do novelle Romeo und Julie auf dem Dorfc" eene parel der poëzie" on l'aul Ileyse wijdt juist aan deze zelfde idylle een ware lofprcdikatie. In een artikel, deze weck in het Magasin f. d. Litt. dfx In- und Amslandes aan Gottfried Keiler gewijd, zegt Wolfgang Kirchbach : Van de beide romans en de novellen kan men zeggen, dat het de schoonste sprookjes der werkelijkheid zijn, die in onzen tijd gedicht werden." Hij laat dan voigen: Gottfried Keller's werken zijn ook wer kelijk leven, maar alleen voor hem, die door eigen aanleg of ervaring geleerd heeft, zekere fijne wet ten van het onberekenbare in de werkelijkheid te vinden, en een zeker aestetisch karakter van de werkelijkheid op te merken. Voor de groote massa dergonen echter, wien deze zin niet gegeven is, welke gewoon zijn andere reeksen van feiten in het leven op te zoeken, wordt het sprookjesachtige tegelijk het onware, het onrealistische, en het afdoende woord romantiek", dat zij slechts half verstaan, zal hun zekere goede eigenschappen des dichters als gebreken doen voorkomen, die hem bij zijn tijd ten achter doen schijnen." Na eenige vau deze kritieken zou men bijna vragen: hoe komt het dan, dat met al die fou ten, gebreken en onwaarschijnlijkheden, Gottfried Keiler zoo uiterst populair is?" Zou het niet juist zijn, omdat voor velen het dagelijksch leven min of meer plat en kleurloos is, en hun een man als Gottfried Keiler, die de wereld schooncr en belangwekkender schildert dan zij werkelijk is, als een weldoener voorkomt? PROEVE VAN HOLLANDSCII. Dezer dagen werd hier ter stede het volgende curieuse biljet aangeplakt in het Engelsch en in 't Hollandsen (?) Wonderlijke Grotten van Florette lij Namen gcstelt aan '10 kilometer van dese stad. Die grotten uitgevonden sedert weinig, zijn van twee naturen, het gedeelte antidiluvienne aanbied bijzonderlijk eene deelneming tot de geschiedenis in reeden van de stukkeu die daarin gevonden zijn. Het andere gedeelte, gemaakt door een ont wrichting van kalkstcengrond, besluit dropstecn en bodemdropsteen, wonderbaarlijk van gemaksel van fraaiheid en klank. Den toegang is er gemakkelijk net en zonder gevaar. De luchtgesteldheid is er van een aange name zoe'.heid. Men zou uren lang in die groten blijven niettemin men mag ze verloopen in een uur en al f. De bergen die dat schoon paleis verdekken be velen eenen schoouen dal op den top van dewelke men het dorp Florette ziet omvangen van dril boren*) en de heugelijke ouderwetsche abbëvan de Prémontretenzen. Een lieerlyken Hotel is aan de grotten aan gehecht. Do prijs van den binnengang in de grotten is zoo gemakt: (Volgt het tarief.) *) Forct woud. Forot drilboor. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. De industrie van het houtsnijden, tegenwoordig zulk eeno bron van welvaart voor Zwitserland, is nog betrekkelijk van jongen datum. Eerst een zeventig jaar geleden is zij in werking gebracht door Christian Fischer, uit Brienz, die in zijn vrijen tijd eierdopjes, servetringen, naaldenkokers, en dergelijke kleine voorwerpen begon te versieren. Hij bedacht toen, dat er veel verloren tijd van de lange winteravonden door de jonge mannen der nabuurschap nuttig besteed zou kunnen wor den, als zij hem hielpen houtsnijden. Hij richtte nu een avondschool op, met twee Oberlanders, zijn vrienden, Christian Fleuz en Peter Baumauu, en aldus werd de grond gelegd tot eene industrie die nu aan zesduizend monschen geregeld werk geeft. Fischer kwam ook het eerst op hot denkbeeld om Zwitsersche huisjes in het klein na te maken; de touristcn kochten ze als aardige souvenirs en tagfere-voorwerpen, en ze worden nog steeds bij duizenden afgeleverd. Het was ook Fischer, die hot eerst de fraaie klimplantcn en andere bloemen, die aan de huizon in het Uberland zooveel behoor lijkheid bijzetten, als modellen koos; hierin streefde echter Peter Baumann hem voorbij, wiens modellen van bloemen IHI nog door de jongelieden als voor beelden gebruikt worden. Peter Baumann is nu negentig jaar, en nog even lustig en bekwaam. Dezer dagen bezocht een tourist zijn atelier te Brienz, en vond hem de laatste hand leggende aan een tak rozen op een paneel, zeer realistisch en uiterst bevallig. Op een bundel frissclie rozen wijzend, die zijn model geweest waren, en toen op zijn eigen werk, zeide de oude man met vol doening: Jetzt ist es ganz wie Natur". TOONEEL EN MUZIEK. Nor a (In a doll's house) heeft te Londen de aandacht op Ibsen gevestigd. In de Opcra-Comique is nu zijn Pilliirs of Society, dat voor zeven jaar zonder succes in Gaiety-Theatre vertoond was, weer opgenomen en met veel bijval; zelfs beviel het over 't algemeen beter dan Nora. Karakte ristiek is het, dat de Lord Chamberlain ooft hierin, evenals bij Sardou en Dumas, aan 't schrappen geweest is. Wanneer de oude dames samen aan 't kwaadspreken zijn, zegt er eene: men kon niets zien, do deur was van binnen gegrendeld." Dit is als onzedelijk" moeten vervallen. Te Wernigerode is de pia.nist-componist Gustav Lange overleden, wiens lichte elegante salonmuziek do geheele wereld door met voorliefde gespeeld wordt. Verscheidene honderden zijner cornpositiëa zijn in druk verscholen. De Fransche componist Mermet is overleden. Hij is hot meest bekend door de opera lloland a Itonceraux; na deze componeerde hij nog een Jeanne d'Are, die minder succes had, en een Hacchus dan* r Inde, die nog in manuscript is. Vroegere werken van hem zijn Les bwuuères du roi. dat op het tooneel van Versaillcs, en Lr, Roi Dmid. dat iu de groote Opera te Parijs werd op gevoerd. Mermets karakteristiek was het heldhaf tige en vaderlandslievende. Sarah Bernhardt heeft Parijs verlaten. Een stuk, uit het Engelsch, Lena, heeft de Parijzenaars niet bijzonder behaagd ; zij is het nu te Londen gaan spelen, maar heeft het ook daar van het affiche genomen. De directie van de Variétés had plan het theater te sluiten, maar heeft, nu Parijs zoo vol is, ondanks de warmte toch een nouveaut gewaagd: Lu /llle a Caeolet, van Chivot en Duru, muziek van Andran. liet is een zonderling meng sel van melodrama en operette; een jong schilder wordt valschelijk beschuldigd, een diamanten pa rure te hebben gestolen; door zijne verloofde, een dochter van den vermaarden politie-rochercheur Cacolct, en die haars vaders talenten geërfd heeft, wordt do werkelijke dader ontdekt eu des schil ders onschuld aan het licht gebracht. liet stuk zal wellicht evenals Surcouf, dat ook operette en melodrama vermengt, in het buitenland meer in den smaak vallen dan te Parijs, waar men zeer aan de grenzen der genres gehecht is; liet geeft Jeanne Granier de gelegen heid om in eene reeks van vermommingen te ver schijnen. Zij komt op als schildersmodel, als kellnerin, als overzotster aan een veerpont, als Spaanschc hertogin, enz. enz. Audran's muziek intusschen is ditmaal niet buitengewoon aanlokkend. Anton Rubinstein, de pianovirtuoos, trad, vijftig jaar geleden, op '2,'J Juli hot eerst op. Hij zal eerst in het laatst van November deze gebeurtenis feestelijk herdenken. LETTEREN EN WETENSCHAP. De russische dichter N. G. Tsehercyschewski, de schrijver van den indertijd door de Russische jon gelingschap met zooveel geestdrift ontvangen roman Wat doen?" werd, naar het heette wegens zijn revolutionaire denkbeelden, in het jaar 18G4 tot zevenjarigen dwangarbeid in de mijnen veroordeeld en daarop levenslang naar Siberiëverbannen. Spoedig nadat Alexandcr III aan de regeering was gekomen, werd het den zwaarbeproefden dich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl